31996R0081

Verordening (EG) nr. 81/96 van de Raad van 19 januari 1996 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2455/93 met betrekking tot het definitieve anti-dumpingrecht op mononatriumglutamaat van oorsprong uit Indonesië, de Republiek Korea en Taiwan en tot definitieve inning van het voorlopige recht en beëindiging van de procedure ten aanzien van Thailand

Publicatieblad Nr. L 015 van 20/01/1996 blz. 0020 - 0030


VERORDENING (EG) Nr. 81/96 VAN DE RAAD van 19 januari 1996 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2455/93 met betrekking tot het definitieve anti-dumpingrecht op mononatriumglutamaat van oorsprong uit Indonesië, de Republiek Korea en Taiwan en tot definitieve inning van het voorlopige recht en beëindiging van de procedure ten aanzien van Thailand

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3283/94 van de Raad van 22 december 1994 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1), inzonderheid op artikel 23,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2423/88 van de Raad van 11 juli 1988 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (2), inzonderheid op de artikelen 12, 14 en 15,

Gezien het voorstel van de Commissie dat na overleg in het Raadgevend Comité is ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

I. VOORAFGAANDE PROCEDURE

(1) De Raad heeft bij Verordening (EEG) nr. 1798/90 (3) definitieve anti-dumpingrechten ingesteld op de invoer van mononatriumglutamaat van oorsprong uit Indonesië, de Republiek Korea, Taiwan en Thailand. Van dit recht werd het mononatriumglutamaat uitgezonderd dat afkomstig was van enkele producenten in deze landen, van wie de Commissie, bij Verordening (EEG) nr. 547/90 (4), Besluit 92/439/EEG (5) en Besluit 93/479/EEG (6), verbintenissen had aanvaard.

II. HERZIENINGSONDERZOEK

(2) Naar aanleiding van een klacht van de betrokken bedrijfstak in de Gemeenschap heeft de Commissie, na raadpleging van het Raadgevend Comité, overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 2423/88 (hierna "basisverordening" genoemd) door middel van een bericht in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen (7) het onderzoek geopend tot herziening van de geldende anti-dumpingmaatregelen.

In de klacht van de bedrijfstak van de Gemeenschap werd onder meer gesteld dat de oorspronkelijk vastgestelde normale waarden in het algemeen waren gestegen, terwijl de exportprijzen van het mononatriumglutamaat uit de betrokken landen in 1993 aanmerkelijk waren gedaald, waardoor de dumpingmarges ten opzichte van de oorspronkelijke bevindingen dus waren gestegen. Volgens de klacht werd het mononatriumglutamaat uit de betrokken landen tegen lagere prijzen dan die van de prijsverbintenissen in de Gemeenschap ingevoerd en waren de prijsverbintenissen in het onderhavige geval kennelijk niet doeltreffend. Ten slotte werd erop gewezen dat deze feiten ertoe hebben geleid dat de bedrijfstak van de Gemeenschap opnieuw financiële verliezen lijdt, waardoor de schade die hij reeds had ondervonden nog was verergerd. Het bij de klacht gevoegde bewijsmateriaal werd voldoende geacht om tot de opening van een herzieningsonderzoek over te gaan.

(3) De Commissie heeft de indiener van de klacht, de haar bekende belanghebbende exporteurs en importeurs en de vertegenwoordigers van de exportlanden officieel van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. De rechtstreeks betrokken partijen werden in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en een onderhoud aan te vragen.

(4) De Commissie heeft vragenlijsten toegezonden aan de haar bekende belanghebbenden. Antwoorden hierop werden ontvangen van de bedrijfstak van de Gemeenschap die de klacht had ingediend, van een Indonesische producent en de daarmee gelieerde verkoopmaatschappij, twee Koreaanse producenten, twee Taiwanese producenten, een Thaise producent en twee importeurs in de Gemeenschap.

(5) Een Koreaanse exporteur, een Indonesische exporteur, een belangrijke gebruiker van mononatriumglutamaat en de Fédération des associations de l'industrie des bouillons et potages de la CEE werden op hun verzoek gehoord.

(6) De Commissie heeft alle gegevens die zij voor haar bevindingen noodzakelijk achtte, ingewonnen en geverifieerd. Voorts heeft zij bij de volgende ondernemingen een onderzoek ter plaatse ingesteld:

a) producent in de Gemeenschap:

Orsan SA (Frankrijk);

b) producenten/exporteurs:

Indonesië:

- PT Indomiwon Citra Inti,

- PT Jico Argung (gelieerde verkoopmaatschappij van PT Indomiwon Citra Inti);

Republiek Korea:

- Cheil Foods & Chemicals Inc.,

- Miwon Co. Ltd,

- Miwon Trading & Shipping Co. Ltd. (gelieerde verkoopmaatschappij van Miwon Co. Ltd)

Taiwan:

- Ve Wong Corporation,

- Tung Hai Fermentation Ind. Corp.;

Thailand:

- Thai Fermentation Industry Corporation;

c) importeur:

GMS-Chemie-Handelsgesellschaft mbH (Duitsland).

(7) Daar Thai Fermentation Industry Corporation de vragenlijst van de Commissie slechts gedeeltelijk had beantwoord en geen medewerking verleende bij het onderzoek van de door haar verstrekte gegevens, werden de conclusies ten aanzien van deze onderneming, overeenkomstig artikel 7, lid 7, onder b), van de basisverordening op de beschikbare gegevens gebaseerd.

(8) Het onderzoek had betrekking op de periode van 1 mei 1993 tot en met 30 april 1994 (hierna "onderzoektijdvak" genoemd).

