31996D0157

96/157/EG: Beschikking van de Commissie van 31 januari 1996 tot machtiging van de Lid-Staten om voor aardappelen voor menselijke consumptie, van oorsprong uit Cuba, afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 77/93/EEG van de Raad toe te staan

Publicatieblad Nr. L 036 van 14/02/1996 blz. 0038 - 0041


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 31 januari 1996 tot machtiging van de Lid-Staten om voor aardappelen voor menselijke consumptie, van oorsprong uit Cuba, afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 77/93/EEG van de Raad toe te staan (96/157/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 77/93/EEG van de Raad van 21 december 1976 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige produkten schadelijke organismen (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 95/66/EG (2), en met name op artikel 14, lid 1,

Gezien de door Duitsland en Nederland ingediende verzoeken,

Overwegende dat op grond van Richtlijn 77/93/EEG aardappelknollen die niet overeenkomstig andere communautaire bepalingen officieel als pootaardappelen zijn gecertificeerd en die van oorsprong zijn uit Cuba in beginsel niet in de Gemeenschap mogen worden binnengebracht wegens het gevaar voor insleep van niet in de Gemeenschap voorkomende exotische aardappelziekten;

Overwegende dat het in Cuba inmiddels gebruikelijk is dat op een vroeger tijdstip dan in de Gemeenschap uit door Lid-Staten geleverde pootaardappelen aardappelen voor menselijke consumptie worden geteeld; dat vroeg in het seizoen aan de Gemeenschap geleverde aardappelen voor menselijke consumptie voor een deel uit Cuba worden ingevoerd;

Overwegende dat de Commissie bij de Beschikkingen 87/306/EEG (3), 88/223/EEG (4), 89/152/EEG (5), 91/593/EEG (6), 93/36/EEG (7) en 95/96/EG (8) voor aardappelen voor menselijke consumptie, van oorsprong uit Cuba, in de verkoopseizoenen 1987, 1988, 1989, 1990, 1991, 1992, 1993 en 1994 afwijkingen van deze regel heeft toegestaan, mits aan bijzondere technische voorwaarden wordt voldaan;

Overwegende dat nimmer ziekten en plagen op de monsters van de krachtens bovengenoemde beschikkingen ingevoerde aardappelen zijn aangetroffen;

Overwegende dat de omstandigheden op grond waarvan de machtiging is verleend, nog steeds bestaan;

Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Planteziektenkundig Comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

1. De Lid-Staten worden hierbij gemachtigd om voor aardappelen voor menselijke consumptie, van oorsprong uit Cuba, afwijkingen van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 77/93/EEG toe te staan wat betreft de in bijlage III, deel A, punt 12, bij die richtlijn vastgestelde verbodsbepalingen, mits aan de in lid 2 vastgestelde voorwaarden wordt voldaan.

2. De voorwaarden waaraan moet worden voldaan, zijn als volgt:

a) het moet om aardappelen voor menselijke consumptie gaan;

b) de aardappelen moeten onrijp zijn, dat wil zeggen "niet verkurkt", met niet sterk hechtende schil, of zijn behandeld met kiemremmingsmiddelen;

c) de aardappelen moeten zijn geteeld in de provincie Pinar del Río in gebieden waar Pseudomonas solanacearum (Smith) Smith voor zover bekend is niet voorkomt;

d) de aardappelen moeten behoren tot rassen waarvan Cuba het pootgoed uitsluitend uit Lid-Staten heeft ingevoerd;

e) de aardappelen moeten hetzij rechtstreeks zijn geteeld uit pootgoed dat het voorgaande jaar in Lid-Staten die aan Cuba hebben geleverd, officieel is gecertificeerd als "basispootgoed" of "gecertificeerd pootgoed", hetzij zijn geteeld uit dergelijk, twee jaar tevoren officieel gecertificeerd pootgoed, op voorwaarde dat het in Cuba geteelde pootgoed is geteeld in de provincie Pinar del Río en overeenkomstig de in Cuba geldende regels als pootgoed is aangemerkt;

