31996D0301

96/301/EG: Beschikking van de Commissie van 3 mei 1996 tot machtiging van de Lid-Staten om ten aanzien van Egypte tijdelijk aanvullende maatregelen te nemen tegen de verspreiding van Pseudomonas solanacearum (Smith) Smith

Publicatieblad Nr. L 115 van 09/05/1996 blz. 0047 - 0050


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 3 mei 1996 tot machtiging van de Lid-Staten om ten aanzien van Egypte tijdelijk aanvullende maatregelen te nemen tegen de verspreiding van Pseudomonas solanacearum (Smith) Smith (96/301/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 77/93/EEG van de Raad van 21 december 1976 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige produkten schadelijke organismen (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 96/14/EG (2), en met name op artikel 15, lid 3,

Overwegende dat, wanneer een Lid-Staat van mening is dat er gevaar dreigt dat Pseudomonas solanacearum (Smith) Smith, de oorzaak van aardappelbruinrot, vanuit een derde land op zijn grondgebied wordt binnengebracht, hij tijdelijk de nodige aanvullende maatregelen mag nemen om zich tegen dat gevaar te beschermen;

Overwegende dat Frankrijk herhaalde malen partijen aardappelen uit Egypte heeft onderschept waarop Pseudomonas solanacearum is aangetroffen, en daarom op 19 maart 1996 maatregelen heeft genomen om het binnenbrengen van aardappelen van oorsprong uit Egypte op zijn grondgebied te verbieden, teneinde zich beter te beschermen tegen insleep van Pseudomonas solanacearum uit Egypte;

Overwegende dat Finland op 4 april 1996 soortgelijke maatregelen tegen insleep van genoemd organisme op zijn grondgebied heeft genomen;

Overwegende dat vervolgens Spanje en Denemarken op respectievelijk 16 en 22 april 1996 soortgelijke maatregelen tegen insleep van genoemd organisme op hun grondgebied hebben genomen;

Overwegende dat op grond van de in het lopende invoerseizoen opgedane ervaring en van tijdens een recent bezoek aan Egypte door de Egyptische autoriteiten verstrekte informatie is komen vast te staan dat de huidige bepalingen met betrekking tot de eis dat de gebieden ziektevrij moeten zijn, niet toereikend zijn om de Gemeenschap op adequate wijze te beschermen en dat derhalve aanvullende maatregelen moeten worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat in de beschermende maatregelen rekening wordt gehouden met de wijze waarop in Egypte aardappelen worden geteeld en met het huidige stadium van het teeltseizoen;

Overwegende dat daarom het begrip "bekken" voor het teeltgebied in de woestijn en het begrip "dorp" voor het teeltgebied in de delta moeten worden gebruikt om te verwijzen naar de gebieden waar, voor zover bekend, Pseudomonas solanacearum niet voorkomt;

Overwegende bovendien dat op zowel de labels als de vereiste fytosanitaire certificaten de bekken/dorp-code moet worden vermeld ter identificatie van de gebieden waar aardappelen voor uitvoer naar de Gemeenschap mogen worden geteeld;

Overwegende dat, als vast komt te staan dat de in artikel 1 van deze beschikking bedoelde aanvullende maatregelen ontoereikend zijn om te voorkomen dat Pseudomonas solanacearum wordt ingesleept, of dat niet aan de in deze maatregelen vastgestelde eisen is voldaan, andere of stringentere maatregelen moeten worden overwogen;

Overwegende dat het op grond van het dreigende gevaar gerechtvaardigd is dat de Lid-Staten aanvullende spoedmaatregelen vaststellen;

Overwegende dat deze aanvullende spoedmaatregelen evenwel moeten aansluiten op de door de Gemeenschap vastgestelde beschermende maatregelen;

Overwegende dat de aanvullende maatregelen voortdurend zullen worden geëvalueerd en de voor het komende seizoen vast te stellen maatregelen met betrekking tot het binnenbrengen van aardappelen van oorsprong uit Egypte, inclusief de eisen inzake intensievere tests in Egypte, uiterlijk op 30 november 1996 zullen worden onderzocht op basis van de resultaten van deze evaluatie;

Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Planteziektenkundig Comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Knollen van Solanum tuberosum L., andere dan bestemd voor opplant, van oorsprong uit Egypte, mogen alleen op het grondgebied van de Gemeenschap worden binnengebracht als behalve aan de in bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 25.8, van Richtlijn 77/93/EEG vastgestelde bijzondere eis ook is voldaan aan het bepaalde in de bijlage bij deze beschikking. De in punt 2, onder a) en punt 2, onder b) van de bijlage vastgestelde aanvullende maatregelen zijn alleen van toepassing op zendingen die Egypte verlaten nadat de Commissie dit land in kennis heeft gesteld van deze maatregelen.

Artikel 2

De Lid-Staten van invoer doen de Commissie en de overige Lid-Staten vóór 30 november 1996 gegevens toekomen over de overeenkomstig deze beschikking ingevoerde hoeveelheden, alsmede een gedetailleerd technisch verslag over het in punt 3 van de bijlage bedoelde officiële onderzoek; aan de Commissie wordt een kopie van elk fytosanitair certificaat toegezonden.

Artikel 3

De Lid-Staten brengen de maatregelen die zij hebben genomen om zich te beschermen tegen insleep en verspreiding van Pseudomonas solanacearum (Smith) Smith in overeenstemming met het bepaalde in artikel 1.

Artikel 4

Deze beschikking wordt uiterlijk 30 november 1996 opnieuw bezien.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 3 mei 1996.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 26 van 31. 1. 1977, blz. 20.

(2) PB nr. L 68 van 19. 3. 1996, blz. 24.

