Richtlijn 97/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 1997 tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG inzake misleidende reclame teneinde ook vergelijkende reclame te regelen
Publicatieblad Nr. L 290 van 23/10/1997 blz. 0018 - 0023
RICHTLIJN 97/55/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 6 oktober 1997 tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG inzake misleidende reclame teneinde ook vergelijkende reclame te regelen HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 A, Gezien het voorstel van de Commissie (1), Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2), Overeenkomstig de procedure van artikel 189 B van het Verdrag (3), en gezien de op 25 juni 1997 door het bemiddelingscomité goedgekeurde ontwerptekst, (1) Overwegende dat het een van de hoofddoelstellingen van de Gemeenschap is om de interne markt te voltooien; dat passende maatregelen dienen te worden genomen voor de goede werking van die markt; dat de interne markt uit een ruimte zonder binnengrenzen bestaat waarbinnen het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd; (2) Overwegende dat met de voltooiing van de interne markt het aanbod steeds gevarieerder zal worden; dat aangezien de consumenten zoveel mogelijk profijt van de interne markt kunnen en moeten trekken en aangezien reclame een zeer belangrijk middel is om overal in de Gemeenschap voor alle goederen en diensten reële afzetmogelijkheden te scheppen, de basisbepalingen die de vorm en inhoud van reclame regelen, uniform dienen te zijn en de voorwaarden voor het gebruik van vergelijkende reclame in de lidstaten geharmoniseerd dienen te worden; onder die voorwaarden zal dit ertoe bijdragen dat de voordelen van de verschillende vergelijkbare producten objectief kunnen worden belicht; dat vergelijkende reclame voorts, in het belang van de consument een stimulans kan vormen voor de concurrentie tussen de leveranciers van goederen en diensten; (3) Overwegende dat de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten betreffende vergelijkende reclame sterk van elkaar verschillen; dat reclame over de grenzen heen reikt en op het grondgebied van andere lidstaten doordringt; dat het feit dat vergelijkende reclame naar gelang van de nationale wetgevingen toegestaan dan wel verboden is, een belemmering voor het vrije verkeer van goederen en diensten kan vormen en concurrentievervalsing kan veroorzaken; dat met name ondernemingen bloot kunnen staan aan door concurrenten ontwikkelde reclamevormen waartegen zij zich niet met gelijke middelen kunnen weren; dat de vrijheid om diensten te verlenen op het gebied van de vergelijkende reclame moet worden verzekerd; dat het de plicht is van de Gemeenschap om verbetering in deze situatie te brengen; (4) Overwegende dat in de zesde overweging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad van 10 september 1984 betreffende het nader tot elkaar brengen van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake misleidende reclame (4) is bepaald dat na de harmonisatie van de nationale bepalingen inzake bescherming tegen misleidende reclame "in een tweede stadium, op basis van passende voorstellen van de Commissie . . . zo nodig de vergelijkende reclame moet worden geregeld"; (5) Overwegende dat in punt 3, onder d), van de bijlage bij de resolutie van de Raad van 14 april 1975 betreffende een eerste programma van de Europese Economische Gemeenschap voor een beleid inzake bescherming en voorlichting van de consument (5), het recht op voorlichting onder de fundamentele rechten van de consument is opgenomen; dat dit recht wordt bevestigd in de resolutie van de Raad van 19 mei 1981 betreffende een tweede programma van de Europese Economische Gemeenschap betreffende een beleid inzake bescherming en voorlichting van de consument (6), in punt 40 van de bijlage, waarin met name de voorlichting van de consument ter sprake komt; dat vergelijkende reclame waarin wezenlijke, relevante, controleerbare en representatieve kenmerken