31997R1114

Verordening (EG) nr. 1114/97 van de Raad van 17 juni 1997 houdende beëindiging van de antidumpingprocedure met betrekking tot de invoer van buitenringen van kegellagers van oorsprong uit Japan en intrekking van de op deze invoer ingestelde antidumpingmaatregelen

Publicatieblad Nr. L 162 van 19/06/1997 blz. 0022 - 0028


VERORDENING (EG) Nr. 1114/97 VAN DE RAAD van 17 juni 1997 houdende beëindiging van de antidumpingprocedure met betrekking tot de invoer van buitenringen van kegellagers van oorsprong uit Japan en intrekking van de op deze invoer ingestelde antidumpingmaatregelen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1), inzonderheid op artikel 9 en artikel 11, lid 3,

Gelet op het door de Commissie na overleg in het kader van het Raadgevend Comité ingediende voorstel,

Overwegende hetgeen volgt:

A. PROCEDURE

(1) In juni 1994 ontving de Commissie een verzoek om een nieuw onderzoek naar de definitieve antidumpingmaatregelen die waren ingesteld bij Verordening (EEG) nr. 55/93 van de Raad (2) op de invoer van buitenringen van kegellagers (hierna "schalen" genoemd) van oorsprong uit Japan. Dit verzoek werd ingediend door Febma (Federation of European Bearing Manufacturers Associations), namens EG-producenten die samen het grootste gedeelte van de totale productie van schalen door de EG-bedrijfstak voor hun rekening zouden nemen.

(2) In het verzoek werd aangevoerd dat de geldende antidumpingmaatregelen niet of niet langer toereikend waren om de dumping die schade zou berokkenen te neutraliseren; niet alleen de dumping maar ook de hieruit voortvloeiende schade zouden zijn toegenomen.

(3) Overwegende dat er voldoende bewijsmateriaal was voor de inleiding van een tussentijds nieuw onderzoek ingevolge artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 2423/88 van de Raad van 11 juli 1988 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap (3), publiceerde de Commissie op 20 oktober 1994 een bericht van inleiding van een nieuw onderzoek naar de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van schalen afkomstig uit Japan (4).

(4) De Commissie bracht de betrokken producenten van de Gemeenschap, de importeurs en de Japanse producenten/exporteurs, alsmede de vertegenwoordigers van Japan op de hoogte van de inleiding van het onderzoek en stelde de betrokken partijen in de gelegenheid om hun standpunten schriftelijk bekend te maken en een verzoek in te dienen om te worden gehoord.

(5) De Commissie verzamelde en verifieerde alle gegevens die zij voor de vaststelling van de dumping noodzakelijk achtte.

(6) Het onderzoektijdvak dat in deze procedure in aanmerking werd genomen om vast te stellen of al dan niet van dumping en onderbieding sprake was, liep van 1 oktober 1993 tot 30 juni 1994. Voor het onderzoek naar de evolutie van de factoren die gebruikt werden om vast te stellen of de bedrijfstak van de Gemeenschap door de invoer in kwestie al dan niet schade had geleden werd de periode van 1 januari 1991 tot 30 juni 1994 in aanmerking genomen. Teneinde de gegevens met betrekking tot het onderzoektijdvak te kunnen vergelijken met die van de vorige kalenderjaren werd een en ander geëxtrapoleerd zodat een beeld van de situatie in een periode van twaalf maanden ontstond. Aangezien dit tussentijds nieuw onderzoek werd ingeleid vóór de Toetreding van Zweden, Oostenrijk en Finland, hetgeen betekent dat het onderzoektijdvak eindigde vóór de toetreding van deze landen, is het onderzoek naar schade gebaseerd op een analyse van de gegevens met betrekking tot de Gemeenschap bestaande uit twaalf lidstaten.

(7) Het onderzoek nam meer dan de normale periode in beslag door de complexiteit van de evaluatie van de schade en het oorzakelijk verband; deze complexiteit was het gevolg van het grote aantal onderzochte producten en hun onderlinge verscheidenheid.

(8) De klagende partij, Febma, diende het verzoek om een tussentijds nieuw onderzoek in namens de volgende producenten:

- FAG Kugelfischer Georg Schäfer KGaA (Duitsland);

- SKF GmbH (Duitsland);

- SKF Industrie SpA (Italië);

- SKF Española SA (Spanje);

- Timken France (Frankrijk);

- British Timken (Verenigd Koninkrijk); en

- Société Nouvelle de Roulements (Frankrijk).

