31997D0178

97/178/EG, Euratom: Beschikking van de Commissie van 10 februari 1997 inzake de vaststelling van methoden voor de overgang tussen het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (ESR 95) en het Europees stelsel van economische rekeningen (ESER, 2e druk) (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 075 van 15/03/1997 blz. 0044 - 0075


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 10 februari 1997 inzake de vaststelling van methoden voor de overgang tussen het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (ESR 95) en het Europees stelsel van economische rekeningen (ESER, 2e druk) (Voor de EER relevante tekst) (97/178/EG, Euratom)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

Gelet op artikel 8, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (1) en artikel 6 van Richtlijn 89/130/EEG, Euratom van de Raad van 13 februari 1989 betreffende de harmonisatie van de opstelling van het bruto nationaal product tegen marktprijzen (2),

Overwegende dat de Commissie vooruitloopt op het opheffen van de voorbehouden op de BNP-schattingen van de lidstaten per 31 december 1998;

Overwegende dat er verschillen zijn tussen de uitkomsten die worden verkregen bij gebruik van het ESR 95 en die welke worden verkregen bij gebruik van het ESER, 2e druk;

Overwegende dat het voor de toepassing van artikel 8, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 2223/96 inzake het ESR 95 nodig is om uiterlijk in december 1996 de verschillen in definities tussen het ESR 95 en het ESER, 2e druk, vast te stellen en de gevolgen ervan te analyseren, zodat aan de hand van de BBP- en de BNP-gegevens volgens het ESR 95 BBP- en BNP-gegevens overeenkomstig het ESER, 2e druk, kunnen worden verkregen;

Overwegende dat de Commissie, indien na de goedkeuring van deze beschikking andere verschillen tussen het ESER, 2e druk, en het ESR 95 gevolgen blijken te hebben voor het BBP of het BNP, overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2223/96 maatregelen zal nemen om de bijlage bij deze beschikking te wijzigen;

Overwegende dat de Commissie ingevolge artikel 19 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1552/89 van de Raad van 29 mei 1989 houdende toepassing van Besluit 88/376/EEG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen (3) jaarlijks samen met de betrokken lidstaat de met het oog op de eigen middelen toegezonden grootheden zal controleren, met name in de door het BNP-comité gesignaleerde gevallen;

Overwegende dat bij de toepassing van de bepalingen in deze beschikking rekening moet worden gehouden met het beginsel van de kosteneffectiviteit, maar dat tevens zorg moet worden gedragen voor de goede kwaliteit van de BBP- en BNP-schattingen;

Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het ingevolge artikel 6 van Richtlijn 89/130/EEG, Euratom opgerichte comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De verschillen in definities tussen het ESER, 2e druk, en het ESR 95 die vóór 31 december 1996 door het BNP-comité zijn vastgesteld en goedgekeurd en die gevolgen hebben voor het BBP of het BNP, worden genoemd in de bijlage. De lidstaten kwantificeren de gevolgen van elk van deze verschillen voor het BBP en het BNP aan de hand van het in artikel 2 neergelegde beginsel. Ingevolge artikel 5 van Richtlijn 89/130/EEG, Euratom verstrekken zij de Commissie de informatie en de toelichtingen die deze over elk van deze verschillen nodig heeft.

Artikel 2

De overeenkomstig het ESER, 2e druk, opgestelde BNP-gegevens, die worden geleverd ingevolge Richtlijn 89/130/EEG, Euratom, alsmede de in het kader van Verordening (EG) nr. 3605/93 van de Raad van 22 november 1993 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten (4) medegedeelde BBP-gegevens worden ontleend aan de op het ESR 95 gebaseerde gegevens, die door de lidstaten, na correctie voor de gevolgen van de in artikel 1 genoemde verschillen in definities tussen het ESER, 2e druk, en het ESR 95, worden verstrekt ingevolge artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2223/96.

Dit beginsel kan in de volgende vergelijkingen worden samengevat:

a) BBP-gegevens gebaseerd op het ESER, 2e druk

= BBP-gegevens gebaseerd op het ESR 95

P de som van de bedragen die zijn gekwantificeerd voor de in artikel 1 genoemde verschillen in definities tussen het ESR 95 en het ESER, 2e druk;

b) BNP-gegevens gebaseerd op het ESER, 2e druk

= BNP-gegevens gebaseerd op het ESR 95

P de som van de bedragen die zijn gekwantificeerd voor de in artikel 1 genoemde verschillen in definities tussen het ESR 95 en het ESER, 2e druk.

Artikel 3

1. De bepalingen van de artikelen 1 en 2 van deze beschikking zijn van toepassing op:

a) de BNP-gegevens voor 1998 en volgende jaren, die, zolang Besluit 94/728/EG, Euratom van de Raad van 31 oktober 1994 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (5) van kracht blijft, worden geleverd ingevolge Richtlijn 89/130/EEG, Euratom;

b) de BBP-gegevens voor 1998, die worden geleverd met het oog op Verordening (EG) nr. 3605/93;

Deze bepalingen kunnen ook worden toegepast op:

c) de BNP- en BBP-gegevens voor 1995, 1996 en 1997 die de lidstaten met het oog op de onder a) en b) genoemde richtlijn respectievelijk verordening op basis van het ESR 95 kunnen leveren.

2. Wanneer gegevens worden geleverd overeenkomstig lid 1, onder c), delen de lidstaten de Commissie op verzoek de bedragen mee, die voortvloeien uit de verschillen in definities tussen het ESER, 2e druk, en het ESR 95.

Artikel 4

Indien Besluit 94/728/EG, Euratom ook na 31 december 1999 nog van kracht zal zijn, onderzoekt de Commissie deze beschikking en neemt zij eventueel passende maatregelen.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 10 februari 1997.

Voor de Commissie

Yves-Thibault DE SILGUY

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 310 van 30. 11. 1996, blz. 1.

(2) PB nr. L 49 van 21. 2. 1989, blz. 26.

(3) PB nr. L 155 van 7. 6. 1989, blz. 1.

(4) PB nr. L 332 van 31. 12. 1993, blz. 7.

(5) PB nr. L 293 van 12. 11. 1994, blz. 9.

BIJLAGE

WIJZIGINGEN IN HET ESR 95 TEN OPZICHTE VAN HET ESER 79, DIE VAN INVLOED ZIJN OP HET BBP OF HET BNP

Lijst van wijzigingen

De volgende wijzigingen van begrippen, die van invloed zijn op het BBP of het BNP, worden in dit document beschreven:

1. Criteria voor ingezetenschap

2. Indirect gemeten diensten van financiële intermediairs (IGDFI)

3. Verzekering

4. Winsten op directe investeringen

5. Inkomen uit rente

6. Natuurlijke groei van cultuurplanten

7. Computerprogrammatuur en grote databanken

8. Militaire uitrusting en voertuigen, met uitzondering van wapens

9. Onderhanden werk

10. Uitgaven voor exploratie van minerale reserves

11. Verbruik van vaste activa voor wegen, bruggen, enz.

12. Vergunningen

13. Waardering van de output voor eigen finaal gebruik en de output van vrijwilligerswerk

14. Drempelwaarde voor kapitaalgoederen

15. Markt-/niet-marktcriteria

16. Subsidies

17. Originelen op het gebied van woord, beeld en geluid

18. Diensten in verband met de vergunning om originelen op het gebied van woord, beeld en geluid te gebruiken

19. Garages

20. Belastingen op de registratie van voertuigen, betaald door huishoudens

21. Lonen in natura

22. Vergunningen voor het gebruik van immateriële niet-geproduceerde activa

23. Zegelrechten

Terminologie

Eerst een opmerking over de terminologie. Diverse uit het ESER 79 afkomstige begrippen op de BNP-vragenlijst komen in het ESR 95 niet terug. Voorbeelden hiervan zijn de productie tegen marktprijzen (P10), de bruto toegevoegde waarde tegen marktprijzen (N1p) en het finaal verbruik in het economisch gebied (P3B). Uiteraard betekent het feit dat bepaalde begrippen uit het ESER 79 in het ESR 95 zijn vervangen door nauwkeuriger begrippen, niet dat de oude begrippen niet in de context van het ESR 95 kunnen worden opgesteld. De aggregaten van het ESER 79 kunnen natuurlijk wel worden berekend uit de gedetailleerde nationale rekeningen op basis van het ESR 95, mits er rekening wordt gehouden met elk van de begripsveranderingen afzonderlijk. Want ook al komt de bruto toegevoegde waarde tegen marktprijzen in het ESR 95 als begrip niet voor, toch kan er zinvol over worden gesproken. Ook kan de bruto toegevoegde waarde tegen marktprijzen worden berekend, mits alle componenten waaruit het aggregaat bestaat overeenkomstig de regels van het ESR 95 worden geschat.

Op tal van punten wijkt de in het Nederlands gebruikte terminologie van het ESR 95 af van de terminologie van het ESER 79. In deze tekst wordt de terminologie van het ESR 95 gebruikt. Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste verschillen voor zover deze hier van belang zijn:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Samenvattende tabel

De gevolgen van elk van de hierboven genoemde veranderingen in de begrippen worden samengevat in tabel 1.

Deze tabel beschrijft de gevolgen van de overschakeling van het ESER 79 op het ESR 95. De kolommen in de tabel komen overeen met de veranderingen in de begrippen; ze worden aangegeven met het nummer van de wijziging in bovenstaande lijst. In de tabel betekent "+" dat de waarde voor de betrokken post toeneemt, " P" dat de waarde afneemt, "x" dat gevolgen mogelijk zijn, maar dat het teken niet vooraf al kan worden vastgesteld.

Tabel 1

Conversie ESER 79 naar ESR 95

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Vereisten bij de verslaggevingOmdat het document betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van soms ingewikkelde wijzigingen in definities tussen het ESER 79 en het ESR 95, zijn de analyses uiterst gedetailleerd. Dit betekent niet dat ook bij de verslaggeving dermate gedetailleerd te werk moet worden gegaan.

1. Criteria voor ingezetenschap

Sleutelwoorden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Beschrijving van de wijziging

Het ESR 95 geeft expliciete criteria voor het ingezetenschap van studenten, voor installatiewerkzaamheden en voor bouwactiviteiten in het buitenland. De criteria wijken telkens af van die van het ESER 79.

Volgens het ESR 95 worden studenten altijd als ingezetenen van hun thuisland beschouwd, ongeacht de duur van hun studie in het buitenland. De criteria voor het ingezetenschap waren in het ESER 79 weliswaar even expliciet, maar niet gelijk (de één-jaar-regel). Er is dus een duidelijk verschil tussen de regels in het ESER 79 en het ESR 95.

