31996D0179

96/179/EG: Beschikking van de Commissie van 31 oktober 1995 waarin de Duitse Regering wordt aangemaand alle documentatie, informatie en gegevens te verstrekken inzake de projecten voor nieuwe investeringen van het Volkswagen-concern in de nieuwe deelstaten en de daarvoor te verlenen steun (C 62/91 ex NN 75/91, 77/91, 78/91 en 79/91) (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 053 van 02/03/1996 blz. 0050 - 0051


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 31 oktober 1995 waarin de Duitse Regering wordt aangemaand alle documentatie, informatie en gegevens te verstrekken inzake de projecten voor nieuwe investeringen van het Volkswagen-concern in de nieuwe deelstaten en de daarvoor te verlenen steun (C 62/91 ex NN 75/91, 77/91, 78/91 en 79/91) (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst) (96/179/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 5, 92 en 93,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, inzonderheid op de artikelen 61 en 62,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Op 18 december 1991 besloot de Commissie ten aanzien van verschillende staatssteunvoornemens ten behoeve van het Volkswagen-concern in de deelstaten Thüringen en Saksen de procedure van artikel 93, lid 2, van het Verdrag in te leiden (1). Bij schrijven van 29 januari 1992 stemde Duitsland ermee in de steunuitkeringen op te schorten totdat de procedure van artikel 93, lid 2, van het Verdrag is beëindigd.

Volgens de gegevens van de Commissie beliep de totale steun welke in oktober en december 1991 aan Volkswagen onrechtmatig is uitgekeerd in de vorm van subsidies welke naar verluidt voor de projecten Mosel II en Chemnitz II waren bestemd, 360,8 miljoen DM (191,2 miljoen ecu). Bovendien verkreeg Volkswagen Saksen 11,4 miljoen DM (6,1 miljoen ecu) vennootschapsbelastingrestituties en een bijzondere afschrijving van haar investeringen in 1991 waarvan het bedrag nog moet worden vastgesteld.

(2) Op 27 juli 1994 nam de Commissie een eindbeslissing in de procedure met betrekking tot de herstructureringssteun ten behoeve van Sächsische Automobilbau GmbH (SAB) voor haar auto- en motorenfabriek in Mosel (Mosel I) en Chemnitz (Chemnitz I) en voor de fabriek van cilinderkoppen te Eisenbach.

Op het tijdstip van die eindbeslissing stelde Duitsland de Commissie ervan in kennis dat het Volkswagen-concern eind 1994 aan zijn plannen voor nieuwe investeringsprojecten te Mosel en Chemnitz (Mosel II en Chemnitz II) de laatste hand zou leggen zodat op dat tijdstip de relevante informatie over deze projecten aan de Commissie zou worden medegedeeld, zodat zij de voor die investeringen voorgenomen regionale steun zou kunnen beoordelen. Voordat de eindbeslissing inzake de herstructureringssteun in 1994 was genomen, werden de herziene plannen van Volkswagen in een voorlopige vorm aan de Commissie voorgelegd. De opzet van de fabriek moest worden gewijzigd en met de investering zou slechts eind 1994 worden begonnen. Bovendien waren de steunovereenkomsten herzien, zodat de subsidies voor Mosel II tot 646,98 miljoen DM en voor Chemnitz II tot 167,3 miljoen DM werden teruggeschroefd. De vennootschapsbelastingrestituties zouden eveneens worden verminderd tot, respectievelijk, 106,8 miljoen DM voor Mosel II en 31,9 miljoen DM voor Chemnitz II. Dit is het gevolg van het feit dat de subsidiabele investering in Mosel II tot 2 812,9 miljoen DM en in Chemnitz tot 758,8 miljoen DM werd teruggeschroefd, waarbij het geplande aantal banen daalde tot 2 843 in Mosel II en tot 786 in Chemnitz.

(3) Eind 1994 en in de daaropvolgende maanden stelde Duitsland de Commissie ervan in kennis dat de investeringsplannen van Volkswagen nog niet waren afgerond.

(4) Bij schrijven van 12 april 1995 verzocht de Commissie Duitsland haar de plannen van Volkswagen voor de nieuwe fabrieken toe te zenden. Op deze brief kwam geen antwoord.

(5) Bij schrijven van 4 augustus 1995 verzocht de Commissie dringend om de noodzakelijke informatie en dreigde ermee een bevelschrift uit te vaardigen en eventueel, op grond van de beschikbare informatie ingeval aan het verzoek niet werd voldaan, een eindbeslissing vast te stellen. In antwoord op die brief stelde de Duitse Regering de Commissie bij schrijven van 22 augustus 1995 ervan in kennis dat de investeringsplannen van Volkswagen nog steeds niet hun beslag hadden gekregen. Zij wees tevens erop dat de steun naar Duits recht zou moeten worden terugbetaald indien Volkswagen zijn investerings- of werkgelegenheidsplannen niet volledig tot uitvoering zou brengen.

