97/146/EG: Beschikking van de Commissie van 4 februari 1997 betreffende het door Nederland ingediende verzoek om vrijstelling uit hoofde van artikel 8, lid 2, onder c), van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)
Publicatieblad Nr. L 056 van 26/02/1997 blz. 0019 - 0019
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 4 februari 1997 betreffende het door Nederland ingediende verzoek om vrijstelling uit hoofde van artikel 8, lid 2, onder c), van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek) (97/146/EG) DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Gezien Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 96/79/EG van het Europees Parlement en de Raad (2), inzonderheid op artikel 8, lid 2, onder c), Overwegende dat het van 14 juni 1996 daterende en op 17 juni 1996 door de Commissie ontvangen verzoek van Nederland alle krachtens artikel 8, lid 2, onder c), vereiste informatie bevat; dat dit verzoek de installatie betreft van één type derde stoplicht op één type voertuig van categorie ECE S3, als bedoeld in ECE-reglement nr. 7 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties en gemonteerd overeenkomstig ECE-reglement nr. 48; Overwegende dat de in het verzoek aangevoerde redenen, namelijk dat dergelijke stoplichten, alsmede de installatie ervan, niet voldoen aan de vereisten van Richtlijn 76/758/EEG van de Raad van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende markeringslichten, breedtelichten, achterlichten en stoplichten van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 89/516/EEG van de Commissie (4), noch aan die van Richtlijn 76/756/EEG van de Raad van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (5), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/663/EEG van de Commissie (6), gegrond zijn; dat de beschrijvingen van de proeven en de resultaten hiervan, alsmede de mate van overeenstemming met de ECE-reglementen nr. 7 en nr. 48 van dien aard zijn dat er genoegzaam aan de veiligheidsvereisten wordt voldaan; Overwegende dat de communautaire richtlijnen in kwestie nog wijzigingen zullen ondergaan om productie en installatie van dergelijke stoplichten wettelijk mogelijk te maken; Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het bij Richtlijn 70/156/EEG ingestelde Comité voor de aanpassing aan de vooruitgang van de techniek, HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN: Artikel 1 Het verzoek tot afwijking van Nederland betreffende de productie en installatie van één type derde stoplicht van categorie ECE S3, als bedoeld in ECE-reglement nr. 7, en gemonteerd overeenkomstig ECE-reglement nr. 48 op de typen voertuig waarvoor het bestemd is, wordt hierbij ingewilligd. Artikel 2 Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk der Nederlanden. Gedaan te Brussel, 4 februari 1997. Voor de Commissie Martin BANGEMANN Lid van de Commissie (1) PB nr. L 42 van 23. 2. 1970, blz. 1. (2) PB nr. L 18 van 21. 1. 1997, blz. 7. (3) PB nr. L 262 van 27. 9. 1976, blz. 54. (4) PB nr. L 265 van 12. 9. 1989, blz. 1. (5) PB nr. L 262 van 27. 9. 1976, blz. 1. (6) PB nr. L 366 van 31. 12. 1991, blz. 17.