31998R0449

Verordening (EG) Nr. 449/98 van de Raad van 23 februari 1998 houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 3068/92 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van kaliumchloride van oorsprong uit Oekraïne, Rusland en Wit-Rusland

Publicatieblad Nr. L 058 van 27/02/1998 blz. 0015 - 0026


VERORDENING (EG) Nr. 449/98 VAN DE RAAD van 23 februari 1998 houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 3068/92 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van kaliumchloride van oorsprong uit Oekraïne, Rusland en Wit-Rusland

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1), hierna de basisverordening genoemd,

Gezien het voorstel dat de Commissie na overleg met het Raadgevend Comité heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

I. VOORAFGAANDE PROCEDURE

(1) De Raad heeft bij Verordening (EEG) nr. 3068/92 (2) een definitief antidumpingrecht ingesteld op de invoer van kaliumchloride, vallende onder de GN-codes 3104 20 10, 3104 20 50 en 3104 20 90, van oorsprong uit Wit-Rusland, Rusland en Oekraïne. Het recht was gelijk aan het verschil tussen een bepaalde minimumprijs en de nettoprijs franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, van het betrokken product ("minimumprijs").

(2) De Raad heeft Verordening (EEG) nr. 3068/92 gewijzigd door middel van Verordening (EG) nr. 643/94 (3), hierna genoemd de verordening waarop het nieuwe onderzoek betrekking heeft. De wijziging betreft het definitieve antidumpingrecht op de invoer van kaliumchloride uit Wit-Rusland, Rusland en Oekraïne en wijzigt de vorm van de maatregelen in een combinatie van een minimumprijs en een vast recht per ton.

II. NIEUW ONDERZOEK

(3) Door middel van een bericht dat op 5 augustus 1995 (4) werd gepubliceerd, heeft de Commissie na overleg met het Raadgevend Comité en overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening een nieuw onderzoek geopend. Aanleiding hiertoe vormde een verzoek van de International Potash Company (IPC), Moskou, een Russische exporteur van kaliumchloride, dat werd ingediend namens de volgende Wit-Russische en Russische producenten: Production Amalgamation "Belaruskali" (Soligorsk, Minsk region), PLC "Silvinit" (Solikamsk, regio Perm) en PLC "Uralkali" (Berezniki, regio Perm). De indiener van het verzoek voerde aan dat de toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden de omstandigheden op grond waarvan de bestaande maatregelen werden ingesteld, had gewijzigd. Voorts gaf hij de mening te kennen dat de uitvoerprijzen in 1994 op basis van de beschikbare gegevens hadden moeten worden vastgesteld en dat hij thans bereid was medewerking te verlenen aan het onderzoek. Ten slotte was hij van oordeel dat de vorm waarin de maatregelen waren opgelegd, namelijk een combinatie van een vast recht per ton en een minimumprijs, diende te worden herzien omdat deze maatregel een belemmering vormde voor zijn normale handel met de Gemeenschap. Het nieuwe onderzoek was beperkt tot de dumping en het belang van de Gemeenschap.

(4) De Commissie heeft de haar bekende producenten/exporteurs en importeurs evenals de vertegenwoordigers van de exporterende landen hiervan officieel in kennis gesteld en de rechtstreeks betrokken partijen de gelegenheid gegeven hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken om te worden gehoord. De exporteur, de vertegenwoordigers van de exporterende landen, de communautaire industrie, de importeurs en de organisatie die hen vertegenwoordigt, hebben hun zienswijze kenbaar gemaakt. Alle belanghebbenden die daarom verzochten werden gehoord, te weten:

- de Russische exporteur IPC,

- de niet-verbonden importeur Kemira Agro Oy, Helsinki, Finland,

- de met IPC verbonden importeur Ferchimex NV, Antwerpen, België,

- de European Fertilizer Import Association (EFIA),

- de Vereniging van Europese producenten van kaliumchloride (APEP), m.a.w. de indiener van de klacht.

(5) De Commissie heeft de haar bekende belanghebbenden vragenlijsten toegezonden en heeft gedetailleerde informatie ontvangen van de exporteur, twee verbonden importeurs en een aantal niet-verbonden importeurs in de Gemeenschap. Aangezien Canada als referentieland werd gekozen, heeft de Commissie eveneens vragenlijsten doen toekomen aan de Canadese producenten van het betrokken product. Van twee van deze producenten heeft zijn gedetailleerde informatie ontvangen.

(6) De Commissie heeft alle informatie verzameld en geverifieerd die zij noodzakelijk achtte voor het vaststellen van de dumping en het onderzoek van het belang van de Gemeenschap. Bij de hiernavolgende met IPC verbonden importeurs werd een onderzoek ingesteld:

- Ferchimex NV, Antwerpen, België,

- Belurs Handels GmbH, Wenen, Oostenrijk.

(7) De belanghebbenden werden schriftelijk in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens was een wijziging van de bestaande maatregelen aan te bevelen. Voorts werd een redelijke termijn vastgesteld waarbinnen belanghebbenden commentaar konden geven op deze mededeling. Het schriftelijke en mondelinge commentaar van de partijen werd onderzocht en waar dienstig heeft de Commissie haar bevindingen aangepast teneinde hiermede rekening te houden.

(8) Het onderzoek naar dumping bestreek de periode van 1 juli 1994 tot en met 30 juni 1995.

III. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1. Omschrijving

(9) Het betrokken product is kaliumchloride (ook potas genoemd) dat in het algemeen als meststof in de landbouw wordt gebruikt, hetzij als zodanig - onvermengd of vermengd met andere meststoffen - hetzij na verwerking tot een samengestelde meststof, het zogenaamde NPK (stikstof, fosfor, kalium). Het kaliumgehalte varieert en wordt uitgedrukt als een percentage van het gewicht van het droge, watervrije product K2O (chemische formule van kaliumoxide). Dit product komt in het algemeen voor in twee kwaliteiten, namelijk standaardkwaliteit (of poederkwaliteit), die in dit geval meer dan 90 % van de invoer uit de betrokken landen vertegenwoordigt, en korrelkwaliteit. Er zijn drie basisvarianten, met een verschillend K2O-gehalte:

- kaliumgehalte van niet meer dan 40 gewichtspercenten K2O (GN-code 3104 20 10);

- kaliumgehalte van meer dan 40 doch niet meer dan 62 gewichtspercenten K2O (GN-code 3104 20 50);

- kaliumgehalte van meer dan 62 gewichtspercenten K2O (GN-code 3104 20 90).

(10) Het onderzoek had betrekking op alle varianten, hoewel meer dan 94 % van de invoer uit de betrokken landen onder GN-code 3104 20 50 valt. Meer dan 90 % van al het in de Gemeenschap verkochte kaliumchloride behoort tot deze categorie. Het onderzoek had bovendien zowel betrekking op kaliumchloride van standaardkwaliteit als op kaliumchloride van korrelkwaliteit.