Ook voor installatiewerkzaamheden en voor bouwactiviteiten in het buitenland waarbij de output bestaat uit vaste kapitaalgoederen geeft het ESR 95 een specifiek, expliciet richtsnoer over het ingezetenschap. Bij installatiewerkzaamheden wordt de output geregistreerd in het land van oorsprong en niet in het land waar de werkzaamheden worden verricht. Voor bouwactiviteiten in het buitenland waarbij de output bestaat uit vaste kapitaalgoederen, wordt deze output geregistreerd in het economisch gebied waar de bouwwerkzaamheden plaatsvinden.

Het ESER 79 geeft voor deze laatste twee gevallen geen apart richtsnoer, zodat de algemene criteria van punt 207 moeten worden toegepast (dat wil zeggen voor de vaststelling van het ingezetenschap geldt de één-jaar-regel). In beide gevallen wijken de toe te passen criteria uit het ESER 79 dus af van die uit het ESR 95. In het kader van het ESR 95 worden installatiewerkzaamheden niet langer beschouwd als output van het gebied waar ze plaatsvinden, ook al duren ze langer dan één jaar. Ook worden vaste kapitaalgoederen die de output zijn van bouwactiviteiten, in het ESR 95 beschouwd als output van het gebied waar de bouwwerkzaamheden plaatsvinden, ook al duurt de activiteit langer dan één jaar. Opgemerkt zij dat ondanks deze wijzigingen de gevolgen voor het BNP in de praktijk waarschijnlijk klein of nihil zullen zijn als er sprake is van vele afzonderlijke projecten (zie de toelichting die hieronder gegeven wordt ten aanzien van de overmaking van winsten van fictieve ingezeten eenheden).

Gevolgen van de wijziging

De nieuwe behandeling van studenten die in het buitenland studeren, is voor het BNP alleen van belang voorzover het de overgang van het BBP naar het BNP betreft. Het door deze studenten ontvangen of betaalde primaire inkomen kan in het ESER 79 worden beschouwd als primair inkomen dat is ontvangen of betaald door het gastland, terwijl het in het ESR 95 door het thuisland wordt ontvangen of betaald. In de praktijk zal het hierbij evenwel om kleine bedragen gaan.

Daarom hoeft de aandacht alleen op de twee andere onderwerpen te worden gevestigd.

Bij de productieaanpak worden de installatiewerkzaamheden in het buitenland die aan de één-jaar-regel van het ESER 79 voldoen, in dat ESER 79 geteld als output van het buitenland, maar volgens de regels van het ESR 95 als binnenlandse output. Door ingezeten producenten uitgevoerde bouwactiviteiten in het buitenland waarvan de output bestaat uit vaste kapitaalgoederen en die niet aan de één-jaar-regel van het ESER 79 voldoen, worden ingevolge de regels van het ESER 79 als output van de binnenlandse economie geregistreerd, maar als output van het buitenland onder de regels van het ESR 95. De gevolgen hiervan voor de output, het intermediair verbruik en de bruto toegevoegde waarden worden in tabel 1 geschetst.

Omdat de transacties betrekking hebben op installatie- en bouwactiviteiten van ingezeten institutionele productie-eenheden in het buitenland en van niet-ingezeten institutionele productie-eenheden in het binnenland, kan het teken van het nettogevolg niet a priori worden vastgesteld.

Bij de uitgavenaanpak heeft de nieuwe behandeling van studenten gevolgen voor de consumptie door de huishoudens. Tegenover deze verschillen staan echter verschillen bij de invoer of de uitvoer. De nieuwe behandeling van installatie- en bouwwerkzaamheden in het buitenland heeft gevolgen voor de uitvoer en de invoer van diensten. Ook in dit geval zal het teken van het nettogevolg voor ieder land afhankelijk zijn van de omstandigheden.

Bij de inkomensaanpak is de nieuwe behandeling van installatie- en bouwwerkzaamheden in het buitenland waarschijnlijk sterk van invloed op zowel de beloning van werknemers als het exploitatieoverschot. Aangezien het bij de transacties gaat om stromen uit en naar het buitenland, hangt het teken van het nettogevolg af van de specifieke omstandigheden.

Wat de overgang van BBP naar BNP betreft, zijn de gevolgen van de nieuwe behandeling van de installatie- en bouwwerkzaamheden in het buitenland op de beloning van werknemers en het inkomen uit vermogen een afspiegeling van de gevolgen die al bij de inkomensaanpak zijn behandeld.

Opgemerkt zij dat het al dan niet creëren van een fictieve ingezeten eenheid voor bouwactiviteiten in het buitenland door ingezeten institutionele productie-eenheden volgens de regels van het ESR 95 neutraal is op het niveau van het BNI - afgezien van het eventuele verbruik van vaste activa voor het gebruik van vervoermiddelen, machines en werktuigen op de bouwplaats in het buitenland - maar dat dit volgens de regels van het ESER 79 niet zo behoeft te zijn. Dit is een gevolg van het feit dat in het ESER 79 de ingehouden winsten op directe buitenlandse investeringen anders worden behandeld dan in het ESR 95. Omdat ondernemingen die geen economisch belang hebben in het economisch gebied van het land waar de bouwplaats zich bevindt, die ingehouden winsten evenwel per definitie binnen één jaar naar het eigen land moeten doorsluizen, is het probleem van de ingehouden winsten beperkt tot een keuze om een bepaald (netto-)exploitatieoverschot als gevolg van de bouwwerkzaamheden te registreren in jaar t P1 of in jaar t.

Het verbruik van vaste activa, dat een element van het bruto-exploitatieoverschot is, wordt geregistreerd in het land waar de producent geacht wordt ingezeten te zijn, zodat het deel uitmaakt van het BBP/BNP van dat land. In de praktijk is het vrij onwaarschijnlijk dat voor individuele bouwprojecten het verbruik van vaste activa kan worden berekend en dat dit er ook echt toe kan leiden dat het volledige verbruik van vaste activa wordt geregistreerd in het land van de eigenaar van de vervoermiddelen, machines en werktuigen.

De vraag is dus of het al dan niet creëren van een fictieve ingezeten eenheid voor bouwactiviteiten in het buitenland om praktische redenen niet als neutraal kan worden beschouwd met betrekking tot het BNP.

Uiteindelijk is de kwestie alleen van invloed op het moment van registratie, dat wil zeggen de verdeling van een bepaald BNP over twee opeenvolgende jaren, uiteraard met dien verstande dat alle transacties correct in de rekeningen worden geregistreerd.

Cijfervoorbeeld

Stel dat een onderneming uit land A een bouwproject uitvoert in land B dat korter duurt dan één jaar, dat dit project 1 000 waard is en dat er een intermediair verbruik van 200 en een beloning van werknemers van 400 voor nodig is. Er werken op de bouwplaats alleen werknemers uit land A, terwijl alle materialen in land B worden gekocht. Volgens de regels van het ESR 95 wordt de bouwplaats behandeld als een fictieve ingezeten eenheid van land B, terwijl er onder het ESER 79 geen fictieve eenheid wordt gecreëerd. Het gehele exploitatieoverschot wordt door de onderneming tijdens de verslagperiode overgeboekt naar land A.

Onderstaande tabellen laten de gevolgen voor de rekeningen van land A zien. Die van land B zijn symmetrisch. Let erop dat de BNP-neutraliteit afhangt van het feit of het exploitatieoverschot binnen dezelfde verslagperiode wordt overgeboekt.

Boekhoudkundige behandeling in de vereenvoudigde rekeningen van de totale economie: wijzigingen in vergelijking van de registratie overeenkomstig de regels van het ESER 79.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

ing. = ingezetene

n-ing. = niet-ingezetene>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2. IGDFI

Sleutelwoorden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Beschrijving van de wijziging

In het ESR 95 wordt niet voorgeschreven de IGDFI al dan niet aan de gebruikers toe te rekenen. De Raad zal voor eind 1997 een besluit nemen. In het ESER 79 verbruikt een speciale eenheid volgens afspraak alle IGDFI. Zowel in het ESER 79 als in het ESR 95 worden de IGDFI expliciet behandeld. Als de IGDFI aan de gebruikers worden toegerekend (indien het besluit inderdaad wordt genomen), is er zeker sprake van een andere behandeling die gevolgen heeft voor het BNP.

Gevolgen van de wijziging

Als voor het ESR 95 besloten wordt de IGDFI niet aan de gebruikers toe te rekenen, blijft de BNP-vragenlijst ongewijzigd. Gebeurt dit daarentegen wel, dan zal dit tal van belangrijke gevolgen overal in het rekeningenstelsel hebben.

Bij de productieaanpak neemt het intermediair verbruik af met het bedrag van de in het binnenland geproduceerde IGDFI, dat nu wordt toegerekend aan het finaal gebruik; het neemt toe met het bedrag van de ingevoerde IGDFI dat wordt gebruikt als intermediair verbruik. Omdat beide gevolgen aan elkaar tegengesteld zijn, kan het teken van het gevolg voor het intermediair verbruik en de bruto toegevoegde waarde niet vooraf worden vastgesteld. In extreme gevallen kan het gevolg van de invoer overheersen, maar in de praktijk zullen de gevolgen van de invoer waarschijnlijk te verwaarlozen zijn in vergelijking met die van de binnenlandse productie, zodat het intermediair verbruik afneemt en de bruto toegevoegde waarde groter wordt.

Bij de uitgavenaanpak zullen de gevolgen voor alle posten betreffende de consumptie positief zijn. De toename van de collectieve consumptie is het resultaat van een groter intermediair verbruik van de niet-marktproducenten van de overheid en de particuliere instellingen zonder winstoogmerk (IZW's) ten behoeve van huishoudens, dat een toename tot gevolg heeft van de output - gewaardeerd als de som van de kosten - en vandaar ook van de collectieve consumptie. Ook zullen veranderingen optreden bij de in- en uitvoer van goederen en diensten en het saldo ervan, want de rentebetalingen op internationale leningen en deposito's omvatten ook indirect gemeten diensten van financiële intermediairs. Zowel de invoer als de uitvoer zullen toenemen, maar het gevolg op het saldo ervan kan niet vooraf worden bepaald, zodat ook het gevolg op het BBP niet a priori kan worden vastgesteld. Op Europees vlak zal dit zo goed als zeker positief zijn.

Bij de inkomensaanpak wordt alleen het bruto-exploitatieoverschot gewijzigd. Ook in dit geval kan door de invoer van IGDFI het teken van het nettogevolg niet vooraf worden vastgesteld, maar dit zal wel positief zijn, mits zich geen extreme omstandigheden voordoen, wat in de Europese Unie overigens onwaarschijnlijk is.