(9) Gedurende het onderzoektijdvak exporteerden de volgende bedrijven schalen afkomstig uit Japan naar de Gemeenschap:

- Koyo Seiko Co. Ltd (Osaka); en

- NTN Corporation (Osaka).

(10) Deze beide bedrijven werkten aan het onderzoek mede door de vragenlijst van de Commissie in te vullen en er werden door de diensten van de Commissie ten kantore van deze bedrijven verificaties verricht.

(11) In dit onderzoek werkten met de Commissie geen niet-verbonden importeurs mede.

(12) Bovendien dienden talrijke eindgebruikers hun standpunten in waarmee rekening werd gehouden indien zij met bewijsmateriaal waren gestaafd.

B. PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

(13) Het betreft buitenringen van kegellagers (schalen); deze buitenringen vormen een onderdeel van kegellagers.

(14) In Japan en in de Gemeenschap worden schalen hoofdzakelijk verkocht aan twee categorieën klanten, met name industriële gebruikers en distributeurs.

(15) Er zij op gewezen dat complete kegellagers de volgende componenten omvatten: 1. een binnenring, met name een kegelvormige ring, vervaardigd uit hetzelfde materiaal als de buitenring (de binnen- en de buitenring zijn vaak uit hetzelfde stuk materiaal geperst); 2. spits toelopende antifrictierollen, die op de binnenring bevestigd zijn en die het mogelijk maken dat deze ten opzichte van de buitenring beweegt; 3. een behuizing, die de rollen op de binnenste ring op hun plaats houdt en 4. een buitenring of schaal die fungeert als het vrouwelijk onderdeel waarin het mannelijk onderdeel, de kegel (bestaande uit de binnenring, de rollen en de behuizing), wordt gemonteerd om op deze wijze een volledig kegellager te vormen.

(16) In samenhang met onderhavig onderzoek dienden Febma en bepaalde Japanse producenten argumenten in die de Commissie ertoe zouden moeten brengen complete kegellagers en schalen als één en hetzelfde product te beschouwen en dit nieuwe onderzoek te laten samenvallen met het onderzoek met betrekking tot de invoer van complete kegellagers van oorsprong uit Japan (5).

(17) De bovenstaande belanghebbende partijen voerden aan dat de schaal, evenals de kegel - deze wordt behandeld in de procedure met betrekking tot de volledige kegellagers - slechts een component is van het afgewerkte product en alleen maar samen met de andere componenten van kegellagers los wordt verkocht met als doel, in het bedrijf van de uiteindelijke klant, tot een complete kegellager te worden gemonteerd.

(18) Aansluitend evenwel op de redenering van de Rechtbank van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (6) wordt ervan uitgegaan dat kegellagers en schalen afzonderlijke producten zijn en dat op elk van deze producten vanuit juridisch oogpunt een afzonderlijke antidumpingprocedure van toepassing kan zijn.

(19) Er werd vastgesteld dat schalen die in Japan werden vervaardigd, op de binnenlandse markt werden verkocht en naar de Gemeenschap werden uitgevoerd, en schalen die door de producenten in de Gemeenschap werden vervaardigd en op de markt van de Gemeenschap werden verkocht soortgelijk zijn wat hun fysieke kenmerken en hun gebruik betreft. Ze werden derhalve beschouwd als soortgelijke producten overeenkomstig artikel 1, lid 4, van Verordening (EG) nr. 384/96.

C. DEFINITIE VAN DE BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP

(20) Een bedrijf dat in Japans bezit is vervaardigde in de Gemeenschap gedurende het onderzoektijdvak kegellagers en componenten daarvan met inbegrip van schalen. Dit bedrijf werd evenwel niet geacht deel uit te maken van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de zin van artikel 4, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 384/96. Dit standpunt werd als gerechtvaardigd beschouwd aangezien het bedrijf gelieerd is met een exporteur die het betrokken product uit Japan uitvoert. Het bedrijf verkoopt zijn volledige productie aan zijn verkoopsfilialen die in de Gemeenschap gevestigd zijn, eveneens verbonden zijn met de exporteur die de producten uit Japan uitvoert en tevens betrokken zijn bij de verkoop van uit Japan ingevoerde schalen. Onder deze omstandigheden wordt geoordeeld dat het in de Gemeenschap gevestigde bedrijf dat de producten vervaardigt zou kunnen profiteren van onbillijke handelspraktijken. Onder deze omstandigheden handelde de producent - zo werd geoordeeld - niet als een normale producent van de Gemeenschap maar veeleer als een extra leverancier voor een van dumping beschuldigde exporteur.

