31996D0362

96/362/EG: Beschikking van de Commissie van 11 juni 1996 tot wijziging van Beschikking 96/239/EG inzake spoedmaatregelen ter bescherming tegen boviene spongiforme encefalopathie (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 139 van 12/06/1996 blz. 0017 - 0020


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 11 juni 1996 tot wijziging van Beschikking 96/239/EG inzake spoedmaatregelen ter bescherming tegen boviene spongiforme encefalopathie (Voor de EER relevante tekst) (96/362/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en produkten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 92/118/EEG (2), en met name op artikel 10, lid 4,

Gelet op Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 92/118/EEG, en met name op artikel 9, lid 4,

Overwegende dat de Commissie, met het oog op de bescherming van de diergezondheid en de volksgezondheid in de Gemeenschap, Beschikking 94/474/EG van 27 juli 1994 heeft vastgesteld betreffende bepaalde beschermende maatregelen ten aanzien van boviene spongiforme encefalopathie en tot intrekking van de Beschikkingen 89/469/EEG en 90/200/EEG (4), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 95/287/EG (5), Beschikking 92/290/EEG van 14 mei 1992 inzake bepaalde beschermende maatregelen ten aanzien van runderembryo's in verband met boviene spongiforme encefalopathie (BSE) in het Verenigd Koninkrijk (6), gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden, Beschikking 94/381/EG van 27 juni 1994 betreffende bepaalde beschermende maatregelen ten aanzien van boviene spongiforme encefalopathie en het vervoederen van van zoogdieren afkomstig eiwit (7), gewijzigd bij Beschikking 95/60/EG (8), en Beschikking 94/382/EG van 27 juni 1994 inzake de goedkeuring van alternatieve warmtebehandelingssystemen voor de verwerking van dierlijke afvallen van herkauwers, met het oog op de inactivering van de agentia van spongiforme encefalopathie (9), gewijzigd bij Beschikking 95/29/EG (10);

Overwegende dat de Raad in zijn vergadering van 1 tot 3 april 1996 heeft geconcludeerd, dat een beschikking van de Commissie overeenkomstig de procedure van het Permanente Veterinaire Comité moet worden vastgesteld waarin is bepaald dat al het dierlijke afval van zoogdieren in de Gemeenschap moet worden verwerkt volgens een methode waarvan is aangetoond dat deze feitelijk doeltreffend is om de verwekkers van scrapie en BSE te inactiveren;

Overwegende dat het Verenigd Koninkrijk aanvullende maatregelen heeft getroffen in verband met de bekendmaking van nieuwe gegevens over bepaalde gevallen van de ziekte van Creutzfeld-Jakob in die Lid-Staat;

Overwegende dat het Verenigd Koninkrijk het gebruik van meel van vlees en beenderen van zoogdieren voor de voeding van landbouwhuisdieren heeft verboden;

Overwegende dat het Verenigd Koninkrijk de lijst van te vernietigen weefsels van runderen heeft uitgebreid (Specified Bovine Material Order);

Overwegende dat de Commissie Beschikking 96/239/EG van 27 maart 1996 inzake spoedmaatregelen ter bescherming tegen boviene spongiforme encefalopathie (11) heeft vastgesteld; dat bij die beschikking de verzending uit het Verenigd Koninkrijk naar andere Lid-Staten en naar derde landen is verboden van met name sperma van runderen en sommige andere produkten van in het Verenigd Koninkrijk geslachte runderen, die in de voedselketen voor mens of dier kunnen komen of bestemd zijn voor gebruik in de medische, de farmaceutische of de kosmetische sector;

Overwegende dat het Wetenschappelijke Veterinaire Comité op 18 april 1996 en op 26 april 1996 is geraadpleegd; dat, volgens het advies van dit comité, rundersperma wat het gevaar voor besmetting met BSE bij dieren betreft, veilig is;

Overwegende dat het Wetenschappelijke Comité voor kosmetologie op 11 april 1996 geraadpleegd is over de veiligheid van een aantal van runderen afkomstige produkten; dat het verbindingscomité van de Europese Industriële Verenigingen voor parfumerie en cosmetica (Colipa) haar leden enige jaren geleden heeft aangeraden geen van runderen van het Verenigd Koninkrijk afkomstige grondstoffen te gebruiken; dat dit comité heeft verklaard dat haar leden deze raad hebben opgevolgd;