Wat de overgang van BBP naar BNP betreft, wordt het uit het buitenland ontvangen inkomen uit vermogen verminderd met het bedrag dat betrekking heeft op aan niet-ingezetenen verstrekte leningen; dit wordt nu behandeld als uitvoer van diensten (IGDFI). Ook wordt het aan het buitenland betaalde inkomen uit vermogen vermeerderd met het bedrag dat betrekking heeft op de door niet-ingezetenen aangehouden deposito's: dit wordt nu behandeld als uitvoer van diensten. Een soortgelijke redenering gaat op voor de invoer van IGDFI. De basisgedachte is uiteraard dat de betalingsstromen naar en uit het buitenland ongewijzigd blijven. Aangezien de gevolgen voor de leningen en de deposito's aan elkaar tegengesteld zijn, kan het teken van het nettogevolg voor het inkomen uit vermogen naar en uit het buitenland niet vooraf worden vastgesteld. Belangrijk is evenwel dat het gevolg van de toerekening van de IGDFI aan de gebruikers op het saldo van het aan het buitenland betaalde en uit het buitenland ontvangen inkomen uit vermogen precies overeenkomt met het saldo van in- en uitvoer.

Alles samen genomen kan het gevolg voor het BBP niet a priori worden vastgesteld, maar in de praktijk zal het bijna altijd positief zijn. Het gevolg voor het BNP is daarentegen altijd positief, want het gevolg van het in- en uitvoersaldo van IGDFI wordt gecompenseerd door het gevolg van het saldo van het inkomen uit vermogen naar en uit het buitenland.

Cijfervoorbeeld

Stel de output van IGDFI is 1 000, waarbij 500 naar het intermediair verbruik van marktproducenten gaat, 50 als intermediair verbruik door niet-marktproducenten wordt gebruikt en 550 deel uitmaakt van de consumptie van huishoudens. De uitvoer is 400 en de invoer 500. Wellicht is de consistentie van de brutostromen van in- en uitvoer van IGDFI en van inkomen uit vermogen in dit voorbeeld niet realistisch, als de nettostromen maar consistent zijn.

Boekhoudkundige behandeling in de vereenvoudigde rekeningen van de totale economie: wijzigingen in vergelijking van de registratie overeenkomstig de regels van het ESER 79.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. Verzekering

Sleutelwoorden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Beschrijving van de wijziging

Het ESR 95 definieert de output van verzekeringsdiensten als volgt:

de verdiende werkelijke premies, plus de toegerekende premies, minus de gerealiseerde uitkeringen, minus de toename (plus de afname) van de actuariële voorzieningen voor lopende risico's en winstdeling.

Het ESR 95 rept niet van "aanvullende uitkeringen uit hoofde van deelneming in de winst". Deze moeten als aanspraken worden beschouwd wanneer zij niet aan de verzekering worden terugbetaald in de vorm van toegerekende premies als aanvulling op de werkelijke premies.

Alle nominale waarderingsverschillen worden bij het meten van de wijzigingen in de verzekeringstechnische voorzieningen buiten beschouwing gelaten. ". . . zij mogen niet als inkomen uit belegging van de verzekeringstechnische voorzieningen of als mutatie in de actuariële reserves of de voorzieningen voor winstuitkering worden beschouwd." Hetzelfde geldt voor niet-uitgekeerde waarderingsverschillen.

Punt 4.68 geeft als regel dat, wanneer gedetailleerde informatie over de middelen die inkomen uit vermogen hebben gegenereerd, ontbreekt, het inkomen uit vermogen moet worden opgesplitst in een deel dat wordt ontvangen uit de belegging van verzekeringstechnische voorzieningen en een deel dat wordt verkregen door de belegging van eigen vermogen. Wanneer de beleggingsbronnen wel kunnen worden onderscheiden, is het niet nodig een schatting te maken van het inkomen uit vermogen dat door de belegging van het eigen vermogen is gegenereerd en is de regel niet relevant.

Het ESER 79, dat een nogal afwijkende terminologie hanteert, definieert de output als volgt:

het verschil tussen de verdiende brutopremies en het totaal van: de verschuldigde uitkeringen, plus de aanvullende uitkeringen aan verzekerden uit hoofde van deelneming in de winst, plus de verandering in de wiskundige reserves voor lopende risico's en veranderingen in de reserves wegens winstdelingsregelingen ten gunste van de verzekerden, na aftrek van de toegerekende rente op verbintenissen uit hoofde van verzekeringscontracten en van de gerealiseerde kapitaalwinsten die worden uitgekeerd.

- De toegerekende rente komt overeen met het toegerekende inkomen dat ten goede komt aan de verzekeringsnemers, zoals het wordt geregistreerd in de rekeningen van de verzekeringsinstellingen.

Met het oog op een consequente registratie moeten de toegerekende rente en de gerealiseerde kapitaalwinsten (of waarderingsverschillen) alleen in aanmerking worden genomen wanneer zij leiden tot een verandering in de actuariële reserves voor lopende risico's of de voorzieningen voor winstdeling van de verzekeringsinstellingen. Niet-gerealiseerde waarderingsverschillen moeten bij de waardering van de output buiten beschouwing worden gelaten.

Volgens het ESER 79 moet alleen de toegerekende rente op verbintenissen uit hoofde van verzekeringscontracten (dat wil zeggen het gedeelte van de totale "aangegroeide" rente dat bestemd is voor de polishouders) in de output worden begrepen, terwijl in het kader van het ESR 95 het gehele bedrag van de toegerekende premies (dat wil zeggen het gehele inkomen uit vermogen) moet worden opgenomen. De output van de verzekeringsdiensten neemt dus toe met het verschil tussen de toegerekende premies en de toegerekende rente die aan de verzekeringsnemers ten goede komt.

Gevolgen van de wijziging

De output van de verzekeringsinstellingen en de waarde van de door de polishouders verbruikte diensten nemen toe als gevolg van de verruiming van de reikwijdte van het inkomen uit belegging van de verzekeringstechnische voorzieningen dat bij de meting van de waarde van de dienst aan polishouders van zowel levens- als schadeverzekeringen in aanmerking moet worden genomen.

Onderstaande analyse gaat uit van de hypothese dat bij schadeverzekering geen sprake is van actuariële voorzieningen en voorzieningen voor winstdeling. In dat geval is de waarde van de schadeverzekering gelijk aan de brutopremies minus de uitkeringen. Indien de schadeverzekering bij wijze van uitzondering toch actuariële voorzieningen, enz. heeft, is de wijziging ingewikkelder.

Bij de productieaanpak leidt de omschakeling naar de definities van het ESR 95 tot een hogere output en een groter intermediair verbruik. In een gesloten economie moet het teken van het gevolg voor de toegevoegde waarde wel positief zijn, maar in een open economie kan de invoer van verzekeringsdiensten het teken van het gevolg op de totale toegevoegde waarde in de economie in beginsel omkeren. Het teken is dan ook a priori onbepaald, maar in de praktijk is het zo goed als zeker positief gezien het overheersende effect van de binnenlandse verzekering.

Bij de uitgavenaanpak zal het gevolg voor alle posten betreffende de consumptie positief zijn, want de consumptie van de huishoudens en het intermediair verbruik bij de productie van niet-marktdiensten nemen toe met het bedrag van de toegerekende premies. De in- en uitvoer van verzekeringsdiensten nemen beide toe met het bedrag van de toegerekende premies, waardoor het nettogevolg voor het saldo van in- en uitvoer niet kan worden bepaald.

Bij de inkomensaanpak is er een invloed op het bruto-exploitatieoverschot. Wanneer verzekeringstransacties met het buitenland buiten beschouwing worden gelaten, is het gevolg zeker positief, maar wanneer, zoals hierboven al is opgemerkt, de transacties met het buitenland wel in aanmerking worden genomen, kan het teken van het gevolg niet van tevoren al worden bepaald.

Wat de overgang van BBP naar BNP betreft, komen de toegerekende premies die betrekking hebben op uitvoer en invoer van verzekeringen in beginsel voor als respectievelijk inkomen uit vermogen naar en inkomen uit vermogen uit het buitenland. Dit komt doordat in het ESR 95 de polishouders eerst de opbrengst van hun activa in de vorm van toegerekende premies ontvangen, die zij vervolgens aan de verzekeraars terugbetalen als betaling voor verzekeringsdiensten. Ieder effect op het BBP dat wordt veroorzaakt door de gevolgen van de toegerekende premies voor het saldo van in- en uitvoer, wordt dus geneutraliseerd door het effect op het inkomen uit vermogen bij de overgang van BBP naar BNP, waardoor het teken van het gevolg op het BNP altijd positief zal zijn.

Cijfervoorbeeld

Stel er zijn toegerekende premies op een schadeverzekering ter waarde van 1 000; hiervan heeft 550 betrekking op marktproducenten, 50 op niet-marktproducenten en 400 op consumenten. Er zijn geen toegerekende premies op de in- en uitvoer van verzekeringsdiensten.

Boekhoudkundige behandeling in de vereenvoudigde rekeningen van de totale economie: wijzigingen in vergelijking van de registratie overeenkomstig de regels van het ESER 79.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4. Ingehouden winsten op directe buitenlandse investeringen

Sleutelwoorden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Beschrijving van de wijziging

Volgens het ESR 95 moeten ingehouden winsten op directe investeringen onder het inkomen uit vermogen worden geregistreerd. In het ESER 79 vallen deze daarentegen niet onder het inkomen uit vermogen en ondernemersactiviteit. Er is dus een duidelijk verschil tussen beide richtsnoeren.

Gevolgen van de wijziging

De verandering in begrippen heeft geen gevolgen voor het BBP, maar via de inkomensstromen uit vermogen en ondernemersactiviteit naar en uit het buitenland wel op het BNP.

Wat de overgang van BBP naar BNP betreft, is er een positief gevolg voor het inkomen uit vermogen en ondernemersactiviteit, zowel uit als naar het buitenland. Het teken van het saldo en dus ook het nettogevolg voor het BNP kan niet a priori worden vastgesteld.

Cijfervoorbeeld

Stel dat de ingehouden winsten op directe investeringen in het buitenland van de nationale economie in de verslagperiode 1 000 bedragen en dat het buitenland in totaal 800 ingehouden winsten in de binnenlandse economie heeft.

Boekhoudkundige behandeling in de vereenvoudigde rekeningen van de totale economie: wijzigingen in vergelijking van de registratie overeenkomstig de regels van het ESER 79.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

5. Rente

Sleutelwoorden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Beschrijving van de wijziging

Het ESER 79 bepaalt dat rente moet worden geregistreerd wanneer deze betaalbaar wordt gesteld. Volgens het ESR 95 daarentegen moet het aangroeien van de rente worden geregistreerd. Het verschil komt daardoor overeen met het bedrag aan rente dat al wel is aangegroeid, maar nog niet betaalbaar is gesteld. De twee richtsnoeren verschillen derhalve expliciet in hun vereisten.

