31996D0269

96/269/EGKS: Beschikking van de Commissie van 29 november 1995 betreffende voorgenomen steun van Oostenrijk aan Voest-Alpine Erzberg Gesellschaft mbH (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 094 van 16/04/1996 blz. 0017 - 0022


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 29 november 1995 betreffende voorgenomen steun van Oostenrijk aan Voest-Alpine Erzberg Gesellschaft mbH (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst) (96/269/EGKS)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, inzonderheid op artikel 95, eerste en tweede alinea,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité en met instemming van de Raad, bij eenstemmigheid bepaald,

Overwegende hetgeen volgt:

I

De zeggenschap over Voest-Alpine Erzberg Gesellschaft mbH (hierna "VAEG" genoemd) berust bij ÖIA Bergbauholding Aktiengesellschaft, die op haar beurt toebehoort aan Österreichische Industrieholding Aktiengesellschaft. De Oostenrijkse Staat bezit 100 % van de aandelen in laatstgenoemde onderneming. VAEG wint erts met een laag ijzergehalte (32 % Fe). De bovengrondse mijn bestaat uit 23 lagen met een hoogte van ongeveer 24 meter en een lengte van 860 meter. De ondergrondse mijnbouw beslaat slechts een gering deel van de totale produktie.

De mijnbouw in het betrokken gebied, die tot de derde eeuw teruggaat, loopt aanzienlijk terug; heden ten dage wordt het gebied voor het vreemdelingenverkeer ontsloten. De ijzermijn zal worden gesloten. Om de vestiging van toeristische attracties te vergemakkelijken, moeten veiligheids- en milieumaatregelen worden getroffen.

In januari 1995 meldde Oostenrijk bij de Commissie zijn voornemen aan steun aan VAEG te verlenen. In een aantal brieven tussen maart en september 1995 verschafte Oostenrijk nadere informatie.

II

Op 30 april 1993 werd tussen VAEG, enerzijds, en Voest-Alpine Stahl Linz GmbH en Voest Alpine Stahl Donawitz GmbH, anderzijds, een overeenkomst gesloten voor de jaarlijkse levering van 1 tot 1,3 miljoen ton ijzererts met een gehalte van 32 % Fe per ton in de periode 1994-1998. De prijs wordt jaarlijks overeengekomen. De kopers nemen ook uit Zuid-Afrika en Oekraïne ijzererts af, en de prijs die zij hiervoor betalen geldt als basis bij de vaststelling voor de prijs van het Oostenrijkse ijzererts. De met VAEG overeengekomen prijs is hoger dan of gelijk aan de prijs van ingevoerd erts. Beide staalondernemingen zullen binnenkort worden geprivatiseerd. Voor 1995 is de prijs van ijzererts vastgesteld op 139 Osch. per ton, zodat VAEG bij een produktie van 1,3 miljoen ton ijzererts inkomsten ontvangt van 180,7 miljoen Osch. De produktiekosten van deze hoeveelheid bedragen echter 174 Osch per ton, of 226,2 miljoen Osch. in totaal.

Het verschil tussen die inkomsten en de kosten zal door staatssteun worden gedekt. Daar te verwachten is, dat dit negatieve verschil tussen de inkomsten en de kosten op termijn zal blijven bestaan, heeft Oostenrijk een afnemend maximumbedrag bedrijfssteun voorgesteld om het verschil bij te passen. De eigenlijke betalingen van deze steun kunnen evenwel lager liggen, wanneer het verschil lager uitvalt.

VAEG zet haar in de jaren tachtig begonnen voorbereidingen van de sluiting voort. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de vermindering van de produktie en het personeel tot 1994.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

VAEG is voornemens in de jaren 1995 tot 2002 de volgende hoeveelheden (in tonnen) te produceren:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De ijzerertsproduktie zal op 31 december 2002 worden beëindigd. Het resultaat is een geleidelijke vermindering van de activiteiten, gevolgd door sluiting in 2003, in plaats van onmiddellijke sluiting en liquidatie, hetgeen zou leiden tot ernstige sociale en milieuproblemen. Het personeel zal geleidelijk overschakelen van produktie op (de voorbereiding van) sluiting gerichte activiteiten, waardoor een milieuvriendelijke bedrijfsbeëindiging mogelijk wordt.