III. HANDHAVING VAN DE BESTAANDE MAATREGELEN

(9) Daar het herzieningsonderzoek nog duurde op het tijdstip dat de maatregelen normalerwijze zouden vervallen, heeft de Commissie, overeenkomstig artikel 15, lid 3, van de basisverordening, het bericht gepubliceerd (8) dat de maatregelen betreffende mononatriumglutamaat van oorsprong uit Indonesië, de Republiek Korea, Taiwan en Thailand aan het einde van de geldigheidsduur van vijf jaar nog van kracht zouden blijven, in afwachting van de resultaten van het onderzoek.

IV. VOORLOPIGE MAATREGELEN

(10) Bij het onderzoek bleek dat er redenen waren om aan te nemen dat de in overweging 1 bedoelde verbintenissen werden geschonden. De Commissie heeft daarom bij Verordening (EG) nr. 1754/95 (9) de verbintenissen opgezegd die zij van Cheil Foods & Chemicals Inc., Miwon Co. Ltd, Ve Wong Corporation, Tung Hai Fermentation Ind. Corp., PT Indomiwon Citra Inti en Thai Fermentation Industry Corporation had aanvaard. In de plaats daarvan werd een voorlopig anti-dumpingrecht ingesteld.

(11) Dit recht werd bij Verordening (EG) nr. 2678/95 (10) met twee maanden verlengd.

V. VERVOLG VAN DE PROCEDURE

(12) Na de instelling van het voorlopige anti-dumpingrecht hebben Cheil Foods & Chemicals Inc., Miwon Co Ltd, PT Indomiwon Citra Inti en Thai Fermentation Industry Corporation hun standpunt schriftelijk uiteengezet. Voorts werden partijen op hun verzoek door de Commissie gehoord.

(13) De Commissie heeft het inwinnen en het verifiëren van de gegevens die zij voor haar definitieve bevindingen noodzakelijk achtte, voortgezet. Bij de volgende importeurs werd een onderzoek ter plaatse verricht:

- DCT Chemie BV (Nederland);

- Henry Lamotte GmbH (Duitsland);

- Quimidroga SA (Spanje);

- Scanchem Ltd (Verenigd Koninkrijk);

- Superfos Chemicals A/S (Denemarken);

- Tang Frères (Frankrijk);

- Vos BV (Nederland).

(14) De partijen werden schriftelijk in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens was de aanbeveling te doen definitieve anti-dumpingrechten in te stellen en de bedragen die uit hoofde van het voorlopige recht als zekerheid waren gesteld, definitief te innen. De partijen konden hierover binnen een redelijke termijn opmerkingen maken.

De Commissie heeft deze mondelinge en schriftelijke opmerkingen onderzocht en haar bevindingen op grond hiervan zo nodig gewijzigd.

(15) Het onderzoek heeft langer geduurd dan de in artikel 7, lid 9, onder a), van de basisverordening genoemde periode van één jaar, gezien de buitengewoon complexe aard van deze zaak. Zoals hierboven aangeduid, werden verificatiebezoeken gebracht aan zeven importeurs, waarbij de noodzaak om bijkomstige informatie in te winnen en te verifiëren pas in een vergevorderd stadium van het onderzoek ontstond.

VI. ONDERZOCHT PRODUKT EN SOORTGELIJK PRODUKT

1. Beschrijving van het produkt

(16) De klacht en het herzieningsonderzoek hebben betrekking op mononatriumglutamaat in de vorm van kristallen van verschillende grootte, welk produkt is ingedeeld onder GN-code ex 2922 42 10. Het wordt voornamelijk gebruikt als smaakversterker in soep, bouillon, vis- en vleesgerechten en kant-en-klaar-voeding. De herziening heeft op hetzelfde produkt betrekking als de oorspronkelijke verordening.

(17) Mononatriumglutamaat is verkrijgbaar in zakken van verschillende grootte, gaande van zakjes van 0,5 g voor de verkoop in het klein tot balen van 1 000 kg. De kleinere zakjes worden via de kleinhandel aan particuliere consumenten verkocht, terwijl de grotere zakken van 25 kg en meer voor industriële gebruikers zijn bestemd. Het mononatriumglutamaat heeft echter steeds dezelfde kenmerken, of het nu in grote of in kleine zakken wordt aangeboden.

2. Soortgelijk produkt

(18) Geconstateerd werd dat de conclusies van de oorspronkelijke verordening nog steeds geldig zijn. Het mononatriumglutamaat dat door de bedrijven van de Gemeenschap wordt geproduceerd en in de Gemeenschap verkocht, is hetzelfde soort produkt als het produkt dat in de vier bij deze procedure betrokken landen wordt geproduceerd en naar de Gemeenschap wordt uitgevoerd.

VII. DUMPING

1. Voorafgaande opmerking

(19) Thai Fermentation Industry Corporation, de enige producent in Thailand die de vragenlijst van de Commissie, hoewel op onvolledige wijze, had beantwoord, heeft geweigerd aan de verificatie van de gegevens mede te werken. Daar deze onderneming bovendien aan geen van de medewerkende importeurs leverde, kon de Commissie hiervoor geen individuele conclusies trekken. De conclusies betreffende Thailand moesten daarom op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, zoals in overweging 33 omschreven.

2. Normale waarde

a) Algemeen

(20) Voor alle betrokken exportlanden werd de normale waarde vastgesteld aan de hand van het in zakken van 25 kg verpakte produkt dat in het onderzoektijdvak naar de Gemeenschap was uitgevoerd.

b) Indonesië

(21) Voor de medewerkende Indonesische producent moest de waarde overeenkomstig artikel 2, lid 3, onder b), ii), van de basisverordening worden berekend, daar in het onderzoektijdvak op de thuismarkt bijna steeds met verlies was verkocht.

