Verordening (EG) Nr. 368/98 van de Raad van 16 februari 1998 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van glyfosaat uit de Volksrepubliek China en tot definitieve inning van het voorlopige recht
Publicatieblad Nr. L 047 van 18/02/1998 blz. 0001 - 0007
VERORDENING (EG) Nr. 368/98 VAN DE RAAD van 16 februari 1998 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van glyfosaat uit de Volksrepubliek China en tot definitieve inning van het voorlopige recht DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1), inzonderheid op artikel 9, lid 4, Gezien het voorstel dat de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité heeft ingediend, Overwegende hetgeen volgt: A. VOORLOPIGE MAATREGELEN (1) De Commissie heeft bij Verordening (EG) nr. 1731/97 (2) (hierna "voorlopige verordening" genoemd) voorlopige antidumpingrechten ingesteld op de invoer in de Gemeenschap van glyfosaat, ingedeeld onder de GN-codes ex 2931 00 80 en ex 3808 30 27, van oorsprong uit de Volksrepubliek China. B. VERVOLG VAN DE PROCEDURE (2) Na de instelling van de voorlopige antidumpingrechten hebben enkele belanghebbenden hierover schriftelijk opmerkingen gemaakt. (3) Importeurs in de Gemeenschap, Chinese exporteurs en de beide klagende producenten van de Gemeenschap werden op hun verzoek door de Commissie gehoord. (4) De Commissie is verder gegaan met het verzamelen en verifiëren van alle gegevens die zij voor het vaststellen van de definitieve bevindingen noodzakelijk achtte. (5) De partijen werden in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens was het voorstel te doen definitieve antidumpingrechten in te stellen en de uit hoofde van het voorlopige recht als zekerheid gestelde bedragen definitief te innen. Tevens werd een termijn vastgesteld waarbinnen hierover opmerkingen konden worden gemaakt. (6) De mondelinge en schriftelijke opmerkingen werden in overweging genomen en de definitieve bevindingen van de Commissie werden op grond hiervan, zo nodig, gewijzigd. C. ONDERZOCHT PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT 1. Onderzocht product (7) Zoals in overweging 10 van de voorlopige verordening vermeld, heeft de procedure betrekking op glyfosaat. Glyfosaat kan in verschillende soorten of concentraties worden aangeboden, waarvan de voornaamste de volgende zijn: geformuleerd (gewoonlijk met een glyfosaatgehalte van 36 %), in de vorm van een zout (met een glyfosaatgehalte van 62 %), in cakevorm (met een glyfosaatgehalte van 84 %) en in de vorm van een zuur (met een glyfosaatgehalte van 95 %). Om op vervoerkosten te besparen, kopen distributeurs glyfosaat meestal aan in een geconcentreerde vorm (gewoonlijk in de vorm van een zuur, soms ook in de vorm van een een zout) en verwerken ze dit geconcentreerde product tot geformuleerd glyfosaat, de enige vorm die als eindproduct (niet-selectief onkruidbestrijdingsmiddel) kan worden gebruikt. (8) De Chinese exporteurs en een aantal importeurs in de Gemeenschap stelden dat de verschillende hierboven genoemde vormen glyfosaat niet als een enkel product beschouwd kunnen worden omdat er aanmerkelijke verschillen zijn op het gebied van de kostprijs, afnemers, prijzen en toepassingsmogelijkheden. Een importeur voerde met name aan dat de omzetting van het zuur in geformuleerd glyfosaat een verdere chemische bewerking vereiste en dat het geformuleerde glyfosaat dat daarbij ontstond een andere chemische samenstelling had dan glyfosaat in zuurvorm. De importeurs waren van oordeel dat glyfosaat in zuurvorm, het overgrote deel van het in de onderzoekperiode uit de Volksrepubliek China ingevoerde glyfosaat, en het geformuleerde glyfosaat, dat het overgrote deel uitmaakte van de verkoop van glyfosaat in dezelfde periode, niet als een enkel product konden worden beschouwd. (9) Deze bewering werd om de volgende redenen niet gegrond geacht: - tijdens het onderzoek is gebleken dat er geen wezenlijke verschillen