Om deze geleidelijke sluiting te vergemakkelijken, is de Oostenrijkse Staat voornemens het verschil tussen de inkomsten en de kosten te dekken. De voorgenomen maximale steun per jaar bedraagt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Gedurende deze periode moet VAEG om een veilige en milieuvriendelijke terugtrekking uit de ijzerertswinning mogelijk te maken, stilleggings- en veiligheidswerkzaamheden verrichten, zoals de beveiliging van gevaarlijke lagen en de randen daarvan, enz. De totale kosten van deze maatregelen bedragen 454,4 miljoen Osch, waaraan de Oostenrijkse Staat in totaal 136 miljoen Osch. (30 % van de totale kosten) zal bijdragen.

Hiertoe stelt Oostenrijk de volgende subsidies voor:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Een uitsplitsing van de sluitingskosten is weergegeven in de volgende tabel:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Voor de uitvoering van het produktieplan en de noodzakelijke activiteiten in het kader van de sluiting zijn de volgende aantallen werknemers nodig.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

III

De Gemeenschap is slechts een kleine ijzerertsproducent, en de winning van deze grondstof binnen de Gemeenschap zal geleidelijk minder worden wegens de concurrentie van grotere afzettingen overzee, die beter van kwaliteit zijn en goedkoper kunnen worden geëxploiteerd. De Gemeenschap is netto-importeur van ijzererts. In 1994 voerde de Gemeenschap ongeveer 134 miljoen ton erts in. De uitvoer naar derde landen valt te verwaarlozen. Het ingevoerde erts is voornamelijk afkomstig uit Zuid-Afrika, Brazilïe, Australië en Canada.

De Gemeenschap kent slechts één grote producent: LKAB in Zweden. LKAB produceert ijzererts van hoge kwaliteit (60 % Fe). Het bedrijf heeft 3 000 werknemers en produceert 20 miljoen ton per jaar.

In Frankrijk brengt de onderneming Mines de fer de l'Arbed ijzererts met een laag ijzergehalte voort voor Usinor Sacilor en Arbed. In 1994 bedroeg haar produktie 2,4 miljoen ton (1990: 8,7 miljoen ton, 1991: 7,5 miljoen ton, 1992: 5,7 miljoen ton, 1993: 3,5 miljoen ton). Zij heeft ongeveer 240 werknemers.

De Spaanse onderneming Compañia Andaluza de Minas heeft de laatste jaren de volgende hoeveelheden geproduceerd: 1990: 3,03 miljoen ton, 1991: 3,9 miljoen ton, 1992: 2,7 miljoen ton, 1993: 2,1 miljoen ton, 1994: 2,2 miljoen ton.

Met uitzondering van Zweden is de handel binnen de Gemeenschap niet van grote betekenis. Spanje voerde in 1993 1,37 miljoen ton uit naar België, Frankrijk, Italië, Nederland en het Verenigd Koninkrijk. In datzelfde jaar voerde Spanje 6,66 miljoen ton in uit derde landen. Frankrijk voerde 2,76 miljoen ton uit naar Luxemburg en verbruikte zelf 1,44 miljoen ton. De invoer uit derde landen bedroeg 16,6 miljoen ton. Eveneens in 1993 voerde Zweden 13,6 miljoen ton uit binnen de Gemeenschap, met name naar het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Belgïe en Nederland. Oostenrijk voert niet in uit andere Lid-Staten van de Gemeenschap, maar uit Zuid-Afrika en Oekraïne, en voert zelf evenmin ijzererts uit.