(21) Een van de producenten van de Gemeenschap die in overweging 8 is vermeld vulde de vragenlijst van de Commissie niet in binnen de door de Commissie vastgestelde termijn. Omdat het bedrijf in kwestie zijn medewerking niet verleende viel het niet onder de omschrijving van de bedrijfstak van de Gemeenschap met het oog op de vaststelling van de schade in het kader van dit onderzoek. Bijgevolg omvat de term "bedrijfstak van de Gemeenschap", in de rest van deze analyse, de producenten in de Gemeenschap die de klacht steunden en hun medewerking verleenden en wier gezamenlijke productie van schalen het grootste gedeelte van de totale productie van de Gemeenschap vormt, in de zin van artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 384/96.

D. SCHADE

(22) Omdat het in dit nieuwe onderzoek onderzochte product een onderdeel is van kegellagers, konden de meeste producenten in de Gemeenschap, in sommige gevallen, in hun boekhouding geen verschil maken tussen gegevens die betrekking hadden op volledige keggellagers en gegevens die betrekking hadden op schalen. Waar nodig werd het derhalve zinvol geacht, gebruik te maken van de toepassing van artikel 3, lid 8, van Verordening (EG) nr. 384/96 dat als volgt luidt: "is deze productie niet op bovenomschreven wijze te onderscheiden (aan de hand van criteria zoals het productieproces, de omzet en de winst van de producenten), dan worden de gevolgen van de invoer met dumping beoordeeld aan de hand van een onderzoek van de kleinste groep of het kleinste assortiment producten waartoe het soortgelijke product behoort en waarover de nodige gegevens kunnen worden verkregen".

(23) In dit nieuwe onderzoek is de kleinste groep producten waarover de producenten van de Gemeenschap de nodige gegevens zouden kunnen verstrekken, de groep van de complete kegellagers. Telkens wanneer bovenbedoeld evaluatieprincipe in onderstaande analyse werd toegepast werd dit duidelijk aangegeven.

(24) Zoals in het oorspronkelijke onderzoek zijn er geen nauwkeurige officiële statistieken voorhanden aangezien de post in de gecombineerde nomenclatuur waaronder schalen worden ingedeeld ook betrekking heeft op andere producten. De analyse in verband met de schade is derhalve gebaseerd op gegevens die ter beschikking werden gesteld door de producenten in de Gemeenschap en de Japanse exporteurs en op geraamde gegevens waarbij is uitgegaan van informatie die door de betrokken partijen werd verstrekt.

Verbruik in de Gemeenschap

(25) Tussen 1991 en het onderzoektijdvak daalde het geraamde verbruik van schalen in de Gemeenschap (twaalf lidstaten) met 4,2 %. Deze daling op de markt is het resultaat van de algemene ontwikkeling van de conjunctuur op de markt voor schalen waarvan de omvang evolueert naar gelang van de algemene activiteit van de gebruikers van de schalen.

Omvang, verkoop en marktaandeel van de ingevoerde hoeveelheden

(26) Er wordt van uitgegaan dat in dit specifieke geval slechts de verkoop van Japanse schalen op de open markt aan onafhankelijke afnemers, dit wil zeggen de verkoop van schalen die in de Gemeenschap in het vrije verkeer worden gebracht, relevant is voor de vaststelling van de schade aangezien alleen deze verkoop rechtstreeks concurreert met de verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(27) Tussen 1991 en het onderzoektijdvak daalde de verkoop van ingevoerde schalen van oorsprong uit Japan aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap (uitgedrukt in aantallen) met 35 %. Parallel met deze daling van de verkoop en in tegenstelling tot hetgeen door de bedrijfstak van de Gemeenschap wordt beweerd, daalde het marktaandeel van de onderzochte invoer geleidelijk van 6,6 % in 1991 tot 4,5 % gedurende het onderzoektijdvak.