f) de aardappelen moeten zijn geteeld hetzij op bedrijven die de laatste vijf jaar geen andere aardappelrassen dan de onder d) bedoelde rassen hebben geteeld, hetzij, voor zover het staatsboerderijen betreft, op percelen die van de percelen waarop in de laatste vijf jaar aardappelen van andere rassen dan de onder d) bedoelde rassen zijn geteeld, gescheiden zijn gehouden;

g) de aardappelen moeten zijn behandeld met machines die uitsluitend voor die aardappelen worden gebruikt, of die na gebruik voor andere doeleinden op adequate wijze zijn gedesinfecteerd;

h) de aardappelen mogen niet zijn bewaard in opslagplaatsen waar ook aardappelen van andere dan de onder d) bedoelde rassen zijn bewaard;

i) de aardappelen moeten vrij zijn van aarde, met een tolerantie van 0,5 gewichtspercent, van bladeren en van andere planteresten;

j) de aardappelen moeten zijn verpakt in:

- nieuwe zakken, of

- adequaat gedesinfecteerde recipiënten,

en op elke zak of elk recipiënt moet een officieel etiket zijn aangebracht met de in de bijlage bedoelde informatie;

k) in het op grond van artikel 12, lid 1, onder b), van Richtlijn 77/93/EEG vereiste officiële fytosanitair certificaat moeten:

- in de rubriek "bestrijdings- en/of ontsmettingsbehandeling" alle gegevens zijn vermeld betreffende behandelingen als bedoeld onder b), tweede mogelijkheid, en/of onder j), tweede streepje,

- in de rubriek "aanvullende verklaring" zijn vermeld:

- de naam van het ras,

- het identificatienummer of de naam en het adres van het bedrijf waar de aardappelen zijn geteeld,

- een referentie waardoor de partij pootgoed als bedoeld onder e) kan worden geïdentificeerd;

l) de aardappelen moeten worden ingevoerd via de plaatsen van binnenkomst die met het oog op deze afwijkende regeling zijn aangewezen door de Lid-Staat die van deze regeling gebruik maakt;

m) elke invoer in de Gemeenschap moet lang genoeg van tevoren door de importeur zijn gemeld aan de bovenbedoelde verantwoordelijke officiële instanties van de Lid-Staat van binnenkomst; deze Lid-Staat stuurt de gemelde gegevens door aan de Commissie; het gaat daarbij om de volgende gegevens:

- het soort materiaal,

- de hoeveelheid,

- de datum waarop de invoer zal plaatsvinden, en de bevestiging van de plaats van binnenkomst,

- de onder o) bedoelde bedrijven.

De importeur dient, voordat hij de produkten binnenbrengt, officieel in kennis te zijn gesteld van de in de punten a) tot en met p) vastgestelde voorwaarden;

n) de krachtens artikel 12 van Richtlijn 77/93/EEG te verrichten controles zijn uitgevoerd door de in de vorengenoemde richtlijn bedoelde verantwoordelijke officiële instanties. Onverminderd het bepaalde in artikel 19 bis, lid 3, tweede streepje, eerste mogelijkheid, van vorengenoemde richtlijn bepaalt de Commissie in hoeverre de in artikel 19 bis, lid 3, tweede streepje, tweede mogelijkheid, van vorengenoemde richtlijn bedoelde inspecties worden geïntegreerd in het inspectieprogramma als bedoeld in artikel 19 bis, lid 5, onder c), van genoemde richtlijn;

o) de aardappelen mogen uitsluitend zijn verpakt en omgepakt op bedrijven die door de bovenbedoelde verantwoordelijke officiële instanties zijn erkend en geregistreerd;