IV

Op grond van artikel 4, onder c), van het EGKS-Verdrag zijn door de Staten verleende subsidies of hulp onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt voor kolen en staal. IJzererts (uitgezonderd pyriet) wordt in bijlage I bij het EGKS-Verdrag genoemd als een van de grondstoffen voor de produktie van ruw ijzer en staal. Derhalve is het EGKS-Verdrag in dit geval van toepassing. Artikel 95 van het EGKS-Verdrag bepaalt dat in de gevallen, niet in dit verdrag voorzien, waarin een beschikking of aanbeveling van de Commissie noodzakelijk blijkt tot het verwerkelijken, in de gemeenschappelijke markt voor kolen en staal en overeenkomstig de bepalingen van artikel 5, van een der doelstellingen van de Gemeenschap zoals deze zijn omschreven in de artikelen 2, 3 en 4, zij een dergelijke beschikking kan geven of een aanbeveling kan doen met instemming van de Raad, bij eenstemmigheid bepaald en na raadpleging van het Raadgevend Comité.

Oostenrijk heeft voorgesteld aan zijn ijzerertsindustrie produktiesteun en steun bij sluiting te verlenen, welke gericht is op een geleidelijke vermindering van de activiteiten in deze sector onder omstandigheden die zowel in milieu- als sociaal opzicht aanvaardbaar zijn. Volgens de Commissie vallen deze doelstellingen onder artikel 3, onder d) en e), van het EGKS-Verdrag.

De Staalsteuncode (Beschikking nr. 3855/91/EGKS van de Commissie (1)) is van toepassing op de ijzerertsindustrie, maar de bepalingen van die beschikking laten de goedkeuring van steun voor de in het onderhavige geval nagestreefde doelstellingen niet toe.

Gelet op de produktiekosten en de geologische situatie verwachten de Oostenrijkse autoriteiten niet, dat VAEG in staat zal zijn weer dermate levensvatbaar te worden, dat zij zonder staatssteun tegen de concurrentie opgewassen zal zijn. De beëindiging van de ijzerertswinning lijkt derhalve de enige oplossing. Oostenrijk is voornemens zijn beleid van geleidelijke sluiting, waarmee in de jaren tachtig is begonnen, voort te zetten tot 2002, en over te gaan tot definitieve sluiting in 2003.

Uit een vergelijking van de (vermoedelijke) verschillen tussen opbrengsten en kosten blijken de kosten hoger te zijn dan de opbrengsten. Wanneer dit verschil niet met staatssteun wordt overbrugd, is een geleidelijke bedrijfssluiting niet meer mogelijk, en moet worden overgegaan tot onmiddellijke en volledige sluiting, waardoor problemen voor de streek en voor het milieu ontstaan. Het voor de voorbereiding op de sluiting benodigde personeel zou dan niet meer beschikbaar zijn en het terrein zou in zijn huidige toestand worden achtergelaten. Op sociaal vlak moet hierbij worden bedacht dat het personeel reeds aanzienlijk is teruggebracht van 1 627 werknemers in 1982 tot 286 thans.

Het aantal inwoners van de stad waar de onderneming is gevestigd, is tussen 1981 en 1991 gedaald met 22,9 % (terwijl de bevolking van Oostenrijk als geheel met 3,2 % is gestegen). Verwacht wordt dat het bevolkingsaantal in het betrokken gebied verder zal afnemen met 4,5 % tussen 1991 en 2001, en met 11,7 % tussen 2001 en 2011. Het werkloosheidscijfer voor het gebied in 1993 bedroeg 11,5 %. In februari 1995 wees de Commissie het gebied aan als een regio van doelstelling nr. 2. De streek komt op grond van artikel 92, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag in aanmerking voor nationale steun.

Ter vergemakkelijking van een geleidelijke sluiting, stelt Oostenrijk de volgende produktieomvang en overheidssteun voor:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Oostenrijk heeft bepaald, dat in 2003 niet langer zal worden geproduceerd en dat er na 2002 niet langer produktiesteun beschikbaar zal worden gesteld. De produktiecijfers en de steun voor de bedrijfsvoering voor de komende jaren vertonen een neerwaartse tendens. Het aantal werknemers voor de produktie zal afnemen van 280 in 1995 tot 181 in 2002.