zijn in de chemische kenmerken en eigenschappen van alle bovengenoemde vormen van glyfosaat. Hoewel glyfosaat in zuurvorm een tussenstadium vormt bij de productie van geformuleerd glyfosaat, heeft het zuur al de voornaamste chemische eigenschappen van het geformuleerde product; - hoewel de bovengenoemde vormen van glyfosaat verschillende glyfosaatgehaltes hebben, waardoor er verschillen zijn in kosten en prijzen, zijn de kosten om de ene vorm van het product in een andere om te zetten niet hoog; - ten slotte zijn alle vormen voor hetzelfde eindgebruik bestemd, dat wil zeggen als onkruidbestrijdingsmiddel, hoewel, in het geval van zuur, zout en cake, het eerst tot geformuleerd glyfosaat moet worden verwerkt. Het product kan niet voor andere doeleinden worden aangewend. (10) De conclusie was derhalve dat alle vormen van glyfosaat in het kader van de procedure als een enkel product beschouwd moeten worden, onafhankelijk van het glyfosaatgehalte. 2. Soortgelijk product (11) Een importeur stelde dat in de Gemeenschap en Brazilië (referentieland) een ander productieproces wordt gebruikt om glyfosaat te verkrijgen dan in de Volksrepubliek China en dat de producten die bij deze verschillende productieprocessen worden verkregen daarom niet gelijk zijn. (12) Bij het onderzoek is inderdaad gebleken dat in de Gemeenschap en Brazilië een ander productieproces wordt gebruikt dan in de Volksrepubliek China. Het daarbij verkregen glyfosaat bleek echter in alle opzichten gelijk te zijn. (13) Daar geen andere argumenten werden aangevoerd, werd bevestigd dat glyfosaat dat uit de Volksrepubliek China naar de Gemeenschap wordt uitgevoerd en glyfosaat dat in de Gemeenschap wordt vervaardigd en verkocht in alle opzichten gelijk zijn. Hetzelfde gold voor het in Brazilië geproduceerde glyfosaat, in vergelijking met het uit de Volksrepubliek China uitgevoerde glyfosaat en glyfosaat dat in de Gemeenschap wordt geproduceerd. Al deze producenten zijn derhalve soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van Verordening (EG) nr. 384/96 (hierna "basisverordening" genoemd). D. DUMPING 1. Referentieland (14) Sommige exporteurs en importeurs hebben hun bezwaren tegen de keuze van Brazilië als referentieland herhaald en hebben tegenvoorstellen gedaan. De exporteurs en importeurs voerden met name aan dat de Commissie niet voldoende heeft onderzocht of andere voorgestelde landen meer geschikt waren dan Brazilië. (15) De Commissie heeft de tegenvoorstellen nauwkeurig onderzocht. In Indonesië echter weigerden alle producenten aan het onderzoek van de Commissie mede te werken. In Brazilië daarentegen zijn er twee producenten en wordt het betrokken product ook in aanzienlijke hoeveelheden ingevoerd, terwijl de markt in Argentinië, Australië, India en Maleisië grotendeels gedomineerd worden door bedrijven die gelieerd zijn met de voornaamste in de Gemeenschap gevestigde klagende producent, namelijk Monsanto. Om deze redenen werd geen van de voorgestelde landen meer geschikt geacht dan Brazilië. 2. Normale waarde (16) Exporteurs hebben de Commissie gevraagd waarom ze de normale waarde voor zuur heeft berekend, terwijl de binnenlandse prijzen werden gebruikt voor het geformuleerde product. (17) Tijdens het onderzoek heeft de Commissie de exporteurs reeds laten weten dat de normale waarde voor zuur overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening moest worden berekend omdat de binnenlandse verkoop aan niet-gelieerde afnemers wel in voldoende hoeveelheden, maar niet in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden. Daar geen andere argumenten betreffende de vaststelling van de normale waarde zijn binnengekomen, worden de voorlopige bevindingen bevestigd. 3. Exportprijs (18) Daar geen andere opmerkingen over de vaststelling van de exportprijs zijn binnengekomen, worden de voorlopige bevindingen bevestigd. 