(22) Bij de berekening van de normale waarde werd uitgegaan van de produktiekosten van het bedrijf in het onderzoektijdvak, overeenkomstig artikel 2, lid 3, onder b), ii), van de basisverordening. Aan deze kosten werd een bedrag toegevoegd dat overeenkwam met de verkoop- en administratiekosten en de andere algemene kosten van het bedrijf. Daar gegevens over winsten bij andere Indonesische producenten van het soortgelijke produkt of in soortgelijke sectoren ontbraken, werd aangenomen dat het winstcijfer het best kon worden vastgesteld door de gemiddelde winst te nemen van alle andere medewerkende exporteurs bij verkoop van het soortgelijke produkt op de binnenlandse markt in het kader van normale handelstransacties, daar de structuren van de betrokken markten grotendeels met die van Indonesië overeenkwamen.

c) Republiek Korea

(23) Voor de twee Koreaanse producenten die de vragenlijst van de Commissie hebben beantwoord, werd de normale waarde, overeenkomstig artikel 2, lid 3, onder a), van de basisverordening vastgesteld aan de hand van de prijs die in het kader van normale handelstransacties op de thuismarkt werkelijk voor het soortgelijke produkt was betaald, daar op de thuismarkt voldoende hoeveelheden met winst waren verkocht om een deugdelijke vergelijking mogelijk te maken.

d) Taiwan

(24) Voor de twee Taiwanese producenten die de vragenlijst van de Commissie hebben beantwoord, werd de normale waarde, overeenkomstig artikel 2, lid 3, onder a), van de basisverordening vastgesteld aan de hand van de prijs die in het kader van normale handelstransacties op de thuismarkt werkelijk voor het soortgelijke produkt was betaald, daar op de thuismarkt voldoende hoeveelheden met winst waren verkocht om een deugdelijke vergelijking mogelijk te maken.

3. Exportprijs

(25) De exportprijzen die de medewerkende producenten in Indonesië, Korea en Taiwan in hun antwoord op de vragenlijst van de Commissie hadden vermeld, stemden overeen met het prijspeil van de verbintenissen. Een controle van de exportprijzen bevestigde echter de bewering van de bedrijfstak van de Gemeenschap dat de prijsverbintenissen werden geschonden. De opgegeven exportprijzen waren dus niet betrouwbaar.

(26) Deze conclusie werd getrokken op grond van de volgende feiten: de Commissie heeft bij alle importeurs aan wie de aan deze procedure medewerkende producenten mononatriumglutamaat hebben geleverd, informatie opgevraagd over de wederverkoopprijzen van dit produkt en over de kosten tussen invoer en wederverkoop.

Sommige importeurs hebben de gevraagde informatie verstrekt, die ter plaatse werd geverifieerd bij die importeurs die bereid waren aan het onderzoek mede te werken. Geconstateerd werd dat al deze importeurs het betrokken produkt dat zij bij de medewerkende exporteurs in Korea, Indonesië en Taiwan hadden aangekocht, in het onderzoektijdvak met verlies in de Gemeenschap hadden verkocht. In sommige gevallen was de wederverkoopprijs zelfs lager dan de aankoopprijs. Voor dit prijsbeleid, dat gedurende het gehele onderzoektijdvak gold, kon geen andere verklaring dan het bestaan van een compensatieregeling worden gevonden. Bij de controles bij bepaalde importeurs bleek soms duidelijk dat de verbintenissen van Miwon Co. Ltd (Korea) en PT Indomiwon Citra Inti (Indonesië) niet werden nageleefd, omdat de importprijzen onder het prijspeil van de verbintenissen lagen. Zo had de Indonesische producent in verband met bedoelde verkoop kredietnota's afgegeven en bestond er correspondentie met het Koreaanse bedrijf waarin sprake was van veel lagere prijzen dan die van de prijsverbintenis. Uit deze feiten alleen al blijkt dat de werkelijke exportprijzen aanzienlijk lager waren dan de opgegeven prijzen, welke op het niveau van de prijsverbintenissen lagen.

Gezien bovenstaande feiten, die zeer sterk op het bestaan van compensatieregelingen wezen, en gezien de onbetrouwbaarheid van de opgegeven exportprijzen, werd besloten de exportprijzen van de medewerkende exporteurs overeenkomstig artikel 2, lid 8, onder b), van de basisverordening te construeren, uitgaande van de prijzen waartegen het produkt na invoer in de Gemeenschap voor het eerst aan onafhankelijke afnemers wordt verkocht, en rekening houdende met alle kosten tussen invoer en wederverkoop en een redelijke winst voor de importeurs.

(27) Voor de medewerkende exporteurs in Korea, Taiwan en Indonesië werd de exportprijs dientengevolge berekend door van de gewogen gemiddelde wederverkoopprijs die elke medewerkende importeur aan de eerste onafhankelijke afnemer in rekening bracht, een bedrag af te trekken dat overeenstemde met de kosten van deze importeur tussen invoer en wederverkoop en een winstmarge van 5 %. Dit cijfer stemt overeen met het cijfer dat bij vorige onderzoeken in verband met mononatriumglutamaat als redelijk werd beschouwd en waartegen toen geen bezwaar was gemaakt. Bovendien werden nog de douanerechten en andere kosten, zoals vracht- en verzekeringskosten, afgetrokken om tot de prijs af fabriek te komen in de landen van oorsprong.