Gevolgen van de wijziging

Deze begripswijziging heeft geen gevolg voor het BBP, afgezien van een effect via de IGDFI, wanneer besloten wordt de IGDFI aan de gebruikers toe te rekenen. Het BNP wordt echter wel rechtstreeks gewijzigd via de invloed op het inkomen uit vermogen en ondernemersactiviteit maar en uit het buitenland.

Wat de overgang van BBP naar BNP betreft, is er een gevolg op het inkomen uit vermogen, zowel naar als uit het buitenland. Afhankelijk van de omstandigheden kan het teken positief of negatief zijn. Het teken van het nettogevolg op het BNP kan niet tevoren worden vastgesteld.

6. Natuurlijke groei van cultuurplanten

Sleutelwoorden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Beschrijving van de wijziging

In het ESER 79 staat expliciet dat de output van cultuurplanten wordt geregistreerd op het moment dat de oogst wordt binnengehaald of de bomen worden geveld. Het ESR 95 zegt daarentegen expliciet dat de output wordt geregistreerd naarmate de planten groeien. Voor de oogst worden ze geregistreerd als mutaties in het onderhanden werk, daarna als voorraden gereed product.

Gevolgen van de wijziging

In de nationale kwartaalrekeningen heeft het nieuwe registratiebeginsel verreikende gevolgen voor de registratie van de landbouwoutput in de niet voor seizoeninvloeden gecorrigeerde rekeningen. In de jaarrekeningen zullen de gevolgen veel kleiner zijn en hoofdzakelijk relevant voor gevallen waarin het volume aan planten of dieren niet stabiel is, maar in twee opeenvolgende jaren toe- dan wel afneemt.

Bij de productieaanpak betekent het nieuwe registratiebeginsel een verandering in output en toegevoegde waarde, waarvan het teken niet tevoren al kan worden bepaald.

Bij de uitgavenaanpak is er alleen een gevolg voor de verandering in voorraden, maar ook in dit geval kan het teken van het gevolg niet al vooraf worden vastgesteld.

Bij de inkomensaanpak is de tegenhanger van de verandering in toegevoegde waarde te zien als een verandering in bruto-exploitatieoverschot, en ook in dit geval kan het teken niet vooraf worden bepaald.

Er is zeker een gevolg voor het BBP, maar het teken ervan kan niet a priori worden vastgesteld. Er zijn geen gevolgen voor de overgang van BBP naar BNP door de nieuwe registratie van de output, zodat de invloed op het BNP gelijk is aan die op het BBP.

Cijfervoorbeeld

Stel dat in de betrokken verslagperiode de natuurlijke groei van cultuurbossen 1 000 bedraagt, en dat de waarde van de gevelde en verkochte bomen 700 is.

Boekhoudkundige behandeling in de vereenvoudigde rekeningen van de totale economie: wijzigingen in vergelijking van de registratie overeenkomstig de regels van het ESER 79.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7. Computerprogrammatuur en grote databanken

Sleutelwoorden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Beschrijving van de wijziging

Volgens het ESR 95 worden aankopen van computerprogrammatuur en grote databanken die in het productieproces worden gebruikt, als immateriële vaste activa geregistreerd bij de bruto-investeringen in vaste activa. Dit geldt ook voor de productie voor eigen rekening ervan.

Het ESER 79 geeft geen expliciet richtsnoer voor de registratie van computerprogrammatuur en grote databanken. Men moet het doen met het algemene richtsnoer over de draagwijdte van de bruto-investeringen in vaste activa en het intermediair verbruik. In bovengenoemde punten wordt met name gezegd dat:

het intermediair verbruik de volgende elementen omvat: tijdens de beschouwde periode gekochte diensten, met uitzondering van . . . (de genoemde uitzonderingen betreffen de eigendomsoverdracht van kapitaalgoederen, enz. en handels- en vervoerdiensten);

de bruto-investeringen in vaste activa de waarde van de in vaste activa geïncorporeerde diensten omvat.

De vereisten van het ESER 79 met betrekking tot programmatuur zijn derhalve afhankelijk van de interpretatie die eraan wordt gegeven. De gebruikelijke interpretatie is dat in het ESER 79 uitgaven voor programmatuur die als integraal deel van een omvangrijke aankoop van apparatuur wordt gekocht, als bruto-investeringen in vaste activa wordt behandeld, maar dat programmatuur die los van de aankoop van apparatuur gekocht of ontwikkeld wordt, als intermediair verbruik wordt beschouwd. Deze interpretatie komt overeen met wat in het SNA 93 wordt gezegd over de interpretatie van het verschil tussen het SNA 93 en het SNA 68 (zie SNA 93, bijlage 1, punt 67).

Gevolgen van de wijziging

Bij de productieaanpak neemt de output van marktproducenten toe met de productie voor eigen rekening van programmatuur en grote databanken. Het intermediair verbruik daalt met het bedrag van de gekochte diensten die als bruto-investeringen in vaste activa worden geherclassificeerd. De toegevoegde waarde van marktproducenten neemt dan ook toe.

Voor de output van niet-marktproducenten gelden twee tegengestelde effecten: een vermindering als gevolg van gekochte diensten die niet meer als intermediair verbruik, maar als bruto-investeringen in vaste activa worden geclassificeerd en een stijging wegens het toegenomen verbruik van vaste activa (zowel gekochte als voor eigen rekening geproduceerde). Het teken van het totale gevolg op de output kan niet vooraf worden bepaald. De toegevoegde waarde neemt toe als gevolg van de toename van het verbruik van vaste activa.

Bij de uitgavenaanpak is er tweeërlei invloed op de collectieve consumptie van de overheid en de particuliere IZW's ten behoeve van de huishoudens: enerzijds verandert de consumptie als gevolg van de wijziging in de niet-marktoutput en anderzijds neemt zij af als gevolg van een toename van de investeringen in vaste activa voor eigen rekening. De bruto-investeringen in vaste activa nemen toe met het bedrag van de geherclassificeerde aankopen van programmatuur plus de zelf geproduceerde programmatuur.

Bij de inkomensaanpak verandert het bruto-exploitatieoverschot in dezelfde mate als de toegevoegde waarde.

Cijfervoorbeeld

Stel dat aankopen van programmatuur door marktproducenten ter waarde van 1 000 van intermediair verbruik worden geherclassificeerd als bruto-investeringen in vaste activa. Ga er verder vanuit dat de productie voor eigen rekening van programmatuur en grote databanken door marktproducenten 150 bedraagt. Voor niet-marktproducenten worden aankopen van programmatuur ter waarde van 100 geherclassificeerd van intermediair verbruik als bruto-investeringen in vaste activa. Bovendien heeft de productie voor eigen rekening van programmatuur en grote databanken door niet-marktproducenten een waarde van 10. Tenslotte wordt het verbruik van vaste activa met betrekking tot programmatuur en grote databanken die worden gebruikt door niet-marktproducenten, berekend als 50.

Boekhoudkundige behandeling in de vereenvoudigde rekeningen van de totale economie: wijzigingen in vergelijking van de registratie overeenkomstig de regels van het ESER 79. De wijziging in de consumptie heeft betrekking op de collectieve consumptie van de overheid en de particuliere IZW's ( P60= P100 P10+50).

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

8. Duurzame militaire goederen

Sleutelwoorden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Beschrijving van de wijziging

Volgens het ESER 79 behoren aankopen van duurzame goederen voor militaire doeleinden - militaire gebouwen (exclusief woningen voor gezinnen van militairen), andere militaire werken, militaire uitrustingsstukken - tot het intermediair verbruik en niet tot de bruto-investeringen in vaste activa.

Het ESR 95 zegt daarentegen dat de bruto-investeringen in vaste activa bouwwerken omvatten, die door de strijdkrachten - op soortgelijke wijze als door civiele producenten - worden gebruikt, zoals vliegvelden, dokken, wegen en ziekenhuizen. Det bruto-investeringen in vaste activa omvatten geen militaire vernietigingswapens en de hiervoor benodigde dragersystemen, die nog steeds tot het intermediair verbruik worden gerekend.

De draagwijdte van de bruto-investeringen in vaste activa is in het EST 95 dus toegenomen met het bedrag aan uitgaven voor duurzame militaire goederen, met uitzondering van vernietigingswapens en de hiervoor benodigde dragersystemen. Omdat de draagwijdte van de bruto-investeringen in vaste activa toeneemt, neemt dat van het verbruik van vaste activa dienovereenkomstig toe.

Gevolgen van de wijziging

De herclassificatie van de duurzame militaire goederen met uitzondering van wapensystemen van intermediair verbruik bij de productie van niet-marktdiensten van de overheid naar bruto-investeringen in vaste activa heeft ook een toename van het verbruik van vaste activa tot gevolg, die als de som van de kosten een element bij de waardering van de output van niet-marktdiensten vormt.

Bij de productieaanpak neemt de output af door het geringere intermediair verbruik, maar neemt weer toe door het grotere verbruik van vaste activa. Het teken van het gevolg kan daarom niet a priori worden vastgesteld. Het intermediair verbruik neemt sterk af door de herclassificatie van bepaalde aankopen van duurzame goederen als bruto-investeringen in vaste activa. De toegevoegde waarde neemt toe als gevolg van het grotere verbruik van vaste activa.

Bij de uitgavenaanpak wordt de collectieve consumptie van de overheid beïnvloed, maar het teken kan niet tevoren worden vastgesteld omdat er sprake is van twee aan elkaar tegengestelde effecten. De bruto-investeringen in vaste activa nemen zeker toe als gevolg van de nieuwe behandeling van de duurzame militaire goederen.

Bij de inkomensaanpak leidt de stijging van het verbruik van vaste activa tot een toename van het bruto-exploitatieoverschot.

Uit de productie- en de inkomensaanpak blijkt duidelijk dat het nettogevolg voor het BBP positief is. Omdat er geen gevolgen zijn voor de overgang van het BBP naar het BNP, is het effect op het BNP gelijk aan dat op het BBP.

Cijfervoorbeeld

Stel dat in de betrokken verslagperiode de aankopen van duurzame militaire goederen ten bedrage van 1 000 worden geherclassificeerd van intermediair verbruik naar bruto-investeringen in vaste activa. Bovendien stijgt als gevolg van de herclassificatie van de duurzame militaire goederen in dezelfde en in vroegere periodes het verbruik van vaste activa met 1 100.

Boekhoudkundige behandeling in de vereenvoudigde rekeningen van de totale economie: wijzigingen in vergelijking van de registratie overeenkomstig de regels van het ESER 79.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

9. Onderhanden werk

Sleutelwoorden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Beschrijving van de wijziging

In het ESR 95 moet de dienstenoutput geregistreerd worden wanneer de productie plaatsvindt, zodat de productie van diensten leidt tot veranderingen in voorraden die bestaan uit onderhanden werk. Het gebruik van diensten wordt ook in het ESR 95 geregistreerd op het moment dat de "gerede" dienst aan de gebruiker wordt geleverd.