4. Vergelijking (19) Exporteurs beweerden dat de Commissie voor de vaststelling van de dumpingmarge de exportprijzen van zuur met de gewogen gemiddelde waarde van zowel zuur als het geformuleerde product had vergeleken. Opgemerkt wordt dat de exportprijzen voor zuur slechts met de normale waarde voor zuur zijn vergeleken. Dezelfde methode werd voor het geformuleerde product toegepast. Op die basis werd vervolgens de gewogen gemiddelde dumpingmarge berekend. 5. Dumpingmarges (20) Bij de berekening van de definitieve dumpingmarge werd dezelfde methode gebruikt als bij de berekening van de voorlopige dumpingmarge. Daar de normale waarde en de exportprijs niet werden gewijzigd, worden de voorlopige bevindingen bevestigd. (21) In het kader van de definitieve bevindingen blijft de dumpingmarge, in procenten van de cif-prijs grens Gemeenschap, 38,2 %. E. SCHADE 1. Verbruik in de Gemeenschap (22) Het totale zichtbare verbruik in de Gemeenschap werd door de Commissie berekend door de omzet van de EG-producenten en de in de Gemeenschap ingevoerde hoeveelheid bij elkaar op te tellen. (23) Een nader onderzoek van de hoeveelheden die uit de Volksrepubliek China en andere derde landen werden ingevoerd leidde tot kleine wijzigingen in het totale invoervolume en, dientengevolge, van de cijfers betreffende het gebruik in de onderzochte periode. Hiervan uitgaande bleek het verbruik in de Gemeenschap tussen 1991 en de onderzoekperiode met 130 % te zijn gestegen. 2. Ingevoerde hoeveelheden en marktaandeel (24) Een aantal importeurs betwistten de in de voorlopige verordening vermelde cijfers betreffende het marktaandeel van glyfosaat uit de Volksrepubliek China. Ze beweerden dat deze cijfers te hoog waren omdat geen rekening was gehouden met het betrekkelijke belang van de invoer uit andere derde landen zoals de Verenigde Staten, India, Zwitserland en Japan die, volgens hen, aanzienlijk onder de Eurostat-cijfers lag. (25) De Commissie wijst erop dat de cijfers betreffende de invoer uit andere derde landen dan de Volksrepubliek China in het voorlopige stadium op gegevens waren gebaseerd afkomstig van de medewerkende importeurs in de Gemeenschap. De Commissie had Eurostat-cijfers niet bruikbaar geacht, omdat deze naar GN-code zijn ingedeeld. Daar de GN-code voor glyfosaat ook op andere producten van toepassing is, kon Eurostat geen nauwkeurige gegevens over de invoer van glyfosaat verschaffen. De toegepaste werkwijze werd daarom de meest geschikte geacht. Bovendien werd bevestigd dat andere producten dan glyfosaat in de onderzochte periode onder dezelfde GN-code vanuit de Verenigde Staten werden ingevoerd (volgens Eurostat zijn de Verenigde Staten de grootste importeur van producten die onder deze GN-code zijn ingedeeld). Dit zou ook het geval zijn wat de invoer uit andere landen betreft, daar de hoeveelheden die volgens Eurostat onder deze code worden ingevoerd, de door de importeurs opgegeven hoeveelheden verre overtreffen. Om de hierboven vermelde redenen en bij gebrek aan gegevens waaruit blijkt dat een andere werkwijze meer geschikt is, werd de hoeveelheid glyfosaat die uit andere landen dan de Volksrepubliek China in de Gemeenschap wordt ingevoerd, definitief vastgesteld aan de hand van de door de importeurs verstrekte gegevens. (26) De uit de Volksrepubliek China ingevoerde hoeveelheid werd in het voorlopige stadium gebaseerd op de Eurostat-gegevens, daar het de Commissie niet bekend was dat andere producten dan glyfosaat onder dezelfde GN-code als glyfosaat vanuit de Volksrepubliek China in de Gemeenschap werden ingevoerd. In het definitieve stadium werd het echter raadzaam geacht de conclusies betreffende de ontwikkelingen van de invoer uit de Volksrepubliek China ook te baseren op de door de importeurs verstrekte gegevens daar deze betrouwbaar werden geacht. (27) Op grond van bovenstaande overwegingen werden kleine wijzigingen aangebracht in de raming van het verbruik (zie overweging 23) en dientengevolge