p) de aardappelen moeten zijn verpakt of omgepakt in gesloten verpakkingen die rechtstreeks kunnen worden geleverd aan detailhandelaren of eindverbruikers en die niet meer dan het in de Lid-Staat van binnenkomst gebruikelijke gewicht aan aardappelen bevatten, met een maximum van 25 kilogram; op de verpakking moet het registratienummer van het bedrijf, als bedoeld onder o), worden vermeld, en moet tevens worden vermeld dat de aardappelen van Cubaanse oorsprong zijn;

q) de Lid-Staten die van deze afwijkende regeling gebruik maken, moeten er, zo nodig, in samenwerking met de Lid-Staat van binnenkomst voor zorgen dat van elke partij van 50 ton aardappelen of minder, die op grond van deze beschikking wordt ingevoerd, ten minste twee monsters van 200 knollen worden genomen voor een officieel onderzoek op Pseudomonas solanacearum overeenkomstig de door de Plantenbeschermingsorganisatie voor Europa en het gebied van de Middellandse Zee (EPPO) voor Pseudomonas solanacearum vastgestelde quarantaineprocedure nr. 26 (9) of enige andere procedure die is goedgekeurd volgens de procedure van artikel 16 bis van Richtlijn 77/93/EEG, en, in het geval van Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus, voor onderzoek volgens de methode die in de Gemeenschap is vastgesteld voor de opsporing en de diagnose van Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus; wanneer het vermoeden bestaat dat een partij besmet is, wordt deze partij, onder officieel toezicht, apart gehouden en mag ze pas in de handel worden gebracht of gebruikt als is komen vast te staan dat bij dit onderzoek geen Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus of Pseudomonas solanacearum is aangetroffen en geen vermoeden van aanwezigheid van deze organismen is gerezen.

Artikel 2

Telkens wanneer Lid-Staten gebruik maken van deze machtiging, delen zij dit mee aan de Commissie en aan de andere Lid-Staten. Zij doen de Commissie en de andere Lid-Staten vóór 1 juli 1996 gegevens toekomen over de op grond van deze beschikking ingevoerde hoeveelheden, alsmede een gedetailleerd technisch verslag over het in artikel 1, lid 2, onder q), bedoelde officieel onderzoek; aan de Commissie wordt een kopie van elk fytosanitair certificaat toegezonden.

Artikel 3

1. De bij artikel 1 verleende machtiging geldt van 1 maart 1996 tot en met 30 april 1996.

2. De machtiging wordt ingetrokken indien blijkt dat de bij artikel 1, lid 2, vastgestelde voorwaarden niet toereikend zijn om het binnenbrengen van schadelijke organismen te voorkomen of dat niet aan deze voorwaarden wordt voldaan.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 31 januari 1996.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 26 van 31. 1. 1977, blz. 20.

(2) PB nr. L 308 van 21. 12. 1995, blz. 77.

(3) PB nr. L 153 van 13. 6. 1987, blz. 41.

(4) PB nr. L 100 van 19. 4. 1988, blz. 44.

(5) PB nr. L 59 van 2. 3. 1989, blz. 29.

(6) PB nr. L 316 van 16. 11. 1991, blz. 47.

(7) PB nr. L 16 van 25. 1. 1993, blz. 40.

(8) PB nr. L 75 van 4. 4. 1995, blz. 22.

(9) Bulletin OEPP/EPPO, 20, 255-262 (1990).

BIJLAGE

Op het etiket te vermelden gegevens (artikel 1, lid 2, onder j))

1. Naam van de instantie die het etiket afgeeft.

2. Naam van de organisatie van exporteurs.

3. Vermelding "Cubaanse aardappelen voor menselijke consumptie".

4. Ras.

5. Provincie waar de aardappelen zijn geteeld.

6. Groottesortering.

7. Aangegeven nettogewicht.

8. Vermelding "In overeenstemming met de EG-voorschriften van 1996".

9. Een stempel of gedrukt zegel van de Cubaanse Planteziektenkundige Dienst.