31995R3062

Verordening (EG) nr. 3062/95 van de Raad van 20 december 1995 betreffende maatregelen op het gebied van tropische bossen

Publicatieblad Nr. L 327 van 30/12/1995 blz. 0009 - 0013


VERORDENING (EG) Nr. 3062/95 VAN DE RAAD van 20 december 1995 betreffende maatregelen op het gebied van tropische bossen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 130 S en 130 W,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

Handelend in overeenstemming met de procedure van artikel 189 C van het Verdrag (3),

Overwegende dat in de mededeling van de Commissie aan de Raad van 16 oktober 1989 "Het behoud van de tropische bossen: de rol van de Gemeenschap" (4) in grote trekken werd aangegeven welke maatregelen de Gemeenschap op dit gebied zou kunnen treffen;

Overwegende dat met de resolutie van de Raad van Ministers van Ontwikkelingssamenwerking van 29 mei 1990 "Tropische bossen: ontwikkelingsaspecten" een grondslag werd gelegd voor het gebruik van ontwikkelingsinstrumenten bij het behoud van tropische bossen;

Overwegende dat het Europees Parlement in tal van parlementaire resoluties zijn bezorgdheid heeft geuit over de vernietiging van de tropische bossen en de gevolgen daarvan voor de bosbewoners;

Overwegende dat de Europese Raad van juni 1990 te Dublin heeft gepleit voor een actieprogramma om de bedreiging voor de tropische bossen tegen te gaan;

Overwegende dat de Gemeenschap en haar Lid-Staten hun goedkeuring hebben gehecht aan de Beginselverklaring over bossen van Rio, het actieprogramma Agenda 21 en het Verdrag inzake biologische diversiteit en klimaatverandering;

Overwegende dat maatregelen van de Gemeenschap ten behoeve van tropische bossen integrerend deel uitmaken van de communautaire doelstellingen inzake de instandhouding van het bos ongeacht tot welke geografische of klimatologische zone zij behoren;Overwegende dat de Gemeenschap voornemens is haar acties ter bevordering van de instandhouding van de tropische bossen op alle daartoe geschikte manieren uit te breiden, met name in het kader van haar milieubeleid en haar vernieuwd ontwikkelingssamenwerkingsbeleid als beoogd in de artikelen 130 U tot en met 130 Y van het Verdrag en onder hantering van de daarvoor vereiste ontwikkelingshulp- en handelsinstrumenten;

Overwegende dat bosbewoners vanwege hun speciale kennis een uiterst belangrijke rol spelen bij het beheer van het milieu, in het bijzonder ten aanzien van het behoud van tropische bossen;

Overwegende dat er tussen regio's en landen verschillen bestaan qua ecologische, sociale en economische omstandigheden die verband houden met de tropische bossen;

Overwegende dat de doelstellingen beter kunnen worden bereikt met een communautaire actie die de maatregelen van de Lid-Staten aanvult;

Overwegende dat het nuttig zou zijn de bestaande financiële instrumenten waarover de Gemeenschap ter ondersteuning van het behoud en van een duurzame ontwikkeling van de bossen beschikt, aan te vullen;

Overwegende dat er een aanzienlijk bedrag aan middelen moet worden vastgelegd om een noemenswaardig effect op de bescherming van tropische bossen te bewerkstelligen;

Overwegende dat dat moet worden voorzien in de financiering van de in deze verordening beoogde maatregelen;

Overwegende dat in de onderhavige verordening een referentiebedrag in de zin van punt 2 van de verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 maart 1995 is opgenomen voor de gehele looptijd van het programma, waarbij echter de in het Verdrag gestipuleerde bevoegdheden van de in het Verdrag genoemde begrotingsautoriteit onverlet blijven;

Overwegende dat het nodig is een kader op te zetten om deze acties te stimuleren en de coherentie in het beleid te waarborgen;

Overwegende dat de Raad en het Europees Parlement zich voor eind 1999 zullen bezinnen op de regelingen om vanaf het jaar 2000 maatregelen ten behoeve van tropische bossen te financieren, rekening houdend met de bepalingen van de ACS-EEG-Overeenkomst en de verordening inzake samenwerking met de ontwikkelingslanden in Azië en Latijns-Amerika;

Overwegende dat er uitvoeringsregels dienen te worden voorgeschreven, in het bijzonder met betrekking tot de vorm waarin de acties moeten worden gegoten, de begunstigden van de hulp en de besluitvormingsprocedures,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De Gemeenschap verleent steun aan maatregelen ter bevordering van het behoud en het duurzame beheer van tropische bossen en de daar heersende biologische diversiteit, overeenkomstig de in deze verordening bepaalde criteria en procedures.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1. "tropische bossen": natuurlijke of semi-natuurlijke, tropische of subtropische bos-ecosystemen, primair dan wel secundair, in gesloten dan wel open bosformaties, in zowel droge als vochtige klimaatzones. De betrokken gebieden zijn die welke te vinden zijn in de tropische en subtropische klimaatgordel tussen 30° noorderbreedte en 30° zuiderbreedte;

