31996D0228

96/228/EG: Beschikking van de Commissie van 28 februari 1996 inzake de regeling voor de verlening van nationale lange-termijnsteun ten behoeve van de landbouw in de noordelijke gebieden van Zweden (Slechts de tekst in de Zweedse taal is authentiek)

Publicatieblad Nr. L 076 van 26/03/1996 blz. 0029 - 0038


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 28 februari 1996 inzake de regeling voor de verlening van nationale lange-termijnsteun ten behoeve van de landbouw in de noordelijke gebieden van Zweden (Slechts de tekst in de Zweedse taal is authentiek) (96/228/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden, en met name op artikel 142,

Overwegende dat met het oog op de verlening van de machtiging voor de toekenning, door Zweden, van nationale steun op lange termijn met het oog op de handhaving van de landbouwactiviteiten in de noordelijke gebieden, deze gebieden dienen te worden afgebakend;

Overwegende dat het bij die afbakening, ter vergemakkelijking van het administratieve beheer van de beoogde regeling, dienstig is om van de gemeenten en van de vier subregio's zoals omschreven in de vóór de toetreding geldende Zweedse regeling voor steunverlening aan de landbouw in de noordelijke gebieden, als voor de controle op de naleving van de afbakeningscriteria relevante administratieve eenheden uit te gaan;

Overwegende dat de in aanmerking te nemen gebieden zouden moeten bestaan uit de landbouwarealen ten noorden van 62° NB en uit bepaalde aangrenzende gebieden ten zuiden van deze breedtegraad die te kampen hebben met vergelijkbare, het voor landbouwactiviteiten bijzonder moeilijk makende klimatologische omstandigheden; dat hij die afbakening met name rekening dient te worden gehouden met de geringe bevolkingsdichtheid, met het aandeel van de landbouwgrond in de totale oppervlakte en met het aandeel van de landbouwgrond waarop akkerbouwgewassen voor menselijke voeding worden geteeld, in de oppervlakte cultuurgrond, hierna "OCG" genoemd;

Overwegende dat voor Zweden de genoemde factoren leiden tot vaststelling van een lijst van in de subregio's 1, 2 A, 2 B en 3 ingedeelde administratieve eenheden zoals aangegeven in deze beschikking, welke hetzij benoorden 62° NB liggen, hetzij aan die breedtegraad grenzen en te kampen hebben met vergelijkbare klimatologische omstandigheden die het voor landbouwactiviteiten bijzonder moeilijk maken, en welke worden gekenmerkt door een bevolkingsdichtheid van niet meer dan tien inwoners per km2, een aandeel van de OCG, in de totale oppervlakte van het betrokken gebied dat minder dan 10 % bedraagt, en een met akkerbouwgewassen voor menselijke voeding beteeld gedeelte van de OCG dat niet meer dan 20 % bedraagt; dat het dienstig is om in die gebieden ingesloten gemeenten, ook al hebben zij niet dezelfde kenmerken, in de lijst op te nemen, doch niet meer dan twee gemeenten per dergelijke enclave;

Overwegende dat de OCG in de aldus vastgestelde noordelijke gebieden 509 442 ha beslaat, hetgeen 14 % van de totale OCG van deze Lid-Staat is;

Overwegende dat het, aan de hand van de beschikbare nationale statistieken, dienstig is als referentieperiode zowel voor de hoeveelheden als voor het steunbedrag het jaar 1994 voor de produktie van koemelk en van bessen en groenten en het jaar 1993 voor de overige produkten te nemen;

Overwegende dat om redenen van transparantie de omvang van de produktie in het genoemde jaar per produkt dient te worden vermeld;