(11) In de verordening waarop het nieuwe onderzoek betrekking heeft, zijn verschillende andidumpingrechten vastgesteld voor kalium van poeder/standaardkwaliteit en kalium van korrelkwaliteit. Dit onderscheid werd gemaakt in de veronderstelling dat dit de enige twee kwaliteiten waren waarin het product werd aangeboden. Het onderzoek toonde evenwel aan dat in een bepaald geval kalium was ingevoerd dat noch als kalium van korrelkwaliteit, noch als kalium van standaardkwaliteit kon worden aangemerkt. Aangezien de procedure betrekking heeft op alle soorten kalium en teneinde elke ontduiking van de maatregel onmogelijk te maken, wordt het noodzakelijk geacht een onderscheid te maken tussen "kalium van standaardkwaliteit" en "kalium van andere dan standaardkwaliteit", waarbij onder deze laatste soort onder meer, doch niet uitsluitend, kalium van korrelkwaliteit.

Teneinde te voorkomen dat de maatregel wordt ontdoken door het gebruik van speciale mengsels met een bijzonder hoog kaliumgehalte, die niet onder de vorengenoemde GN-codes vallen maar die niettemin als kaliumchloride kunnen worden gebruikt, worden deze mengsels eveneens als kaliumchloride van andere dan standaardkwaliteit beschouwd.

2. Soortgelijk product

(12) Evenals bij andere procedures heeft de Commissie vastgesteld dat, aangezien er geen verschillen zijn tussen de fysieke en chemische kenmerken van de onderscheidene soorten en kwaliteiten kaliumchloride, het in het referentieland Canada vervaardigde kaliumchloride en de producten die uit de betrokken landen worden uitgevoerd als soortgelijk product in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening kunnen worden beschouwd. Het uit de drie betrokken landen uitgevoerde kaliumchloride en het door de communautaire producenten vervaardigde kaliumchloride zijn bovendien eveneens soortgelijke producten.

IV. DUMPING

1. Samenwerking

(13) De producenten in Wit-Rusland en Rusland verleenden via hun gemeenschappelijke Russische exporteur IPC hun volledige medewerking aan het onderzoek.

(14) Oekraïne verleende daarentegen geen enkele medewerking. De vertegenwoordigers van Oekraïne verklaarden dat gedurende het onderzoektijdvak geen kaliumchloride in Oekraïne werd vervaardigd noch uit dit land uitgevoerd. Zij verzochten de Commissie Oekraïne af te voeren van de lijst van landen waarop de antidumpingprocedure betrekking had. Een onderzoek van de douanestatistiek (Eurostat) toonde evenwel aan dat gedurende het onderzoektijdvak kaliumchloride uit Oekraïne in de Gemeenschap werd ingevoerd. Bovendien werd van diverse zijden informatie ontvangen die bevestigde dat zich in Oekraïne minstens één fabriek van dit product bevindt. Geconcludeerd werd derhalve de invoer van kaliumchloride uit Oekraïne niet van dit nieuwe onderzoek uit te sluiten.

2. Referentieland

(15) Aangezien de landen waarop de procedure betrekking heeft landen zonder markteconomie zijn in de zin van artikel 2, lid 7, van de basisverordening, diende de normale waarde te worden gebaseerd op informatie die was verkregen in een passend derde land met een markteconomie waar het product eveneens werd vervaardigd en verkocht. In het bericht van inleiding stelde de Commissie voor Canada als referentieland te nemen. Zij voerde hiervoor de volgende argumenten aan:

- Canada is de belangrijkste producent en exporteur van kaliumchloride in de wereld, voor Wit-Rusland, Rusland en Oekraïne;

- op de binnenlandse markt van Canada gelden wat het betrokken product betreft normale mededingingsvoorwaarden;

- het fabricageprocédé en de toegang tot grondstoffen zijn in Canada grotendeels vergelijkbaar met die in de andere betrokken landen;

- Canada is reeds bij eerdere procedures als referentieland gebruikt en de omstandigheden zijn niet noemenswaardig gewijzigd.

(16) IPC ging akkoord met de keuze van Canada als referentieland, doch verzette zich tegen de mogelijkheid dat alle bevindingen op slechts één van de Canadese ondernemingen, Potash Company of Canada (hierna Potacan genoemd), gebaseerd zouden worden. Volgens IPC was deze onderneming met de Europese producenten verbonden en derhalve niet representatief voor de Canadese markt. De Commissie heeft nog andere Canadese producenten, in het bijzonder de grootste producent van kaliumchloride ter wereld, Potash Corporation of Saskatchewan (hierna PCS genoemd), om medewerking verzocht. Hoewel PCS geen medewerking wilde verlenen aan het vorige onderzoek, was deze onderneming thans bereid informatie te verstrekken over de kenmerken van de Canadese mijnen, de prijzen van het product en de transportkosten, evenals over de organisatie van de Noord-Amerikaanse markt van kaliumchloride. De aldus verkregen en geverifieerde informatie werd gebruikt ter controle en bevestiging van de van Potacan ontvangen gegevens en voor het berekenen van gemiddelde transportkosten.

(17) Opgemerkt zij dat het Gerecht van eerste aanleg in zijn uitspraak van 28 september 1995 in zaak T-164/94 (Ferchimex tegen Raad) (5) heeft bevestigd dat de instellingen niet in strijd met de voorschriften hebben gehandeld door voor deze procedure Canada als referentieland te nemen of informatie van Potacan te gebruiken.

3. Normale waarde

(18) Zoals vermeld werd de normale waarde berekend op basis van gegevens die werden verkregen ten kantore van de Canadese onderneming die haar volledige medewerking verleende aan het onderzoek, te weten Potash Company of Canada Ltd (Potacan), Toronto, en de productieafdeling daarvan, Potacan Mining Company (PMC), Saint John.

(19) De Commissie heeft eerst vastgesteld of de totale verkoop van kaliumchloride door Potacan op de Canadese markt representatief was in vergelijking met de totale uitvoer van kaliumchloride van oorsprong uit Wit-Rusland en Rusland door IPC naar de Gemeenschap. Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening werd de verkoop in Canada als representatief beschouwd wanneer de totale verkoop van het product ten minste 5 % van de totale uitvoer door IPC naar de Gemeenschap bedroeg (zogenoemde "totaal 5 %"-test). Aan de criteria van deze totaal 5 %-test werd voldaan.

(20) De Commissie heeft vervolgens onderzocht of het door Potacan in Canada vervaardigde en verkochte kaliumchloride identiek of rechtstreeks vergelijkbaar was met het door IPC voor uitvoer naar de Gemeenschap verkochte product. Het door Potacan en het door IPC vervaardigde standaard/poedervormig kaliumchloride werden als vergelijkbare producten beschouwd en dit gold ook voor het door deze ondernemingen vervaardigde kaliumchloride van korrelkwaliteit, aangezien deze producten, voor elke kwaliteit, dezelfde chemische en fysieke kenmerken vertoonden.