Prijzen van de invoer

(28) De prijzen die werden aangerekend door de Japanse producenten werden vergeleken met de prijzen voor identieke soorten die werden aangerekend door de producenten in de Gemeenschap, die per transactie gegevens konden verstrekken voor schalen die afzonderlijk en via hetzelfde kanaal waren verkocht in de vier belangrijkste lidstaten (Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Italië die, gezien de in deze lidstaten verkochte hoeveelheden als representatief voor de situatie in de gehele Gemeenschap werden beschouwd). Op basis van deze analyse werd vastgesteld dat er sprake was van onderbieding door de Japanse producenten gedurende het onderzoektijdvak.

(29) Er kunnen evenwel geen steekhoudende conclusies worden getrokken uit deze analyse omdat de betrokken Japanse bedrijven slechts een beperkt aantal soorten die identiek zijn aan of rechtstreeks vergelijkbaar met de soorten die door de producenten in de Gemeenschap worden geproduceerd, in toereikende hoeveelheden verkopen om een zinvolle vergelijking met de Europese producenten mogelijk te maken. Onder deze omstandigheden werden geen afzonderlijke prijsonderbiedingsmarges voor elk betrokken bedrijf vastgesteld.

Situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

Verkoop en marktaandeel

(30) De hoeveelheid schalen die in de Gemeenschap door de bedrijfstak van de Gemeenschap werd vervaardigd en verkocht (uitgedrukt in aantallen) daalde met 16,5 % gedurende de onderzochte periode. Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap daalde in dezelfde periode van ongeveer 84 % in 1991 tot ongeveer 74 % aan het eind van het onderzoektijdvak.

(31) Het marktaandeel van de afzonderlijk verkochte ingevoerde schalen, die door de bedrijfstak van de Gemeenschap buiten de Gemeenschap van de twaalf werden vervaardigd (in Oostenrijk en de Verenigde Staten) in reeds lang bestaande bedrijven steeg van 3,6 % tot 7,3 %. Bovendien steeg het marktaandeel van de invoer uit andere derde landen van 5,5 % in 1991 tot 11,8 % gedurende het onderzoektijdvak.

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad van de productiecapaciteit

(32) Vanwege de in de overwegingen 21 en 22 uiteengezette redenen is de analyse van de ontwikkeling van productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad van de productiecapaciteit gebaseerd op gegevens met betrekking tot complete kegellagers.

(33) De productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap daalde tussen 1991 en het onderzoektijdvak met 10,8 %.

(34) In dezelfde periode daalde de productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap met 9,3 % terwijl de bezettingsgraad van de productiecapaciteit daalde van 88,8 % tot 86,6 %.

Prijzen en rentabiliteit

(35) De evolutie van de prijzen in de Gemeenschap werd onderzocht tussen 1991 en het einde van het onderzoektijdvak, voor schalen die door de producenten in de Gemeenschap afzonderlijk werden verkocht. Gezien het argument van de producenten van de Gemeenschap dat het prijzenbeleid van Japan ongeacht of de door de Japanse producenten verkochte soorten al dan niet identiek waren aan de soorten die door de producenten van de Gemeenschap verkocht werden nadelige gevolgen zou hebben voor de door de producenten van de Gemeenschap toegepaste prijzen, had de analyse van de evolutie van de prijzen die door de bedrijfstak van de Gemeenschap werden toegepast betrekking op alle door deze producenten gedurende het onderzoektijdvak verkochte soorten en niet alleen op die soorten die als identiek werden beschouwd met de door de Japanse producenten verkochte soorten.

(36) Deze analyse vond plaats voor de prijzen die door de producenten van de Gemeenschap werden aangerekend (alle verkoopkanalen) in Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Italië. Op deze basis werd vastgesteld dat de prijzen voor schalen in de Gemeenschap gedurende het onderzoektijdvak stabiel bleven. Op een gewogen gemiddelde basis (waarbij werd uitgegaan van alle prijzen van de producenten van de Gemeenschap bij verkoop aan alle categorieën klanten), stegen de prijzen van alle door de bedrijfstak van de Gemeenschap gedurende het onderzoektijdvak verkochte soorten met 1,88 %.

(37) In dit opzicht dient erop te worden gewezen dat de rentabiliteit van de producenten in de Gemeenschap die specifiek betrekking heeft op volledige kegellagers zich gedurende het onderzoektijdvak ontwikkelde van een verlies van ongeveer 11 % in 1991 tot een verlies van ongeveer 17 % in 1993. Tussen 1993 en het einde van het onderzoektijdvak verbeterde de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap evenwel en bedroeg het verlies nog ongeveer 7 % waaruit dus een zeker herstel bleek.