Met betrekking tot de sluitingssteun kan worden opgemerkt, dat deze is bedoeld voor veiligheids- en milieumaatregelen en gedeeltelijk ook voor de verlening van sociale bijstand aan werknemers die hun werk verliezen. De onderneming moet deze veiligheids- en milieumaatregelen treffen om aan de Oostenrijkse mijnwetgeving te voldoen. Daar zij de daarmee gemoeide kosten niet geheel zelf kan dragen, is tijdens de periode van geleidelijke bedrijfssluiting staatssteun nodig. De gevolgen van deze steun voor de gemeenschappelijke markt zijn te verwaarlozen.

De sociale maatregelen omvatten betalingen aan werknemers die hun werk verliezen. Daar het om langdurige werkloosheid gaat, zal hun werkloosheidsuitkering worden aangevuld in het kader van een sociaal plan. Deze kosten zullen voor een gedeelte worden betaald door de Oostenrijse Staat (35,4 miljoen Osch. van het totaal van 140,3 miljoen Osch.), en voor het overige door de onderneming zelf.

Enerzijds is duidelijk dat het gebied door een industriële neergang wordt getroffen, en dat de ijzerertsproduktie en de steun daarvoor in de loop der tijd minder worden. Anderzijds is de omvang van de ijzerertswinning in de Gemeenschap beperkt, Zweden daargelaten, en vindt tussen Oostenrijk en de andere Lid-Staten geen in- of uitvoer plaats.

Samenvattend is het niet aannemelijk dat de mededinging en de handel tussen de Lid-Staten door de voorgenomen staatssteun ongunstig zullen worden beïnvloed en worden de negatieve gevolgen van de sluiting gespreid in de tijd.

Er zij op gewezen, dat de Gemeenschap thans voor de kolenindustrie een systeem hanteert dat min of meer vergelijkbaar is met het systeem dat Oostenrijk voor zijn ijzerertsindustrie heeft voorgesteld en dat is gebaseerd op Beschikking nr. 3632/93/EGKS van de Commissie van 28 december 1993 tot vaststelling van een communautaire regeling voor de steunmaatregelen van de Lid-Staten ten behoeve van de kolenindustrie (2). De problemen in de ijzerertssector zijn vergelijkbaar met die in de kolensector: de produktie van de Gemeenschap is niet concurrerend ten opzichte van de invoer uit derde landen en de mogelijkheid tot rationalisatie is wegens de ongunstige geologische omstandigheden beperkt.

Volgens het systeem van genoemde beschikking kan steun voor bedrijfsvoering ter dekking van het verschil tussen de produktiekosten en de verkoopprijs zoals die uit de vrije wil van de contracterende partijen volgens de op de wereldmarkt geldende voorwaarden tot stand is gekomen, als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden beschouwd, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Dit systeem maakt bij een voorgenomen bedrijfssluiting de tijdelijke verlening van steun voor bedrijfsvoering mogelijk.

Door de koppeling van de maximale steun aan de werkelijke jaarlijkse verliezen en aan de wereldmarktprijzen wordt gegarandeerd dat deze steun tot het absoluut noodzakelijke beperkt blijft.

V

In haar eerdere beschikkingen op grond van artikel 95 van het EGKS-Verdrag met betrekking tot de staalsector heeft de Commissie overheidssteun in beginsel slechts toegestaan, wanneer de mededinging op de gemeenschappelijke markt hierdoor niet overmatig nadelig werd beïnvloed. Dit betekent in de praktijk dat ondernemingen die staatssteun ontvangen om weer levensvatbaar te worden als tegenprestatie hun produktiecapaciteit moeten besnoeien om de mededingingsvervalsende werking van de steun te verminderen.

In het geval van VAEG zal na 31 december 2002 niet langer worden geproduceerd. Tussen 1995 en 2002 zal de produktie afnemen, evenals de steun die wordt verleend om het verschil tussen de inkomsten en de kosten te dekken.