(21) Voor elke kwaliteit kaliumchloride die door Potacan op de Canadese markt werd verkocht, namelijk standaard/poedervormig of korrelvormig kaliumchloride, heeft de Commissie vastgesteld of de verkoop door Potacan op de markt van Canada voldoende representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De verkoop in Canada van een bepaalde soort of kwaliteit werd voldoende representatief geacht indien de verkoop van deze kwaliteit kaliumchloride op de Canadese markt door Potacan tijdens het onderzoektijdvak ten minste 5 % vertegenwoordigde van de hoeveelheid van deze kwaliteit die door IPC voor uitvoer naar de Gemeenschap werd verkocht.

Vastgesteld werd dat de verkoop van kaliumchloride van korrelkwaliteit (granular muriate potash, hierna GMOP genoemd) op de markt van Canada representatief was.

De verkoop van kaliumchloride van standaardkwaliteit (standard muriate of Potash, hierna SMOP genoemd) op de markt van Canada werd niet representatief bevonden. Derhalve werd, evenals bij het vorige onderzoek, de verkoop van SMOP door Potacan op de markt van de Verenigde Staten bij de verkoop in Canada opgeteld, aangezien de Noord-Amerikaanse markt (hierna "markt van Canada en de VS" genoemd) als één enkele markt voor kaliumchloride kan worden beschouwd. Bovendien was het door Potacan vervaardigde, op de markt van de Verenigde Staten verkochte SMOP identiek met het door Potacan op de markt van Canada verkochte product, en, zodoende, vergelijkbaar met het SMOP dat door IPC voor uitvoer naar de Gemeenschap werd verkocht. Vastgesteld werd dat de verkoop van SMOP op de Noord-Amerikaanse markt representatief was.

(22) Ten slotte heeft de Commissie onderzocht of de verkoop van GMOP door Potacan op de Canadese markt en de verkoop van SMOP in Noord-Amerika in het kader van normale handelstransacties hadden plaatsgevonden. Hiertoe werd nagegaan welke hoeveelheid van de betrokken kwaliteit met winst was verkocht.

De hoeveelheid kaliumchloride van korrelkwaliteit waarvan de nettoverkoopprijs gelijk aan of hoger was dan de berekende productiekosten (winstgevende verkoop) vertegenwoordigde meer dan 80 % van de totale verkochte hoeveelheid van die kwaliteit. Voor GMOP werd de normale waarde derhalve gebaseerd op de werkelijke prijs in Canada, berekend als een gewogen gemiddelde van de prijzen van alle verkopen, al dan niet met winst, van kaliumchloride van korrelkwaliteit door Potacan tijdens het onderzoektijdvak in Canada.

De hoeveelheid standaard kaliumchloride die werd verkocht tegen nettoprijzen die gelijk aan of hoger waren dan de berekende productiekosten (winstgevende verkoop) vertegenwoordigde minder dan 80 % doch meer dan 10 % van de totale verkoop van die kwaliteit. Voor SMOP werd de normale waarde derhalve gebaseerd op de werkelijke prijs op de Noord-Amerikaanse markt, berekend als een gewogen gemiddelde van uitsluitend de winstgevende verkoop.

4. Uitvoerprijzen

(23) IPC was de enige exporteur die zijn medewerking verleende aan het onderzoek. Zowel voor Wit-Rusland als voor Rusland werden de uitvoerprijzen derhalve vastgesteld op basis van de door IPC verstrekte informatie. Twee onafhankelijke importeurs, BASF AG, Duitsland, en Kemira Agro OY, Finland, verleenden eveneens hun medewerking aan het onderzoek en de door deze ondernemingen verstrekte informatie werd eveneens gebruikt om de uitvoerprijzen van IPC te bepalen. Voor Oekraïne, dat niet aan het onderzoek medewerkte, kon geen afzonderlijke uitvoerprijs worden vastgesteld en de Commissie heeft derhalve gebruikgemaakt van de beschikbare informatie, namelijk die welke door IPC werd verstrekt.

(24) IPC verkocht zijn producten op de markt van de Gemeenschap ten dele via twee verbonden importeurs, namelijk Ferchimex en Belurs, en ten dele rechtstreeks aan onafhankelijke afnemers.

In alle gevallen waarin het uitgevoerde kaliumchloride rechtstreeks aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap werd verkocht, werd de uitvoerprijs vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, lid 8, van de basisverordening, met andere woorden op basis van de werkelijk betaalde of te betalen uitvoerprijzen. In gevallen waarin de uitgevoerde goederen aan een verbonden partij werden verkocht, werd de uitvoerprijs evenwel, overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening, door berekening vastgesteld, m.a.w. op basis van de prijs waartegen de ingevoerde producten voor het eerst aan een onafhankelijke koper werden doorverkocht. In dergelijke gevallen werden correcties aangebracht voor alle tussen de invoer en de wederverkoop gemaakte kosten en voor winst, teneinde een betrouwbare uitvoerprijs franco grens Gemeenschap vast te stellen. Gezien de bevindingen van het onderzoek en rekening houdend met de door de verbonden importeurs vervulde functies werd een winstmarge van 5 % passend geacht.

(25) Tijdens het onderzoektijdvak werd het grootste gedeelte van het kaliumnitraat de Gemeenschap binnengebracht in het kader van de regeling actieve veredeling. Bovendien werd een grote hoeveelheid kaliumchloride van korrelkwaliteit in de Gemeenschap in het vrije verkeer gebracht onder een andere benaming dan "standaardkwaliteit" of "korrelkwaliteit" en, dientengevolge, onder een andere tariefpost, waaraan geen antidumpingrecht verbonden was. Het onderzoek toonde aan dat de betrokken partij als normaal kaliumchloride werd doorverkocht en kennelijk als zodanig werd gebruikt. Besloten werd derhalve bij de berekening van de uitvoerprijs van IPC zowel rekening te houden met deze verkopen van kaliumchloride als met het voor actieve veredeling bestemde kaliumchloride, omdat de productomschrijving in hoofdstuk III, onder a), van de verordening waarop het nieuwe onderzoek betrekking heeft, op beide kwaliteiten van toepassing was.

5. Vergelijking

(26) Teneinde een eerlijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs mogelijk te maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast voor verschillen die van invloed waren op de vergelijkbaarheid van de prijzen.

Correcties werden toegestaan wanneer het daartoe strekkende verzoek binnen de gestelde termijn werd ingediend en de belanghebbende de gevolgen van vermeende verschillen voor de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen kon aantonen.

a) Correcties

(27) Dienovereenkomstig werden in gevallen waarin zulks van toepassing en gerechtvaardigd was correcties toegekend voor verschillen in kosten van vervoer, verzekering, op- en overslag, kredietverlening, kortingen en commissies.