van het marktaandeel van ingevoerd en in de Gemeenschap vervaardigd glyfosaat. (28) Uit het bovenstaande volgt dat de invoer van glyfosaat uit de Volksrepubliek China voortdurend sterk is toegenomen, van een zeer laag niveau in 1991 tot 1 487 ton in de onderzoekperiode. Glyfosaat van Chinese oorsprong werd voornamelijk in drie vormen op de markt gebracht (zuur, zout en geformuleerd) en werd in sommige lidstaten meer verkocht dan in andere. (29) Het marktaandeel van het Chinese glyfosaat volgde eenzelfde trend: van een zeer laag niveau in 1991, 1992 en 1993 tot 9 % in 1994 en 11 % in de onderzoekperiode, dat wil zeggen het steeg na 1993 zeer snel. 3. Prijs van het ingevoerde glyfosaat en prijsonderbieding (30) Zowel de EG-producenten als de importeurs hebben opmerkingen gemaakt over de prijsonderbiedingsberekeningen die de Commissie in het voorlopige stadium had gemaakt. (31) De Commissie had deze berekeningen gemaakt voor het geformuleerde product. Om een billijke prijsvergelijking te kunnen maken en gezien het feit dat er verschillende soorten geformuleerd glyfosaat op de markt zijn waarvan de prijzen sterk uiteen kunnen lopen, afhankelijk van glyfosaatgehalte en de soort tensioactieve stof die het bevat, heeft de Commissie de meest voorkomende soort gekozen, "3A" genoemd, dat een glyfosaathalte van 360 g glyfosaat per liter heeft. Een in de Gemeenschap vervaardigde soort "3A"-glyfosaat dat een bepaalde tensioactieve stof bevatte (alkylpolyoalkylammoniumquaat) om de doeltreffendheid van het middel te verhogen, werd daarom bij de berekening buiten beschouwing gelaten. (32) Een EG-producent voerde evenwel aan dat alle geformuleerde soorten glyfosaat met hetzelfde glyfosaatgehalte vanuit het standpunt van de consument onderling verwisselbaar zijn, ongeacht de tensioactieve stof die daarin is verwerkt. Volgens deze producent konden al deze soorten, met inbegrip van de soort met de speciale tensioactieve stof, daarom worden gebruikt om de prijsonderbieding door het Chinese geformuleerde product te berekenen. Uit de beschikbare gegevens bleek echter dat het product met de speciale tensioactieve stof van betere kwaliteit was wat doeltreffendheid en milieuvriendelijkheid betreft dan andere soorten met hetzelfde glyfosaatgehalte en dat het ook tegen een veel hogere prijs werd verkocht dan de andere in de Gemeenschap geproduceerde "3A"-soorten. Met het oog op de vergelijkbaarheid van de prijzen werd de in het voorlopige stadium gevolgde werkwijze dus gehandhaafd. (33) Importeurs betwistten de prijzen die voor het Chinese glyfosaat waren aangehouden. Deze zouden niet representatief zijn omdat van alle glyfosaat die uit China werd ingevoerd, het geformuleerde product in de onderzoekperiode slechts een klein percentage uitmaakte. (34) Zoals hierboven vermeld hat de Commissie de prijsonderbieding voor het geformuleerde product berekend, waarbij ze zowel rekening had gehouden met de prijzen bij rechtstreekse invoer van het geformuleerde product door één importeur, als met de prijzen van het geformuleerde product dat in de Gemeenschap door bewerking van zuur uit China was verkregen, welke laatste prijzen door medewerkende importeurs in de Gemeenschap waren medegedeeld. De gebruikte prijzen hadden betrekking op een representatieve hoeveelheid van alle uit de Volksrepubliek China ingevoerd glyfosaat. (35) Op grond van bovenomschreven werkwijze bleken de prijsonderbiedingsmarges in de onderzoekperiode te variëren van 2 % tot 13 % van de overeenkomstige gewogen gemiddelde verkoopprijzen per eenheid van de EG-producten. 4. Situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap 4.1. Marktaandeel (36) Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap daalde voortdurend: van 98 % in 1991, 95 % in 1992, 93 % in 1993, 86 % in 1994 tot 85 % in de onderzoekperiode. 