31998D0230

98/230/EG: Besluit van de Commissie van 20 maart 1998 tot beëindiging van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van wolfraamoxide en wolfraamzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China

Publicatieblad Nr. L 087 van 21/03/1998 blz. 0024 - 0031


BESLUIT VAN DE COMMISSIE van 20 maart 1998 tot beëindiging van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van wolfraamoxide en wolfraamzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China (98/230/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2331/96 (2), inzonderheid op artikel 9, lid 2,

Na overleg met het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A. VOORAFGAANDE PROCEDURE

(1) Bij Verordening (EEG) nr. 2736/90 (3), stelde de Raad een definitief antidumpingrecht van 35 % in op de invoer van wolfraamoxide en wolfraamzuur uit de Volksrepubliek China. Bij Besluit 90/479/EEG (4) aanvaardde de Commissie verbintenissen in verband met het aan het recht onderworpen product van twee belangrijke Chinese exporteurs.

(2) Nadat deze verbintenissen door de twee betrokken importeurs waren ingetrokken, stelde de Commissie bij Verordening (EG) nr. 2286/94 (5) voorlopige antidumpingrechten in op de invoer van het betrokken product.

(3) Bij Verordening (EG) nr. 610/95 (6) wijzigde de Raad Verordening (EEG) nr. 2736/90 en stelde hij ten aanzien van deze twee exporteurs een definitief recht van 35 % in op de invoer van wolfraamoxide en wolfraamzuur.

B. NIEUW ONDERZOEK

(4) Na de publicatie in februari 1995 van het bericht dat de antidumpingmaatregelen binnenkort zouden vervallen (7), verzocht Eurométaux, die alle Gemeenschapsproducenten van het betrokken product vertegenwoordigt, om een nieuw onderzoek. Bij het verzoek werd bewijsmateriaal gevoegd betreffende de dumping van het betrokken product uit de Volksrepubliek China en de aanmerkelijke schade die waarschijnlijk opnieuw zou ontstaan indien de bestaande maatregelen zouden vervallen. De Commissie was van oordeel, dat dit bewijsmateriaal voldoende was om de opening van een nieuw onderzoek te rechtvaardigen.

(5) Op 21 september 1995 maakte de Commissie, door middel van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen (8), bekend dat zij een nieuw onderzoek inzake Verordening (EEG) nr. 2736/90 zou openen. Dit nieuwe onderzoek werd geopend op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 3283/94 van de Raad (9), die tijdens het onderzoek werd vervangen door Verordening (EG) nr. 384/96 (hierna "basisverordening" genoemd).

(6) De Commissie stelde de haar bekende belanghebbende producenten/exporteurs en importeurs, de vertegenwoordigers van het uitvoerland en de Gemeenschapsproducenten officieel van de opening van het nieuwe onderzoek in kennis en stelde de rechtstreeks betrokkenen in de gelegenheid hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en binnen de in het bovengenoemde bericht gestelde termijn te verzoeken te worden gehoord.

(7) De Gemeenschapsproducenten, exporteurs/producenten en enkele importeurs die ook gebruikers van het betrokken product zijn, maakten hun standpunt schriftelijk kenbaar en werden gehoord.

(8) De Commissie verzamelde en verifieerde alle gegevens die zij voor haar onderzoek noodzakelijk achtte en bracht verificatiebezoeken aan de volgende ondernemingen:

a) Gemeenschapsproducenten

- Wolfram Bergbau und Hüttengesellschaft m.b.H., St Peter, Oostenrijk,

- H. C. Starck GmbH & Co KG, Goslar, Duitsland

- Eurotungstène Poudres, Grenoble, Frankrijk;

b) Importeurs/verwerkende bedrijven in de Gemeenschap

- AB Sandvik Hard Materials, Zweden,

- Seco Tools AB, Zweden,

- Cerametal, Luxemburg;

c) Verbonden importeur

- Minmetals North-Europe AB, Zweden;

d) Producent in het referentieland

- Metek Metal Technology Ltd, Israël.

(9) Het dumpingonderzoek had betrekking op de periode van 1 oktober 1994 tot en met 30 september 1995 (hierna "onderzoekperiode" genoemd). Het onderzoek naar schade had betrekking op de periode vanaf 1991 tot het einde van de onderzoekperiode (hierna "schadeonderzoekperiode" genoemd).