(28) IPC verzocht om een correctie voor verschillen in fysieke kenmerken tussen, enerzijds, uit Rusland/Wit-Rusland herkomstig kaliumchloride en, anderzijds, in Canada vervaardigd kaliumchloride. Deze onderneming voerde aan dat de kwaliteit van het uit Rusland/Wit-Rusland herkomstige kaliumchloride lager was omdat dit meer vocht en stofdeeltjes bevatte. De Commissie heeft de argumenten van IPC zorgvuldig onderzocht en kwam daarbij tot de conclusie dat de chemische eigenschappen en de fabricageprocédés, met inbegrip van de antiklonterbehandeling, van het in Rusland, Wit-Rusland en Canada vervaardigde kaliumchloride vergelijkbaar waren. Dientengevolge kon geen correctie worden toegekend voor verschillen en fysieke kenmerken.

(29) Opgemerkt zij dat kaliumchloride een product is dat in grote hoeveelheden wordt vervaardigd en waarvan de transportkosten derhalve een hoog percentage van de verkoopprijs uitmaken. Omdat de afstand tussen de Russische en Wit-Russische mijnen en de dichtstbijzijnde haven of grens aanzienlijk is, werd besloten de normale waarde en de uitvoerprijs op de grondslag "af mijn" te vergelijken.

(30) IPC had verklaard dat de transportkosten in Rusland/Wit-Rusland gestegen waren en thans vrijwel gelijk waren aan die van de vrije markt. Aangezien beide landen evenwel als landen zonder markteconomie worden beschouwd, kon de Commissie geen gebruik maken van de in Rusland of Wit-Rusland geldende transportkosten. Er wordt namelijk van uitgegaan dat de prijzen en de kosten, met inbegrip van de transportkosten, niet het resultaat zijn van de normale marktwerking en derhalve onbetrouwbaar zijn.

(31) De transportprijzen voor kaliumchloride in Canada daarentegen werden geacht op de vrije markt tot stand te zijn gekomen omdat er concurrentie is tussen de spoorwegmaatschappijen onderling en tussen de spoorwegmaatschappijen en het wegvervoer. Daar Canada een concurrerende markt is, werden de bij het onderzoek in Canada vastgestelde kosten van het spoorvervoer op de uitvoerprijzen van IPC toegepast naar verhouding van de berekende afstand tussen de CIS-mijnen en de havens of grenzen waar de goederen het land van uitvoer verlaten. De aldus berekende transportkosten werden in mindering gebracht op de uitvoerprijzen fob/franco grens teneinde deze vergelijkbaar te maken met de normale waarde die op de grondslag "af mijn" werden berekend.

b) Correcties die rekening houden met natuurlijke comparatieve voordelen

(32) IPC verzocht om correcties van de voor het referentieland Canada berekende normale waarde met het argument dat de Russische en Wit-Russische mijnen natuurlijke comparatieve voordelen genieten. Bedoeld werden de toegang tot grondstoffen, het fabricageprocédé, de geringe afstand tussen de plaats van productie en de afnemers en de bijzondere kenmerken van het product, te weten de omvang van de voorraden, de algemene kenmerken van de mijnen en hun geografische ligging en, ten slotte, de kenmerken van het erts.

(33) IPC werd in de gelegenheid gesteld zijn argumenten naar voren te brengen en zowel deze onderneming als de indiener van de klacht had ruimschoots gelegenheid commentaar te geven op de argumenten van de andere partij. Een deskundige van het Ministry of Natural Resources van Canada, die aan het begin van het onderzoek zowel door IPC als door de producenten van de Gemeenschap was voorgesteld, werd eveneens verzocht commentaar te geven op deze kwestie.

(34) De natuurlijke comparatieve voordelen werden geëvalueerd op basis van hun invloed op de productiekosten en werden enkel in aanmerking genomen wanneer deze invloed duidelijk kon worden aangetoond en gekwantificeerd. In de eerste plaats werd vastgesteld dat de enige duidelijke natuurlijke comparatieve voordelen voor Rusland en Wit-Rusland de diepte van en de temperatuur in de mijnen waren. Deze factoren zijn echter minder belangrijk dan andere elementen, zoals de kwaliteit van het erts. Daar komt nog bij dat, wat de diepte van de mijnen betreft, IPC niet kon aantonen dat deze enige invloed had op de productiekosten. De enige factor die duidelijk invloed had op de productiekosten was het mineraalgehalte of de kwaliteit van het erts. Geconcludeerd werd evenwel dat, wegens de geringere kwaliteit van het erts in de Russische en Wit-Russische mijnen, wellicht ongeveer 50 % meer erts vereist is om dezelfde hoeveelheid kaliumchloride te produceren, hetgeen de productiekosten aanzienlijk verhoogt.

Uit de bovenstaande overwegingen en de beschikbare informatie kan worden geconcludeerd dat het natuurlijke comparatieve voordeel van de diepte van de Russische en Wit-Russische mijnen wordt gecompenseerd door de geringere kwaliteit van het erts die, volgens een onafhankelijke bron, een grotere invloed heeft op de kosten. Alles bij elkaar hebben de Russische en Wit-Russische mijnen in het algemeen veeleer een natuurlijk comparatief nadeel in vergelijking met de Canadese. Een correctie voor natuurlijke comparatieve voordelen van de Russische/Wit-Russische mijnen in vergelijking met Canadese mijnen was in dit geval derhalve niet gerechtvaardigd en kon IPC niet worden toegekend. De bijzonderheden van het onderzoek werden zowel aan IPC als aan de communautaire producenten medegedeeld.

6. Dumpingmarges

(35) Er werd een dumpingmarge vastgesteld voor respectievelijk Wit-Rusland, Rusland en Oekraïne. Aangezien de prijzen afhankelijk van de perioden en de afnemers varieerden, werd de gewogen gemiddelde normale waarde met de prijzen van alle afzonderlijke uitvoertransacties naar de Gemeenschap vergeleken teneinde de geconstateerde dumping naar behoren tot uitdrukking te brengen.

a) Wit-Rusland

(36) Uitgedrukt als een percentage van de prijs "cif grens Gemeenschap" bedraagt de marge voor de verschillende kwaliteiten:

standaardkwaliteit: 38,5 %,

korrelkwaliteit: 58,2 %.

b) Rusland

(37) Uitgedrukt als een percentage van de prijs "cif grens Gemeenschap" bedraagt de marge voor de verschillende kwaliteiten:

standaardkwaliteit: 37,1 %,

korrelkwaliteit: 48,4 %.

c) Oekraïne

(38) Omdat Oekraïne geen medewerking had verleend, werd voor dit land overeenkomstig het bepaalde in artikel 18 van de basisverordening een residuele dumpingmarge vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens. Om te voorkomen dat dit niet-verlenen van medewerking zou worden beloond, werd de hoogste dumpingmarge toegepast die voor elke kwaliteit werd berekend, te weten:

standaardkwaliteit: 38,5 %,

korrelkwaliteit: 58,2 %.