worden vergeleken en die niet misleidend is, een gewettigd middel kan zijn om de consumenten over hun voordelen voor te lichten; (6) Overwegende dat het wenselijk is te voorzien in een ruim concept van vergelijkende reclame om alle vormen van vergelijkende reclame te bestrijken; (7) Overwegende dat er voorwaarden voor - wat de vergelijking betreft - geoorloofde vergelijkende reclame moeten worden vastgesteld om te bepalen welke praktijken in verband met vergelijkende reclame de concurrentie kunnen verstoren, de concurrenten schade kunnen berokkenen en een negatieve invloed kunnen hebben op de keuze van de consument; dat die voorwaarden voor geoorloofde reclame criteria moeten omvatten voor een objectieve vergelijking van de kenmerken van goederen en diensten; (8) Overwegende dat de vergelijking van alleen de prijs van goederen en diensten mogelijk moet zijn indien die vergelijking aan bepaalde voorwaarden voldoet, met name aan de voorwaarde dat zij niet misleidend is; (9) Overwegende dat het, teneinde te voorkomen dat vergelijkende reclame op een anti-concurrerende en oneerlijke wijze wordt aangewend, noodzakelijk is uitsluitend vergelijkingen toe te staan tussen concurrerende goederen en diensten die in dezelfde behoeften voorzien of voor hetzelfde doel bestemd zijn; (10) Overwegende dat de internationale overeenkomsten inzake auteursrecht alsmede de nationale bepalingen inzake contractuele en niet-contractuele aansprakelijkheid van toepassing zijn wanneer in vergelijkende reclame verwezen wordt naar of een weergave gegeven wordt van de resultaten van vergelijkende tests die uitgevoerd zijn door derde instanties; (11) Overwegende dat de voorwaarden voor vergelijkende reclame cumulatief moeten zijn en in hun geheel moeten worden nageleefd; dat in overeenstemming met het Verdrag de keuze van de vorm en de middelen voor tenuitvoerlegging van deze voorwaarden aan de lidstaten wordt overgelaten, voorzover deze vorm en middelen niet reeds zijn vastgelegd in deze richtlijn; (12) Overwegende dat in deze voorwaarden met name rekening dient te worden gehouden met de voorschriften die voortvloeien uit Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (7), inzonderheid artikel 13 daarvan, en met de andere communautaire bepalingen op landbouwgebied; (13) Overwegende dat bij artikel 5 van de Eerste Richtlijn 89/104/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (8) de houder van een ingeschreven merk exclusieve rechten worden verleend waaronder het recht derden te verbieden in het economisch verkeer hetzelfde of een vergelijkbaar teken te gebruiken voor dezelfde producten of diensten, of in voorkomend geval zelfs voor andere producten; (14) Overwegende dat het voor een doeltreffende vergelijkende reclame evenwel noodzakelijk kan zijn de producten of diensten van een concurrent aan te duiden door melding te maken van een merk waarvan deze laatste de houder is of van diens handelsnaam; (15) Overwegende dat een dergelijk gebruik van het merk, de handelsnaam of een ander onderscheidingsteken van een derde, voorzover daarbij de in deze richtlijn vastgestelde voorwaarden worden nageleefd, geen inbreuk vormt op het exclusieve recht van die derde, aangezien er uitsluitend naar wordt gestreefd deze van elkaar te onderscheiden en aldus verschillen op objectieve wijze te doen uitkomen; (16) Overwegende dat dient te worden bepaald dat de in de artikelen 4 en 5 van Richtlijn 84/450/EEG genoemde gerechtelijke en/of administratieve procedures ook ter beschikking staan om op te treden tegen vergelijkende reclame die niet beantwoordt aan de in deze richtlijn vastgestelde voorwaarden; dat volgens de zestiende overweging van bovengenoemde richtlijn vrijwillig toezicht door zelfreguleringscolleges om misleidende reclame tegen te gaan, administratieve of gerechtelijke maatregelen kan voorkomen en dus moet worden aangemoedigd; overwegende dat artikel 6 op dezelfde wijze op ongeoorloofde vergelijkende reclame van toepassing is; (17) Overwegende dat nationale