BIJLAGE

Voor de toepassing van het bepaalde in artikel 1 gelden de volgende aanvullende bepalingen:

1. i) Onder "gebied" wordt voor het deltagebied verstaan "dorp" (reeds bestaande administratieve eenheid bestaande uit een groep "bekkens") en voor woestijngebieden "bekken" (bevloeiingseenheid).

ii) "Waarvan bekend is dat Pseudomonas solanacearum (Smith) Smith er niet voorkomt" mag van een dorp of bekken als bedoeld onder i) alleen worden gezegd als er geen uitbraak van Pseudomonas solanacearum (Smith) Smith is voorgekomen.

iii) Onder "lijst van in aanmerking komende gebieden" wordt verstaan de door de bevoegde Egyptische autoriteiten opgestelde officiële lijst waarin de onder i) bedoelde gebieden waarvan bekend is dat Pseudomonas solanacearum (Smith) Smith er niet voorkomt, als bedoeld onder ii), individueel of collectief zijn opgenomen met vermelding van hun individueel codenummer, en die ter beschikking van de Commissie is gesteld nadat deze beschikking in werking is getreden en voordat de eerste zending vroege aardappelen wordt binnengebracht.

2. a) Aardappelen die bestemd zijn om in de Gemeenschap te worden binnengebracht, moeten in Egypte:

- onmiddellijk vóór de verzending, aan de hand van monsters van elk ten minste 200 doorgesneden knollen per partij of, bij partijen van meer dan 25 ton, per hoeveelheid van ten hoogste 25 ton, officieel zijn gecontroleerd op symptomen van aardappelbruinrot dat is veroorzaakt door Pseudomonas solanacearum (Smith) Smith, en daarbij vrij zijn bevonden van dergelijke symptomen;

- aan de hand van monsters die van elke zending zijn genomen, volgens een door de Commissie opgelegde methode officieel zijn getest op latente infectie, en daarbij vrij zijn bevonden van Pseudomonas solanacearum (Smith) Smith; voor elk in de zending vertegenwoordigd gebied als bedoeld in punt 1, onder i), moet een monster zijn genomen, met dien verstande evenwel dat ten minste vijf monsters moeten zijn genomen;

- apart, dit wil zeggen waar mogelijk per bekken en in ieder geval per gebied als bedoeld in punt 1, onder i), zijn geoogst, gemanipuleerd en opgezakt, waarbij het gebruik van machines zoveel mogelijk gescheiden wordt gehouden;

- in partijen zijn samengebracht die uitsluitend bestaan uit aardappelen die in één enkel gebied als bedoeld in punt 1, onder i), zijn geoogst;

- per zak zijn voorzien van een label waarop, onuitwisbaar, de officiële code is aangebracht zoals die voor dat gebied is vermeld in de "lijst van de in aanmerking komende gebieden", alsmede het nummer van de betrokken partij;

- vergezeld gaan van het officiële fytosanitair certificaat dat is vereist op grond van artikel 12, lid 1, onder b), van Richtlijn 77/93/EEG, waarop in het vak "Merktekens" het (de) nummer(s) van de partij(en) wordt (worden) vermeld, en in het vak "Aanvullende verklaring" het (de) officiële codenummer(s) als bedoeld in bovenstaand streepje; in laatstgenoemd vak wordt ook het nummer vermeld van de partij waarvan een monster is genomen voor de in het tweede streepje vermelde doeleinden, alsmede de officiële verklaring dat de tests zijn uitgevoerd.

b) De Lid-Staten delen de Commissie mede via welke plaatsen de betrokken aardappelen in de Gemeenschap mogen worden binnengebracht, samen met de naam en het adres van de verantwoordelijke officiële instantie in elke plaats van binnenkomst; de Commissie stelt de overige Lid-Staten en Egypte daarvan in kennis.

c) Aan de verantwoordelijke officiële instantie van de plaats van binnenkomst moet vooraf worden gemeld wanneer de zending aardappelen naar verwachting zal aankomen en om welke hoeveelheid het gaat. Indien dit niet van tevoren is gemeld, geldt het bepaalde in artikel 5, lid 4, van Richtlijn 83/643/EEG van de Raad (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/342/EEG (2).

3. Op de plaats van binnenkomst worden de aardappelen gecontroleerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van Richtlijn 77/93/EEG; deze controles omvatten ten minste de in punt 2, onder a), eerste streepje, bedoelde controles en zij worden op elke partij in een zending verricht.

Deze controles worden aangevuld met volgens een adequate methode uit te voeren tests op latente infectie, aan de hand van monsters die van elke zending worden genomen; voor elk gebied als bedoeld in punt 1, onder i) waarvan aardappelen in de zending voorkomen, moet een monster worden genomen, met dien verstande evenwel dat ten minste vijf monsters moeten worden genomen.

De betrokken partijen worden, onder officieel toezicht, apart gehouden en zij mogen pas in de handel worden gebracht of gebruikt als is komen vast te staan dat bij deze onderzoeken geen Pseudomonas solanacearum (Smith) Smith is aangetroffen of geen vermoeden van aanwezigheid van dit organisme is gerezen.

4. De Commissie zorgt ervoor dat zij informatie ontvangt over de gegevens en de resultaten van de in punt 2, onder a), tweede streepje, bedoelde tests. De "lijst van in aanmerking komende gebieden" wordt door de Commissie aangepast op grond van deze resultaten en de in punt 3 bedoelde bevindingen.

5. De Lid-Staten stellen de nodige etiketteringsvoorschriften vast teneinde te voorkomen dat de aardappelen worden aangeplant.

(1) PB nr. L 359 van 22. 12. 1983, blz. 8.

(2) PB nr. L 187 van 13. 7. 1991, blz. 47.