V. SCHADE EN OORZAKELIJK VERBAND

(39) Bij het nieuwe onderzoek werd geen rekening gehouden met de schade aangezien dit onderzoek enkel betrekking had op de dumping en het belang van de Gemeenschap. De bevindingen van het eerdere onderzoek in verband met de schade en het oorzakelijk verband blijven derhalve geldig en de schademarges ongewijzigd. De Raad bevestigt hierbij de bevindingen in verband met de schade en het oorzakelijk verband als omschreven in de verordening waarop het nieuwe onderzoek betrekking heeft, evenals het recht waarbij de schade wordt opgeheven.

VI. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

1. Onderzoek naar het belang van de Gemeenschap

(40) Teneinde na te gaan of handhaving van de antidumpingmaatregelen in het belang is van de Gemeenschap in haar geheel heeft de Commissie overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening de gevolgen van de bestaande antidumpingmaatregelen voor de belanghebbenden onderzocht.

(41) Te dien einde werden vragenlijsten gezonden aan:

- de sector die de klacht heeft ingediend: Cleveland Potash Ltd (UK),Coposa SA (E), Kali und Salz GmbH (D), SCPA (F);

- de belangrijkste gebruikers van het product in de Gemeenschap, namelijk de fabrikanten van meststoffen: BASF AG (D), Hydro Agri SA (B), DSM Agro NV (NL), Kemira Agro OY (SF), Kemira Ince Ltd (UK), Kemira SA (B), Kemira Denmark A/S (DK), IFI (IRL), Fertiberia (E), Quimigal Adubos SA (P), Grande Paroisse SA (F), Chemical Industries of Northern Greece SA (GR), Agrolinz Melamin GmbH (A);

- de importeurs van het soortgelijke product (via EFIA, de organisatie die hen vertegenwoordigt).

Antwoorden werden ontvangen van:

- die producenten die in 1996 meer dan 80 % van de totale communautaire productie van kaliumchloride vertegenwoordigden;

- negen fabrikanten van meststoffen;

- drie leden van de EFIA.

Slechts twee van de door de producenten van kaliumchloride en de fabrikanten van meststoffen teruggezonden vragenlijsten bevatten voldoende informatie. De Commissie heeft een onderzoek ter plaatse ingesteld bij zeven ondernemingen die de vragenlijsten volledig hadden beantwoord. Onder deze ondernemingen bevonden zich drie producenten en vier gebruikers van kaliumchloride. Er wordt derhalve van uit gegaan dat de Commissie een significant en representatief aantal gebruikers en producenten in de Gemeenschap heeft onderzocht en dat uit de verzamelde gegevens duidelijke conclusies kunnen worden getrokken.

Drie (van de 23) leden van de EFIA (de importeurs) hebben de vragenlijst teruggezonden.

2. De markt voor kaliumchloride

a) De bedrijfstak van de Gemeenschap

(42) De bedrijfstak van de Gemeenschap bestaat uit vier producenten die elk één of meer mijnen en fabrieken exploiteren. Dit is in wezen een mijnindustrie die zeer kapitaalintensief is en wordt gekenmerkt door zeer grote investeringen. De bezettingsgraad van de productiecapaciteit is in deze tak van industrie derhalve bijzonder belangrijk en een daling van de productie leidt dan ook onmiddellijk tot een toename van de vaste kosten per eenheid.

(43) In 1996 heeft de bedrijfstak van de Gemeenschap 4,7 miljoen ton K2O equivalent van het betrokken product geproduceerd. In die periode was de productie, dankzij de uitvoer, ongeveer 8 % groter dan het verbruik.

(44) In 1996 telde deze bedrijfstak in de Gemeenschap meer dan 13 000 rechtstreekse arbeidsplaatsen. De meeste van deze arbeidsplaatsen bevonden zich in economisch zwakke gebieden van Duitsland, Frankrijk, Engeland en Spanje, die worden gekenmerkt door een slechte infrastructuur en een hoge werkloosheid.

(45) In 1996 had de communautaire bedrijfstak een marktaandeel van 81,3 %, wat niet ongewoon is voor een product waarvan de transportkosten zeer sterk van invloed zijn op de prijs.

b) Gebruik van kaliumchloride in de Gemeenschap

(46) Het verbruik van kaliumchloride in al zijn vormen in de Gemeenschap was de voorbije jaren stabiel en beliep 4,12 miljoen ton K2O in 1992 en 4,34 miljoen ton in 1996. Ongeveer eenderde (31 %) van de in de Gemeenschap verbruikte hoeveelheid bestaat uit kaliumchloride meststoffen van korrelkwaliteit, met name in de vorm van kaliumchloride (25 %) of kaliumsulfaat (6 %). De rest (69 %) zijn samengestelde meststoffen waaraan nitraten en fosfaten zijn toegevoegd (NPK- en PK-meststoffen).

c) Invoer van kaliumchloride in de Europese Unie

(47) De importeurs, leden van de EFIA (Europese vereniging van importeurs van meststoffen), vertegenwoordigen twee zeer verschillende soorten ondernemingen, namelijk de zogenaamde "traders", enerzijds, en de "bulk-blenders", anderzijds. Deze laatste maken hoofdzakelijk gebruik van kaliumchloride in korrelvorm.

(48) De invoer in de Gemeenschap uit de betrokken landen is teruggelopen van 944 952 ton in 1990 (75 miljoen ECU) tot 273 646 ton (23,5 miljoen ECU) in 1994 en 41 441 ton (10,5 miljoen ECU) in 1996.

(49) De totale invoer uit derde landen in de Gemeenschap is toegenomen van 1 097 083 ton (99,3 miljoen ECU) in 1990 tot 1 179 871 ton (112,5 miljoen ECU) in 1994 en 1 453 125 ton (150,7 miljoen ECU) in 1996.

d) De verwerkende industrie

(50) De verwerkende industrie bestaat uit fabrikanten van meststoffen (die kaliumchloride van standaardkwaliteit gebruiken) en eindgebruikers, namelijk landbouwers en zogenaamde "bulk-blenders" (die het product in korrelvorm gebruiken) in de landbouwsector.

(51) Kaliumchloride is één van de drie belangrijkste voedingselementen van NPL-meststof, die in hoeveelheid het belangrijkste product van de communautaire meststoffenindustrie is. Het fabricageprocédé van NPK-meststoffen bestaat in de verwerking van basisnitraten (N) en fosfaat-(P)-componenten tot een NP-mengsel in een reeks van chemische processen aan het einde waarvan kaliumchloride (K) wordt toegevoegd. Aangezien het grootste gedeelte van de toegevoegde waarde van een NPK-meststof afkomstig is van de stikstofcomponent, speelt het kaliumchloride in deze laatste fase van de meststofproductie een relatief geringe rol.