Dit is het wezenlijke element van het Oostenrijkse voornemen. De steun leidt derhalve geenszins tot een voortzetting van de bedrijfsactiviteiten voor onbepaalde tijd of tot een uitbreiding van de produktiecapaciteit. Bovendien neemt de steun af in de tijd.

De staatssteun in het onderhavige geval moet worden bezien tegen de achtergrond van een gemeenschappelijke markt die wordt gekenmerkt door het ontbreken van mededinging tussen de producenten van de Gemeenschap. VAEG voert geen ijzererts uit en Oostenrijk voert geen ijzererts in uit andere landen van de Gemeenschap.

Ten slotte is duidelijk, dat de door Oostenrijk voorgenomen handelwijze de sociale en regionale problemen in het betrokken gebied zal verzachten,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De volgende maximale steunbedragen die Oostenrijk voornemens is toe te kennen aan Voest-Alpine Erzberg GmbH (VAEG), zijn verenigbaar met de goede werking van de gemeenschappelijke markt, op voorwaarde dat de hierna vermelde produktiecijfers niet worden overschreden:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Artikel 2

De door Oostenrijk jaarlijks verleende produktiesteun mag de in artikel 1 genoemde maxima niet overschrijden. Hij mag in geen geval meer bedragen dan het verschil tussen de inkomsten uit de verkoop van het geproduceerde ijzererts en de produktiekosten. De met de afnemers van VAEG overeengekomen prijs dient gelijk te zijn aan de gemiddelde marktprijs en niet lager te zijn dan de prijs die deze afnemers voor het uit derde landen ingevoerde ijzererts betalen.

Artikel 3

1. Oostenrijk verleent zijn volle medewerking aan de volgende toezichtregelingen.

2. Oostenrijk dient tweemaal per jaar, uiterlijk op 15 maart en 15 september, bij de Commissie een verslag in over het toezicht. Het eerste verslag dient uiterlijk op 15 maart 1996 in het bezit van de Commissie te zijn, het laatste uiterlijk op 15 maart 2003.

3. De verslagen bevatten volledige informatie over de begunstigde onderneming, de aan haar betaalde steunbedragen voor de verscheidene door de Commissie goedgekeurde doelstellingen, de werkzaamheden in verband met de sluiting, de produktie, de afvloeiingen die hebben plaatsgevonden en de overschakeling van het personeel van produktie op werkzaamheden in verband met de sluiting.

De verslagen bevatten tevens alle informatie die de Commissie voor het toezicht op de sluiting van de ijzerertsmijn nodig heeft, en voldoende financiële gegevens, opdat zij kan beoordelen of de steun planmatig wordt aangewend en aan de in de artikelen 1 en 2 gestelde voorwaarden wordt voldaan.

4. Oostenrijk verplicht de begunstigde onderneming alle relevante gegevens te verstrekken die onder andere omstandigheden als vertrouwelijk kunnen worden beschouwd.

Artikel 4

De Commissie stelt op basis van de in artikel 3 genoemde verslagen halfjaarlijkse verslagen op die zij uiterlijk op 1 mei en 1 november van elk jaar bij de Raad indient.

Artikel 5

De Commissie kan zonodig overeenkomstig artikel 47 van het EGKS-Verdrag verificaties bij de begunstigde onderneming verrichten om na te gaan of de in de toezichtsverslagen verstrekte informatie juist is en met name of aan de in deze beschikking gestelde voorwaarden wordt voldaan.

Artikel 6

Onverminderd de sancties die de Commissie krachtens het EGKS-Verdrag kan opleggen, is artikel 88 van het EGKS-Verdrag van toepassing, ingeval Oostenrijk zijn uit deze beschikking voortvloeiende verplichtingen niet nakomt.

Artikel 7

Deze beschikking is gericht tot de Republiek Oostenrijk.

Gedaan te Brussel, 29 november 1995.

Voor de Commissie

Karel VAN MIERT

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 362 van 31. 12. 1991, blz. 57.

(2) PB nr. L 329 van 30. 12. 1993, blz. 12.