(10) Door de ingewikkeldheid van het nieuwe onderzoek, en met name de problemen om een geschikt referentieland te vinden, duurde dit nieuwe onderzoek langer dan de periode van een jaar, waarbinnen onderzoeken ingevolge artikel 11, lid 5, van de basisverordening normaal moeten zijn afgesloten. Voorts werden tegelijkertijd met dit nieuwe onderzoek twee andere onderzoeken inzake wolfraamproducten, het ene betreffende wolfraamerts en wolfraamconcentraten en het andere betreffende wolfraamcarbide en gesmolten wolfraamcarbide, geopend. Deze onderzoeken moesten, wegens het verband tussen deze producten in de wolfraamproductieketen, naast elkaar worden uitgevoerd (10). Ten slotte werden gegevens over de verdere ontwikkelingen op de wolfraammarkt eerst in een laat stadium van het onderzoek overgelegd.

C. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1. Betrokken product

(11) Dit nieuwe onderzoek heeft betrekking op dezelfde producten als die waarop Verordening (EEG) nr. 2736/90 betrekking heeft en die onder GN-code 2825 90 40 zijn ingedeeld.

Deze producten zijn wolfraamoxide en wolfraamzuur:

- wolfraamoxide (blauw of geel poeder) is een verbinding van wolfraam en zuurstof (WO3), die gewoonlijk door warmtebehandeling (verassing) van ammoniumparawolframaat (APW) of door de herwinning van verschillende soorten wolfraamafval wordt verkregen;

- Wolfraamzuur is een verbinding van wolfraam, waterstof en zuurstof (H2WO4), die door precipitatie uit een natriumwolframaatoplossing of door ontleding van calciumwolframaat wordt verkregen. Het wordt in ongewijzigde staat dan wel na thermische ontleding, in de vorm van wolfraamoxide van industriekwaliteit, in de handel gebracht.

Wolfraamoxide en wolfraamzuur zijn tussenproducten, die gewoonlijk voor de fabricage van andere wolfraamproducten worden gebruikt. Bepaalde soorten kunnen rechtstreeks door de keramische industrie worden gebruikt, doch slechts voor zeer beperkte toepassingen. Wolfraamoxide en wolfraamzuur lijken sterk op elkaar wat chemische eigenschappen, wolfraamgehalte en, na geringe bewerkingen, industriële toepassingsmogelijkheden betreft. Wolfraamoxide en wolfraamzuur worden daarom voor dit onderzoek (evenals in het vorige onderzoek) als een enkel product beschouwd (en worden hierna "oxide/zuur" genoemd).

2. Soortgelijk product

(12) Zoals bij het oorspronkelijke onderzoek werd vastgesteld, moeten oxide/zuur uit de Volksrepubliek China en oxide/zuur die door de Gemeenschapsproducenten en de producenten in het referentieland worden vervaardigd en verkocht als soortgelijke producten in de zin van artikel l, lid 4, van de basisverordening worden beschouwd, omdat de fysieke, chemische en technische kenmerken en toepassingsmogelijkheden van deze producten in wezen dezelfde zijn.

D. DUMPING

1. Normale waarde

1.1. Keuze van het referentieland

(13) Daar de Volksrepubliek China geen land is met een markteconomie, moest de normale waarde aan de hand van gegevens in een referentieland worden vastgesteld. De verzoeker had met het oog hierop Zuid-Korea voorgesteld. In het bericht van opening was dan ook vermeld dat werd overwogen dit land als referentieland te kiezen. Hoewel de Commissie grote inspanningen heeft verricht om de medewerking van Zuid-Koreaanse producenten van het betrokken product te verkrijgen, waren deze producenten niet bereid aan het onderzoek mede te werken.

(14) Als alternatief heeft de verzoeker de Verenigde Staten als referentieland voorgesteld. Van verscheidene Amerikaanse producenten die de Commissie in dit verband heeft benaderd, bleek slechts één, Teledyne Advanced Materials, bereid enige algemene informatie te verstrekken.

Hoe dan ook, bij onderzoek van de door deze onderneming voorgelegde gegevens bleek, dat deze in de onderzoekperiode voornamelijk oxide/zuur van Chinese en Russische oorsprong had aangekocht en slechts een geringe hoeveelheid oxide/zuur zelf, voor eigen gebruik, had vervaardigd, en wel door verassing van ammoniumparawolframaat (APW), het product dat in de productieketen onmiddellijk aan oxide/zuur voorafgaat. Voorts bleek deze producent geen oxide/zuur op de thuismarkt of de uitvoermarkten te verkopen.

De andere Amerikaanse producenten bleken in dezelfde situatie te verkeren: in de Verenigde Staten geproduceerd oxide/zuur wordt niet op de binnenlandse markt verkocht en wordt evenmin uitgevoerd, daar dit product als een tussenproduct wordt beschouwd, dat uitsluitend binnen het bedrijf bij de productie van andere wolfraamproducten wordt gebruikt.