zelfreguleringscolleges hun werkzaamheden kunnen coördineren via verenigingen of organisaties op communautair niveau en onder meer grensoverschrijdende klachten kunnen behandelen; (18) Overwegende dat artikel 7 van Richtlijn 84/450/EEG, waarbij de lidstaten de mogelijkheid wordt geboden voorschriften te handhaven of aan te nemen met het oog op een verdergaande bescherming van de consument, van personen die een commerciële, industriële of ambachtelijke activiteit of een vrij beroep uitoefenen, en van het publiek in het algemeen, niet van toepassing behoort te zijn op vergelijkende reclame, aangezien met de aanpassing van die richtlijn juist wordt beoogd voorwaarden vast te stellen waaronder vergelijkende reclame geoorloofd is; (19) Overwegende dat een vergelijking die goederen of diensten als een imitatie of een replica van goederen of diensten met een geregistreerd merk voorstelt, niet wordt geacht te voldoen aan de voorwaarden waaraan geoorloofde vergelijkende reclame moet voldoen; (20) Overwegende dat deze richtlijn op geen enkele wijze afbreuk doet aan de communautaire regelgeving betreffende reclame voor specifieke producten en/of diensten of aan beperkingen of verbodsbepalingen inzake reclame in bepaalde media; (21) Overwegende dat indien een lidstaat, met inachtneming van de bepalingen van het Verdrag, reclame voor bepaalde goederen of diensten verbiedt, ongeacht of dat verbod rechtstreeks wordt opgelegd dan wel door een instantie of organisatie die volgens de wetgeving van die lidstaat bevoegd is om de uitoefening van een commerciële, industriële of ambachtelijke activiteit of van een vrij beroep te reguleren, dit verbod kan worden uitgebreid tot vergelijkende reclame; (22) Overwegende dat de lidstaten niet verplicht zijn vergelijkende reclame toe te staan voor goederen of diensten waarvoor zij, met inachtneming van de bepalingen van het Verdrag, een verbod handhaven of invoeren, met inbegrip van een verbod op verkoopmethoden of reclame gericht op kwetsbare groepen consumenten; overwegende dat lidstaten, met inachtneming van de bepalingen van het Verdrag, verbodsbepalingen of beperkingen voor het gebruik van vergelijkingen in reclame voor beroepsmatige dienstverlening kunnen handhaven of introduceren, die rechtstreeks worden opgelegd dan wel door een instantie of organisatie die volgens de wetgeving van de lidstaten verantwoordelijk is voor het reguleren van de uitoefening van een beroepsactiviteit; (23) Overwegende dat het reguleren van vergelijkende reclame onder de in deze richtlijn vastgestelde voorwaarden noodzakelijk is voor de goede werking van de interne markt en dat optreden op communautair niveau derhalve vereist is; dat de aanneming van een richtlijn het geschikte middel is aangezien deze uniforme algemene beginselen vastlegt, terwijl het aan de lidstaten wordt overgelaten de vorm en de geschikte methode te kiezen om de doelen te bereiken; dat het in overeenstemming is met het subsidiariteitsbeginsel, HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: Artikel 1 Richtlijn 84/450/EEG wordt als volgt gewijzigd: 1. De titel wordt vervangen door: "Richtlijn van de Raad van 10 september 1984 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame". 2. Artikel 1 wordt vervangen door: "Artikel 1 Deze richtlijn beoogt de consumenten en degenen die een commerciële, industriële of ambachtelijke activiteit of een vrij beroep uitoefenen, alsmede de belangen van het publiek in het algemeen, te beschermen tegen misleidende reclame en de onbillijke gevolgen daarvan, en de voorwaarden vast te stellen waaronder vergelijkende reclame is geoorloofd.". 3. In artikel 2 wordt het volgende punt ingevoegd: "2 bis) wordt onder "vergelijkende reclame" verstaan elke vorm van reclame waarbij een concurrent dan wel door een concurrent aangeboden goederen of diensten uitdrukkelijk of impliciet worden genoemd;". 