Opgemerkt zij dat kaliumchloride eveneens in de vorm van kaliumsulfaat aan NPK-meststoffen kan worden toegevoegd.

(52) Het feit dat voor de vervaardiging van meststoffen grote chemische fabrieken noodzakelijk zijn, betekent dat de verwerkende industrie kapitaalintensief is. Bovendien heeft de verwerkende industrie in de Gemeenschap aanzienlijke investeringen moeten doen om aan de communautaire milieunormen te voldoen.

e) Verbruik van NPK-meststoffen in de Gemeenschap

(53) Sedert de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in 1992, waardoor de totale hoeveelheid landbouwgrond in de Gemeenschap werd verminderd, is het verbruik van meststoffen in de Gemeenschap stabiel. Opgemerkt zij dat de beschikbare gegevens betrekking hebben op het totale verbruik in de Gemeenschap van alle componenten (N, P en K), waarvan de samengestelde NPK-meststoffen ongeveer 40 % uitmaken. Het totale verbruik van meststoffen in de Gemeenschap nam toe van 15,7 miljoen ton in 1992/1993 tot naar schatting 17,7 miljoen ton in 1995/1996.

(54) De eindverbruikers van meststoffen in de Gemeenschap zijn de landbouwers. Deze kopen hun meststoffen gewoonlijk aan via aankoopconsortia. De landbouwer heeft de keuze tussen a) gewone meststoffen, b) mengsels, m.a.w. eenvoudige mechanische combinaties van gewone meststoffen of c) samengestelde meststoffen, waarvan elke korrel precies dezelfde hoeveelheid van elke component bevat. De laatstgenoemde meststoffen zijn van betere en meer constante kwaliteit.

Het gebruik van meststoffen is seizoengebonden. Dit geldt in het bijzonder voor stikstof, dat vooral in het voorjaar wordt gebruikt. Meststoffen vertegenwoordigen 12 % van de door de landbouwers gemaakte kosten. Het aandeel van kaliumchloride in de variabele kosten bedraagt 1 % tot 2 %.

3. Onderzochte ondernemingen

a) Bedrijfstak van de Gemeenschap

(55) De productie van kaliumchloride van standaardkwaliteit door de bedrijfstak van de Gemeenschap bedroeg 2 880 kT in 1992, 4 110 kT in 1994 en 3 920 kT in 1996. Voor 1997 wordt deze productie op 4 050 kT geraamd. De productie van kaliumchloride van korrelkwaliteit bedroeg 1 030 kT in 1992, 2 170 kT in 1994, 2 310 kT in 1996 en naar schatting 2 320 kT in 1997. De totale productie van kaliumchloride bedroeg derhalve 3 910 kT in 1992, 6 280 kT in 1994 en 6 240 kT in 1996. Voor 1997 wordt de totale productie op 6 380 kT geraamd.

De bezettingsgraad van de productiecapaciteit liep terug van 80 % in 1992 tot 77 % in 1993. Sedertdien is de bezettingsgraad stabiel op een niveau van 84 %.

(56) De totale verkoop van kaliumchloride door de communautaire producenten in de Europese Unie nam toe van 2 564 kT in 1992 tot 3 905 kT in 1994 en 4 127 kT in 1996. Voor 1997 wordt de totale verkoop op 4 223 kT geraamd. Binnen deze hoeveelheden steeg de verkoop van standaardkwaliteit van 1 760 kT in 1992 tot 2 455 kT in 1994, 2 702 kT in 1996 en 2 558 kT in 1997. De verkoop van kaliumchloride van korrelkwaliteit nam toe van 804 kT in 1992 tot 1 450 kT in 1994, 1 436 kT in 1996 en 1 665 kT in 1997.

b) Meststoffenfabrikanten

(57) De productie van NPK (vervaardigd van KCI) door de aan het onderzoek medewerkende industrie nam toe van 2 383 kT in 1992 tot 4 112 kT in 1994, liep vervolgens terug tot 3 970 kT in 1995 en is sindsdien stabiel.

De bezettingsgraad van de productiecapaciteit, berekend als een gewogen gemiddelde, bedroeg 75 % in 1992, 65 % in 1993, 78 % in 1994 en 80 % sedert 1995.

4. Gevolgen van de lopende antidumpingmaatregelen

a) Gevolgen voor de producenten in de Gemeenschap

(58) De lopende maatregelen hebben de producenten in de Gemeenschap voordeel gebracht. Zoals vermeld zijn de verkoop en de productie in de betrokken periode aanmerkelijk toegenomen en werd sedert de instelling van de laatste antidumpingmaatregelen in 1994 enige stabiliteit bereikt op een hoger niveau. De investeringen zijn eveneens toegenomen, namelijk van 55 miljoen ECU in 1992 tot 136 miljoen ECU in 1994, 207 miljoen ECU in 1995 en 144 miljoen ECU in 1996. Uitgedrukt als een indexcijfer is de productiviteit van de communautaire producenten (geproduceerde hoeveelheid per werknemer) gestaag toegenomen, namelijk van een basis van 100 in 1992 tot 121 in 1994 en 134 in 1996, wat de ontginningsactiviteiten betreft, en van een basis van 100 in 1992 tot 127 in 1994 en 152 in 1996, wat de fabricageactiviteiten betreft.

(59) Niettegenstaande deze kennelijk goede prestaties, blijkt uit de door de Commissie verzamelde informatie betreffende de gewogen gemiddelde winst op de verkoop dat, hoewel de financiële situatie van de communautaire bedrijfstak is verbeterd, deze bedrijfstak in 1996 nog steeds verlies maakte op de verkoop van kaliumchloride. Hoewel het verlies op de verkoop verminderde van 20,4 % in 1992 tot 9,6 % in 1994, bedroeg dit in 1996 toch nog 3,6 %. Na een kortstondige verbetering van de werkgelegenheid tussen 1992 en 1993, toen deze bedrijfstak in de Gemeenschap nog aan 12 500 personen werkgelegenheid verschafte, is het aantal arbeidsplaatsen bij de communautaire producenten gestaag verminderd tot 10 066 in 1996.

(60) De bedrijfstak van de Gemeenschap dringt met klem aan op handhaving van de maatregelen. De vertegenwoordigers van deze bedrijfstak wijzen op de grote investeringen die de producenten zich hebben getroost om hun fabrieken te moderniseren en op het feit dat daarbij werknemers werden ontslagen. De rigide structuur van de betrokken tak van industrie (het is onmogelijk een mijn tijdelijk te sluiten omdat de kosten van heropening veel te hoog zijn) en zijn financiële situatie maken deze gevoelig voor elke door invoer met dumping veroorzaakte prijsdaling.