(28) Voor die transacties van de medewerkende producenten waarover geen informatie over de wederverkoop bij importeurs kon worden verkregen, werd geconcludeerd dat, gezien de feiten die naar boven kwamen bij de verificatie van de wederverkoopprijzen van mononatriumglutamaat bij de in overweging 13 genoemde zeven importeurs, de exportprijzen die de exporteurs zelf hadden verstrekt om dezelfde redenen zoals hierboven genoemd niet konden worden gebruikt. De exportprijs voor deze transacties werd daarom, overeenkomstig artikel 7, lid 7, onder b), van de basisverordening, vastgesteld aan de hand van de beschikbare gegevens. Aangenomen werd dat deze exportprijzen overeenstemden met de exportprijzen die werden berekend zoals omschreven in de overwegingen 25, 26 en 27.

4. Vergelijking

(29) De gewogen gemiddelde normale waarde van mononatriumglutamaat in zakken van 25 kg werd, voor iedere medewerkende exporteur, vergeleken met de exportprijs die was vastgesteld zoals omschreven in de overwegingen 25 tot en met 28, op hetzelfde handelsniveau en af fabriek. Bij deze vergelijking werd rekening gehouden met verschillen in verkoopkosten die van invloed waren op de vergelijkbaarheid van de prijzen, indien hiervoor voldoende bewijsmateriaal werd voorgelegd. Er werden met name correcties toegepast voor kosten voor transport, verzekering, op- en overslag, laden, lossen en andere aanverwante kosten, verpakkingskosten, kredietkosten en de salarissen van verkopers.

5. Dumpingmarges

(30) De dumpingmarges werden vastgesteld door vergelijking van de normale waarde en de exportprijs. De dumpingmarge is het percentage waarmee de normale waarde de prijs bij uitvoer naar de Gemeenschap overschrijdt.

(31) De gewogen gemiddelde dumpingmarges, in procenten van de prijs franco grens Gemeenschap, zijn als volgt:

Indonesië

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Republiek Korea

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Taiwan

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(32) Voor producenten in Indonesië, Korea en Taiwan die de vragenlijst van de Commissie niet hebben beantwoord of die zich niet hebben bekendgemaakt, werd de dumpingmarge, overeenkomstig artikel 7, lid 7, onder b), van de basisverordening, vastgesteld aan de hand van de beschikbare gegevens. Gezien het aandeel van de medewerkende producenten in de totale invoer van het betrokken produkt uit de drie betrokken landen werd aangenomen dat de bevindingen ten aanzien van deze producenten de meest geschikte basis vormden voor de vaststelling van de dumpingmarge.

Om te voorkomen dat niet-medewerking beloond zou worden en om ontduiking van de anti-dumpingmaatregelen tegen te gaan, heeft de Commissie besloten dat voor niet medewerkende producenten geen lagere dumpingmarge mocht worden aangehouden dan de hoogste dumpingmarge die bij een wel medewerkende producent in hetzelfde exportland was aangetroffen.

Toepassing op niet medewerkende producenten van de hoogste dumpingmarge die bij medewerkende producenten in hetzelfde land was aangetroffen, leidde tot de volgende dumpingmarges: 64,7 % voor Indonesië, 32,7 % voor Korea en 52,4 % voor Taiwan.

(33) Om de in overweging 19 aangegeven redenen en gezien het feit dat in dat land geen producent tot medewerking bereid was, werd het dienstig geacht voor alle producenten in Thailand de hoogste dumpingmarge aan te houden die voor een medewerkende producent in een ander land was vastgesteld, namelijk 64,7 %.

VIII. SCHADE

Voorafgaande opmerking

(34) Overeenkomstig artikel 14 van de basisverordening werd getracht vast te stellen of het gedrag van de exporteurs op de markt van de Gemeenschap of de situatie van de producenten in de Gemeenschap, zoals bij de oorspronkelijke verordening vastgesteld, wijzigingen had ondergaan. Daar de geldigheidsduur van vijf jaar van de onderzochte maatregelen normalerwijze verstreken zou zijn, werd ook onderzocht of het waarschijnlijk was dat bij afwezigheid van maatregelen opnieuw schade zou ontstaan.

Het onderzoek naar schade had betrekking op de periode 1991-1993 en het onderzoektijdvak.

A. BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP

(35) De producent in de Gemeenschap die de klacht heeft ingediend, is de enige producent van het soortgelijke produkt in de Gemeenschap en vertegenwoordigt daarom de gehele produktie van het betrokken produkt in de Gemeenschap. Hij is daarom de bedrijfstak van de Gemeenschap in de zin van artikel 4, lid 5, van de basisverordening.

B. SITUATIE VAN DE BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP

(36) Daar er in de Gemeenschap slechts één producent is die het betrokken produkt vervaardigt en gezien de vertrouwelijke aard van de verstrekte informatie inzake schade-indicatoren, worden de cijfers over de ontwikkeling van de produktie, produktiecapaciteit, bezettingsgraad, verbruik in de Gemeenschap, omzet, marktaandeel, prijsontwikkeling en winsten in de vorm van indexcijfers weergegeven, waarbij het getal 100 wordt aangehouden voor het jaar 1991.

Produktie, produktiecapaciteit en bezettingsgraad

(37) De produktie in de Gemeenschap daalde in 1992 tot 97,58, maar steeg in 1993 weer enigszins tot 98,58. In het onderzoektijdvak bedroeg de produktie 101,08.

De produktiecapaciteit in de Gemeenschap bleef relatief stabiel. De capaciteit daalde in 1992 tot 99,8, nam in 1993 tot 101,76 toe en in het onderzoektijdvak tot 103,72. Van 1991 tot in het onderzoektijdvak varieerde de bezettingsgraad tussen 100 en 96,88.

Verbruik in de Gemeenschap

(38) Het verbruik was tijdens de onderzochte periode stabiel. Bij een verbruik van 100 in 1991, was het verbruik 96,83 in 1992, 101,08 in 1993 en 100,25 tijdens het onderzoektijdvak.