De Verenigde Staten van Amerika konden derhalve niet als een geschikt referentieland worden beschouwd.

(15) De Commissie heeft zich daarom aanzienlijke inspanningen getroost om de medewerking te verkrijgen van ondernemingen in andere landen die op het eerste zicht passende referentielanden leken, met name van producenten in Canada, Japan en Israël.

(16) Van de onderscheiden producenten van oxide/zuur met wie contact werd opgenomen, was slechts één producent, Metek Metal Technology Ltd in Israël (hierna "Metek" genoemd), bereid aan dit onderzoek mede te werken. Israël werd om de volgende redenen als een passend referentieland beschouwd:

- Het in Israël geproduceerde oxide/zuur had dezelfde kenmerken als het door de medewerkende Chinese exporteurs/producenten vervaardigde oxide/zuur;

- de medewerkende producent in Israël maakt oxide/zuur door de verassing van APW of de herwinning van wolfraambevattend afval. Dit productieproces is gelijk aan het door de medewerkende Chinese exporteurs/producenten gebruikte productieproces, dat modern en efficiënt is;

- wat de levering van grondstoffen betreft, had Metek onbelemmerd toegang tot de grondstoffen voor de vervaardiging van het betrokken product, namelijk APW en wolfraambevattend afval, die in de onderzoekperiode tegen wereldmarktprijzen in de Volksrepubliek China en Rusland werden aangekocht (wat APW betreft) of die bij leveranciers in Europa en de Verenigde Staten werden betrokken (wat afval betreft);

- de oxide/zuurproductie van de producent in Israël was voldoende omvangrijk om de grondslag te vormen voor de berekening van de productiekosten voor het Chinese product;

- bovendien is de oxide/zuurmarkt in Israël open en concurrerend, omdat de invoer van dit product niet aan douanerechten of beperkingen is onderworpen en aanzienlijke hoeveelheden worden ingevoerd.

Gezien het bovenstaande werd het derhalve, overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening, passend en niet onredelijk geacht Israël voor de vaststelling van de normale waarde van het betrokken product als referentieland te kiezen.

(17) Tegen de keuze van Israël als referentieland werd geen bezwaar gemaakt, noch door de Chinese exporteurs/producenten, noch door de Chinese autoriteiten, noch door andere belanghebbenden.

1.2. Door berekening vastgestelde normale waarde

(18) Daar de Volksrepubliek China geen land is met een markteconomie en Israël als referentieland is gekozen, moest de normale waarde voor het Chinese product overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening worden vastgesteld. Daar de medewerkende producent in Israël het betrokken product voornamelijk vervaardigde om er zelf wolfraammetaalpoeder van te maken, en slechts een klein deel van zijn productie uitvoerde, werd geoordeeld dat het het redelijkst was, de normale waarde door berekening vast te stellen, en wel door de productiekosten te nemen (d.w.z. fabricagekosten plus verkoopkosten, administratiekosten en andere algemene kosten, hierna "VAA-kosten" genoemd) en daaraan een redelijke winstmarge toe te voegen.

(19) De fabricagekosten werden verkregen door alle kosten, zowel vaste als variabele, voor grondstoffen en fabricage in het land van oorsprong bij elkaar op te tellen. Bij gebrek aan specifieke gegevens over de VAA-kosten voor oxide/zuur van andere producenten/exporteurs in het land van oorsprong, werden de VAA-kosten, overeenkomstig artikel 2, lid 6, onder b), van de basisverordening, gebaseerd op die van Metek bij de verkoop van wolfraammetaalpoeder (een product van dezelfde categorie) op de binnenlandse markt tijdens de onderzoekperiode.

De winstmarge werd op dezelfde wijze berekend. Deze was in overeenstemming met de winstmarge die bij het oorspronkelijke onderzoek was aangehouden.

2. Uitvoerprijzen

(20) De Commissie heeft van twee Chinese producenten/exporteurs en vier importeurs uitgebreide gegevens ontvangen over de uitvoerprijzen. Deze gegevens hadden betrekking op bijna de gehele invoer van oxide/zuur in de Gemeenschap in de onderzoekperiode, hetgeen door de Eurostat-cijfers werd bevestigd.