(61) Zoals hierboven is aangetoond, heeft de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn productiviteit in de onderzochte periode verbeterd. De totale investeringen van de medewerkende producenten zijn sedert de instelling van de antidumpingmaatregelen eveneens betrekkelijk stabiel gebleven op een hoger niveau. De uitvoer van deze bedrijfstak naar derde landen is sedert de invoering van de maatregelen eveneens met 55 % toegenomen (van 1 126 kT in 1993 tot 1 741 kT in 1996).

Deze cijfers tonen aan dat de bedrijfstak van de Gemeenschap een goede concurrentiepositie heeft.

(62) Uit het bovenstaande blijkt dat het marktaandeel van de communautaire bedrijfstak (80 % in 993 tegen 81,3 % in 1996) na de instelling van de maatregelen niet sterk is gewijzigd. Sedert de invoering van de antidumpingmaatregelen is de productie stabiel gebleven op een hoger niveau. Wat de invoer uit andere derde landen betreft, kan uit het feit dat de belangrijkste exporterende derde landen (Canada, Israël en Jordanië) hun uitvoer naar de Gemeenschap hebben opgevoerd van 729 kT in 1993 tot 1 440 kT in 1996 (deze toename is groter dan de vermindering van de uitvoer uit de betrokken landen na de instelling van de maatregelen), worden geconcludeerd dat de gebruikers inde Gemeenschap de betrokken producten nog steeds van andere leveranciers konden betrekken en dat de markt van de Gemeenschap toegankelijk is gebleven voor niet met dumping ingevoerde producten. Het marktaandeel van de uit andere derde landen ingevoerde producten nam toe van 12,7 % in 1993 tot 18,2 % in 1996. De totale invoer uit de betrokken landen (Rusland, Wit-Rusland en Oekraïne) beliep in de periode 1994-1996 nog steeds 421 000 ton (44 miljoen ECU), hoewel de jaarlijkse invoer uit deze landen was teruggelopen.

(63) Uitgedrukt als een gewogen gemiddelde waren de prijzen van de medewerkende communautaire producenten in 1996 respectievelijk 20 % (standaardkwaliteit) en 18 % (korrelkwaliteit) hoger dan in 1993. Op basis van een index 1993 = 100 was de prijsontwikkeling voor het product van standaardkwaliteit in deze periode als volgt: 104 in 1992, 100 in 1993, 107 in 1994, 115 in 1995 en 120 in 1996. Voor het product van korrelkwaliteit was de prijsontwikkeling 104 in 1992, 100 in 1993, 105 in 1994, 120 in 1995 en 118 in 1996. Wat dit betreft zij opgemerkt dat de verwachte daling van de wereldwijde vraag naar kaliumchloride vanaf 1997 vermoedelijk tot een algemene prijsdaling zal leiden.

(64) Sedert 1994 is het verlies op de omzet van het betrokken product teruggelopen van 9,5 % tot 6,5 % (1995) en 3,6 % (1996). De financiële resultaten van de communautaire bedrijfstak tonen derhalve aan dat niettegenstaande de genomen maatregelen en de verbeterde productiviteit deze producten nog steeds beneden de kostprijs worden verkocht.

(65) Niettegenstaande het gunstige effect van de antidumpingmaatregelen ondervindt de bedrijfstak van de Gemeenschap nog steeds zware concurrentie van producten die onder eerlijke mededingingsvoorwaarden worden ingevoerd op een open en transparante markt, zowel op het niveau van de Gemeenschap als wereldwijd. Hoewel deze tak van industrie zijn resultaten heeft verbeterd, werkt hij nog steeds met verlies, dat alleen maar kan toenemen indien geen einde wordt gemaakt aan de invoer met dumping uit de betrokken landen.

b) Gevolgen voor de gebruikers

(66) De verwerkende industrie (de meststoffenproducenten) heeft in de voorbije jaren ingrijpende wijzigingen ondergaan. Een van de belangrijkste daarvan was het teruglopende verbruik van op stikstof gebaseerde meststoffen in de Gemeenschap en de steeds strengere milieueisen die aan dit product werden gesteld. Van de op kaliumchloride gebaseerde meststoffen werden de volgende hoeveelheden verkocht: 3 736 kT in 1992, 3 608 kT in 1993, 3 975 kT in 1994, 3 566 kT in 1995 en 3 747 kT in 1996. Tijdens de herstructurering van deze tak van industrie in de betrokken periode liep het aantal arbeidsplaatsen terug van 2 226 in 1992 tot 1 571 in 1996. De winstgevendheid verbeterde vanaf 1993, na een aantal verliesgevende jaren (10 % verlies op de omzet van het product in 1993, 5 % in 1994 en 1995, 1 % in 1996 en, naar verwachting, kostendekkende productie in 1997). Hoewel de investeringen aan schommelingen onderhevig waren, vertoonden deze in het algemeen toch een opwaartse trend (23 miljoen ECU in 1992, 25 miljoen ECU in 1993, 20 miljoen ECU in 1994, 53 miljoen ECU in 1995 en 30 miljoen ECU in 1996).

(67) De verwerkende industrie heeft geen melding gemaakt van enige problemen in verband met de beschikbaarheid van kaliumchloride. Er zij aan herinnerd dat deze sector nog steeds kaliumchloride uit de betrokken landen invoert in het kader van de regeling actieve veredeling, met het oog op de vervaardiging van kunstmest voor de exportmarkten. Hoewel, wat de prijs betreft, kaliumchloride op deze vrij transparante markt bijna als een basisproduct kan worden beschouwd, vestigden diverse gebruikers de aandacht op het feit dat zij, gezien de leverantievereisten van het "just in time"-systeem, slechts in beperkte mate gebruik konden maken van over zee vervoerd kaliumchloride (zoals het product van oorsprong uit de betrokken landen), met name wegens de aan het zeevervoer inherente vertragingen.

(68) Behalve één grote producent - wat dit betreft een opmerkelijke uitzondering - die continuering van de maatregelen bepleit, zijn de gebruikers in het algemeen voorstander van de opheffing daarvan, omdat dit hun productiekosten enigszins zou verminderen. Zij wijzen er niettemin op dat, hoewel de bestaande maatregelen van invloed zijn op hun productiekosten, het kaliumchloride - dat ongeveer 20 % van deze kosten vertegenwoordigt - wat dit betreft geen doorslaggevend element is. De prijs van ammoniumnitraat en de boven omschreven verandering van het ondernemingsklimaat hebben bijvoorbeeld veel grotere gevolgen voor de kostprijs van het product.

(69) Landbouwers zijn slechts in beperkte mate rechtstreekse gebruikers van ruw kaliumchloride aangezien zij het product vooral in de vorm van gemengde of samengestelde meststoffen gebruiken.

