31998D0215

98/215/EG: Besluit van de Commissie van 13 maart 1998 houdende oprichting van een Raadgevend Comité voor coöperaties, onderlinge maatschappijen, verenigingen en stichtingen (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 080 van 18/03/1998 blz. 0051 - 0053


BESLUIT VAN DE COMMISSIE van 13 maart 1998 houdende oprichting van een Raadgevend Comité voor coöperaties, onderlinge maatschappijen, verenigingen en stichtingen (Voor de EER relevante tekst) (98/215/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Overwegende dat coöperaties, onderlinge maatschappijen, verenigingen en stichtingen allemaal ondernemingen zijn met specifieke kenmerken waardoor ze tot de categorie van de ondernemingen van de "sociale economie" behoren;

Overwegende dat deze ondernemingen op voet van gelijkheid met de andere ondernemingen van de commerciële sector profijt moeten kunnen trekken van de mogelijkheden die uit de totstandbrenging van de interne markt en de Economische en Monetaire Unie voortvloeien;

Overwegende dat de Commissie op 18 december 1989 een mededeling bij de Raad heeft ingediend over "De ondernemingen van de sociale economie en de verwezenlijking van de Europese markt zonder grenzen" (SEC(89) 2187 def.); dat de Commissie vervolgens in 1992 drie voorstellen voor verordeningen, gewijzigd in 1993, betreffende het statuut van de Europese coöperatieve vennootschap, de Europese onderlinge maatschappij en de Europese vereniging, alsmede drie voorstellen voor richtlijnen tot aanvulling van deze statuten met betrekking tot de rol van de werknemers, bij de Raad heeft ingediend (1);

Overwegende dat de Commissie op 17 februari 1994 een voorstel voor een beschikking van de Raad inzake het meerjarig werkprogramma (1994-1996) ten behoeve van coöperaties, onderlinge maatschappijen, verenigingen en stichtingen in de Gemeenschap, gewijzigd op 8 juni 1995 ingevolge het advies van het Europees Parlement, heeft ingediend (2);

Overwegende dat coöperaties, onderlinge maatschappijen, verenigingen en stichtingen een steeds belangrijkere rol spelen bij de vertegenwoordiging van de burgers, de bescherming van hun democratische rechten en de voorziening in hun behoeften;

Overwegende dat de Commissie op 4 juni 1997 een mededeling over "De versterking van de rol van verenigingen en stichtingen in Europa" heeft ingediend (3);

Overwegende dat steeds meer communautaire beleidsvormen een effect op de ondernemingen van de sociale economie hebben en dat zorg moet worden gedragen voor de integratie van het beleid van de Commissie inzake coöperaties, onderlinge maatschappijen, verenigingen en stichtingen in de andere gemeenschappelijke beleidsvormen;

Overwegende dat de Commissie, om haar beleid voor de sector beter te kunnen situeren, de vak- en beroepsorganisaties van de sector moet kunnen raadplegen over alle aangelegenheden die een invloed op de activiteit van de ondernemingen van de sociale economie kunnen hebben; dat nauw en permanent contact met de vertegenwoordigers van de sector tot de verwezenlijking van haar beleid kan bijdragen;

Overwegende dat de organisaties van de sector coöperaties, onderlinge maatschappijen, verenigingen en stichtingen momenteel worden geraadpleegd via een Raadgevend Comité dat sinds 1995 functioneert op basis van jaarlijks door de Commissie toegekende subsidies;

Overwegende dat het meest geschikte middel om deze contacten te organiseren, erin bestaat bij de Commissie een Raadgevend Comité in te stellen waarin de subjecten van de sociale economie worden vertegenwoordigd,

BESLUIT:

Artikel 1

Er wordt bij de Commissie een Raadgevend Comité voor coöperaties, onderlinge maatschappijen, verenigingen en stichtingen opgericht, hierna "het Comité" genoemd.

Artikel 2

Het comité kan door de Commissie worden geraadpleegd over alle aangelegenheden met betrekking tot de bevordering en de verwezenlijking van het communautaire beleid inzake de sociale economie; het heeft als taak adviezen aan de Commissie te verstrekken over alle problemen met name:

- de acties en programma's ten behoeve van coöperaties, onderlinge maatschappijen, verenigingen en stichtingen in de Gemeenschap;

- de deelneming aan coöperaties, onderlinge maatschappijen, verenigingen en stichtingen aan de verwezenlijking van de verschillende communautaire beleidsvormen;

- de rol die de sector coöperaties, onderlinge maatschappijen, verenigingen en stichtingen speelt bij het scheppen van werkgelegenheid en de versterking van de economische en sociale samenhang;

- de voorstellen voor wetgevingsmaatregelen betreffende coöperaties, onderlinge maatschappijen, verenigingen en stichtingen.

Artikel 3

1. Het Comité telt 24 leden.

2. De zetels worden gelijkelijk toegekend aan vertegenwoordigers van representatieve organisaties van de drie groepen waaruit de sociale economie bestaat, namelijk acht voor de coöperaties, acht voor de onderlinge maatschappijen, en acht voor de verenigingen/stichtingen.