De uitvoerprijzen van het Chinese oxide/zuur dat rechtstreeks aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap werd verkocht, werden vastgesteld aan de hand van de voor dit product werkelijk betaalde of te betalen prijzen, overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening. Voor het Chinese oxide/zuur dat via een verbonden bedrijf (Minmetals North-Europe AB) in de Gemeenschap werd ingevoerd, en dat was voor het grootste deel van dit product het geval, werden de uitvoerprijzen samengesteld aan de hand van de wederverkoopprijs aan de eerste onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap, overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening. Er werd een correctie toegepast voor alle kosten, waaronder rechten en heffingen, die tussen de invoer en de wederverkoop werden gemaakt, en voor de winst. De winstmarge werd vastgesteld aan de hand van gegevens die drie niet-verbonden importeurs in dezelfde sector hadden verstrekt.

3. Vergelijking

(21) Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de gewogen gemiddelde normale waarde, fob grens Israël, vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs, fob grens China, in hetzelfde handelsstadium.

Met het oog op een billijke vergelijking werden, overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening, correcties toegepast voor verschillen in de kosten van vervoer, verzekering, krediet, op- en overslag en aanverwante kosten waarvan kon worden aangetoond dat deze van invloed waren op de vergelijkbaarheid van de prijzen.

4. Dumpingmarge

(22) Bij bovengenoemde vergelijking bleek dat zich dumping voordeed. De dumpingmarge was gelijk aan het bedrag waarmee de normale waarde de uitvoerprijs overschreed.

In procenten van de prijs franco grens Gemeenschap, voor inklaring, was de gewogen gemiddelde dumpingmarge 5,6 %.

E. BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP

(23) De Chinese exporteurs en enkele verwerkende bedrijven in de Gemeenschap hebben opmerkingen gemaakt over de omschrijving van het begrip "bedrijfstak van de Gemeenschap" en de situatie van de producenten die het verzoek om een nieuw onderzoek steunden.

(24) Volgens de Chinese exporteurs was een van de ondernemingen die het verzoek om een nieuw onderzoek steunden, een belangrijke afnemer van het met dumping ingevoerde product en zou daarom, overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder a), van de basisverordening, van de bedrijfstak van de Gemeenschap moeten worden uitgesloten.

Bij het onderzoek is echter gebleken dat deze producent in de onderzochte periode geen oxide/zuur van Chinese oorsprong heeft ingevoerd. De opmerking kon dus niet worden aanvaard.

(25) De Chinese exporteurs stelden voorts, dat een van de producenten die het verzoek steunden, was verbonden met een importeur van Chinees oxide/zuur en daarom voor dit nieuwe onderzoek, overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder a), en lid 2, van de basisverordening, van de bedrijfstak van de Gemeenschap moest worden uitgesloten.

Bij het onderzoek bleek dat de twee betrokken ondernemingen weliswaar met elkaar verbonden waren, maar dat hun belangen op het gebied van antidumpingmaatregelen tegengesteld waren. De ene onderneming vervaardigde oxide/zuur, terwijl de andere onderneming dit product invoerde. Vastgesteld werd, dat de twee ondernemingen hun bedrijfsstrategie zelfstandig bepaalden en uitvoerden. De banden tussen deze ondernemingen werden niet van dien aard geacht dat zij van invloed waren op het gedrag van deze ondernemingen; evenmin kon worden gesteld dat de analyse van de economische situatie van bedoelde Gemeenschapsproducent, wat het betrokken product betreft, door deze banden ongeldig werd gemaakt. Deze producent werd daarom niet van de bedrijfstak van de Gemeenschap uitgesloten.

(26) In het verzoek om een nieuw onderzoek werd gesteld dat de producenten die het verzoek steunden, 100 % van het oxide/zuur voor verkoop op de open markt produceren en dus op grond van artikel 5, lid 4, van de basisverordening de gehele bedrijfstak van de Gemeenschap vormen.

Deze bewering werd door een aantal geïntegreerde Gemeenschapsproducenten van wolfraameindproducten (gereedschap, harde metalen) betwist die, uitsluitend voor intern gebruik, kleine hoeveelheden oxide/zuur door verassing van APW produceren. Zij voerden met name aan dat de representativiteit van de producenten die het verzoek om een nieuw onderzoek steunden, opnieuw moest worden beoordeeld, en hierbij moest worden uitgegaan van de gehele Gemeenschapsproductie van het betrokken product (waaronder de eigen productie voor intern gebruik); op die manier zou blijken dat de producenten die de aanvraag steunden niet representatief waren voor de bedrijfstak van de Gemeenschap.

Dit punt is opnieuw onderzocht, maar de conclusie was dat het argument niet gegrond was. Zelfs indien de productie voor eigen gebruik van de ondernemingen die dit argument hadden aangevoerd werd meegerekend, waren de producenten die om een nieuw onderzoek hadden verzocht nog goed voor 79 % van de totale oxide/zuurproductie in de Gemeenschap en voldeden zij dus aan de criteria van artikel 5, lid 4, van de basisverordening. Bovendien werd tijdens het onderzoek bevestigd dat de producenten die het verzoek steunden, alle oxide/zuur voor verkoop op de open markt produceerden.