Geen enkele vereniging van consumenten of landbouwers heeft zich in de loop van de procedure kenbaar gemaakt. Aangezien de prijs van kaliumchloride na de instelling van de maatregelen met 20 % is gestegen, gaat de Commissie ervan uit dat de antidumpingrechten de variabele kosten van de landbouwers met 0,2 % à 0,4 % hebben doen toenemen (in de veronderstelling dat de meststoffenfabrikanten hun eigen kostenstijgingen volledig aan hun afnemers doorberekenen). Aangenomen wordt derhalve dat de gevolgen van de maatregelen voor de kostenstructuur van de landbouw marginaal zijn.

c) Gevolgen voor de importeurs

i) Standpunt van de handelaren

(70) De in overweging 38 bedoelde vereniging van importeurs is duidelijk tegen de maatregelen gekant omdat deze naar hun mening de markt van de Gemeenschap afsluiten voor invoer uit de betrokken landen. Er wordt echter met nadruk op gewezen dat, zelfs indien de invoer uit de betrokken landen als gevolg van de antidumpingmaatregelen van 1994 is teruggelopen, de invoer in het kader van de regeling actieve veredeling onverminderd is doorgegaan. Bovendien, en dit is nog belangrijker, worden aanzienlijke hoeveelheden ingevoerd uit landen waarop de procedure niet van toepassing is.

ii) Standpunt van de "bulk-blender"

(71) De onderneming die haar standpunt bekendmaakte was weliswaar voorstander van opheffing van de maatregelen, maar verklaarde ook dat zij niet alle benodigde hoeveelheden uit de betrokken landen kon invoeren.

5. Gevolgen van de opheffing/wijziging van de maatregelen

(72) Aangezien de omstandigheden die in 1994 tot intensivering van de maatregelen hebben geleid niet wezenlijk zijn veranderd (onder meer wat de stagnerende verkoop op de binnenlandse markt van de exporteurs betreft), zal een wijziging op opheffing van de maatregelen er zeer waarschijnlijk toe leiden dat de communautaire industrie dezelfde schade lijdt als vóór de invoering van de huidige maatregelen, vooral in de vorm van toenemend financieel verlies.

6. Conclusie ten aanzien van het belang van de Gemeenschap

(73) Uit het voorgaande wordt geconcludeerd dat er geen dwingende redenen zijn om aan te nemen dat de bestaande maatregelen strijdig zijn met het belang van de Gemeenschap. De in 1994 opgelegde maatregelen hadden wel degelijk het gewenste effect, in die zin dat zij de verstoringen van het handelsverkeer als gevolg van de oneerlijke mededingingsvoorwaarden hebben weggenomen en de situatie van de communautaire bedrijfstak in het algemeen hebben verbeterd.

Hoewel het tegendeel wordt beweerd, is er geen bewijs dat deze maatregelen nadelig waren voor de concurrentie op de markt van de Gemeenschap, die nog steeds toegankelijk is voor producten die onder eerlijke mededingingsvoorwaarden worden ingevoerd. Deze producten hebben hun marktaandeel zelfs nog kunnen vergroten en hebben kennelijk geen nadelige gevolgen gehad voor de situatie van de verwerkende industrie.

Het onderzoek heeft heeft evenmin nadelige gevolgen voor de importerende industrie aan het licht gebracht.

(74) Voorts zij opgemerkt dat er geen aanwijzingen zijn dat de toetreding van de drie nieuwe lidstaten enige reden geeft om de bevindingen van de Commissie ten aanzien van het belang van de Gemeenschap in het kader van dit nieuwe onderzoek te herzien.

VII. VERBINTENIS

(75) IPC heeft drie voorstellen ingediend voor een verbintenis overeenkomstig artikel 8 van de basisverordening.

(76) De Commissie heeft de vorengenoemde voorstellen zorgvuldig onderzocht en deze van de hand gewezen met het argument dat de aangeboden verbintenissen de schadelijke gevolgen van de dumping niet zouden wegnemen. Gezien de met deze zaak opgedane ervaring dienen alle aangeboden verbintenissen zorgvuldig te worden onderzocht. Het was duidelijk dat het aanbod niet voldoende garanties voor de aanvaarding van een verbintenis bevatte.

(77) De exporteur werd op de hoogte gebracht van de redenen waarom zijn verbintenissen niet konden worden aanvaard en werd in de gelegenheid gesteld hierop commentaar te geven.

VIII. MAATREGELEN

(78) Dit nieuwe onderzoek heeft aangetoond dat de uitbreiding daarvan tot de drie nieuwe lidstaten van de Gemeenschap niet van invloed is op de resultaten van de analyse noch op de conclusies ten aanzien van dumping door de exporteurs in de landen waarop het onderzoek betrekking heeft. De dumpingmarge is sedert het laatste onderzoek inderdaad nauwelijks veranderd.

(79) Er wordt derhalve van uitgegaan dat de maatregelen nog steeds dienen te bestaan in een combinatie van een minimumprijs en een specifiek recht. De minimumprijzen en de vastgestelde rechten dienen evenwel in overeenstemming te worden gebracht met de bevindingen van dit onderzoek.

(80) Overeenkomstig de regel van het laagste recht worden antidumpingrechten voorgesteld die gelijk zijn aan het hierna vermelde vaste bedrag per ton KCl voor elke soort en kwaliteit van het product, dan wel van het verschil tussen de hierna vermelde prijzen en de nettoprijs franco grens per ton KCl voor elke soort en kwaliteit, niet ingeklaard, indien dit hoger is,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 3068/92 wordt vervangen door:

"Artikel 1

1. Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op de invoer van kaliumchloride, vallende onder de GN-codes 3104 20 10, 3104 20 50 en 3104 20 90, van oorsprong uit Wit-Rusland, Rusland en Oekraïne.

2. Het recht is gelijk aan, hetzij het hierna vermelde vaste bedrag in ECU per ton KCl voor elke soort en kwaliteit, hetzij het verschil tussen de hierna vermelde minimumprijzen in ECU en de nettoprijs franco grens Gemeenschap per ton KCl, niet ingeklaard, voor de overeenkomstige soort en kwaliteit, indien dit hoger is:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. Voor de toepassing van het antidumpingrecht wordt ingevoerd kaliumchloride dat noch als kaliumchloride van standaardkwaliteit, noch als kaliumchloride van korrelkwaliteit kan worden aangemerkt, geacht kaliumchloride van korrelkwaliteit te zijn en wordt dit product onderworpen aan het antidumpingrecht dat op kaliumchloride van korrelkwaliteit van toepassing is.

4. De terzake van de douanerechten geldende bepalingen zijn van toepassing.".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 februari 1998.

Voor de Raad

De Voorzitter

R. COOK

(1) PB L 56 van 6. 3. 1996, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2331/96 (PB L 317 van 6. 12. 1996, blz. 1).

(2) PB L 308 van 24. 10. 1992, blz. 41.

(3) PB L 80 van 24. 3. 1994, blz. 1.

(4) PB C 201 van 5. 8. 1995, blz. 4.

(5) Zaak T-164/94 (Ferchimex SA tegen Raad) (1995), Jurisprudentie II-2681.