4.2. Winstgevendheid (37) De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap werd opnieuw beoordeeld, waarbij rekening werd gehouden met factoren zoals financieringskosten die, in het geval van één producent, in het voorlopige stadium niet correct waren berekend. Bevestigd werd dat één producent in de onderzoekperiode grote financiële verliezen heeft geleden. De winsten van de andere producent waren voortdurend aan het dalen en bereikten in de onderzoekperiode een zeer laag niveau. Voorts bleek de berekening van de winstgevendheid van deze producent dat de producttypen die het meest onder de concurrentie uit de Volksrepubliek China hadden te lijden en die bij de berekening van de prijsonderbieding waren gebruikt, met aanzienlijke financiële verliezen werden verkocht. 4.3. Werkgelegenheid (38) Een importeur was van oordeel dat het voorlopig vastgestelde werkgelegenheidscijfer voor de bedrijfstak van de Gemeenschap te hoog was omdat de productie van glyfosaat gewoonlijk niet zoveel arbeidskrachten vergt. De Commissie bevestigt aan de hand van gecontroleerde gegevens dat de bedrijfstak van de Gemeenschap in de onderzoekperiode voor de productie van glyfosaat werkgelegenheid bood aan ongeveer 814 mensen. (39) Daar geen andere opmerkingen zijn binnengekomen worden de andere bevindingen betreffende de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, zoals in de overwegingen 46 tot en met 53 van de voorlopige verordening uiteengezet, bevestigd. 4.4. Conclusie inzake schade (40) Importeurs voerden aan dat gezien de stijging van capaciteit, productie, omzet en werkgelegenheid in de Gemeenschap niet gesteld kon worden dat de producenten van de Gemeenschap in de onderzochte periode aanmerkelijke schade hadden geleden. In artikel 3, lid 5, van de basisverordening is echter bepaald dat de aanwezigheid van een of meer in dat artikel genoemde schadefactoren niet noodzakelijkerwijs doorslaggevend is als bewijs van de gevolgen van de invoer met dumping voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Ondanks de positieve ontwikkelingen van bovengenoemde factoren, die plaatsvonden op een sterk groeiende markt, daalde het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de onderzochte periode aanzienlijk, evenals de prijzen en de winsten. Voorts wordt erop gewezen dat de prijzen van glyfosaatzuur uit China in de onderzoekperiode beneden de productiekosten van de bedrijfstak van de Gemeenschap lagen, zoals reeds vermeld in de overwegingen 41 tot en met 44 van de voorlopige verordening. Hieruit blijkt wel hoe groot de gevolgen van de invoer uit China voor de situatie van deze bedrijfstak moeten zijn. De conclusie dat de bedrijfstak van de Gemeenschap in de onderzochte periode aanmerkelijke schade heeft geleden, zoals in de overwegingen 54 en 55 van de voorlopige verordening vermeld, wordt dus bevestigd. F. OORZAKELIJK VERBAND 1. Vervallen van het octrooi (41) Importeurs stelden dat de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap en met name de daling van de prijzen en winsten van deze bedrijfstak, voornamelijk het gevolg was van het vervallen van het octrooi dat een EG-producent tot 1991 had. De daling van de glyfosaatprijzen in de Gemeenschap zou volgens hen het normale gevolg zijn van het vervallen van een octrooi; het was slechts te verwachten dat de winsten van de voormalige octrooihouder zouden dalen. De verliezen van de andere producent waren volgens de importeurs te wijten aan het feit dat hij zich niet voorbereid had op de prijsontwikkelingen op de markt na het vervallen van het octrooi. De importeurs stelden voorts dat de prijzen van glyfosaat in de Gemeenschap tijdens de onderzoekperiode vergelijkbaar waren met de prijzen van dit product op andere wereldmarkten, bijvoorbeeld Argentinië, wat erop wijst dat de prijzen in de Gemeenschap na het vervallen van het octrooi het normale niveau hadden bereikt. (42) In de eerste plaats wordt erop gewezen dat na de bekendmaking van de voorlopige bevindingen geen nieuw