(27) Gezien het bovenstaande werd geconcludeerd dat de producenten die het verzoek om een nieuw onderzoek steunden, de bedrijfstak van de Gemeenschap vormen in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening. Voor het overige deel van dit besluit wordt onder "bedrijfstak van de Gemeenschap" de ondernemingen verstaan die het verzoek om een nieuw onderzoek steunen.

F. SCHADE

1. Algemeen

(28) Bij het onderzoek naar schade moet worden bedacht, dat oxide/zuur een onderdeel vormt van een gehele productieketen van wolfraamproducten; ontwikkelingen op de markt voor dit product moeten dan ook worden bezien in samenhang met de ontwikkelingen op de markt voor andere producten in de productieketen.

De conclusies inzake schade waren gebaseerd op gegevens over de Gemeenschap in de samenstelling ten tijde van de opening van het nieuwe onderzoek, namelijk de Gemeenschap van 15 lidstaten.

(29) Verbruik in de Gemeenschap

In het kader van het onderzoek werd het verbruik vastgesteld door de invoercijfers en de cijfers betreffende de verkoop van de Gemeenschapsproducenten op de open markt op te tellen. De productie voor intern gebruik werd bij de vaststelling van het gebruik in de Gemeenschap dus niet in aanmerking genomen, omdat deze productie niet werd geacht rechtstreeks te concurreren met het ingevoerde oxide/zuur. Het gebruik nam in de schadeonderzoekperiode steeds toe, namelijk van 897 ton in 1991, 1 238 ton in 1992, 2 211 ton in 1993, 3 815 ton in 1994 tot 4 062 ton in de onderzoekperiode (+452 %).

2. Het gedrag van de Chinese exporteurs

2.1. Hoeveelheden en marktaandeel van het Chinese oxide/zuur

(30) De invoer van oxide/zuur van Chinese oorsprong steeg van 419 ton in 1991, 676 ton in 1992, 1 548 ton in 1993 tot 2 526 ton in 1994, waarna deze in de onderzoekperiode tot 1 259 ton daalde. Deze invoer had een marktaandeel van 46,7 % in 1991, 54,6 % in 1992, 70 % in 1993, 66,2 % in 1994 en 31 % in de onderzoekperiode.

(31) De daling van de invoer uit de Volksrepubliek China in de onderzoekperiode, zowel in volstrekte als relatieve zin, viel samen met de instelling van ad-valorem-antidumpingrechten in september 1994. De invoer uit China werd gedeeltelijk vervangen door invoer uit Rusland, met name in de nieuwe lidstaten. Voorts hadden verwerkende bedrijven in Zweden, en in mindere mate in Oostenrijk, voordat deze landen in 1995 tot de Gemeenschap toetraden, volgens de beschikbare gegevens een voorraad oxide/zuur van Chinese oorsprong aangelegd. Dit verklaart tevens waarom de invoer van dit product in de onderzoekperiode, die ook een periode na de toetreding van deze landen bestreek, relatief daalde.

2.2. Prijzen van het met dumping ingevoerde product

a) Algemene trend

(32) Volgens de gegevens van Eurostat was het Chinese product in de schadeonderzoekperiode aan prijsschommelingen onderhevig, met een aanzienlijke prijsstijging tussen 1994 en de onderzoekperiode. Deze stijging viel samen met een toename van de vraag. De prijsontwikkeling verliep parallel met de prijsontwikkeling voor APW, wat te verwachten was daar APW de belangrijkste grondstof voor de productie van oxide/zuur is en meer dan 90 % van het in de Gemeenschap gebruikte APW uit de Volksrepubliek China komt.

b) Prijsonderbieding

(33) Voor de onderzoekperiode werd de gewogen gemiddelde verkoopprijs per maand van de bedrijfstak van de Gemeenschap vergeleken met de gewogen gemiddelde invoerprijs per maand van het oxide/zuur. Hiervoor werden de prijzen gebruikt die waren medegedeeld door de Chinese exporteurs en de importeurs in de Gemeenschap, wier invoer 80 % van de totale invoer uit de Volksrepubliek China bedroeg. De transacties van twee Gemeenschapsproducenten van stoffen van betere kwaliteit werden uitgesloten, omdat geen vergelijkbare productsoorten uit de Volksrepubliek China werden ingevoerd.

De prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap waren die in het stadium af fabriek en de uitvoerprijzen waren de prijzen grens Gemeenschap, na inklaring, in hetzelfde handelsstadium. Uit deze vergelijking bleek dat de gewogen gemiddelde onderbiedingsmarge 3,8 % bedroeg.

(34) De prijzen van het Chinese oxide/zuur bleven gedurende de gehele schadeonderzoekperiode (1991 tot de dumpingonderzoekperiode) lager dan die van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Hoewel de prijzen bij invoer in de drie nieuwe lidstaten, vóór toetreding, om redenen van vergelijkbaarheid niet bij het onderzoek naar de prijsonderbieding en de prijsontwikkeling van het Chinese product in aanmerking zijn genomen, wordt niettemin vermeld dat de prijzen van het Chinese product in de lidstaten waar de antidumpingmaatregelen voor 1995 niet van toepassing waren (Oostenrijk, Zweden), soms lager waren dan in de Gemeenschap van de twaalf.

3. Situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(35) Bij het onderzoek bleek dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zowel voor de open markt als voor eigen gebruik produceert. Het grootste deel van de productie van oxide/zuur van de bedrijfstak van de Gemeenschap is voor intern gebruik bestemd. Enkele van de hieronder vermelde schade-indicatoren, namelijk de productie, de capaciteit en de bezettingsgraad hebben zowel betrekking op de productie voor de open markt als voor het eigen gebruik, omdat hiervoor geen zinvol onderscheid kon worden gemaakt. De andere hieronder vermelde factoren, namelijk de omzet, het marktaandeel, de prijzen en de winstgevendheid hebben uitsluitend betrekking op de productie van oxide/zuur voor de markt.

3.1. Productiecapaciteit, productie en bezettingsgraad

(36) De productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap is in de schadeonderzoekperiode op ongeveer 8 500 ton stabiel gebleven. De productie is over de gehele periode gestegen (hoewel er een lichte daling was van 1991 tot 1993), namelijk van 6 151 ton in 1991 tot 8 123 ton in de onderzoekperiode (+32 %). De productiestijging volgde de ontwikkeling van het verbruik voor alle wolfraamproducten.

De bezettingsgraad steeg van 72 % in 1991 tot 95 % in de onderzoekperiode.

3.2. Omzet en marktaandeel

(37) Ofschoon de oxide/zuurproductie in de Gemeenschap aanzienlijk is gestegen, hebben de Gemeenschapsproducenten een steeds groter deel van die productie in het eigen bedrijf voor de vervaardiging van wolfraamproducten in een later productiestadium gebruikt. Slechts een klein deel werd op de open markt verkocht.

(38) De omzet van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de open markt van de Gemeenschap daalde van 1991 tot en met 1993 en steeg in 1994 en de onderzoekperiode licht. De verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de open markt had echter weinig betekenis in vergelijking met het productievolume in dezelfde periode. Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap daalde van 38 % in 1991, 27 % in 1992, 11 % in 1993 tot 7 % in 1994 en de onderzoekperiode. Het laatste cijfer heeft betrekking op een betrekkelijk klein deel van de totale productie van oxide/zuur door de bedrijfstak van de Gemeenschap in de context van een steeds grotere, en in de onderzoekperiode, nagenoeg volledige benutting van de productiecapaciteit.

3.3. Prijsontwikkeling

(39) De prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap daalden van 1991 tot 1994 en stegen in de onderzoekperiode, evenals de Chinese prijzen. Laatstgenoemde trend stemde overeen met een verdere stijging van de vraag en de instelling van de ad-valorem-antidumpingrechten.

3.4. Winstgevendheid

(40) De bedrijfstak van de Gemeenschap maakte tussen 1991 en de onderzoekperiode in het algemeen winst. De winsten waren vooral het gevolg van de verkoop van zeer gespecialiseerde productsoorten waarvoor de Gemeenschapsproducenten nog steeds een afzetmarkt hebben. De verkoop van productsoorten die gelijk zijn aan de uit de Volksrepubliek China ingevoerde soorten leverde tussen 1991 en 1994 echter negatieve financiële resultaten op, terwijl daarop in de onderzoekperiode enige winst werd gemaakt.

3.5. Werkgelegenheid

(41) Aangezien de verschillende wolfraamproducten in een geïntegreerde productieketen worden vervaardigd en gezien de nauwe banden tussen deze onderscheiden producten was een uitsplitsing van het personeel per product niet mogelijk. De werkgelegenheid in de wolfraamsector daalde in de gehele periode met 14 %. In de onderzoekperiode hielden 580 personen zich met de fabricage van wolfraamproducten bezig.