Omzet en marktaandeel

(39) De omzet van de producent in de Gemeenschap daalde van 100 in 1991 tot 93,21 in 1992. In 1993 was de omzet weer 107,36 en tijdens het onderzoektijdvak 106,12.

Wordt het marktaandeel van de producent in de Gemeenschap, dat steeds aanzienlijk was, voor 1991 op 100 gesteld, dan bedroeg het 92,43 in 1992, 102,73 in 1993 en 102,28 in het onderzoektijdvak. Het dient daarentegen te worden opgemerkt dat het marktaandeel van deze producent steeds zeer aanzienlijk was.

Prijsontwikkeling

(40) Hoewel de prijzen van de producent in de Gemeenschap in 1992 enigszins, namelijk tot 101,66 stegen, daalden zij het daaropvolgende jaar aanzienlijk, namelijk tot 95,13. De situatie verbeterde enigszins in het onderzoektijdvak, daar het prijspeil tot 95,91 steeg.

Winsten

(41) Op de eerste plaats dient te worden opgemerkt dat de winsten van de producent in de Gemeenschap tijdens de onderzochte periode op geen enkel tijdstip toereikend waren, hoewel deze erin was geslaagd zijn produktiekosten te drukken. De winsten van deze producent waren niet alleen ver beneden het niveau dat volgens de oorspronkelijke verordening als voldoende werd beschouwd, zoals aangetoond in de klacht betreffende de herziening van de prijsverbintenissen welke in 1992 door de Gemeenschapsindustrie was ingediend, maar zijn over een langere tijd zo laag gebleven dat het bedrijf in zijn voortbestaan werd bedreigd. De reeds lage winsten van 1991 daalden nog sterk in 1992. De benedenwaartse trend zette zich ook in 1993 voort, toen er nog net geen verlies werd geleden. Tijdens het onderzoektijdvak verbeterde de winstgevendheid enigszins, zonder echter het niveau van 1991 te bereiken. Daarbij moet worden bedacht dat de winstgevendheid nog slechter zou zijn geweest indien de producent in de Gemeenschap er niet in was geslaagd zijn produktiekosten te verminderen, zoals boven vermeld.

Conclusie

(42) Uit bovenstaande indicatoren blijkt dat de financiële situatie van de producent in de Gemeenschap precair blijft, ondanks de positieve gevolgen van de anti-dumpingmaatregelen. Bij de oorspronkelijke verordening werd vastgesteld dat de schade in de periode januari 1989 - september 1992 aanzienlijk was. Bij dit onderzoek is gebleken dat de producent in de Gemeenschap in de daaropvolgende periode ook aanmerkelijke schade heeft geleden. Dit blijkt voornamelijk uit een verdere prijsdaling en de extreem lage winsten in achtereenvolgende jaren.

C. GEDRAG VAN DE BETROKKEN EXPORTEURS

Ingevoerde hoeveelheden

(43) De invoer uit de vier betrokken landen steeg van 11 228 ton in 1991 tot 12 871 ton in 1992, maar daalde tot 7 921 ton in 1993 en 7 478 ton in het onderzoektijdvak. De invoer uit elk betrokken land, met uitzondering van Thailand, volgde ongeveer hetzelfde patroon als de totale invoer uit deze landen. Het marktaandeel was als volgt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Dit komt neer op een stijging van het marktaandeel van 21,18 % in 1991 tot 25,07 % in 1992, waarna een daling volgde tot 14,78 % in 1993 en 14,07 % in het onderzoektijdvak.

Prijs van de importprodukten

(44) Onderzocht werd of er tijdens het onderzoektijdvak sprake was van prijsonderbieding. In verband hiermede werd een vergelijking gemaakt tussen de gewogen gemiddelde exportprijs (cif grens Gemeenschap, na inklaring), die berekend was zoals omschreven in de overwegingen 25 tot en met 28, en de gewogen gemiddelde verkoopprijs af fabriek van de producent in de Gemeenschap bij verkoop in de Gemeenschap.

Hieruit bleek dat de prijsonderbieding voor produkten uit Taiwan tussen 20 % en 22 % lag, tussen 9 % en 11 % voor produkten uit de Republiek Korea en 26 % bedroeg voor produkten uit Indonesië. Voor de Thaise exporteur kon geen prijsonderbiedingsmarge worden vastgesteld daar hij, zoals reeds vermeld in overweging 19, niet aan het onderzoek medewerkte. Daar de Commissie tot de conclusie was gekomen dat de exporteurs die wel medewerking hadden verleend compensatieregelingen hadden getroffen, konden de Eurostat-cijfers over de invoer uit Thailand evenmin als betrouwbaar worden beschouwd.

Conclusie

(45) Ofschoon het marktaandeel van het mononatriumglutamaat uit de betrokken landen sterk is achteruitgegaan, is het toch aanzienlijk gebleven. Bovendien werd vastgesteld dat er duidelijk sprake was van prijsonderbieding.

D. OORZAAK VAN DE SCHADE

1. Cumulatie

(46) Geconcludeerd werd dat de invoer uit Thailand, waarvan het marktaandeel in het onderzoektijdvak tot 0,1 % was gedaald, bij het onderzoek naar de gevolgen voor de bedrijfstak van de Gemeenschap buiten beschouwing moest worden gelaten, daar een zo gering marktaandeel geen ernstige gevolgen voor deze bedrijfstak kon hebben gehad.

Zoals bij het oorspronkelijke onderzoek en de onderzoeken die vóór dit onderzoek hebben plaatsgevonden, werd vastgesteld dat de gevolgen van de invoer uit Korea, Taiwan en Indonesië te zamen moesten worden bezien, daar het mononatriumglutamaat uit deze landen in alle opzichten gelijk en onderling verwisselbaar is en dezelfde prijsontwikkelingen vertoonde. Deze produkten concurreerden met het soortgelijke produkt van de Gemeenschap en met elkaar.