bewijsmateriaal over dit aspect is voorgelegd dat een wijziging van de conclusies inzake de oorzaken van de schade zou rechtvaardigen. Met name is geen voldoende bewijsmateriaal voorgelegd aan de hand waarvan een deugdelijke vergelijking kon worden gemaakt tussen het prijsniveau in de Gemeenschap en in Argentinië en waaruit kon worden opgemaakt of de concurrentievoorwaarden in Argentinië vergelijkbaar waren met de concurrentievoorwaarden in de Gemeenschap na het vervallen van het octrooi. Voorts wordt erop gewezen dat er voor het betrokken product geen wereldprijs kon worden vastgesteld, gezien de verschillende situaties in de verschillende landen op octrooigebied. (43) Wat de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap betreft wordt erop gewezen dat de prijzen van deze bedrijfstak, ondanks aanzienlijke kostenverminderingen, meer zijn gedaald dan de kosten. Bovendien bleek bij het onderzoek dat de prijsdaling tussen 1993 en de onderzoekperiode, toen Chinees glyfosaat in grote hoeveelheden in de Gemeenschap op de markt kwam, aanzienlijk is versneld. Hieruit blijkt dat de invoer uit China, los van het vervallen van het octrooi, een negatieve invloed had op het prijsniveau in de Gemeenschap. (44) Wat de andere producent in de Gemeenschap betreft, die eerst na het vervallen van het octrooi op de markt kwam, wordt nog opgemerkt dat deze uitgebreide prognoses had gemaakt over de prijsdalingen die zich na het vervallen van het octrooi zouden voordoen. Het is echter duidelijk dat deze prijsdalingen veel sterker zijn geweest dan was voorzien. (45) Ten slotte wordt erop gewezen dat de prijs van glyfosaatzuur uit China in de onderzoekperiode beneden de productieprijs van de EG-bedrijven lag, dat wil zeggen beneden de prijs exclusief verkoop- en administratiekosten en andere algemene kosten, waardoor de prijzen van geformuleerd glyfosaat voortdurend onder druk stonden. (46) Gezien alle bovengenoemde elementen wordt de conclusie van de voorlopige verordening gehandhaafd dat de prijzen van de met dumping ingevoerde producten in de onderzochte periode van grote invloed zijn geweest op de prijzen en winsten van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Het met dumping ingevoerde Chinese product verwierf een steeds groter marktaandeel in de Gemeenschap ten nadele van het marktaandeel van de EG-producenten. 2. Invoer uit andere derde landen (47) Een importeur stelde dat de Commissie de invloed van de invoer uit andere derde landen dan de Volksrepubliek China had onderschat, met name de invoer uit Hongarije. Om de in punt 25 vermelde redenen werd het invoervolume geraamd aan de hand van de door de importeurs verstrekte gegevens. Het betrokken product bleek uit Hongarije, Korea, Taiwan, Slovenië, India en Maleisië te worden ingevoerd. Het totale marktaandeel van de invoer uit deze landen bedroeg in de onderzoekperiode 3,2 %, waarbij het marktaandeel per land, met uitzondering van Hongarije, niet hoger was dan 1 %. Het marktaandeel van Hongarije was in de onderzoekperiode 2 %. Er was echter geen bewijsmateriaal dat de invoer uit Hongarije met dumping gepaard ging. (48) Gezien het bovenstaande is het onwaarschijnlijk dat de invoer uit andere landen beduidende gevolgen heeft gehad voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap. 3. Conclusie inzake oorzakelijk verband (49) Hoewel niet wordt betwist dat het vervallen van het octrooi van invloed was op de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, werd geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade heeft ondervonden van de invoer van het betrokken product uit de Volksrepubliek China, op zich genomen. De bevindingen betreffende de oorzaken van de schade in de overwegingen 56 tot en met 60 van de voorlopige verordening worden bevestigd. G. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP 1. Gevolgen voor importeurs/formuleringsbedrijven (50) Importeurs in de Gemeenschap stelden dat hun activiteiten door de instelling van antidumpingrechten aanzienlijk achteruit zouden gaan. Ze hebben deze bewering echter niet met bewijsmateriaal onderbouwd en deze werd, om de in de overwegingen 66 en 67 van de voorlopige verordening uiteengezette redenen, niet gegrond geacht. 2. Concurrentie in de Gemeenschap (51) Een importeur voerde aan dat de positie van de voormalige octrooihouder in de Gemeenschap door het nemen van antidumpingmaatregelen versterkt zou worden, wat een belemmering zou vormen voor de ontwikkeling van de concurrentie op deze markt. (52) Geoordeeld wordt echter dat de maatregelen juist de kansen van nieuwe en reeds aanwezige producenten in de Gemeenschap zullen vergroten, waardoor het aantal concurrenten op de markt zal toenemen. (53) Zoals in de overwegingen 70 en 71 van de voorlopige verordening uiteengezet, zijn er in de Gemeenschap, na het vervallen van het octrooi, twee nieuwe producenten bijgekomen. De investeringen die deze producenten hebben gedaan worden echter door de voortdurende aanwezigheid van gedumpte producten, waarvan de prijzen na de onderzoekperiode kennelijk nog zijn gedaald, in gevaar gebracht. Het wordt daarom van het grootste belang geacht ervoor te zorgen dat de concurrentievoorwaarden in de Gemeenschap worden hersteld om het voortbestaan van deze producenten niet in gevaar te brengen en de opkomst van nieuwe producenten aan te moedigen. (54) Gezien de moeilijkheden die de nieuwe producenten ten gevolge van de invoer met dumping uit China hebben ondervonden, bestaat de kans dat de concurrentie in de Gemeenschap, indien geen maatregelen worden genomen, tot de voormalige octrooihouder en de Chinese exporteurs beperkt zal worden, daar de voormalige octrooihouder economisch in een positie is om met de dumpingprijzen van de Chinese exporteurs te concurreren. Nieuwkomers op de markt zouden voor een meer daadwerkelijke concurrentie op de EG-markt kunnen zorgen, daar op die markt dan een groot aantal mededingers aanwezig zou zijn. Hierdoor zouden de consumenten in de Gemeenschap over meer betrouwbare leveringsbronnen beschikken dan het geval zou zijn indien producten uit China het enige alternatief zouden zijn voor de producten van de voormalige octrooihouder. 3. Conclusie inzake het belang van de Gemeenschap (55) Daar geen andere opmerkingen zijn binnengekomen, worden de conclusies betreffende het belang van de Gemeenschap in de overwegingen 61 tot en met 74 van de voorlopige verordening bevestigd. H. DEFINITIEF RECHT (56) Het producttype dat als referentie werd gebruikt om de hoogte van het recht vast te stellen was het product in de vorm van een zuur, omdat dit producttype in de onderzoekperiode 67 % van de invoer van glyfosaat uit de Volksrepubliek China vertegenwoordigde. Bovendien is het zuur de gemeenschappelijke basis van alle vormen van glyfosaat die uit de Volksrepubliek China worden ingevoerd en in de Gemeenschap worden geproduceerd. (57) Voor de berekening van het schade-eliminatieniveau heeft de Commissie de prijzen van de met dumping ingevoerde producten vergeleken met de kosten van de EG-producenten voor de productie van glyfosaatzuur plus een redelijke winstmarge. De EG-producenten hebben echter bezwaar gemaakt tegen de in het voorlopige stadium vastgestelde productiekosten, daar geen rekening is gehouden met de kosten voor onderzoek en ontwikkeling (O & O-kosten) die ze zouden maken, en tegen het door de Commissie aangehouden winstniveau dat ze te laag vonden voor een product in de agrochemische sector. (58) De EG-producenten voerden met name aan dat de Commissie glyfosaatzuur in het voorlopige stadium ten onrechte als een basisproduct had beschouwd en dat dit tot een te lage raming had geleid van zowel de O & O-kosten als de winstmarge. Deze producenten stelden dat glyfosaatzuur een zeer technisch product is waarvoor onderzoek en ontwikkeling nodig blijven om ervoor te