3.6. Conclusies inzake de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(42) De situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap is van 1991 tot en met de onderzoekperiode wat betreft de productie (32 % stijging) en de bezettingsgraad (95 % in de onderzoekperiode) aanmerkelijk verbeterd. De verkoop op de open markt van de bedrijfstak van de Gemeenschap en het dienovereenkomstige marktaandeel daalden tijdens deze periode echter voortdurend. Deze daling kan worden verklaard doordat het grootste deel van de steeds toenemende productie van oxide/zuur door de bedrijfstak van de Gemeenschap voor de fabricage van wolfraamproducten in een latere productiefase werd gebruikt.

G. HERHALING VAN SCHADE

(43) Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht, of het vervallen van de geldende antidumpingmaatregelen voor de bedrijfstak van de Gemeenschap tot herhaling van schade zou leiden.

(44) Bij het huidige onderzoek is gebleken, dat de bedrijfstak van de Gemeenschap van 1991 tot de onderzoekperiode voortdurend marktaandeel heeft verloren: in de onderzoekperiode bedroeg dit slechts 7 %, terwijl de vraag in deze periode sterk steeg. Hoewel het marktaandeel in de onderzochte periode kleiner werd, gebruikte de bedrijfstak van de Gemeenschap het zelfgeproduceerde oxide/zuur echter steeds meer voor de vervaardiging van wolfraamproducten in een latere productiefase, ten nadele van de verkoop van oxide/zuur op de open markt. Deze ontwikkeling volgde op een toename van de bezettingsgraad en was in de onderzoekperiode het sterkst, bij een nagenoeg volledige benutting van de productiecapaciteit. Daardoor ging op de open markt het marktaandeel verloren.

(45) Anderzijds kan, indien de bedrijfstak van de Gemeenschap besluit of wordt gedwongen oxide/zuur op de open markt te verkopen, niet worden uitgesloten dat de invoer uit China ongunstige gevolgen zal ondervinden, met name doordat de prijzen van het Chinese oxide/zuur in de onderzochte periode die van het in de Gemeenschap geproduceerde oxide/zuur onderboden wat nog te meer het geval zal zijn wanneer geen antidumpingrechten meer worden geheven.

(46) De bedrijfstak van de Gemeenschap voerde aan dat, ingeval de antidumpingmaatregelen zouden vervallen en het Chinese product nog steeds tegen zeer lage prijzen zou worden verkocht, het voortbestaan van de oxide/zuurproductie in de Gemeenschap gevaar zou lopen. Wanneer deze bedrijfstak de productie van oxide/zuur zou moeten staken, zou de Gemeenschap geheel afhankelijk worden van de invoer van wolfraamtussenproducten uit de Volksrepubliek China.

(47) De wolfraamproductie is in een eerste productiefase geïntegreerd vanaf de productie van oxide/zuur uit concentraten of APW. Voor een deel van deze productie wordt ook gebruik gemaakt van herwonnen wolfraamafval, waardoor de afhankelijkheid van de invoer van grondstoffen enigszins is verminderd. Door de herwinning van afval kunnen twee verzoekers ook andere producten dan wolfraamproducten vervaardigen (kobaltmetaalpoeder en tantaalcarbide). Wanneer de eerdere productiefase zou verdwijnen, zou hierdoor naar beweerd ook de fabricage van deze andere producten verdwijnen, waardoor aanzienlijke investeringen verloren zouden gaan.

Het is niettemin niet duidelijk in hoeverre de productieketen van de bedrijfstak gevaar loopt wanneer de antidumpingrechten op oxide/zuur vervallen. Dit risico zou overigens gedeeltelijk worden beperkt door het concurrentievermogen dat deze bedrijfstak door middel van de herwinningsactiviteiten kan handhaven en die de afhankelijkheid van de invoer van grondstoffen gedeeltelijk compenseren.

(48) In ieder geval volgde de prijsontwikkeling van het Chinese oxide/zuur tijdens en voor de onderzoekperiode de prijsontwikkeling van het Chinese APW op de voet. APW uit de Volksrepubliek China is goed voor meer dan 90 % van de verkoop van APW in de Gemeenschap. APW, waarvoor geen antidumpingmaatregelen gelden, is het belangrijkste wolfraamproduct dat uit de Volksrepubliek China in de Gemeenschap wordt ingevoerd. De kosten om APW in het volgende stadium, namelijk oxide/zuur, om te zetten zijn niet zeer hoog, hoewel hoger dan in de andere onderzochte landen wegens de kosten die milieubeschermende voorschriften meebrengen. Gesteld kan worden dat een groot deel van de oxide/zuurproductie in de Gemeenschap uit APW uit de Volksrepubliek China is vervaardigd en dat Chinese producten voor een deel in de behoeften van de bedrijfstak van de Gemeenschap voorzien. De oxide/zuurproductie in de Gemeenschap is dus zeer kwetsbaar, ongeacht het bestaan van antidumpingmaatregelen ten aanzien van oxide/zuur uit de Volksrepubliek China.