2. Gevolgen

(47) Om te bepalen of er wijzigingen waren opgetreden in het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap had geleden, zoals vastgesteld bij de oorspronkelijke verordening en het besluit van de Commissie in deze zaak, werden de verdere ontwikkelingen sinds deze vroegere conclusies onderzocht. Hoewel uit sommige indicatoren bleek dat de situatie van de producent in de Gemeenschap was verbeterd, is diens situatie niettemin precair gebleven, met name door het lage prijspeil dat na de instelling van de anti-dumpingmaatregelen nog is gedaald en de geringe winstgevendheid in achtereenvolgende jaren. Tussen de lage winsten en het prijsbeleid van de exporteurs, zoals uiteengezet in de overwegingen 25 tot en met 28, kan duidelijk een verband worden gelegd. Deze exporteurs zijn erin geslaagd door prijsonderbieding op een prijsgevoelige markt druk te blijven uitoefenen op de prijzen van de producent in de Gemeenschap.

(48) Gezien het bovenstaande alsmede het feit, zoals boven reeds vermeld, dat de invoer uit de drie betrokken landen steeds aanzienlijk is gebleven, kan er redelijkerwijze geen twijfel over bestaan dat deze van doorslaggevende betekenis is geweest voor het feit dat de financiële situatie van de producent van de Gemeenschap precair is gebleven.

Hoewel er enige verbeteringen zijn opgetreden in de situatie van de producent van de Gemeenschap, kan als conclusie worden gesteld dat deze ten gevolge van het gedrag van de Indonesische, Koreaanse en Taiwanese exporteurs nog steeds aanmerkelijke schade ondervindt. De prijsonderbieding van deze exporteurs is logischerwijs van grote invloed op een onderneming die de gevolgen van dumping tracht te boven te komen.

3. Invloed van andere factoren

(49) De invloed op de bedrijfstak van de Gemeenschap van andere factoren dan de invoer met dumping werd ook onderzocht.

Invoer uit Brazilië

(50) Aangevoerd werd dat de producent van de Gemeenschap aanzienlijke hoeveelheden van het betrokken produkt uit Brazilië had ingevoerd, tegen prijzen waartegen de exporteurs uit de vier bij deze procedure betrokken landen niet konden concurreren. De producent van de Gemeenschap had inderdaad gedurende het onderzoektijdvak mononatriumglutamaat uit Brazilië ingevoerd om aan een plotselinge piek in de vraag te voldoen en om de gevolgen van een staking te ontlopen. De importen van de producent van de Gemeenschap vertegenwoordigden echter een klein deel van zijn output. Hij had dit gedaan om zijn concurrentiepositie in de Gemeenschap en zijn marktaandeel te behouden. Het Braziliaanse produkt werd echter ingevoerd en wederverkocht tegen prijzen die vergelijkbaar waren met de eigen produktiekosten en verkoopprijzen van deze producent.

(51) Sommige belanghebbenden stelden dat de invoer van mononatriumglutamaat uit Brazilië juist de oorzaak was van de moeilijke situatie van de producent van de Gemeenschap.

De invoer uit Brazilië bleek in de onderzochte periode aanzienlijk te zijn toegenomen (van 1 076 ton in 1991 tot 1 376 ton in het onderzoektijdvak), tegen prijzen die, volgens Eurostat, een enigszins stijgende trend vertoonden. Zelfs indien zou worden aangenomen dat de invoer uit Brazilië had bijgedragen tot de schade die de producent van de Gemeenschap had geleden, dan deed dit niet af aan het feit dat de schade die door invoer met dumping uit de bij deze procedure betrokken landen is ontstaan, op zich genomen, aanzienlijk is.

Invoer uit de Verenigde Staten van Amerika

(52) Een partij stelde dat de invoer van mononatriumglutamaat uit de Verenigde Staten van Amerika verantwoordelijk zou kunnen zijn voor de moeilijke situatie van de producent van de Gemeenschap.

Het bleek echter dat de invoer van mononatriumglutamaat uit de Verenigde Staten in de onderzochte periode te verwaarlozen was (23 ton in 1991 en 27 ton in 1993; in marktaandeel: 0,04 % in 1991 en 0,05 % in 1993), en tegen prijzen geschiedde die duidelijk hoger waren dan die van het met dumping ingevoerde produkt. De klager voerde bovendien aan dat de invoer uit de Verenigde Staten vooral in juli en augustus 1994 had plaatsgevonden, dat wil zeggen na het onderzoektijdvak. Deze invoer moest daarom, overeenkomstig de vaste praktijk van de Instellingen van de Europese Gemeenschap, bij de vaststelling van de schade buiten beschouwing worden gelaten. De definitieve conclusies in het kader van een anti-dumpingonderzoek zijn altijd op het onderzoektijdvak gebaseerd. Ontwikkelingen na deze periode kunnen niet in aanmerking worden genomen, omdat het onderzoek anders zou kunnen blijven duren. Ook zouden de betrokken bedrijven kunnen proberen door kortstondige wijzigingen in hun prijsbeleid de resultaten van de procedure te beïnvloeden. Ten slotte kan geen andere methode worden toegepast, omdat dit in strijd zou zijn met de basisverordening en de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de GATT 1994.