In het ESER 79 wordt de dienstenoutput daarentegen geregistreerd op het moment dat het eindproduct aan de gebruikers wordt geleverd, waardoor het bestaan van voorraden diensten expliciet wordt uitgesloten. De wijziging in het moment van registratie tussen de twee systemen is alleen van invloed op de rekeningen van de institutionele eenheden die diensten voortbrengen, niet op die van de institutionele eenheden die de diensten gebruiken.

Gevolgen van de wijziging

Bij de productieaanpak worden de output en de toegevoegde waarde door de wijziging beïnvloed, maar het teken kan niet vooraf worden vastgesteld. Er is geen gevolg voor het intermediair verbruik.

Bij de uitgavenaanpak wordt alleen de verandering in de voorraden beïnvloed, maar het teken hangt af van de omstandigheden.

Bij de inkomensaanpak wordt de verandering in de toegevoegde waarde weerspiegeld in een wijziging van het bruto-exploitatieoverschot, maar ook in dit geval kan het teken hiervan niet a priori worden vastgesteld.

Het teken van het gevolg voor het BBP kan daarom ook niet vooraf worden bepaald. Omdat er geen direct gevolg is voor de overgang van BBP naar BNP, is het gevolg voor het BNP gelijk aan dat voor het BBP.

Cijfervoorbeeld

Stel dat ontwerpen (diensten van raadgevend ingenieurs) ter waarde van 1 000 zes maanden in beslag nemen, waarvan er drie in jaar t P1 en drie in jaar t vallen. De ontwerpen worden eind maart in jaar t aan de opdrachtgever (een onderneming die de diensten gebruikt) geleverd.

Boekhoudkundige behandeling in de vereenvoudigde rekeningen van de totale economie: wijzigingen in vergelijking van de registratie overeenkomstig de regels van het ESER 79. Jaar t P1.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Boekhoudkundige behandeling in de vereenvoudigde rekeningen van de totale economie: wijzigingen in vergelijking van de registratie overeenkomstig de regels van het ESER 79. Jaar t.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

10. Uitgaven voor exploratie van minerale reserves

Sleutelwoorden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Beschrijving van de wijziging

Volgens het ESER 79 worden alle lopende uitgaven met betrekking tot proefboringen naar olie en aardgas, voorafgaande aan het besluit tot exploitatie van het veld, als intermediair verbruik beschouwd. De uitgaven die na dit besluit worden gedaan, worden als bruto-investeringen in vaste activa geregistreerd.

Het ESR 95 stelt dat de uitgaven voor exploratie van minerale reserves, dat wil zeggen de kosten van feitelijke proefboringen, luchtkartering, ander topografisch onderzoek, vervoerkosten, enz., in de bruto-investeringen in vaste activa zijn inbegrepen.

In het ESR 95 wordt de draagwijdte van de bruto-investeringen in vaste activa dus uitgebreid met het bedrag van de exploratie-uitgaven voorafgaande aan het besluit tot exploitatie van het veld.

Gevolgen van de wijziging

Bij de productieaanpak neemt het intermediair verbruik af en de toegevoegde waarde toe met het bedrag van de geherclassificeerde exploratie-uitgaven. Bovendien nemen de bruto-output en de toegevoegde waarde toe met het bedrag van de exploratie van minerale reserves voor eigen rekening.

Bij de uitgavenaanpak is het enige gevolg een toename van de bruto-investeringen in vaste activa, die gelijk is aan de geherclassificeerde uitgaven plus de exploratie voor eigen rekening.

Bij de inkomensaanpak wordt de toename van de toegevoegde waarde weerspiegeld door een even grote toename van het bruto-exploitatieoverschot.

Zoals uit de drie wijzen van aanpak blijkt is het gevolg voor het BBP zeker positief. Omdat er geen directe invloed is op de overgang van BBP naar BNP, is het gevolg voor het BNP gelijk aan dat voor het BBP.

Cijfervoorbeeld

Stel dat gekochte exploratie van minerale reserves ter waarde van 1 000 geherclassificeerd wordt van intermediair verbruik naar bruto-investeringen in vaste activa. Ga er verder van uit dat de exploratie van minerale reserves voor eigen rekening 500 waard is.

Boekhoudkundige behandeling in de vereenvoudigde rekeningen van de totale economie: wijzigingen in vergelijking van de registratie overeenkomstig de regels van het ESER 79.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

11. Verbruik van vaste activa voor wegen, bruggen, dammen, enz.

Sleutelwoorden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Beschrijving van de wijziging

Volgens het ESER 79 moet het verbruik van vaste activa (de afschrijvingen) worden berekend voor alle reproduceerbare vaste activa met uitzondering van kapitaalgoederen voor collectief gebruik met onbepaalde levensduur (wegen, bruggen, enz.).

Het ESR 95 bepaalt dat het verbruik van vaste activa voor alle vaste activa (met uitzondering van dieren) moet worden berekend.

De draagwijdte van de variabele "verbruik van vaste activa" is in het ESR 95 dus uitgebreid met wegen, bruggen, enz.

Gevolgen van de wijziging

Bij de productieaanpak nemen de output en de bruto toegevoegde waarde toe naarmate het kostenelement verbruik van vaste activa bij de waardering van de output van niet-marktdiensten groter wordt.

Bij de uitgavenaanpak neemt de collectieve consumptie van de overheid toe met een bedrag dat overeenkomt met het extra verbruik van vaste activa.

Bij de inkomensaanpak stijgt het bruto-exploitatieoverschot met een bedrag dat overeenkomt met het extra verbruik van vaste activa.

Omdat er geen gevolgen zijn voor de overgang van BBP naar BNP, is de invloed op het BNP gelijk aan die op het BBP, die zelf weer gelijk is aan de toename van het verbruik van vaste activa en dus zeker positief is. In het bovenstaande wordt ervan uitgegaan dat niet-marktproducenten van de overheid de wegen, bruggen, enz. in eigendom hebben. Wanneer het bij de eigenaars van deze voor collectief gebruik bestemde activa echter gaat om marktproducenten, is er geen gevolg voor het BBP/BNP.

Cijfervoorbeeld

Stel dat er een verbruik van vaste activa ter waarde van 1 000 wordt berekend voor wegen, bruggen, dammen, enz., die deel uitmaken van de kapitaalvoorraad van de niet-marktbranches van de overheid.

Boekhoudkundige behandeling in de vereenvoudigde rekeningen van de totale economie: wijzigingen in vergelijking van de registratie overeenkomstig de regels van het ESER 79.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

12. Vergunningen

Sleutelwoorden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Beschrijving van de wijziging

Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen betalingen van bedrijven voor vergunningen die als intermediair verbruik door marktproducenten en wellicht ook niet-martkproducenten worden gebruikt, en betalingen van huishoudens voor vergunningen die zij in hun hoedanigheid van consument krijgen, zoals paspoorten en rijbewijzen, en bijvoorbeeld ook voor rijexamens.

Voor productie-eenheden worden volgens het ESR 95 minder vaak betalingen voor vergunningen aan de overheid bij de niet-productgebonden belastingen op productie geregistreerd dan in het kader van het ESER 79 het geval was. Indien de overheid als voorwaarde voor de toekenning van een vergunning onderzoek verricht naar de geschiktheid of veiligheid van de gebruikte uitrusting, naar de deskundigheid van de betrokken werknemers of naar de kwaliteit of het niveau van de geproduceerde goederen of diensten, wordt de betaling gezien als betaling voor de aankoop van een dienst (tenzij de voor de vergunning in rekening gebrachte bedragen in geen enkele verhouding staan tot de kosten van het door de overheid verrichte onderzoek).

Voor huishoudens geldt een soortgelijke situatie, aangezien het ESR 95 betalingen voor een reeks vergunningen niet tot de belastingen op inkomen, vermogen, enz. rekent, maar ze als betalingen voor overheidsdiensten beschouwt.

Gevolgen van de wijziging

De wijziging in de classificatie van bepaalde vergunningen van de overheid leidt waarschijnlijk tot een herclassificatie van een aantal productie-eenheden van de overheid van niet-markt- naar marktproducent. Hieronder worden de gevolgen beschreven van de herclassificatie van de ontvangsten van een eenheid die niet-marktproducent blijft, van belastingen, enz. naar betalingen voor diensten. De kwestie van producenten die van markt- naar niet-marktproducent of vice versa worden geherclassificeerd, wordt behandeld in sector 2.19.

Bij de productieaanpak blijft de output ongewijzigd, want de output van niet-marktproducenten wordt gewaardeerd als de som van de kosten. Het intermediair verbruik neemt toe met het bedrag van de betalingen voor vergunningen die worden geherclassificeerd van "andere belastingen in verband met de productie" (R 222) naar intermediair verbruik, dat wil zeggen het gedeelte van de betalingen voor vergunnningen dat door de producenten wordt betaald. De toegevoegde waarde neemt dienovereenkomstig af.

Bij de uitgavenaanpak neemt de consumptie van de huishoudens toe met het bedrag van de betalingen door huishoudens in hun hoedanigheid van consument voor vergunningen, die worden geherclassificeerd van "belastingen op inkomen en vermogen" naar aankopen van diensten. De collectieve consumptie van de overheid neemt af in de mate waarin de verkopen toenemen. Daarentegen neemt de collectieve consumptie van de particuliere IZW's ten behoeve van huishoudens toe omdat niet-marktproducenten wellicht soms voor vergunningen moeten betalen, waardoor hun intermediair verbruik toeneemt. Dit wordt echter gecompenseerd door een daling van de belastingen op productie. De uitvoer en de invoer nemen toe voor zover ingezetenen voor vergunningen aan een buitenlandse overheidsinstantie betalen of niet-ingezetenen aan een binnenlandse overheidsinstantie.

Bij de inkomensaanpak dalen de belastingen in verband met de productie (R 222) met hetzelfde bedrag als de toegevoegde waarde.

Over het geheel genomen is het teken van het gevolg voor het BBP zeker negatief omdat een deel van de betalingen voor vergunningen deel gaat uitmaken van het intermediair verbruik. Er zijn geen gevolgen voor de overgang van het BBP naar het BNP, zodat het gevolg voor het BNP gelijk is aan dat voor het BBP.

Cijfervoorbeeld

Stel dat betalingen voor vergunningen ten bedrage van 1 000 worden geherclassificeerd van belastingen, enz, naar verkopen door niet-marktproducenten van de overheid. Hiervan heeft 500 betrekking op betalingen van huishoudens in hun hoedanigheid van consument (geherclassificeerd van R 69) en ook 500 op betalingen voor vergunningen door producenten (geherclassificeerd van R 222). Niet-marktproducenten van de overheid en IZW's verrichten dergelijke betalingen niet.