Werkgelegenheid

(38) Tussen 1991 en het onderzoektijdvak daalde de werkgelegenheid wat de vervaardiging van complete kegellagers betreft in de bedrijfstak van de Gemeenschap met 27,4 %.

Conclusie over de schade

(39) Op basis van bovenstaande analyse wordt geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap in het onderzoektijdvak bepaalde moeilijkheden ondervond, maar dat zijn financiële situatie verbeterde.

E. OORZAKELIJK VERBAND

(40) Overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG) nr. 384/96 onderzocht de Commissie derhalve of de ingevoerde hoeveelheden en de prijzen ervan een verklaring konden vormen voor de situatie waarin de bedrijfstak van de Gemeenschap zich bevond en een dusdanige weerslag op deze bedrijfstak hadden dat van aanmerkelijke gevolgen kan worden gesproken in de zin van artikel 3, lid 6, van Verordening (EG) nr. 384/96. In dit onderzoek werd gewaarborgd dat nadelige gevolgen voor de bedrijfstak van de Gemeenschap door andere factoren niet aan de betrokken invoer werden toegeschreven.

(41) De invoer uit Japan en de marktaandelen ervan in de Gemeenschap daalden gedurende het onderzoektijdvak dat voor de analyse van de schade in aanmerking werd genomen. Het marktaandeel van eigen invoer door de producenten van de Gemeenschap uit landen waarin zij reeds lang bestaande bedrijven hebben en van invoer uit andere derde landen steeg met een percentage dat de geregistreerde daling van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap meer dan compenseert.

(42) De bedrijfstak van de Gemeenschap voerde aan dat de onderbieding of de lagere prijzen van de Japanse exporteurs druk uitoefenden op de prijzen waardoor de producenten van schalen in de Gemeenschap ertoe gedwongen werden hun prijzen te verlagen om hun marktaandeel te kunnen verdedigen hetgeen met grote financiële verliezen gepaard ging. Uit de analyse van de evolutie van de prijzen die door de producenten in de Gemeenschap werden toegepast blijkt dat de conclusie van de producenten in de Gemeenschap dat de invoer de prijzen gedurende het onderzoektijdvak sterk zou hebben gedrukt (depressie) of een aanzienlijke belemmering zou hebben gevormd voor prijsverhogingen (suppressie), in die mate dat gesproken kan worden van aanmerkelijke gevolgen in de zin van artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 384/96, dient te worden weerlegd. Wat de bewering van de bedrijfstak van de Gemeenschap betreft dat de prijzen tengevolge van de Japanse onderbieding niet verhoogd konden worden, in het bijzonder voor klanten die grote hoeveelheden afnamen, wordt geoordeeld, dat indien een dergelijke prijzensuppressie had plaatsgevonden om hoeveelheden en marktaandelen te handhaven, hetgeen inderdaad in belangrijke mate het geval was, dit tot grotere financiële verliezen zou hebben geleid. De bovenvermelde bevindingen van het onderzoek wijzen evenwel op het tegenovergestelde. De verklaringen van de bedrijfstak van de Gemeenschap dat er van aanmerkelijke prijzendepressie of prijzensuppressie sprake zou zijn worden niet met bewijsmateriaal gestaafd, aangezien met name de periode in kwestie gekenmerkt werd door een recessie. Er kon geen prijzendepressie worden vastgesteld en de vastgestelde prijsverhogingen dekten een aanzienlijk deel van de algemene kostenstijgingen die in de bedrijfstak werden vastgesteld.

(43) De bedrijfstak van de Gemeenschap voerde aan dat hij zijn productiecapaciteit en investeringen gedurende de referentieperiode diende te beperken om de prijs waartegen de bedrijfstak kostendekkend kan produceren te verlagen en op deze wijze de verliezen te beperken. Hierdoor konden de producenten van de Gemeenschap in 1995, dus na het onderzoektijdvak, niet aan de vraag van de klanten voldoen, hoewel het verbruik van schalen was gestegen. De producenten in de Gemeenschap voeren aan dat zij, om in nieuwe productiecapaciteit te kunnen investeren een aanzienlijk grotere rentabiliteit zouden moeten kunnen bereiken dan die welke gedurende het onderzoektijdvak werd geregistreerd.