De invoer uit de Verenigde Staten kan dus in de betrokken periode, die in april 1994 afliep, geen aanmerkelijke negatieve invloed hebben gehad op de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

Invoer uit andere landen

(53) De gevolgen van de invoer van mononatriumglutamaat uit andere landen dan Brazilië, de Verenigde Staten en de vier bij deze procedure betrokken landen werden ook aan de hand van de Eurostat-cijfers onderzocht. De andere landen waaruit dit produkt werd ingevoerd, waren Zwitserland, Oostenrijk, China, Japan en Hong-Kong, maar, met uitzondering van Hong-Kong, tegen prijzen die duidelijk hoger waren dan de prijzen van het mononatriumglutamaat uit de vier betrokken landen. De invoer uit Hong-Kong was overigens zeer gering. Op te merken valt bovendien dat in Zwitserland, Oostenrijk en Hong-Kong geen bedrijven zijn die mononatriumglutamaat produceren.

Gezien het bovenstaande kan het uitgesloten worden geacht dat de invoer uit een van deze andere landen een aanmerkelijke, negatieve invloed heeft gehad op de bedrijfstak van de Gemeenschap.

Wanbeleid van de producent van de Gemeenschap

(54) Een importeur en de Fédération des associations de l'industrie des bouillons et potages de la CEE voerden aan dat de producent van de Gemeenschap van een verouderde technologie gebruik maakte om het betrokken produkt te vervaardigen. Voorts zou de schade die deze producent had geleden voor ten minste een deel aan gebrekkig management en gebrek aan know-how te wijten zijn.

Deze beweringen waren niet met bewijsmateriaal gestaafd en moesten daarom van de hand worden gewezen. Zij stonden ook in tegenstelling tot de bevindingen van de Commissie inzake de produktiviteit en de efficiëntie van de producent van de Gemeenschap en diens geslaagde pogingen tot rationalisering van de produktie.

4. Conclusie

(55) Gezien het bovenstaande werd geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap nog steeds aanmerkelijke schade ondervond door de invoer met dumping uit Indonesië, Korea en Taiwan, op zich genomen, zelfs indien wordt aangenomen dat sommige van de bovengenoemde factoren ook nadelige gevolgen hebben gehad voor deze bedrijfstak.

E. HERHALING VAN SCHADE

(56) Om de gevolgen van het vervallen van de bestaande maatregelen te beoordelen, werd, mede in het licht van bovenstaande bevindingen, met het volgende rekening gehouden:

(57) - Zoals aangegeven in overweging 46 is de invloed van de invoer uit Thailand te verwaarlozen en er zijn geen indicaties dat de invoer van dumping uit dit land plotseling weer zal toenemen. De maatregel ten aanzien van dit land kan daarom vervallen.

IX. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

(59) De Raad heeft in Verordening (EEG) nr. 2455/93 geconcludeerd dat het in het belang van de Gemeenschap was maatregelen te nemen tegen de invoer met dumping van mononatriumglutamaat uit de vier betrokken landen. De in de oorspronkelijke verordening opgenomen conclusies inzake het belang van de Gemeenschap dienen ongewijzigd te blijven, omdat de ontwikkelingen in de daaropvolgende periode de noodzaak van de maatregelen slechts hebben onderstreept.

(60) Het dient te worden opgemerkt dat de produktie van mononatriumglutamaat onderhevig is aan strenge milieu-eisen, waarbij het op doorgaande wijze voldoen aan die eisen aanzienlijke investeringen vraagt. De mogelijkheid voor de bedrijfstak van de Gemeenschap om de noodzakelijke investeringen te doen, zou in gevaar komen indien geen maatregelen worden genomen om te voorkomen dat haar financiële situatie ten gevolge van schadeveroorzakende dumping verder verslechtert en indien er niet voor wordt gezorgd dat effectieve concurrentie wordt hersteld. Daarom zullen de bestaande anti-dumpingmaatregelen moeten worden verlengd, met enige wijzigingen evenwel, om met de laatste bevindingen rekening te houden.

(61) Een belanghebbende stelde dat, indien de anti-dumpingrechten op het huidige niveau werden gehandhaafd, de producent van de Gemeenschap zijn sterke positie op de markt van de Gemeenschap ten nadele van gebruikers van mononatriumglutamaat zou versterken. Op te merken valt echter dat, hoewel deze producent in de Gemeenschap over een aanzienlijk marktaandeel beschikt, er in de Gemeenschap nog voldoende concurrentie is, zoals blijkt uit de aanwezigheid van importen van mononatriumglutamaat uit zeven andere dan de bij deze procedure betrokken landen. Wat de invloed van de anti-dumpingmaatregelen op de situatie van de verwerkende industrie in de Gemeenschap betreft, werd erkend dat een stijging van de prijs van een door haar gebruikte grondstof een kwestie was waarbij zij belang had. Ofschoon de verwerkende industrie niet wilde opgeven welke de invloed was van de prijs van mononatriumglutamaat op de totale produktiekosten, erkende zij echter wel, zoals ook uit het onderzoek bleek, dat de prijs van mononatriumglutamaat slechts van geringe invloed is op de kosten van de produkten waarin het wordt verwerkt.

(62) Gezien het bovenstaande wordt het in het belang van de Gemeenschap geacht de anti-dumpingmaatregelen, met de nodige wijzigingen, te handhaven, zodat de bedrijfstak van de Gemeenschap de gelegenheid krijgt zijn precaire financiële situatie te verbeteren.

X. WIJZIGING VAN DE BESTAANDE MAATREGELEN

1. Medewerkende exporteurs

(63) Na van de bevindingen van het onderzoek in kennis te zijn gesteld, hebben de medewerkende exporteurs nieuwe minimumprijsverbintenissen aangeboden voor uitvoer van het betrokken produkt naar de Gemeenschap. Om de in de overwegingen 25 tot en met 28 uiteengezette redenen was de Commissie echter van oordeel dat verbintenissen niet het geëigende middel waren om een einde te maken aan de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap leed. De eerder aanvaarde verbintenissen moesten worden ingetrokken omdat zij niet werden nageleefd. Voor de nieuw aangeboden verbintenissen konden de exporteurs geen voldoende garanties bieden inzake prijspeil of naleving. De Commissie heeft dus, na overleg, besloten de aangeboden verbintenissen niet te aanvaarden.