Boekhoudkundige behandeling in de vereenvoudigde rekeningen van de totale economie: wijzigingen in vergelijking van de registratie overeenkomstig de regeles van het ESER 79.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

13. Waardering van de output voor eigen finaal gebruik en de output van vrijwilligerswerkSleutelwoorden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Beschrijving van de wijziging

Onder deze titel vallen twee begripswijzigingen.

De eerste betreft het waar mogelijk opnemen van een element van het netto-exploitatieoverschot in de waardering van de productie voor eigen rekening. Onder het ESER 79 wordt een dergelijk exploitatieoverschot niet geregistreerd.

De tweede wijziging betreft de bouw van vaste activa door vrijwilligers. Volgens het ESR 95 moet een schatting van de waarde van de gebruikte arbeid (gebaseerd op een schatting van de kosten van het gebruik van gelijkwaardige betaalde arbeid) worden ingecalculeerd bij de schatting van de waarde van de output. Een dergelijke vereiste bestond nog niet in het ESER 79.

Gevolgen van de wijziging

Bij de productieaanpak nemen de output en de toegevoegde waarde van marktproducenten toe in de mate waarin de waarde van de productie voor eigen rekening toeneemt als gevolg van het feit dat de output voor eigen rekening niet als som van de kosten, maar tegen basisprijzen wordt gewaardeerd. De output en de toegevoegde waarde nemen ook toe met de waarde van de onbetaalde arbeid die wordt gebruikt voor gemeenschappelijke bouwwerkzaamheden, wat onder het ESER 79 niet het geval was.

Bij de uitgavenaanpak nemen zowel de consumptie van de huishoudens als de bruto-investeringen in vaste activa toe (laatstgenoemde als gevolg van beide begripswijzigingen). De consumptie van de overheid en de particuliere IZW's nemen af in geval van investeringen voor eigen rekening.

Bij de inkomensaanpak neemt de beloning van werknemers toe voor zover het bij de output voor eigen rekening gaat om beloning van werknemers in natura. Bovendien neemt het bruto-exploitatieoverschot van de marktproducenten toe met het gedeelte van de output voor eigen rekening dat wordt gebruikt als consumptie door huishoudens van zelf voortgebrachte producten (exclusief beloning van werknemers in natura) of als bruto-investeringen in vaste activa. Wat de ouput van vrijwilligerswerk betreft, neemt het exploitatieoverschot (gemengd inkomen) ook toe met de waarde van de gebruikte, niet-betaalde arbeid.

Het gevolg voor het BBP is zeker positief. De overgang van BBP naar BNP wordt alleen beïnvloed door de beloning van werknemers in natura naar en uit het buitenland, zodat de wijzigingen voor praktische doeleinden waarschijnlijk insignificant zijn, waardoor ook het effect op het BNP positief zal zijn.

Cijfervoorbeeld

Stel om te beginnen dat de nieuwe waarderingsbeginselen voor de productie voor eigen rekening leiden tot een toename van de output ten opzichte van de waardering volgens het ESER 79 van 1 000, waarvan 100 bestemd is voor de beloning van werknemers in natura, 400 voor de consumptie door huishoudens van zelf voortgebrachte producten en 500 voor de investeringen voor eigen rekening door marktproducenten.

Boekhoudkundige behandeling in de vereenvoudigde rekeningen van de totale economie: wijzigingen in vergelijking van de registratie overeenkomstig de regels van het ESER 79.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Stel vervolgens dat bij toepassing van de nieuwe waarderingsregels met betrekking tot door vrijwilligers gebouwde vaste activa de waarde van de gebruikte arbeid op 800 wordt geschat.

Boekhoudkundige behandeling in de vereenvoudigde rekeningen van de totale economie: wijzigingen in vergelijking van de registratie overeenkomstig de regels van het ESER 79.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

14. Drempelwaarde voor kapitaalgoederen

Sleutelwoorden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Beschrijving van de wijziging

In het ESER 79 lag de drempel voor de opname van duurzame goederen van geringe waarde bij de bruto-investeringen in vaste activa bij 100 ecu in prijzen van 1970, terwijl de drempel in het ESR 95 500 ecu in prijzen van 1995 bedraagt. In alle lidstaten van de Europese Unie betekent de nieuwe drempel een reële verhoging van de drempel, waardoor een groter deel van de aankopen van kleine kapitaalgoederen als intermediair verbruik wordt behandeld.

Gevolgen van de wijziging

Bij de productieaanpak is er voor marktproducenten een toename van het intermediair verbruik en een dienovereenkomstige daling van de toegevoegde waarde, zodat de toegevoegde waarde voor de marktproductie afneemt. Voor niet-marktproducenten neemt de bruto toegevoegde waarde af door het geringere verbruik van vaste activa, een logisch gevolg van de afname van de brutoinvesteringen in vaste activita.

Bij de uitgavenaanpak is er een daling van de bruto-investeringen in vaste activa. Bovendien zijn er twee gevolgen met tegengesteld teken op de collectieve consumptie van de overheid: enerzijds neemt het intermediar verbruik van niet-marktproducenten toe met hetzelfde bedrag waarmee de bruto-investeringen in vaste activa afnemen, terwijl anderzijds het verbruik van vaste activa afneemt.

Bij de inkomensaanpak is er een afname van het bruto-exploitatieoverschot dat gelijk is aan de afname van de toegevoegde waarde van marktproducenten plus de afname van het verbruik van vaste activa van niet-marktproducenten.

Uit de productie- en de inkomensaanpak blijkt duidelijk dat het gevolg voor het BBP zeker negatief is. Aangezien de overgang van BBP naar BNP niet door de drempelcorrectie wordt beïnvloed, is het gevolg voor het BNP gelijk aan dat voor het BBP.

Cijfervoorbeeld

Stel dat de aankopen van kleine kapitaalgoederen door marktproducenten ter waarde van 900 worden geherclassificeerd van bruto-investeringen in vaste activa naar intermediair verbruik. Verder dat de aankopen van niet-marktproducenten ten bedrage van 100 op dezelfde manier worden geherclassificeerd en dat de nieuwe drempel voor niet-marktproducenten een afname van het verbruik van vaste activa van 90 tot gevolg heeft.

Boekhoudkundige behandeling in de vereenvoudigde rekeningen van de totale economie: wijzigingen in vergelijking van de registratie overeenkomstig de regels van het ESER 79.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

15. Markt/niet-marktcriteria

Sleutelwoorden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Beschrijving van de wijziging

De regels voor de classificatie van productie-eenheden als markt- of niet-marktproducent zijn in een volledig nieuwe vorm gegoten.

In het ESER 79 wordt het bij de output (productie) van een bepaalde lijst van diensten volgens afspraak steeds geacht om marktdiensten (verhandelbare diensten) te gaan en bij die van een tweede lijst van diensten steeds om niet-marktdiensten, terwijl het bij de output van een derde lijst van diensten om marktdiensten gaat wanneer de middelen van de productie-eenheid voor het grootste deel afkomstig zijn uit de verkoop van haar output.

In het ESER 95 geldt voor alle activiteiten een enkele reeks criteria. Zo worden overige niet-marktproducenten gedefinieerd als lokale EEA's of institutionele eenheden die het grootste deel van de output gratis of tegen economisch niet-significante prijzen leveren (dat wil zeggen indien minder dan 50 % van de productiekosten door de verkoop wordt gedekt).

Als gevolg van deze wijziging kan een bepaalde productie-eenheid die volgens het ESER 79 als markteenheid wordt geclassificeerd, volgens het ESR 95 een niet-markteenheid zijn, en omgekeerd. Bovendien is in het ESR 95 de waardering van de output van niet-marktproducenten gewijzigd (zie 20), vooral wat de subsidies betreft. De wijze waarop output wordt gewaardeerd, hangt ervan af of het om markt- of niet-marktoutput gaat.

Gevolgen van de wijziging

Stel een productie-eenheid wordt geherclassificeerd van markt- naar niet-markteenheid. In het kader van het ESER 79 was die producent wegens de branche waartoe zijn activiteit behoort, volgens afspraak marktproducent, terwijl onder de regels van het ESR 95 het 50 %-criterium geldt ongeacht de activiteit. Herclassificatie in de tegengestelde richting heeft soortgelijke, maar tegengestelde gevolgen.

Bij de productieaanpak verandert de output met het verschil tussen de inkomsten uit de verkoop (plus eventueel de veranderingen in voorraden gereed product en onderhanden werk) en de productiekosten. Het intermediair verbruik verandert niet. De toegevoegde waarde verandert omdat het niet meer wordt berekend als output minus intermediair verbruik, maar als de som van de beloning van werknemers, het verbruik van vaste activa en het saldo van de niet-productgebonden belastingen en subsidies op de productie. Indien de producent niet voldoet aan het 50 %-criterium van ESR 95, is het gevolg voor de toegevoegde waarde positief.

Bij de uitgavenaanpak stijgt de collectieve consumptie met het saldo van de productiekosten en de inkomsten uit verkoop. Alle andere componenten blijven gelijk.

Bij de inkomensaanpak is de verandering in het bruto-exploitatieoverschot gelijk aan de verandering in de toegevoegde waarde minus de veranderingen in de andere exploitatiesubsidies (R312).

In het geval van een herclassificatie van markt- naar niet-marktproducenten is het gevolg voor het BBP zeker positief. Aangezien er echter herclassificaties in beide richtingen plaatsvinden, kan het totale gevolg voor het BBP niet a priori worden vastgesteld. Omdat er geen wijziging is ten aanzien van de overgang van BBP naar BNP, is het gevolg voor het BNP gelijk aan dat voor het BBP.

Cijfervoorbeeld

Stel dat een filmproducent die in eigendom van de overheid is (volgens het ESER 79 een marktproducent) inkomsten uit verkoop heeft van 300, een intermediair verbruik van 200, beloning van werknemers ten bedrage van 500, verbruik van vaste activa ter hoogte van 50 en andere belastingen in verband met de productie van 50. Het bedrijf ontvangt een overdracht van de overheid om zijn tekort van 500 te dekken. Onder de regels van het ESER 79 is dit een andere exploitatiesubsidie. Er zijn geen andere inkomstenbronnen en het voortgebrachte product wordt niet geëxporteerd. Bij de overschakeling op het ESR 95 wordt de producent dan ook geherclassificeerd van markt- naar niet-marktproducent.