Overwegende dat Zweden de voorgenomen steunregeling op 11 mei 1995 aan de Commissie heeft voorgelegd; dat Zweden vervolgens aanvullende gegevens heeft verstrekt; dat deze regeling in de toekenning van steun voor koemelk, geiten, varkens, leghennen, bessen en groenten voorziet; dat het niveau van de voorgenomen steunmaatregelen ertoe leidt dat het niveau van de in de in aanmerking genomen periode toegepaste totale steun niet wordt bereikt;

Overwegende dat de voorgenomen maatregelen kunnen worden toegestaan, aangezien zij aan de in artikel 142, lid 3, van de Toetredingsakte gestelde voorwaarden beantwoorden; dat bij deze maatregelen immers rekening wordt gehouden met het niveau van de compenserende vergoeding als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2328/91 van de Raad (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2387/95 (2), en met dat van de steun die in de noordelijke gebieden in het raam van de milieubescherming en natuurbeheer in de landbouw als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2078/92 van de Raad (3), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2772/95 van de Commissie (4), wordt toegekend, welke niveaus om redenen van transparantie in herinnering dienen te worden gebracht; dat zij, mits zij gepaard gaan met andere voorzieningen, het totale steunniveau niet zullen verhogen en evenmin tot een hogere produktie zullen leiden in vergelijking met de genoemde referentieperiode; dat, wat dit laatste betreft, de verlaging van de steun, in het volgende jaar, in verhouding tot de overschrijding van de produktie in de referentieperiode een passend instrument is;

Overwegende dat, wat dit laatste punt betreft, behalve voor koemelk, waarvoor de produktie onder het quotastelsel van de gemeenschappelijke marktordening en met name Verordening (EEG) nr. 3950/92 van de Raad (5), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1552/95 (6), valt, de steun niet op basis van de geproduceerde hoeveelheden wordt toegekend, maar op die van produktiefactoren (stuks vee of hectaren) binnen de regionale limieten; dat het om reden van duidelijkheid dienstig is deze limieten in bijlage IV te vermelden;

Overwegende dat de steun voor het vervoer van koemelk waarin de steunregeling voorziet, op grond van artikel 142, lid 3, derde alinea, van de Toetredingsakte kan worden toegestaan; dat, wanneer in het kader van een nationale steunregeling met regionale strekking eventueel de verlening van vervoerssteun wordt toegestaan, erop dient te worden gelet dat de verschillende steunregelingen geen dubbele compensatie voor dezelfde activiteit inhouden;

Overwegende dat deze steunmaatregelen aan de in artikel 142, lid 3, derde alinea, van de Toetredingsakte omschreven doelstellingen beantwoorden aangezien zij erop zijn gericht de grondstoffenproduktie en de traditionele verwerking die bijzonder goed bij de klimatologische omstandigheden van de betrokken gebieden passen, in stand te houden, de produktie-, verwerkings- en afzetstructuren, die de afzet van de produkten vergemakkelijken, te verbeteren, het milieu te beschermen en de natuurlijk omgeving in stand te houden; dat met name de steun voor het vervoer van koemelk aan het in artikel 142, lid 3, derde alinea, omschreven doel beantwoordt en kan worden toegestaan aangezien er geen overlapping is met de steun die in het kader van de steunregeling met regionale strekking wordt toegestaan;

Overwegende dat de betrokken steunmaatregelen op grond van deze gegevens kunnen worden toegestaan op voorwaarde evenwel dat de limieten die voor sommige produkten in het raam van de gemeenschappelijke marktordeningen zijn vastgesteld, in acht worden genomen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De noordelijke gebieden in Zweden omvatten, per subregio, de in bijlage I vermelde plaatselijke administratieve eenheden ("Församling") - (kerkdorp) en gemeentelijke eenheden ("Kommun").

Artikel 2

1. De in artikel 142, lid 3, van de Toetredingsakte bedoelde referentieperiode omvat, wat de in acht te nemen hoeveelheden en het totale steunniveau betreft, het jaar 1994 voor de koemelkproduktie en de produktie van bessen en groenten, en het jaar 1993 voor de overige produkten.