(44) Hoewel normaliter geen gegevens in aanmerking kunnen worden genomen uit de periode na het onderzoektijdvak wordt erkend dat de vraag naar volledige kegellagers en componenten in 1995 sterke stijging vertoonde. Om deze reden kon de bedrijfstak van de Gemeenschap voor 1995 op uitstekende (ook financiële) resultaten bogen. Men heeft toegegeven dat er gedurende dat jaar door de bedrijven van de EG-producenten in de Gemeenschap niet voldoende kon worden geleverd. Men gaat er evenwel van uit dat het in het economisch leven normaal is dat kosten worden beperkt en des te meer wanneer de bedrijfstak zich in een economische recessieperiode bevindt. Het kan in een boomperiode evenwel ook normaal zijn dat men de capaciteit uitbreidt en dit financiert met normale financiële middelen. Deze beperking van de capaciteit mag derhalve niet worden toegeschreven aan de invoer in kwestie, des te meer omdat de daling van deze invoer groter was dan de capaciteitsbeperking van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Bovendien dient deze capaciteitsbeperking in verband te worden gebracht met de duidelijke verplaatsing van de productie door de bedrijfstak van de Gemeenschap naar reeds lang gevestigde bedrijven in landen buiten de Gemeenschap van de twaalf.

(45) Wat de daling van de werkgelegenheid betreft heeft de bedrijfstak van de Gemeenschap in de periode in kwestie binnen zijn globale productieapparaat capaciteit van de ene naar de andere fabriek overgebracht en leverde belangrijke inspanningen met het oog op herstructurering om de productiviteit in het algemeen te verhogen, hetgeen zijn weerslag vond in een daling van de werkgelegenheid, die dus niet aan de invoer in kwestie kan worden toegeschreven.

Conclusie

(46) Gezien de bovenstaande bevindingen wordt geconcludeerd dat de invoer in kwestie op zich geen ernstige schadelijke gevolgen voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft gehad; de beweringen in het door de bedrijfstak van de Gemeenschap ingediende verzoek om een tussentijds nieuw onderzoek, volgens welke de van kracht zijnde maatregelen ontoereikend waren om de grotere schade op te heffen, worden derhalve weerlegd. De precaire situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap zal veeleer het gevolg zijn van andere factoren zoals de invoer uit andere derde landen en de recessie die voor het onderzoektijdvak kenmerkend was. De maatregelen die opnieuw worden onderzocht hadden dus wel het beoogde effect: zij beperkten de gevolgen van de invoer in kwestie zodat niet langer sprake was van aanmerkelijke schade in de zin van artikel 3, lid 6, van Verordening (EG) nr. 384/96.

(47) De vraag die moet worden gesteld is of het opheffen van de maatregelen de situatie radicaal zou veranderen.

F. WAARSCHIJNLIJKE GEVOLGEN VAN DE INTREKKING VAN DE MOMENTEEL GELDENDE MAATREGELEN

(48) Zoals hierboven werd aangetoond, blijkt uit de vastgestelde feiten dat de maatregelen die aan een nieuw onderzoek worden onderworpen de schadelijke gevolgen van de invoer in kwestie hebben beperkt, zodat niet langer sprake is van aanmerkelijke schade in de zin van artikel 3, lid 6, van Verordening (EG) nr. 384/96.

(49) De bedrijfstak van de Gemeenschap wees erop dat indien de momenteel geldende maatregelen werden ingetrokken, zeer waarschijnlijk opnieuw aanmerkelijke schade ten gevolge van de invoer in kwestie zou ontstaan.

(50) Het is weinig waarschijnlijk dat de opheffing van de antidumpingmaatregelen die aan een nieuw onderzoek worden onderworpen opnieuw tot aanmerkelijke schade ten gevolge van deze invoer zou leiden. Hierbij heeft men zich gebaseerd op de analyse van de evolutie van de Japanse marktaandelen, op het feit dat deze evolutie geen aanmerkelijke gevolgen voor de prijzen van de producenten in de Gemeenschap heeft en op de omvangrijke stijging van de invoer uit andere landen dan Japan en uit bedrijven die met de producenten in de Gemeenschap verbonden zijn.