Boekhoudkundige behandeling in de vereenvoudigde rekeningen van de totale economie: wijzigingen in vergelijking van de registratie overeenkomstig de regels van het ESER 79.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

16. Subsidies

Sleutelwoorden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Beschrijving van de wijziging

In tweeërlei opzicht wijken de vereisten van het ESR 95 af van die van het ESE 79 (in combinatie met Beschikking 93/465/EEG, Euratom van de Commissie (1), waarin een toelichting op de behandeling van subsidies in het ESER 79 wordt gegeven).

Ten eerste behoren in het ESR 95 niet tot de subsidies: betalingen van de overheid aan marktproducenten als gehele of gedeeltelijke vergoeding voor goederen en diensten die deze in het kader van sociale risico's en behoeften rechtstreeks en individueel leveren aan huishoudens en waarop deze huishoudens een bij wet vastgelegd recht hebben. Bovengenoemde beschikking van de Commissie bevat geen vereiste met betrekking tot een sociaal aspect.

Ten tweede kunnen in het ESR 95 overige niet-marktproducenten niet-productgebonden subsidies ontvangen indien deze betalingen zijn gebaseerd op overheidsverordeningen die zowel voor markt- als voor niet-marktproducenten gelden. Volgens het ESER 79 konden niet-marktproducenten geen subsidies ontvangen. Wanneer dit het geval is, zijn er gevolgen voor de waardering van de output van niet-marktproducenten.

Gevolgen van de wijziging

Stel om te beginnen het geval van een betaling van de overheid aan producenten voor het verlenen van diensten aan huishoudens, die niet voldoen aan de sociale criteria van het ESR 95. Volgens de regels van het ESER 79 (zoals verduidelijkt in de beschikking van de Commissie over subsidies) moeten deze als sociale uitkeringen in natura worden geregistreerd, maar volgens het ESR 95 zijn het productgebonden subsidies. Het ESR 95 verlangt expliciet dat er een sociale reden moet zijn en dat er een individueel recht op de betaling moet zijn, omdat deze anders moet worden behandeld als een niet-terugvorderbare overdracht aan producenten, dat wil zeggen als een subsidie. De beschikking van de Commissie over subsidies waarin het ESER 79 wordt verduidelijkt, noemt de sociale reden (dat wil zeggen uitgaven ter bestrijding van bepaalde specifieke behoeften en noden) niet.

Bij de productieaanpak nemen de output en de toegevoegde waarde met het aldus geherclassificeerde bedrag af.

Bij de uitgavenaanpak neemt de consumptie van de huishoudens met dat bedrag af.

Bij de inkomensaanpak nemen de subsidies op de productie toe met het bedrag dat wordt geherclassificeerd als productgebonden subsidies.

Het gevolg voor het BBP en het BNP is zeker negatief en in omvang gelijk aan de overdracht van de overheid die is geherclassificeerd als productgebonden subsidies.

Cijfervoorbeeld

Stel een betaling van 1 000 van de overheid aan marktproducenten wordt geherclassificeerd van sociale uitkeringen in natura naar productgebonden subsidies.

Boekhoudkundige behandeling in de vereenvoudigde rekeningen van de totale economie: wijzigingen in vegelijking van de registratie overeenkomstig de regels van het ESER 79.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Stel vervolgens dat betalingen van 1 000 van de overheid aan instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens worden geherclassificeerd van inkomensoverdrachten naar niet-productgebonden subsidies.

Bij de productieaanpak nemen de output en de toegevoegde waarde af met het aldus geherclassificeerde bedrag.

Bij de uitgavenaanpak neemt de consumptie van de particuliere IZW's ten behoeve van de huishoudens toe met hetzelfde bedrag.

Bij de inkomensaanpak nemen de subsidies op de productie toe met het bedrag dat wordt geherclassificeerd als productgebonden subsidies.

Boekhoudkundige behandeling in de vereenvoudigde rekeningen van de totale economie: wijzigingen in vergelijking van de registratie overeenkomstig de regels van het ESER 79.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

17. Originelen op het gebied van woord, beeld en geluid

Sleutelwoorden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Beschrijving van de wijziging

De productie van originelen op het gebied van woord, beeld en geluid maakt in het ESR 95 deel uit van de bruto-investeringen in vaste activa. In het ESER 79 viel deze output nog buiten de productiegrens. Onder punt 18 wordt bekeken hoe de hiermee verband houdende diensten, betalingen voor het geautoriseerd gebruik (reproductie) van deze originelen, moeten worden behandeld.

Gevolgen van de wijziging

Bij de productieaanpak neemt de ouput toe met de waarde van de geproduceerde originelen. Het intermediair verbruik neemt toe met de waarde van de productiemiddelen voor dit productieproces, die voordien als consumptie van de huishoudens werden behandeld. De toegevoegde waarde verandert met het verschil tussen deze twee posten. Het teken kan niet tevoren al worden vastgesteld, maar doorgaans zal het wel positief zijn.

Bij de uitgavenaanpak nemen de bruto-investeringen in vaste activa toe met de waarde van de geproduceerde originelen. De consumptie van de huishoudens neemt af met de uitgaven die zijn geherclassificeerd als intermediair verbruik.

Bij de inkomensaanpak is de verandering in het bruto-exploitatieoverschot een afspiegeling van die in de toegevoegde waarde.

Hoewel het teken van het gevolg op het BBP en het BNP niet vooraf kan worden vastgesteld, lijkt het hoogst onwaarschijnlijk dat de toename van het intermediair verbruik groter is dan de toename van de output. Vermoedelijk zal het gevolg op het BBP en het BNP dus positief zijn.

Cijfervoorbeeld

Stel dat er in de verslagperiode een productie van originelen ter waarde van 1 000 plaatsvond. Deze productie vergt een intermediair verbruik van 200. Er is geen sprake van beloning van werknemers. Ook is er geen in- of uitvoer van originelen op het gebied van woord, beeld en geluid.

Boekhoudkundige behandeling in de vereenvoudigde rekeningen van de totale economie: wijzigingen in vergelijking van de registratie overeenkomsitg de regels van het ESER 79.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

18. Diensten in verband met het gebruik van originelen op het gebied van woord, beeld of geluidSleutelwoorden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Beschrijving van de wijziging

In het ESR 95 worden betalingen voor de vergunning originelen op het gebied van woord, beeld of geluid te gebruiken geregistreerd als aan- en verkoop van diensten. In het ESER 79 werden dergelijke betalingen als inkomen uit vermogen behandeld.

Gevolgen van de wijziging

Gewoonlijk betalen uitgevers voor de vergunning de auteursrechten van kunstenaars e.d. te gebruiken. Het gebruik van dergelijke diensten komt dus hoofdzakelijk voor als intermediair verbruik plus in- en uitvoer. Er is sprake van invoer wanneer ingezeten uitgevers vergunning krijgen de auteursrechten van buitenlandse kunstenaars te gebruiken en vice versa.

Kunstenaars e.d., die hun auteursrechten willen afdwingen, moeten soms gebruik maken van een tussenpersoon die moet bijhouden wanneer en waar boeken worden gepubliceerd, opnamen worden gespeeld en toneelstukken worden opgevoerd. Deze uitgaven worden geherclassificeerd van consumptie van de huishoudens naar intermediair verbruik. Deze diensten zullen evenwel vaker door uitgevers dan door de kunstenaars zelf worden gekocht. In het laatste geval gaat het eerder om intermediair verbruik.

Bij de productieaanpak neemt de output toe met een bedrag ter hoogte van de verkoop van vergunningen, ook indien ze worden gekocht door niet-marktproducenten. Het intermediair verbruik van binnenlandse uitgevers stijgt met hetzelfde bedrag minus de netto-uitvoer van auteursrechten. Bovendien hebben de kunstenaars soms zelf uitgaven voor intermediair verbruik in de vorm van betalingen aan tussenpersonen (agenten). De toegevoegde waarde verandert met het verschil tussen deze bedragen. Het teken kan niet a priori worden vastgesteld.

Bij de uitgavenaanpak neemt de consumptie van de huishoudens af met de betalingen aan de agenten die worden geherclassificeerd van consumptie van de huishoudens naar intermediair verbruik. Bovendien komen betalingen voor auteursrechten naar en uit het buitenland nu voor als in- en uitvoer. Wanneer niet-marktproducenten auteursrechten verwerven, neemt de collectieve consumptie dienovereenkomstig toe.

Bij de inkomensaanpak komt de verandering in het bruto-exploitatieoverschot overeen met de verandering in toegevoegde waarde.

Uit elk van de drie wijzen van aanpak blijkt dat het teken van het gevolg op het BBP niet vooraf kan worden vastgesteld. Wat de overgang van BBP naar BNP betreft, worden betalingen voor de vergunning de originelente gebruiken geherclassificeerd van inkomen uit vermogen naar en uit het buitenland naar in- en uitvoer van diensten, waardoor het gevolg op transacties met het buitenland ten aanzien van het BNP neutraal is. Evenmin als voor het BBP, kan het teken van het gevolg voor het BNP vooraf worden vastgesteld.

Cijfervoorbeeld

Stel dat er betalingen van binnenlandse uitgevers aan ingezeten kunstenaars ten belope van 1 000 zijn en dat de kunstenaar geen uitgaven voor intermediair verbruik heeft in verband met de verkoop van de vergunning de originelen te gebruiken. De invoer van dergelijke diensten bedraagt 100 en de uitvoer 300. Alle in- en uitvoertransacties worden gesloten door uitgevers en niet door de kunstenaars zelf.

Boekhoudkundige behandeling in de vereenvoudigde rekeningen van de totale economie: wijzigingen in vergelijking van de registratie overeenkomstig de regels van het ESER 79.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

19. Garages

Sleutelwoorden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Beschrijving van de wijziging

Volgens het ESR 95 moeten garages die door de eigenaar van een woning voor consumptie worden gebruikt, ook al is het een vrijstaande garage, tot de toegerekende output van diensten uit woningbezit worden gerekend. Het ESER 79 geeft geen expliciet richtsnoer voor dergelijke garages. Beschikking 95/309/EG, Euratom van de Commissie (2) inzake de beginselen voor de schatting van diensten uit woningbezit geeft een uitleg van het ESER 79 voor woningen. Hierin wordt bepaald dat alleen garages die integraal deel uitmaken van de woning, bij de berekening van de werkelijke huur en de huurwaarde van woningen in aanmerking moeten worden genomen. Er is dus een verschil bij de behandeling van vrijstaande garages die voor consumptie worden gebruikt.

Gevolgen van de wijziging

Het opnemen van de huurwaarde van bepaalde garages van bewoners van een eigen woning bij de productie is van invloed op de output, de toegevoegde waarde, de consumptie van de huishoudens en het bruto-exploitatieoverschot.