4. Het volgende artikel wordt toegevoegd: "Artikel 3 bis 1. Vergelijkende reclame is, wat de vergelijking betreft, geoorloofd op voorwaarde dat deze: a) niet misleidend is in de zin van artikel 2, lid 2, artikel 3 en artikel 7, lid 1; b) goederen of diensten vergelijkt die in dezelfde behoeften voorzien of voor hetzelfde doel zijn bestemd; c) op objectieve wijze een of meer wezenlijke, relevante, controleerbare en representatieve kenmerken van deze goederen en diensten, waartoe ook de prijs kan behoren, met elkaar vergelijkt; d) er niet toe leidt dat op de markt de adverteerder met een concurrent, of de merken, handelsnamen, andere onderscheidende kenmerken, goederen of diensten van de adverteerder met die van een concurrent worden verward; e) niet de goede naam schaadt van of zich niet kleinerend uitlaat over de merken, handelsnamen, andere onderscheidende kenmerken, goederen, diensten, activiteiten of omstandigheden van een concurrent; f) voor producten met een benaming van oorsprong in elk geval betrekking heeft op producten met dezelfde benaming; g) geen oneerlijk voordeel oplevert ten gevolge van de bekendheid van een merk, handelsnaam of andere onderscheidende kenmerken van een concurrent dan wel van de oorsprongsbenamingen van concurrerende producten; h) niet goederen of diensten voorstelt als een imitatie of namaak van goederen of diensten met een beschermd handelsmerk of beschermde handelsnaam. 2. Elke vergelijking die verwijst naar een speciale aanbieding, moet duidelijk en ondubbelzinnig het einde en, zo de speciale aanbieding nog niet loopt, het begin aangeven van de periode gedurende welke de speciale prijs of andere specifieke voorwaarden gelden dan wel in voorkomend geval, vermelden dat de speciale aanbieding loopt zo lang de voorraad strekt of de diensten kunnen worden geleverd.". 5. Artikel 4, lid 1, eerste en tweede alinea, wordt vervangen door: "1. De lidstaten dragen zorg voor passende en doeltreffende middelen ter bestrijding van misleidende reclame en voor de naleving van de bepalingen inzake vergelijkende reclame, zulks in het belang van zowel consumenten als concurrenten en het publiek in het algemeen. Daartoe behoren wettelijke bepalingen op grond waarvan personen of organisaties die volgens de nationale wetgeving een rechtmatig belang hebben bij het verbieden van misleidende reclame of het reguleren van vergelijkende reclame: a) in rechte kunnen optreden tegen dergelijke reclame en/of b) deze reclame kunnen voorleggen aan een administratieve instantie die bevoegd is, hetzij zelf een uitspraak te doen over een klacht, hetzij een passende gerechtelijke procedure in te leiden.". 6. Artikel 4, lid 2, wordt als volgt gewijzigd: a) De tekst na de streepjes in de eerste alinea wordt vervangen door: "- te bevelen dat de misleidende reclame of ongeoorloofde vergelijkende reclame wordt gestaakt dan wel een gerechtelijke procedure in te leiden ter verkrijging van zo'n bevel, of - indien de misleidende reclame of ongeoorloofde vergelijkende reclame nog niet onder het publiek is gebracht, doch zulks op het punt staat te gebeuren, de publicatie te verbieden of een gerechtelijke procedure in te leiden ter verkrijging van zo'n verbod,". b) De aanhef van de derde alinea wordt vervangen door: "Voorts kunnen de lidstaten aan rechterlijke of administratieve instanties bevoegdheden verlenen om, ter ondervanging van het voortdurend effect van misleidende reclame of ongeoorloofde vergelijkende reclame waarvan de stopzetting bij een definitieve beslissing is bevolen:". 7. Artikel 5 wordt vervangen door: "Artikel 5 Deze richtlijn sluit vrijwillig toezicht - dat door de lidstaten gestimuleerd kan worden - op misleidende reclame of vergelijkende reclame door zelfreguleringscolleges en het inschakelen van deze colleges door de in artikel 4 genoemde personen of organisaties niet uit, indien de mogelijkheid van procedures bij zulke colleges bestaat naast de gerechtelijke of de administratieve procedure bedoeld in artikel 4.". 