Overwegende dat het Wetenschappelijke Comité voor de menselijke voeding op 15 april 1996 geraadpleegd is over de veiligheid van een aantal van runderen afkomstige produkten;

Overwegende dat het Comité voor farmaceutische specialiteiten op 16 april 1996 is geraadpleegd; dat de farmaceutische sector reeds maatregelen betreffende de oorsprong van het materiaal en de behandeling ervan heeft ingevoerd; dat elk farmaceutisch produkt alvorens het op de markt wordt gebracht, aan een voorafgaande goedkeuring is onderworpen, waarbij het behandelingsproces van elke grondstof wordt beoordeeld; dat op verzoek van het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling alle communautaire vergunninghouders om op de markt te brengen of verzoekers met een gunstig advies van het Comité voor farmaceutische specialiteiten of van het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik hebben bevestigd, dat de betrokken produkten geen runderweefsel van oorsprong van het Verenigd Koninkrijk bevatten;

Overwegende dat nadien aanvullende gegevens beschikbaar zijn gekomen die een vollediger beoordeling van de risico's mogelijk maken; dat het Wetenschappelijke Veterinaire Comité op 26 april 1996 op grond daarvan tot de conclusie gekomen is, dat door een deugdelijke bepaling van de oorsprong van het gebruikte materiaal van runderen te combineren met de toepassing van minimumnormen bij de verwerking die doeltreffend gebleken zijn om de BSE-verwekker te inactiveren, voldoende veiligheidsgaranties worden geboden voor het gebruik van deze produkten in levensmiddelen of in kosmetica; dat het Wetenschappelijke Veterinaire Comité derhalve veiligheidsparameters heeft aanbevolen voor de vervaardiging van deze produkten, die bijgevolg veilig worden geacht; dat voor de veterinaire controle op de inrichtingen in specifieke voorschriften moet worden voorzien;

Overwegende dat de Commissie derhalve van oordeel is, dat de onder de bijlage bij deze beschikking vallende produkten (zoals gelatine en talg) veilig zijn;

Overwegende dat deze produkten en rundersperma derhalve van het bij Beschikking 96/239/EG vastgestelde verbod kunnen worden uitgezonderd;

Overwegende dat het Verenigd Koninkrijk in 1988 de verplichting heeft ingevoerd dat met BSE besmette dieren geheel moeten worden vernietigd; dat de Raad in zijn bijeenkomst van 1 tot 3 april 1996 heeft geconcludeerd dat runderen die ouder zijn dan 30 maanden, niet in de voedselketen voor mens of dier mogen komen en ook niet voor de vervaardiging van kosmetische of farmaceutische produkten mogen worden gebruikt; dat dergelijke runderen ook niet als uitgangsmateriaal voor de vervaardiging van bepaalde hierboven genoemde produkten mogen worden gebruikt;

Overwegende dat voorts bepaalde weefsels van runderen niet als grondstof voor deze produkten mogen worden gebruikt;

Overwegende dat het noodzakelijk is voor de verzending vanuit het Verenigd Koninkrijk van produkten die zijn verkregen van niet in het Verenigd Koninkrijk geslachte runderen, in passende waarborgen te voorzien;

Overwegende dat de Commissie communautaire inspecties in het Verenigd Koninkrijk dient uit te voeren om de toepassing van de maatregelen waarin deze beschikking voorziet, na te gaan;

Overwegende dat het Verenigd Koninkrijk een voorstel heeft gedaan voor maatregelen ter controle en uitroeiing van BSE in het Verenigd Koninkrijk, in het bijzonder selectieve dwangslachting van dieren en/of veestapels die het meest waarschijnlijk aan besmet meel van vlees en beenderen zijn blootgesteld alsmede een verbeterd stelsel van individuele identificatie van runderen, teneinde de daadwerkelijke controle van de verplaatsingen en de naspoorbaarheid van dieren (dierpaspoortstelsel) te verzekeren;

Overwegende dat het Permanente Veterinaire Comité geen advies heeft uitgebracht; dat de Commissie bijgevolg op 23 mei 1996 aan de Raad een voorstel betreffende deze maatregelen heeft voorgelegd overeenkomstig artikel 17 van Richtlijn 89/662/EEG; dat de Raad de maatregelen binnen 15 dagen diende vast te stellen;

Overwegende dat de Raad evenwel geen besluit heeft genomen binnen de vastgestelde termijn; dat de Raad zich binnen diezelfde termijn niet met een gewone meerderheid van stemmen tegen de voorgestelde maatregelen heeft uitgesproken; dat die maatregelen thans door de Commissie moeten worden vastgesteld,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Beschikking 96/239/EG wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 1 komt als volgt te luiden:

"Artikel 1

1. In afwachting van een volledig onderzoek van de situatie en niettegenstaande de maatregelen die de Gemeenschap heeft vastgesteld ter bescherming tegen boviene spongiforme encefalopathie, zorgt het Verenigd Koninkrijk ervoor dat vanaf zijn grondgebied geen verzending naar andere Lid-Staten en naar derde landen plaatsvindt van:

- levende runderen en runderembryo's,

- vlees van in het Verenigd Koninkrijk geslachte runderen,

- produkten van in het Verenigd Koninkrijk geslachte runderen, die in de voedselketen voor de mens kunnen komen, met uitzondering van de in de bijlage vermelde produkten,

- produkten van in het Verenigd Koninkrijk geslachte runderen, die in de voedselketen voor dieren kunnen komen, met uitzondering van de in de bijlage vermelde produkten,

- materiaal van in het Verenigd Koninkrijk geslachte runderen, dat bestemd is voor gebruik in kosmetische produkten, met uitzondering van dat wat in de bijlage is vermeld,

- materiaal van in het Verenigd Koninkrijk geslachte runderen, dat bestemd is voor gebruik in medische of farmaceutische produkten, met uitzondering van dat wat in de bijlage is vermeld,

- vleesmeel, beendermeel en meel van vlees en beenderen, van zoogdieren.

2. Het Verenigd Koninkrijk staat produktie van de in punt 1, derde, vierde, vijfde en zesde streepje, bedoelde produkten en van de in de bijlage vermelde produkten slechts toe in onder officiële veterinaire controle staande inrichtingen, waarvan is gebleken dat zij overeenkomstig de in de bijlage vermelde eisen werken.

3. Het Verenigd Koninkrijk ziet erop toe, dat op de in de bijlage vermelde produkten via het etiket of op een andere wijze de produktiemethode en de inrichting worden aangegeven.

4. Alvorens tot verzendingen uit hoofde van deze beschikking wordt overgegaan, zendt het Verenigd Koninkrijk de Commissie en de Lid-Staten de lijst toe van de in lid 2 bedoelde inrichtingen die aan de in dat lid bedoelde eisen voldoen.".

2. De volgende artikelen 1 bis, 1 ter en 1 quater worden ingevoegd:

"Artikel 1 bis

1. Het Verenigd Koninkrijk verzendt geen:

- vlees voor menselijke consumptie,

- vleesprodukten voor menselijke consumptie,

- vleesbereidingen voor menselijke consumptie,

- voedsel voor vleesetende huisdieren,

van niet in het Verenigd Koninkrijk geslachte runderen, tenzij deze produkten afkomstig zijn van onder officiële veterinaire controle staande inrichtingen die een stelsel voor de nasporing van ruw materiaal hebben ingevoerd waarbij in alle produktiestadia de oorsprong van het materiaal kan worden bepaald.

2. Het Verenigd Koninkrijk deelt de lijst van inrichtingen die aan de in lid 1 genoemde voorwaarden voldoen aan de Commissie en de andere Lid-Staten mede.

3. Het Verenigd Koninkrijk draagt ervoor zorg, dat de in lid 1 genoemde produkten die naar de andere Lid-Staten worden gezonden, vergezeld gaan van een door een officiële dierenarts afgegeven gezondheidscertificaat waarin wordt verklaard dat zij aan de in lid 1 genoemde voorwaarden voldoen.

