31997D0504

97/504/EG: Beschikking van de Commissie van 3 juli 1997 betreffende het door het Verenigd Koninkrijk ingediende verzoek om ontheffing uit hoofde van artikel 8, lid 2, onder c), van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

Publicatieblad Nr. L 211 van 05/08/1997 blz. 0063 - 0063


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 3 juli 1997 betreffende het door het Verenigd Koninkrijk ingediende verzoek om ontheffing uit hoofde van artikel 8, lid 2, onder c), van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek) (97/500/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 96/79/EG van het Europees Parlement en de Raad (2), inzonderheid op artikel 8, lid 2, onder c),

Overwegende dat het van 18 oktober 1996 daterende en op 31 oktober 1996 door de Commissie ontvangen verzoek van het Verenigd Koninkrijk alle krachtens artikel 8, lid 2, onder c), vereiste informatie bevat; dat dit verzoek de installatie betreft op één type voertuig van één type derde stoplicht, behorend tot categorie ECE S3, als bedoeld in ECE-reglement (Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties) nr. 7, en aangebracht overeenkomstig ECE-reglement nr. 48;

Overwegende dat de in het verzoek aangevoerde redenen, namelijk dat dergelijke stoplichten, alsmede de installatie ervan, niet voldoen aan de vereisten van Richtlijn 76/758/EEG van de Raad van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende markeringslichten, breedtelichten, achterlichten en stoplichten van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 89/516/EEG van de Commissie (4), noch aan die van Richtlijn 76/756/EEG van de Raad van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (5), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/663/EEG van de Commissie (6), gegrond zijn; dat de beschrijvingen van de proeven en de resultaten hiervan, alsmede de mate van overeenstemming met de ECE-reglementen nrs. 7 en 48 van dien aard zijn dat er genoegzaam aan de veiligheidsvereisten wordt voldaan;

Overwegende dat de communautaire richtlijnen in kwestie nog wijzigingen zullen ondergaan om productie en installatie van dergelijke stoplichten wettelijk mogelijk te maken;

Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het bij Richtlijn 70/156/EEG ingestelde comité voor de aanpassing aan de vooruitgang van de techniek,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Het door het Verenigd Koninkrijk ingediende verzoek tot afwijking betreffende de productie en installatie van één type derde stoplicht, behorend tot categorie ECE S3, als bedoeld in ECE-reglement nr. 7, en aangebracht overeenkomstig ECE-reglement nr. 48, op het type voertuig waarvoor het is bestemd, wordt hierbij ingewilligd.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel, 3 juli 1997.

Voor de Commissie

Martin BANGEMANN

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 42 van 23. 2. 1970, blz. 1.

(2) PB nr. L 18 van 21. 1. 1997, blz. 7.

(3) PB nr. L 262 van 27. 9. 1976, blz. 54.

(4) PB nr. L 265 van 12. 9. 1989, blz. 1.

(5) PB nr. L 262 van 27. 9. 1976, blz. 1.

(6) PB nr. L 366 van 31. 12. 1991, blz. 17.