zorgen dat het aan de milieueisen voldoet. (59) De betrokken producent heeft voldoende bijkomende gegevens verstrekt waaruit het verband bleek tussen bepaalde O & O-kosten en het betrokken producttype. (60) De productiekosten van de bedrijfstak van de Gemeenschap werden daarom, ten behoeve van de berekening van het prijsniveau waarop geen schade werd geleden, zonodig gecorrigeerd om rekening te houden met deze O & O-kosten. (61) Er werden geen andere gegevens verstrekt over O & O-kosten voor glyfosaat waarmee in het kader van de definitieve bevindingen rekening moest worden gehouden. Gelet op de duur van de octrooibescherming die de voormalige octrooihouder heeft genoten, wordt ervan uitgegaan dat alle andere significante onderzoekskosten voor dit product reeds zijn gedekt. (62) De bedrijfstak van de Gemeenschap voerde aan dat voor de glyfosaatproductie een grotere winstmarge moest worden aangehouden dan in het voorlopige stadium was gebeurd. De prijzen in de Gemeenschap waren immers gedurende een groot deel van de onderzochte periode door het octrooi beïnvloed en daarna door de aanwezigheid van met dumping ingevoerde producten. Het was daarom niet mogelijk betrouwbare gegevens te verkrijgen over de winstmarge die de bedrijfstak onder normale concurrentievoorwaarden zou kunnen behalen. (63) In ieder geval dient te worden bedacht dat het product, onafhankelijk van de vraag of het een basisproduct is, gedurende een lange periode door een octrooi werd beschermd. Daarom werd het cijfer van 5 % op de omzet redelijk geacht. Dezelfde winstmarge werd overigens aangehouden voor de producenten in het referentieland (zie overweging 26 van de voorlopige verordening). (64) Voorts moest een kleine aftrek worden toegepast op het bedrag voor kosten na de invoer dat aan de Chinese cif-exportprijs van zuur was toegevoegd om ervoor te zorgen dat de vergelijking in hetzelfde handelsstadium plaatsvond. (65) Op grond van de herziene cijfers werd de gewogen gemiddelde exportprijs van zuur, in de onderzoekperiode, cif grens Gemeenschap, gecorrigeerd voor de kosten van inklaring en de kosten na invoer, vergeleken met de gewogen gemiddelde productiekosten van de bedrijfstak van de Gemeenschap, verhoogd met een winstmarge van 5 %. (66) Bij deze vergelijking bleek de schademarge 24,0 % te bedragen van de gemiddelde nettoprijs franco grens Gemeenschap, vóór inklaring. (67) Daar de schademarge lager is dan de dumpingmarge, dient het definitieve antidumpingrecht overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de basisverordening, op de lagere marge te worden afgestemd. I. INNING VAN HET VOORLOPIGE RECHT (68) Gelet op de definitieve conclusies inzake dumping en schade, en het feit dat het definitieve recht hoger is dan het voorlopige recht, dienen de uit hoofde van het voorlopige antidumpingrecht als zekerheid gestelde bedragen definitief tot het bedrag van het voorlopige recht te worden geïnd, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 1. Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op de invoer van glyfosaat, ingedeeld onder GN-code ex 2931 00 95 (TARIC-code: 2931 00 95 *80) en ex 3808 30 27 (TARIC-code: 3808 30 27 *10) van oorsprong uit de Volksrepubliek China. 2. Het recht dat van toepassing is op de nettoprijs franco grens Gemeenschap, voor inklaring, bedraagt 24,0 %. 3. De bepalingen inzake de douanerechten zijn van toepassing, tenzij anders vermeld. Artikel 2 De bedragen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1731/97 uit hoofde van het voorlopige antidumpingrecht als zekerheid zijn gesteld, worden definitief geïnd tot het bedrag van het voorlopige recht. Artikel 3 Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, 16 februari 1998. Voor de Raad De Voorzitter G. BROWN (1) PB L 56 van 6. 3. 1996, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2331/96 (PB L 317 van 6. 12. 1996, blz. 1). (2) PB L 243 van 5. 9. 1997, blz. 7.