Artikel 1 ter

Het Verenigd Koninkrijk draagt ervoor zorg, dat de overeenkomstig deze beschikking naar andere Lid-Staten verzonden produkten die zijn bedoeld in de bijlage, vergezeld gaan van een door een officiële dierenarts afgegeven gezondheidscertificaat waarin wordt verklaard dat zij aan de in deze beschikking vastgestelde voorwaarden voldoen alsmede de frequentie van de officiële controles wordt vermeld.

Artikel 1 quater

1. De Commissie voert in het Verenigd Koninkrijk communautaire inspecties ter plaatse uit om de toepassing van deze beschikking in het bijzonder met betrekking tot de uitvoering van de officiële controles, na te gaan.

2. De in lid 1 bedoelde inspecties worden voor de in de bijlage bedoelde produkten uitgevoerd voordat de verzending van die produkten wordt hervat.

3. De Commissie stelt na raadpleging van de Lid-Staten in het kader van het Permanente Veterinaire Comité de datum vast waarop de verzending kan worden hervat.".

3. De bijlage bij de onderhavige beschikking wordt toegevoegd.

Artikel 2

De Lid-Staten passen de maatregelen die zij toepassen, aan deze beschikking aan. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 11 juni 1996.

Voor de Commissie

De Voorzitter

Jacques SANTER

(1) PB nr. L 224 van 18. 8. 1990, blz. 29.

(2) PB nr. L 62 van 15. 3. 1993, blz. 49.

(3) PB nr. L 395 van 30. 12. 1989, blz. 13.

(4) PB nr. L 194 van 29. 7. 1994, blz. 96.

(5) PB nr. L 181 van 1. 8. 1995, blz. 40.

(6) PB nr. L 152 van 4. 6. 1992, blz. 37.

(7) PB nr. L 172 van 7. 7. 1994, blz. 23.

(8) PB nr. L 55 van 11. 3. 1995, blz. 43.

(9) PB nr. L 172 van 7. 7. 1994, blz. 25.

(10) PB nr. L 38 van 18. 2. 1995, blz. 17.

(11) PB nr. L 78 van 28. 3. 1996, blz. 47.

BIJLAGE

"BIJLAGE

1. Gelatine en dicalciumfosfaat, geproduceerd via een proces waarbij:

- al het beendermateriaal wordt ontvet, daarna behandeld met een zuur (pH < 1,5) gedurende ten minste vier dagen, daarna behandeld met een base waarbij ofwel kalk wordt gebruikt (pH > 12,5) gedurende ten minste 45 dagen ofwel 0,3 N natriumhydroxide gedurende 10 tot 14 dagen, en vervolgens gedurende vier seconden verhit tot 138-140 °C;

- andere grondstoffen (huiden en vellen, spieren en pezen) met een base worden behandeld, zoals bedoeld in het eerste streepje, en vervolgens gedurende vier seconden verhit tot 138-140 °C.

2. Aminozuren en peptiden geproduceerd uit huiden en vellen door een procédé dat blootstelling van het materiaal omvat aan een pH van 1 tot 2, gevolgd door een pH > 11, gevolgd door een warmtebehandeling bij 140 °C gedurende 30 minuten bij 3 bar.

3. Talg en talgprodukten die worden geproduceerd uit voor menselijke consumptie geschikt materiaal van dieren, op welk materiaal één van de in artikel 2 van Beschikking 94/382/EG vermelde behandelingen is toegepast.

4. Van talg afgeleide produkten, verkregen door hydrolyse bij een temperatuur van ten minste 250 °C.

5. De in de punten 1, 2, 3 en 4 bedoelde produkten met uitsluiting van dicalciumfosfaat moeten na produktie worden gefiltreerd.

6. In de in de punten 1, 2, 3 en 4 vermelde gevallen mogen runderen die verschijnselen van BSE vertonen en runderen die ouder zijn dan 30 maanden (zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 716/96 van de Commissie (1)), niet als uitgangsmateriaal worden gebruikt. Voorts mag geen gebruik worden gemaakt van de volgende weefsels: schedel, wervelkolom, hersenen, ruggemerg, ogen, tonsillen, zwezerik, magen en darmen en milt.

(1) PB nr. L 99 van 20. 4. 1996, blz. 14."