31995R3073

Verordening (EG) nr. 3073/95 van de Raad van 22 december 1995 tot vaststelling van de standaardkwaliteit van rijst

Publicatieblad Nr. L 329 van 30/12/1995 blz. 0033 - 0034


VERORDENING (EG) Nr. 3073/95 VAN DE RAAD

van 22 december 1995

tot vaststelling van de standaardkwaliteit van rijst

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3072/95 van de Raad van 22 december 1995 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (1), inzonderheid op artikel 3, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende dat de interventieprijs voor padie moet gelden voor een bepaalde standaardkwaliteit, dat deze kwaliteit is vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 1423/76 van de Raad van 21 juni 1976 houdende vaststelling van de standaardkwaliteiten voor rijst en breukrijst (2);

Overwegende dat het, gezien de ontwikkeling van de vraag naar rijst op de markt van de Gemeenschap en de grote lijnen van de hervorming van de gemeenschappelijke marktordening, dienstig is om bij de vaststelling van de standaardkwaliteit rekening te houden met de kwaliteitskenmerken van de produktie in de Gemeenschap en de voor de invoer meest representatieve kwaliteiten; dat, op grond van die gegevens en de andere gegevens van de hervorming van de gemeenschappelijke marktordening, stringentere eisen moeten worden vastgesteld en de bij de bovengenoemde verordening ingestelde regeling moet worden vervangen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De standaardkwaliteit van padie, waarvoor de interventieprijs wordt vastgesteld, wordt als volgt omschreven:

a) gezonde rijst van handelskwaliteit, met een gezonde reuk;

b) vochtgehalte: 14 % in 1996/1997 en 13 % vanaf 1997/1998;

c) rendement bij verwerking tot volwitte rijst wordt vastgesteld op 63 gewichtspercenten in hele korrels (met maximaal 3 % ontpunte korrels), waarvan het maximumgewichtspercentage aan niet onberispelijke korrels in de volwitte rijst is:

- krijtachtige korrels van paddierijst (GN-code 1006 10)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Artikel 2

Voor de toepassing van deze verordening is in de bijlage omschreven wat onder "korrels van niet onberispelijke kwaliteit" moet worden verstaan.

Artikel 3

Verordening (EEG) nr. 1423/76 wordt ingetrokken. Verwijzingen naar Verordening (EEG) nr. 1423/76 moeten als verwijzingen naar deze verordening worden beschouwd.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op 1 september 1996.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 22 december 1995.

Voor de Raad

De Voorzitter

L. ATIENZA SERNA

(1) Zie bladzijde 18 van dit Publikatieblad.

(2) PB nr. L 166 van 25. 6. 1976, blz. 20. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3290/94 (PB nr. L 349 van 31. 12. 1994, blz. 105).

BIJLAGE

OMSCHRIJVING VAN KORRELS DIE NIET VAN ONBERISPELIJKE KWALITEIT ZIJN EN BREUKRIJST DIE NIET VAN ONBERISPELIJKE KWALITEIT IS

A. Hele korrels:

Korrels waarvan, ongeacht de aan ieder bewerkingsstadium eigen kenmerken, ten hoogste een gedeelte van de punt ontbreekt.

B. Ontpunte korrels:

Korrels waarvan de punt geheel ontbreekt.

C. Gebroken korrels of breukrijst:

Korrels waarvan meer dan de punt ontbreekt: deze categorie omvat:

- grote gebroken korrels (korreldeeltjes waarvan de lengte gelijk is aan of meer is dan de helft van die van de hele korrel, maar die geen hele korrel vormen),

- middelgrote gebroken korrels (korreldeeltjes waarvan de lengte gelijk is aan of meer is dan een vierde van die van de hele korrel, maar die niet de minimumafmeting van grote gebroken korrels hebben),

- fijne gebrokken korrels (korreldeeltjes waarvan de lengte minder dan een vierde van die van de hele korrel bedraagt, maar die niet door een zeef met mazen van 1,4 mm gaan),

- deeltjes (fijne deeltjes of korreldeeltjes die door een zeef met mazen van 1,4 mm kunnen); gespleten korrels (ontstaan door het overlangs splijten van de korrel) worden beschouwd als deeltjes.

D. Groene korrels:

Niet geheel rijpe korrels.

E. Korrels die natuurlijke misvormingen vertonen:

Als natuurlijke misvormingen worden beschouwd de al dan niet erfelijke misvormingen ten opzichte van de normale morfologische kenmerken van de variƫteit.

F. Krijtachtige korrels:

Korrels die over ten minste drie vierde van het oppervlak een ondoorschijnend en meelachtig uiterlijk vertonen.

G. Roodgestreepte korrels:

Korrels die in de lengte rode strepen van diverse intensiteit en schakering vertonen, welke door resten van het zilvervlies worden veroorzaakt.

H. Gespikkelde korrels:

Korrels die kleine, duidelijk afgetekende donkere min of meer regelmatige ronde vlekjes vertonen; als gespikkelde korrels worden eveneens beschouwd, korrels die lichte, oppervlakkige zwarte strepen vertonen; de strepen en vlekken mogen geen geel of donker aureool hebben.

I. Gevlekte korrels:

Korrels die over een klein gedeelte van hun oppervlak duidelijk hun normale kleur hebben verloren; de vlekken kunnen van diverse kleur zijn (zwartachtig, roodachtig, bruin, enz.); diepe zwarte strepen worden eveneens als vlekken beschouwd; wanneer de vlekken een zodanige kleurintensiteit (zwart, roze, bruin-roodachtig) hebben dat zij onmiddellijk opvallen, en wanneer de helft of meer dan de helft van de korrel bedekken, moeten de betrokken korrels als gele korrels worden beschouwd.

J. Gele korrels:

Gele korrels zijn korrels waarvan het oppervlak door een andere oorzaak dan het drogen geheel of gedeeltelijk zijn normale kleur heeft verloren en een van citroengeel tot oranjegeel variƫrende kleur heeft gekregen.

K. Barnsteenkleurige korrels:

Barnsteenkleurige korrels zijn korrels waarvan de kleur door een andere oorzaak dan het drogen een uniforme, lichte en algemene verandering heeft ondergaan; door die verandering is de kleur van de korrels helder ambergeel geworden.