Bij de productieaanpak neemt de output toe met de huurwaarde van de garages van de bewoners van een eigen huis die in aanmerking komen, terwijl het intermediair verbruik toeneemt met de kosten van reparatie en onderhoud in verband met deze garages. De toegevoegde waarde neemt toe met het verschil tussen deze twee bedragen.

Bij de uitgavenaanpak neemt de consumptie van de huishoudens toe met de huurwaarde minus eventuele reparatie- en onderhoudskosten.

Bij de inkomensaanpak neemt het bruto-exploitatieoverschot toe naarmate de toegevoegde waarde toeneemt.

Ervan uitgaande dat de huurwaarde de reparatie- en onderhoudskosten altijd te boven gaat, leidt de gewijzigde behandeling van bepaalde garages tot een toename van het BBP.

Wanneer eventuele indirecte gevolgen op het inkomen uit vermogen in verband met garages van niet-ingezeten bewoners van een eigen huis buiten beschouwing worden gelaten, is het gevolg op het BNP gelijk aan dat op het BBP.

Cijfervoorbeeld

Stel dat de huurwaarde van garages ten belope van 1 000 is begrepen in de output van de diensten uit woningbezit en dat het intermediair verbruik (lopende kosten) 50 bedraagt. Geen van de in aanmerking genomen garages is eigendom van niet-ingezetenen en evenmin hebben ingezetenen dergelijke garages als bewoner van een eigen huis in het buitenland.

Boekhoudkundige behandeling in de vereenvoudigde rekening van de totale economie: wijzigingen in vergelijking van de registratie overeenkomstig de regels van het ESER 79.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

20. Belastingen op de registratie van voertuigen, betaald door huishoudens

Sleutwoorden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Beschrijving van de wijziging

Het ESER 79 geeft geen expliciet richtsnoer voor de belastingen op de registratie van voertuigen, betaald door huishoudens. De reikwijdte van de belastingen in verband met de productie was evenwel beperkt tot heffingen voor productie-eenheden. De gebruikelijke interpretatie van het ESER 79 is dat wegens het ontbreken van een regeling de door huishoudens betaalde belastingen op de registratie van voertuigen onder de overige inkomensoverdrachten moesten worden geregistreerd.

In het ESR 95 moeten belastingen op de registratie van voertuigen onder de productgebonden belastingen worden geregistreerd. De reikwijdte van deze belastingen is in het ESR 95 niet langer beperkt tot door productie-eenheden betaalde belastingen.

Belastingen op de registratie van voertuigen, betaald door huishoudens in hun hoedanigheid van consument, worden geherclassificeerd van (vermoedelijk) overige inkomensoverdrachten (R 69) naar belastingen op producten (R 221).

Gevolgen van de wijziging

Bij de productieaanpak nemen de output en de toegevoegde waarde tegen producentenprijzen (ESER 79-begrip) toe met het geherclassificeerde bedrag. De output en de toegevoegde waarde tegen basisprijzen (ESR 95-begrip) blijven ongewijzigd.

Bij de uitgavenaanpak neemt de consumptie van de huishoudens toe met de geherclassificeerde autobelastingen.

Bij de inkomensaanpak nemen de belastingen op productie en invoer toe met het geherclassificeerde bedrag.

Over het geheel genomen is het gevolg voor het BBP zeker positief. Omdat er geen invloed is op de overgang van BBP naar BNP, is het gevolg voor het BNP gelijk aan dat voor het BBP.

Cijfervoorbeeld

Stel dat de door de consument betaalde belastingen op de registratie van voertuigen ter waarde van 1 000 worden geherclassificeerd naar productgebonden belastingen.

Boekhoudkundige behandeling in de vereenvoudigde rekeningen van de totale economie: wijzigingen in vergelijking van de registratie overeenkomstig de regels van het ESER 79.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

21. Beloning van werknemers in natura

Sleutelwoorden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Beschrijving van de wijziging

Het ESR 95 bevat twee wijzigingen.

Het eerste betreft de opname van sport- en vrijetijdsfaciliteiten voor werknemers en hun gezinnen bij de beloning van de werknemers in natura, terwijl deze bedragen in het ESER 79 expliciet van het inkomen in natura waren uitgesloten; hier werden ze geregistreerd onder het intermediair verbruik van de werkgevers.

Bovendien is er een verschil in de waardering van zelf geproduceerde goederen en diensten die door werkgevers aan hun werknemers worden verstrekt. In het ESR 95 worden deze gewaardeerd tegen basisprijzen, maar in het ESER 79 tegen de som van de productiekosten (waardoor de winst van de producent volgens afspraak gelijk is aan nul).

Gevolgen van de wijziging

Bij de productieaanpak neemt de output toe in het geval van aan werknemers verstrekte zelf geproduceerde producten (producten dus die niet bij een andere producent zijn gekocht). Het intermediair verbruik neemt af omdat bepaalde uitgavenposten (aankopen bij andere producenten) worden geherclassificeerd van intermedair verbruik naar consumptie. Bij beide tellingen neemt de toegevoegde waarde toe.

Bij de uitgavenaanpak neemt de consumptie van de huishoudens toe met de stijging van de waarde van het inkomen in natura.

Bij de inkomensaanpak neemt de beloning van werknemers toe met hetzelfde bedrag als de consumptie van de huishoudens.

Het BBP neemt toe met de stijging van de beloning in natura. De overgang van BBP naar BNP wordt beïnvloed door alle posten in natura bij de beloning van werknemers naar en uit het buitenland, waardoor het teken van het gevolg voor het BNP niet vooraf kan worden bepaald. Toch zal het in de praktijk bijna altijd positief zijn.

Cijfervoorbeeld

Stel dat de waarde van de aan de werknemers verstrekte eigen goederen en diensten met 500 toeneemt, en verder dat producten ten belope van 500 worden geherclassificeerd van intermediair verbruik naar beloning van werknemers in natura. De beloning van werknemers naar en uit het buitenland wordt niet door de begripswijziging beïnvloed.

Boekhoudkundige behandeling in de vereenvoudigde rekeningen van de totale economie: wijzigingen in vergelijking van de registratie overeenkomstig de regels van het ESER 79.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

22. Vergunningen voor het gebruik van immateriële niet-geproduceerde activa

Sleutelwoorden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Beschrijving van de wijziging

In het ESR 95 worden koop en verkoop van vergunningen voor het gebruik van immateriële niet-geproduceerde activa (octrooien, handelsmerken, copyrights, enz.) geregistreerd als respectievelijk consumptie en output. In het ESER 79 werden dergelijke betalingen als inkomen uit vermogen aangemerkt.

Gevolgen van de wijziging

Bij de productieaanpak stijgt de output met de waarde van dergelijke licentiebetalingen die worden ontvangen van ingezeten marktproducenten. Het intermediair verbruik neemt toe met het bedrag van de betalingen van ingezeten producenten aan de al dan niet ingezeten eigenaren van de immateriële activa waarvoor een licentie wordt verleend. Het teken van het gevolg voor de toegevoegde waarde kan daarom niet a priori worden vastgesteld.

Bij de uitgavenaanpak neemt de consumptie van de huishoudens (eventueel) toe met het bedrag van de licentiebetalingen die de huishoudens in hun hoedanigheid van consument betalen. De collectieve consumptie neemt toe met het bedrag van de betalingen minus de ontvangsten van royalties door niet-marktproducenten. De uitvoer en de invoer nemen toe met het bedrag van de licentiebetalingen naar en uit het buitenland.

Bij de inkomensaanpak verandert het bruto-exploitatieoverschot in dezelfde mate als de toegevoegde waarde.

Wegens de transacties met het buitenland kan het teken van het gevolg voor het BBP niet vooraf worden vastgesteld. Bij de overgang van BBP naar BNP daalt het inkomen uit vermogen naar en uit het buitenland met de als in- en uitvoer van diensten geherclassificeerde bedragen. Mits ten minste één component van het binnenlandse finale gebruik ten gevolge van de begripswijziging toeneemt, is het teken van het gevolg voor het BNP positief.

Cijfervoorbeeld

Stel dat ingezetenen licentiebetalingen ten belope van 1 000 ontvangen en dat zij 700 moeten betalen. Niet-marktproducenten hebben uitgaven aan royalties voor licenties van 50; zij hebben geen ontvangsten. De uitvoer van licenties bedraagt 500 en de invoer 200. De huishoudens in hun hoedanigheid van consument verrichten of ontvangen geen licentiebetalingen.

Boekhoudkundige behandeling in de vereenvoudigde rekeningen van de totale economie: wijzigingen in vergelijking van de registratie overeenkomstig de regels van het ESER 79.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

23. Zegelrechten

Sleutelwoorden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Beschrijving van de wijziging

Volgens het ESR 95 worden zegelrechten geregistreerd onder de productgebonden belastingen. In het ESER 79 worden door producenten betaalde zegelrechten behandeld als overige belastingen in verband met de productie (R 22). Er worden geen expliciete instructies gegeven voor door huishoudens in hun hoedanigheid van consument betaalde zegelrechten. Omdat er geen andersluidende instructies zijn, worden deze zegelrechten daarom geregistreerd als overige inkomensoverdrachten (R 69).

Gevolgen van de wijziging

Bij de productieaanpak neemt de output toe met het totale bedrag aan zegelrechten. Het intermediair verbruik neemt toe met de door de producenten betaalde zegelrechten. De toegevoegde waarde neemt toe met het verschil tussen de totale zegelrechten en de zegelrechten die vallen onder het intermediair verbruik van markt- en niet-marktproducenten.

Bij de uitgavenaanpak neemt de consumptie van de huishoudens toe met de door de huishoudens in hun hoedanigheid van consument betaalde zegelrechten. De bruto-investeringen in vaste activa nemen toe met het bedrag van de zegelrechten op overdrachtskosten.

Bij de inkomensaanpak is de wijziging van het bruto-exploitatieoverschot identiek aan die van de toegevoegde waarde.

Het gevolg voor het BBP is zeker positief. Aangezien de overgang van BBP naar BNP niet door de begripswijziging wordt beïnvloed, is het gevolg voor het BNP gelijk aan dat voor het BBP.

Cijfervoorbeeld

Stel dat zegelrechten ten belope van 500 worden geherclassificeerd van overige belastingen in verband met de productie naar productgebonden belastingen en dat de overige inkomensoverdrachten ter hoogte van 500 worden geherclassificeerd tot productgebonden belastingen. Van de door producenten betaalde zegelrechten heeft 250 betrekking op de intermediaire input en 250 op de bruto-investeringen in vaste activa (overdrachtskosten).

Boekhoudkundige behandeling in de vereenvoudigde rekeningen van de totale economie: wijzigingen in vergelijking van de registratie overeenkomstig de regels van het ESER 79.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(1) PB nr. L 224 van 3. 9. 1993, blz. 27.

(2) PB nr. L 186 van 5. 8. 1995, blz. 59.