(51) Ook op andere elementen dient in dit verband de nadruk te worden gelegd, zoals het grote marktaandeel dat de bedrijfstak van de Gemeenschap voor zijn rekening neemt, het feit dat de verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap in grote mate verloopt via contracten op lange termijn met belangrijke industriële gebruikers alsmede het feit dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zowel nu als vroeger door zijn nabijheid, de hoge kwaliteit en de dienstverlening een veilige bevoorradingsbron vormde voor gebruikers.

(52) Bovendien blijkt uit officiële statistieken dat de productiecapaciteit voor kegellagers in Japan van 1990 tot 1994 stabiel is gebleven en vervolgens parallel met het herstel van de wereldwijde vraag steeg. Uit een analyse van de uitvoer uit Japan naar andere landen dan de Gemeenschap zou evenwel blijken dat er niet voldoende productiecapaciteit in Japan beschikbaar is om aanzienlijk grotere hoeveelheden voor uitvoer naar de Gemeenschap te produceren.

(53) Tot slot dient erop te worden gewezen dat uit de hierboven omschreven situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap gedurende het onderzoektijdvak een zeker herstel blijkt van de markt voor kegellagers en componenten daarvan. Deze ontwikkeling werd gehandhaafd en zette door na het onderzoektijdvak zoals blijkt uit de Algemene resultaten voor 1995 van de belangrijkste producenten in de Gemeenschap. Het wordt niet waarschijnlijk geacht dat deze situatie zou veranderen tengevolge van het vervallen van de huidige maatregelen, aangezien de invoer in kwestie voor de situatie van de producenten in de Gemeenschap, zoals hierboven is aangetoond, weinig aanmerkelijke gevolgen zou hebben.

G. DUMPING

(54) Gezien bovenstaande conclusie werd het niet noodzakelijk geacht na te gaan of bij de invoer in kwestie sprake was van dumping, en zou dat toch het geval zijn, of de dumpingmarge al dan niet was gestegen aangezien dit geen enkele relevantie zou hebben voor bovenstaande analyse en bijgevolg de conclusies niet zou wijzigen.

H. CONCLUSIE

(55) Gezien bovenstaande bevindingen geldt als resultaat van het nieuwe onderzoek naar de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van schalen van oorsprong uit Japan dat de antidumpingprocedure met betrekking tot deze invoer dient te worden beëindigd en dat de van kracht zijnde antidumpingmaatregelen dienen te worden ingetrokken.

(56) De Commissie bracht de belanghebbende partijen, met inbegrip van de bedrijfstak van de Gemeenschap, van haar bevindingen op de hoogte. Nadat zij door de Commissie van bovenstaande gegevens, bevindingen en conclusies op de hoogte waren gebracht, dienden vertegenwoordigers van de bedrijfstak van de Gemeenschap zowel schriftelijk als mondeling nieuwe standpunten in in verband met de weerslag van de invoer in kwestie uit Japan op de bedrijfstak van de Gemeenschap. Deze standpunten konden, na onderzoek, bovenstaande conclusies evenwel niet wijzigen. Sommige lidstaten dienden bezwaren in tegen deze gang van zaken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De antidumpingprocedure met betrekking tot de invoer van buitenringen van kegellagers ingedeeld onder GN-code ex 8482 99 00 van oorsprong uit Japan wordt beëindigd en de antidumpingmaatregelen die zijn ingesteld op deze invoer bij Verordening (EEG) nr. 55/93 worden hierbij ingetrokken.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 17 juni 1997.

Voor de Raad

De Voorzitter

A. JORRITSMA-LEBBINK

(1) PB nr. L 56 van 6. 3. 1996, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2331/96 (PB nr. L 317 van 6. 12. 1996, blz. 1).

(2) PB nr. L 9 van 15. 1. 1993, blz. 7.

(3) PB nr. L 209 van 2. 8. 1988, blz. 1. Verordening vervangen door Verordening (EG) nr. 384/96.

(4) PB nr. C 292 van 20. 10. 1994, blz. 5.

(5) Besluit 92/27/EG van de Commissie van 3 december 1996 tot beëindiging van de antidumpingprocedure met betrekking tot de invoer van kegellagers van oorsprong uit Japan (PB nr. L 10 van 14. 1. 1997, blz. 34).

(6) Zaak T-166/94 Koyo Seiko Co. Ltd versus de Raad van de Europese Unie - Vonnis van 14 juli 1995, HvJ 1995, blz. II-2129.