8. Artikel 6 a) wordt vervangen door: "a) te eisen dat de adverteerder bewijzen aandraagt voor de materiële juistheid van de feitelijke gegevens in de reclame, indien, met inachtneming van de rechtmatige belangen van de adverteerder en van elke andere partij bij de procedure, die eis passend lijkt, gelet op de omstandigheden van het betrokken geval, en in geval van vergelijkende reclame te eisen dat de adverteerder dergelijke bewijzen binnen een korte termijn aandraagt;". 9. Artikel 7 wordt vervangen door: "Artikel 7 1. Deze richtlijn belet de lidstaten niet voorschriften te handhaven of aan te nemen met het oog op een verdergaande bescherming, op het gebied van misleidende reclame, van de consument, van personen die een commerciële, industriële of ambachtelijke activiteit of een vrij beroep uitoefenen, en van het publiek in het algemeen. 2. Lid 1 is niet van toepassing op vergelijkende reclame voor zover het de vergelijking betreft. 3. De bepalingen van deze richtlijn doen geen afbreuk aan de communautaire regelgeving betreffende reclame voor specifieke producten en/of diensten of aan beperkingen of verbodsbepalingen inzake reclame in specifieke media. 4. De bepalingen van deze richtlijn betreffende vergelijkende reclame houden voor lidstaten, die, met inachtneming van de verdragsbepalingen, een reclameverbod voor bepaalde goederen of diensten handhaven of introduceren dat rechtstreeks wordt opgelegd dan wel door een instantie of organisatie die volgens de wetgeving van de lidstaten bevoegd is om de uitoefening van een commerciële, industriële of ambachtelijke activiteit of een vrij beroep te reguleren, niet de verplichting in om vergelijkende reclame voor deze diensten of goederen toe te staan. Als het reclameverbod beperkt is tot specifieke media, is de richtlijn van toepassing op de media waarvoor het reclameverbod niet geldt. 5. Niets in deze richtlijn belet de lidstaten om, met inachtneming van de bepalingen van het Verdrag, verbodsbepalingen of beperkingen voor het gebruik van vergelijkingen in reclame voor beroepsmatige dienstverlening te handhaven of te introduceren, die rechtstreeks worden opgelegd dan wel door een instantie of organisatie die volgens de wetgeving van de lidstaten verantwoordelijk is voor het reguleren van de uitoefening van een beroepsactiviteit.". Artikel 2 Klachtensystemen De Commissie gaat na of effectieve middelen voor de behandeling van grensoverschrijdende klachten over vergelijkende reclame vastgesteld kunnen worden. Binnen achttien maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over haar bevindingen, zo nodig vergezeld van passende voorstellen. Artikel 3 1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk 30 maanden na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis. 2. Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten. 3. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. Artikel 4 Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten. Gedaan te Brussel, 6 oktober 1997. Voor het Europees Parlement De Voorzitter J. M. GIL-ROBLES Voor de Raad De Voorzitter J. POOS (1) PB C 180 van 11. 7. 1991, blz. 14 en PB C 136 van 19. 5. 1994, blz. 4. (2) PB C 49 van 24. 2. 1992, blz. 35. (3) Advies van het Europees Parlement van 18 november 1992 (PB C 337 van 21. 12. 1992, blz. 142), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 19 maart 1996 (PB C 219 van 27. 7. 1996, blz. 14) en besluit van het Europees Parlement van 23 oktober 1996 (PB C 347, 16. 11. 1996, blz. 69). Besluit van het Europees Parlement van 16 september 1997 en besluit van de Raad van 15 september 1997. (4) PB L 250 van 19. 9. 1984, blz. 17. (5) PB C 92 van 25. 4. 1975, blz. 1. (6) PB C 133 van 3. 6. 1981, blz. 1. (7) PB L 208 van 24. 7. 1992, blz. 1. (8) PB L 40 van 11. 2. 1989, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 92/10/EEG (PB L 6 van 11. 1. 1992, blz. 35). Verklaring van de Commissie De Commissie verklaart voornemens te zijn het in artikel 2 bedoelde verslag voorzover mogelijk gelijktijdig in te dienen met het verslag over klachtensystemen, als bedoeld in artikel 17 van Richtlijn 97/7/EG betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten.