31996D0427

96/427/EG: Beschikking van de Commissie van 10 juli 1996 betreffende een afwijking van de bepalingen van bijlage III van Richtlijn 91/439/EEG van de Raad (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 175 van 13/07/1996 blz. 0034 - 0034


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 10 juli 1996 betreffende een afwijking van de bepalingen van bijlage III van Richtlijn 91/439/EEG van de Raad (Voor de EER relevante tekst) (96/427/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/439/EEG van de Raad van 29 juli 1991 betreffende het rijbewijs (1), en inzonderheid op artikel 7,

Overwegende dat artikel 7, lid 3, bepaalt dat de Lid-Staten, na instemming van de Commissie, mogen afwijken van de bepalingen van bijlage III betreffende minimumnormen inzake lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor het besturen van een motorrijtuig;

Overwegende dat dergelijke afwijkingen te verenigen moeten zijn met de ontwikkelingen op het gebied van de medische wetenschap en met de in bijlage III neergelegde beginselen;

Overwegende dat in punt 6.3 van bijlage III bepaald wordt dat aanvragers van een rijbewijs of verlenging van een rijbewijs een gezichtsscherpte dienen te hebben, zo nodig met optische correctie, van minstens 0,8 voor het beste oog en minstens 0,5 voor het minder goede oog;

Overwegende dat, indien de waarden 0,8 en 0,5 met een optische correctie worden bereikt, de ongecorrigeerde gezichtsscherpte voor beide ogen niet minder dan 0,05 mag bedragen en dat anders de correctie van de minimale gezichtsscherpte (0,8 en 0,5) moet zijn verkregen door brilleglazen die niet sterker mogen zijn dan plus of minus 4 dioptrie, dan wel door contactlenzen (niet-gecorrigeerd gezichtsvermogen = 0,05) en dat de correctie goed moet worden verdragen;

Overwegende dat punt 6.3 voorts stipuleert dat rijbewijzen niet mogen worden afgegeven of verlengd in het geval van aanvragers of bestuurders die geen normaal binoculair gezichtsveld hebben of die aan diplopie lijden;

Overwegende dat, in overeenstemming met punt 6.3 van bijlage III, de maximaal toelaatbare correctie voor brilleglazen van bestuurders in groep 2 plus of minus 4 dioptrie moet bedragen, met name vanwege de met het gebruik van sterkere brilleglazen verband houdende vervorming van het gezichtsveld; dat het dank zij de toepassing van moderne technieken en materialen thans echter mogelijk is geworden brilleglazen van maximaal plus of minus 8 dioptrie te vervaardigen zonder dat een dergelijke vervorming optreedt;

Overwegende derhalve dat de Commissie, na overweging van het desbetreffende verzoek van een aantal Lid-Staten, van oordeel is dat de ontwikkelingen op het gebied van de medische wetenschap een afwijking wettigen van het bepaalde in punt 6.3 van bijlage III met betrekking tot het maximumaantal dioptrieƫn van brilleglazen van bestuurders in groep 2,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De Lid-Staten mogen een waarde van plus of minus 8 dioptrie toestaan in plaats van plus of minus 4 dioptrie, wanneer de minimale gezichtsscherpte van 0,8 en 0,5 door correctie met behulp van brilleglazen wordt verkregen.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de Lid-Staten.

Artikel 3

Deze beschikking is van toepassing drie dagen na haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Gedaan te Brussel, 10 juli 1996.

Voor de Commissie

Neil KINNOCK

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 237 van 24. 8. 1991, blz. 1.