(64) Bij de berekening van de hoogte van het recht werd rekening gehouden met de vastgestelde dumpingmarges. Het recht mocht echter niet hoger zijn dan het bedrag dat nodig was om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap nog schade zou lijden.

Daar de door deze bedrijfstak geleden schade voornamelijk uit een druk op de prijzen bestond en een te lage winstgevendheid, moest het recht op een niveau worden gebracht waarbij deze bedrijfstak zijn prijzen tot een winstgevend niveau kon verhogen. Dit betekende dat ook de prijzen van de importprodukten tot dit niveau verhoogd moesten worden. Aangenomen werd dat de prijzen van de importprodukten gelijk moesten zijn aan de produktiekosten van de bedrijfstak van de Gemeenschap, plus een voldoende winstmarge om het voortbestaan van deze bedrijfstak zeker te stellen.

Te dien einde werden de gewogen gemiddelde exportprijzen tijdens het onderzoektijdvak, op het niveau franco grens Gemeenschap, na inklaring, vergeleken met de produktiekosten van de betrokken producent in de Gemeenschap, plus een winstmarge. Deze winstmarge, die om redenen van vertrouwelijkheid niet bekend kan worden gemaakt, is niet zo hoog als de winstmarge van de producent voordat de invloed van de invoer met dumping zich deed gevoelen. Het is de winstmarge die in afwezigheid van invoer met dumping behaald kan worden en overeenkomt met het cijfer dat de Commissie tijdens het oorspronkelijke onderzoek redelijk achtte.

Bij deze vergelijking werden gewogen gemiddelde schademarges gevonden die varieerden van 25,4 % tot 35,7 % van de prijs franco grens Gemeenschap.

(65) Voor één exporteur was de dumpingmarge lager dan het percentage waarmee diens exportprijzen dienden te stijgen om verdere schade te voorkomen. Voor deze exporteur dient het anti-dumpingrecht daarom op de dumpingmarge te worden afgestemd. Voor de andere medewerkende exporteurs diende het anti-dumpingrecht op de schademarge te worden afgestemd, daar hun dumpingmarges hoger waren dan het percentage waarmee hun exportprijzen dienden te stijgen om verdere schade te voorkomen.

(66) Daar een ad-valorem-recht door de exporteurs geabsorbeerd kon worden en gezien de eerdere schending van verbintenissen, werd besloten dat het in te stellen anti-dumpingrecht een vast bedrag per kg diende te zijn.

2. Andere producenten in de betrokken exportlanden

(67) De medewerkende exporteurs vertegenwoordigden een zeer groot deel van de totale export van het betrokken produkt naar de Gemeenschap. Voor producenten in de betrokken landen die de vragenlijst van de Commissie niet hebben beantwoord of die zich niet bekend hebben gemaakt, werd het daarom passend geacht het hoogste recht aan te houden dat voor een exporteur in hetzelfde land was vastgesteld.

3. Conclusie

(68) De oorspronkelijke verordening dient derhalve overeenkomstig bovenstaande bevindingen te worden gewijzigd.

XI. INNING VAN HET VOORLOPIGE RECHT

(69) Gezien de hoogte van de vastgestelde dumpingmarges, de schending van de vroegere verbintenissen en de ernst van de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden, dienen de uit hoofde van het voorlopige anti-dumpingrecht als zekerheid gestelde bedragen definitief te worden geïnd, met uitzondering van de bedragen die betrekking hebben op de invoer uit Thailand, om de in overweging 57 uiteengezette redenen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 2455/93 wordt vervangen door de volgende tekst:

"Artikel 1

1. Er wordt een definitief anti-dumpingrecht ingesteld op de invoer van mononatriumglutamaat, ingedeeld onder GN-code 2922 42 10, van oorsprong uit Indonesië, de Republiek Korea en Taiwan.

2. Het recht dat van toepassing is op de nettoprijs franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, bedraagt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. De bepalingen inzake de douanerechten zijn van toepassing, tenzij anders vermeld.".

Artikel 2

De bedragen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1754/95 uit hoofde van het voorlopige anti-dumpingrecht als zekerheid zijn gesteld, dienen definitief te worden geïnd tot het bedrag van het definitieve anti-dumpingrecht. De als zekerheid gestelde bedragen die betrekking hadden op mononatriumglutamaat uit Thailand, worden vrijgegeven.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 19 januari 1996.

Voor de Raad

De Voorzitter

W. LUCCHETTI

(1) PB nr. L 349 van 31. 12. 1994, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1251/95 (PB nr. L 122 van 2. 6. 1995, blz. 1).

(2) PB nr. L 209 van 2. 8. 1988, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 522/94 (PB nr. L 66 van 10. 3. 1994, blz. 10).

(3) PB nr. L 167 van 30. 6. 1990, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2455/93 (PB nr. L 225 van 4. 9. 1993, blz. 1).

(4) PB nr. L 56 van 3. 3. 1990, blz. 23.

(5) PB nr. L 299 van 15. 10. 1992, blz. 40.

(6) PB nr. L 225 van 4. 9. 1993, blz. 35.

(7) PB nr. C 187 van 9. 7. 1994, blz. 13.

(8) PB nr. C 164 van 30. 6. 1995, blz. 7.

(9) PB nr. L 170 van 20. 7. 1995, blz. 4.

(10) PB nr. L 275 van 18. 11. 1995, blz. 22.