Artikel 4

1. De leden van het comité worden door de Commissie benoemd.

2. Voor elk gewoon lid wordt onder dezelfde voorwaarden een plaatsvervangend lid benoemd. De plaatsvervanger vervangt van rechtswege het gewoon lid bij afwezigheid of verhindering.

Onverminderd het bepaalde in artikel 7 kan de plaatsvervanger de vergaderingen van het Comité slechts bijwonen en aan de werkzaamheden ervan deelnemen indien het gewoon lid verhinderd is.

3. Voor elk van de hun toegekende zetels stellen de representatieve organisaties van de drie groepen aan de Commissie drie kandidaten voor het gewoon lid en drie voor de plaatsvervanger voor.

4. De leden worden voor drie jaar benoemd. Dit mandaat is hernieuwbaar.

5. Het mandaat van een lid of een plaatsvervanger eindigt vóór het verstrijken van de periode van drie jaar indien hij aftreedt, niet langer deel uitmaakt van de door hem vertegenwoordigde organisatie, zijn organisatie ophoudt te bestaan, of de door hem vertegenwoordigde organisatie om zijn vervanging verzoekt. In deze gevallen worden voor het resterende deel van het onderbroken mandaat nieuwe leden benoemd uit de laatste lijst van kandidaten, als bedoeld in lid 3.

6. De uitgevoerde taken worden niet bezoldigd.

7. Na afloop van de periode van drie jaar blijven de leden in functie totdat zij zijn vervangen of hun mandaat is hernieuwd.

Artikel 5

De lijst van de leden en de plaatsvervangers wordt door de Commissie ter informatie in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt.

Artikel 6

1. Het Comité wordt door een vertegenwoordiger van de Commissie voorgezeten. Het Comité kiest voor een periode van drie jaar drie vice-voorzitters, één voor elke groep. De verkiezing vindt plaats bij meerderheid van twee derde van de aanwezige leden.

2. Het Comité kan met dezelfde meerderheid andere leden aan het bureau toevoegen. Het bureau zorgt voor de voorbereiding en organisatie van de werkzaamheden van het Comité.

Artikel 7

De voorzitter of het bureau kan elke persoon die over een bijzondere bekwaamheid betreffende een punt op de agenda beschikt, uitnodigen als deskundige aan de werkzaamheden van het Comité deel te nemen. De deskundigen nemen alleen voor het onderwerp waarvoor om hun aanwezigheid wordt verzocht, aan de beraadslagingen deel.

Artikel 8

Het Comité kan met instemming van de Commissie uit zijn leden werkgroepen samenstellen.

Artikel 9

1. Het Comité wordt door de Commissie bijeengeroepen en vergadert in haar gebouwen. Het Comité vergadert ten minste eenmaal per jaar. De vergaderingen zijn geldig samengesteld als er ten minste acht leden aanwezig zijn en elke groep door ten minste één lid vertegenwoordigd is.

2. In dringende gevallen kan het Comité op verzoek van de Commissie schriftelijk worden geraadpleegd.

3. Het bureau wordt door de voorzitter bijeengeroepen.

4. De vertegenwoordigers van de betrokken diensten van de Commissie nemen aan de vergaderingen van het Comité, het bureau en de werkgroepen deel.

5. De Commissie neemt het secretariaat van het Comité, het bureau en de werkgroepen waar.

Artikel 10

1. De beraadslagingen van het Comité hebben betrekking op de door de Commissie gedane verzoeken om advies. Het Comité kan ook initiatiefadviezen uitbrengen. De standpunten van de leden en eventueel van elke groep worden opgenomen in een verslag dat aan de Commissie en aan de leden en plaatsvervangers van het Comité wordt toegezonden.

2. Wanneer de Commissie het Comité om advies verzoekt, kan zij de termijn vaststellen waarbinnen het advies moet worden uitgebracht.

Artikel 11

1. Onverminderd het bepaalde in artikel 214 van het EG-Verdrag is het de leden van het Comité verboden bekendheid te geven aan de informatie die zij tijdens de werkzaamheden van het Comité of de werkgroepen hebben vernomen, wanneer de Commissie hen ervan in kennis stelt dat het gevraagde advies of de gestelde vraag betrekking heeft op een aangelegenheid van vertrouwelijke aard.

2. In de in het voorgaande lid beschreven gevallen nemen alleen de leden van het Comité en de vertegenwoordigers van de diensten van de Commissie aan de vergaderingen deel.

Artikel 12

Dit besluit treedt in werking op 20 maart 1998.

Gedaan te Brussel, 13 maart 1998.

Voor de Commissie

Christos PAPOUTSIS

Lid van de Commissie

(1) Oorspronkelijke tekst: PB C 99 van 21. 4. 1992; gewijzigde tekst: PB C 236 van 31. 8. 1993.

(2) De Commissie heeft op 29 juli 1997 besloten dit voorstel in te trekken, omdat de Raad het nooit heeft goedgekeurd en het programma verouderd was.

(3) COM(97) 241.