(6) Onder deze omstandigheden stelt de Commissie vast dat Duitsland niet de noodzakelijke gegevens heeft verstrekt die de Commissie in staat zouden moeten stellen de steun aan het Volkswagen-concern ten behoeve van zijn projecten Mosel II en Chemnitz II aan artikel 92 van het Verdrag te toetsen. Van deze steun zijn subsidies ten bedrage van 360,8 miljoen DM (191,2 miljoen ecu), vennootschapsbelastingrestituties ten bedrage van 11,4 miljoen DM (6,1 miljoen ecu) en een bijzondere afschrijving op de investeringen in 1991, waarvan het bedrag nog moet worden vastgesteld, reeds uitgekeerd. Het feit dat de steun of een deel ervan naar Duits recht misschien moet worden terugbetaald indien de onderneming haar investerings- of werkgelegenheidsplannen niet volledig uitvoert, is voor de beoordeling van de verenigbaarheid van de steun niet relevant.

(7) In het licht van het bovenstaande en op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 14 februari 1990 in zaak C-301/87 (Boussac), bevestigd bij arrest van 13 april 1994 in de gevoegde zaken C-324/90 en C-342/90 (Pleuger) (2), kan de Commissie bij schending van artikel 93, lid 3, van het Verdrag een voorlopige beschikking vaststellen waarin zij de betrokken Lid-Staat, in dit geval Duitsland, verzoekt de uitkering van de steun op te schorten en haar alle documenten, informatie en bijzonderheden te verstrekken welke noodzakelijk zijn om de steunmaatregelen op hun verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt te toetsen. De Commissie neemt er nota van dat Duitsland, reagerende op de inleiding van de procedure, bij schrijven van 29 januari 1992 heeft bevestigd dat de uitkering van de steun zou worden opgeschort.

Indien Duitsland zich niet naar deze beschikking mocht voegen en niet alle relevante informatie voor de beoordeling van de verenigbaarheid van de bovengenoemde steunmaatregelen binnen een termijn van zes weken vanaf de kennisgeving van deze beschikking mocht verstrekken, kan de Commissie volgens de huidige stand van de rechtspraak op grond van de gegevens waarover zij thans beschikt, een eindbeslissing vaststellen waarin de terugbetaling van de steun kan worden geëist met inbegrip van de rente op het aan de betrokken onderneming uitgekeerde steunbedrag vanaf de datum van de uitkering ervan tegen de op die datum geldende referentierentevoet welke voor de berekening van het netto-subsidie-equivalent van de onderscheiden typen steun in die Lid-Staat wordt gebruikt. Deze maatregel is noodzakelijk teneinde de status-quo (3) te herstellen door alle financiële voordelen weg te nemen welke de begunstigde van de onwettige steun sinds de datum waarop deze steun heeft ontvangen, onrechtmatig ten goede zijn gekomen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Duitsland verstrekt uiterlijk binnen zes weken na de kennisgeving van deze beschikking alle dienstige inlichtingen, documentatie en gegevens die de Commissie in staat stellen de verenigbaarheid van de steun aan het Volkswagen-concern ten behoeve van zijn investeringen in de fabrieken Mosel II en Chemnitz II in de nieuwe deelstaten van Duitsland aan artikel 92 van het EG-Verdrag te toetsen. Deze inlichtingen moeten met name een gedetailleerde uitsplitsing van de reeds te Mosel II en Chemnitz II verrichte investering omvatten alsook de gedetailleerde herziene investerings-, capaciteits- en produktieplannen voor beide fabrieken en alle dienstige inlichtingen betreffende de handicaps waarmee Volkswagen in die deelstaten door deze projecten wordt geconfronteerd.

Voorts moet de informatie betrekking hebben op de huidige steunvoornemens en een gedetailleerde kwantificering bieden van alle, tot dusver in verband met deze projecten uitgekeerde steun. Tevens kunnen alle verdere inlichtingen worden verstrekt die Duitsland voor de beoordeling van de zaak dienstig acht.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.

Gedaan te Brussel, 31 oktober 1995.

Voor de Commissie

Karel VAN MIERT

Lid van de Commissie

(1) PB nr. C 68 van 17. 3. 1992, blz. 14.

(2) Jurisprudentie 1994, blz. I-1205.

(3) Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 21 maart 1990 in zaak C-142/87 (Jurisprudentie 1990, blz. I-959).