Uit het bovenstaande volgt dat een herhaling van schade niet geheel kan worden uitgesloten, maar dat de omvang van die eventuele schade thans niet kan worden bepaald.

H. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

Bovenstaande overwegingen inzake schade en herhaling van schade moeten in het licht van de volgende aspecten inzake het belang van de Gemeenschap worden bezien:

1. De klagende bedrijfstak van de Gemeenschap

(49) Bij de drie klagende producenten houden ongeveer 580 mensen zich met de fabricage van wolfraamproducten bezig.

Zoals in de overwegingen 46 en 47 uiteengezet, is het niet duidelijk in hoeverre de bedrijfstak van de Gemeenschap negatieve gevolgen zal ondervinden indien de antidumpingmaatregelen vervallen.

2. De verwerkende industrie

(50) De verwerkende industrie in de Gemeenschap bestaat uit een klein aantal grote ondernemingen en enkele kleinere ondernemingen.

Sinds de toetreding van nieuwe lidstaten in 1995 is de vraag op de open markt naar oxide/zuur wegens de aanwezigheid van belangrijke verwerkende ondernemingen in deze lidstaten aanmerkelijk toegenomen (meer dan verdrievoudigd). Deze ondernemingen (meestal geïntegreerde producenten van gecementeerd wolfraamcarbide) geven er thans de voorkeur aan, onder meer om milieuredenen, het productieproces bij wolfraamzuur aan te vangen en niet bij APW.

(51) Gezien het beperkte aanbod van oxide/zuur op de open markt van de Gemeenschap zijn de verwerkende bedrijven grotendeels afhankelijk van externe leveranciers.

(52) Geconcludeerd kon worden, dat de doelmatigheid van het antidumpingrecht niet gegarandeerd is indien geen antidumpingrecht geldt voor het tussenproduct APW in een eerdere productiefase, met name wegens de lage kosten om APW in oxide/zuur om te zetten. Voorts bestaat het gevaar dat, indien de antidumpingmaatregelen worden gehandhaafd, het voor de verwerkende industrie in zekere mate moeilijker zal zijn het betrokken product bij een belangrijke leverancier te betrekken, terwijl niet zeker is dat de bedrijfstak van de Gemeenschap schade zal lijden indien de antidumpingmaatregelen vervallen.

I. CONCLUSIE

(53) Gezien bovenstaande vaststellingen, en met name het feit dat niet duidelijk kon worden aangetoond dat herhaling van de schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap ten gevolge van dumping waarschijnlijk is, werd geoordeeld dat beschermende maatregelen ten aanzien van de invoer van oxide/zuur uit de Volksrepubliek China niet langer noodzakelijk waren.

(54) De betrokkenen werden hiervan in kennis gesteld en hebben hierover geen opmerkingen gemaakt.

(55) Er werd overleg gepleegd met het Raadgevend Comité, dat geen bezwaren heeft gemaakt.

(56) Overeenkomstig artikel 9, lid 2, van de basisverordening wordt derhalve geoordeeld dat een voortzetting van de beschermende maatregelen niet noodzakelijk is en dat de procedure moet worden beëindigd,

BESLUIT:

Enig artikel

De antidumpingprocedure betreffende de invoer van wolfraamoxide en wolfraamzuur, ingedeeld onder GN-code 2825 90 40 en van oorsprong uit de Volksrepubliek China, wordt beëindigd.

Gedaan te Brussel, 20 maart 1998.

Voor de Commissie

Leon BRITTAN

Vice-Voorzitter

(1) PB L 56 van 6. 3. 1996, blz. 1.

(2) PB L 317 van 6. 12. 1996, blz. 1.

(3) PB L 264 van 27. 9. 1990, blz. 4.

(4) PB L 264 van 27. 9. 1990, blz. 57.

(5) PB L 248 van 23. 9. 1994, blz. 8.

(6) PB L 64 van 22. 3. 1995, blz. 1.

(7) PB C 48 van 25. 2. 1995, blz. 3.

(8) PB C 244 van 21. 9. 1995, blz. 7.

(9) PB L 349 van 31. 12. 1994, blz. 1.

(10) PB C 244 van 21.9.1995, blz. 3 en 5