2. De produktie in de referentieperiode is per produkt in bijlage II vermeld.

Artikel 3

1. De in bijlage III vermelde steun wordt vanaf 1 januari 1995 toegestaan. Deze bijlage behelst: de toegestane bedragen per subregio, per produktiefactor (ha, stuks vee) of per geproduceerde hoeveelheden, alsmede het totale bedrag van toegestane nationale steun.

Bijlage IV behelst het maximumaantal hectaren, tonnen of dieren waarvoor deze steun geldt.

Deze steun wordt toegestaan rekening houdend met de in bijlage V vermelde communautaire steun en mag, behalve in de sector koemelk, in geen geval worden toegestaan voor de geproduceerde hoeveelheid.

2. In de sector koemelk blijft de in lid 1, eerste alinea, bedoelde steun voor elk bedrijfshoofd beperkt tot de overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 3950/92 toegewezen referentiehoeveelheid.

Artikel 4

In het raam van de op grond van artikel 143, lid 2, van de Toetredingsakte te verstrekken gegevens verstrekt Zweden de Commissie jaarlijks vóór 1 april, en de eerste maal vóór 1 april 1996, informatie over de effecten van de toegekende steun, en met name de ontwikkeling van de produktie en van de produktiemiddelen waarvoor de steun wordt verleend, en de ontwikkeling van de economie van de betrokken regio's, alsmede over de effecten op de milieubescherming en de instandhouding van de natuurlijke omgeving als bedoeld in artikel 142, lid 3, derde alinea, van de Toetredingsakte.

Zweden neemt de nodige maatregelen voor de uitvoering van deze beschikking en tevens passende maatregelen voor de controle op de begunstigden.

Bij overschrijding van de in bijlage II vermelde hoeveelheden, verlaagt Zweden in het volgende jaar naar evenredigheid van die overschrijding de steun voor de betrokken produkten. Voor de plantaardige produktie in de volle grond wordt deze verlaging slechts toegepast indien de overschrijding in twee opeenvolgende jaren gemiddeld meer dan 10 % beloopt.

Artikel 5

Zweden kan, met inachtneming van de bij deze beschikking vastgestelde bedragen en andere elementen, de voorwaarden voor de toekenning van de steun aan de verschillende categorieën van begunstigden vaststellen en, mits voorafgaande toelating door de Commissie, het steunniveau per produkt of andere aspecten van de betrokken steunregeling aanpassen.

Artikel 6

De Commissie kan deze beschikking herzien, met name naar gelang van de ontwikkeling van de waarde van de nationale valuta of, van het verloop van de in bijlage V vermelde communautaire steun.

Elke herziening van het niveau van de voor de noordelijke gebieden toegestane steun, wordt eerst vanaf het jaar na dat waarin de wijziging van kracht wordt, van toepassing.

Artikel 7

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk Zweden.

Gedaan te Brussel, 28 februari 1996.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 218 van 6. 8. 1991, blz. 1.

(2) PB nr. L 244 van 12. 10. 1995, blz. 50.

(3) PB nr. L 215 van 30. 7. 1992, blz. 85.

(4) PB nr. L 288 van 1. 12. 1995, blz. 35.

(5) PB nr. L 405 van 31. 12. 1992, blz. 1.

(6) PB nr. L 148 van 30. 6. 1995, blz. 43.

BIJLAGE I

SUBREGIO 1

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

SUBREGIO 2 A

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

SUBREGIO 2 B

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

SUBREGIO 3

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II (zoals bedoeld in artikel 2, lid 2)

PRODUKTIE

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE III

(zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, eerste alinea) (1 ecu = 9,12158 Zkr.)

>

RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE IV

(zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, tweede alinea) (Hoeveelheden van de produktiefactoren)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE V

zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, derde alinea (1 groene ecu = 10,5852 Zkr. / 1 begrotingsecu = 9,12158 Zkr.)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>