2. "bosbehoud": alle maatregelen om tropische bossen in stand te houden of weer in goede staat te brengen, in het bijzonder maatregelen die worden opgezet om de biologische diversiteit te beschermen of te herstellen, waaronder de ecologische functies van het betrokken bos-ecosysteem, en tegelijkertijd om de huidige en toekomstige waarde van dit ecosysteem, voor de mensheid en in het bijzonder voor de bosbewoners zoveel mogelijk te vrijwaren;

3. "duurzaam bosbeheer": het beheer en het gebruik van bossen en beboste zones op een manier en met een intensiteit waarbij deze hun biologische diversiteit, produktiviteit, regeneratiecapaciteit, vitaliteit en vermogen behouden om nu en in de toekomst relevante ecologische, economische en sociale functies op lokaal, nationaal en mondiaal niveau te vervullen en waarbij geen schade aan andere ecosystemen wordt toegebracht;

4. "duurzame ontwikkeling": verbetering van de levensstandaard en het welzijn van de betrokken bevolkingen, binnen de grenzen van de capaciteit van het ecosysteem, door het behoud van natuurlijke rijkdommen en biologische diversiteit in het belang van de huidige en toekomstige generaties;

5. "bosbewoners": inheemse volkeren die het bos bewonen of dit als hun tehuis beschouwen, en elke bevolkingsgroep die in of dicht bij het bos woont en die van oudsher rechtstreeks of in grote mate afhankelijk is van het bos.

Artikel 3

1. Krachtens deze verordening verleent de Gemeenschap financiële steun of technische expertise voor maatregelen ter ondersteuning of stimulering van de pogingen die de ontwikkelingslanden en hun regionale organisaties doen om hun tropische bossen in stand te houden en duurzaam te beheren, tegen de achtergrond van een duurzame ontwikkeling van die landen en regio's.

2. Niet alleen Staten, regio's en landen en gebieden overzee komen in aanmerking om hulp te ontvangen of als samenwerkingspartner op te treden, maar ook gedecentraliseerde overheidsinstanties, regionale organisaties, openbare lichamen, plaatselijke of traditionele gemeenschappen, particuliere industrieën en ondernemers, waaronder coöperaties en niet-gouvernementele organisaties en verenigingen die representatief zijn voor bosbewoners en die het behoud van tropische bossen als officiële doelstelling of regelmatige activiteit nastreven.

3. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan maatregelen ter ondersteuning van het behoud van bossen, zowel kwalitatief als kwantitatief, die belangrijk worden geacht wegens hun plaatselijke effect, zoals de bescherming van stroomgebieden en biotopen, het voorkomen van bodemerosie en het herstel van gedegradeerde gebieden, en wegens hun mondiaal effect, zoals klimaatverandering en het verlies aan biologische diversiteit.

Artikel 4

1. De voorrang die aan bepaalde acties wordt gegeven, wordt afgemeten aan de behoeften van elk land, zoals die tot uiting komen in het regionale en nationale ontwikkelings- en milieubeschermingsbeleid met betrekking tot het bosbestand, en bepaald volgens de bij de samenwerking met Gemeenschap geldende prioriteiten. Bijzondere aandacht gaat echter uit naar maatregelen ter bevordering van het volgende:

a) het behoud van primaire tropische bossen en hun biodiversiteit, alsmede de vernieuwing van beschadigde tropische bossen, aan de hand van een analyse van de onderliggende oorzaken van het ontbossingssproces, waarbij rekening wordt gehouden met de verschillen tussen landen en regio's en de te dien aanzien te nemen maatregelen;

b) een duurzaam beheer van de bossen die voor de produktie van timmerhout en andere produkten zijn aangewezen, met uitzondering evenwel van commerciële bosbouw in primaire tropische wouden, behalve op de gemeenschap gebaseerde, kleinschalige, duurzame en milieuvriendelijke bosbouw waarbij aan duurzaam bosbeheer wordt gedaan;

c) het uitwerken en ontwikkelen van certificeringssystemen in combinatie met onafhankelijke beoordelingssystemen voor hout dat in tropische bossen is geproduceerd op basis van de beginselen van een duurzaam bosbeheer; deze systemen vormen een integrerend onderdeel van geplande, internationaal geharmoniseerde certificeringssystemen voor alle soorten hout en houtprodukten;

d) voorafgaande informatie aan, en vervolgens instemming van de bosbewoners bij de keuze, planning en tenuitvoerlegging van maatregelen;

e) het opzetten van voorzieningen om te voldoen aan de behoefte aan opleidingsprogramma's voor de plaatselijke bevolking, bosbeheerders en onderzoekers, en om te zorgen voor de nodige wetgeving, voor meer politieke en sociale steun en voor institutionele versterking van de organisaties en verenigingen die actief zijn op het gebied van bosbehoud;

f) een beleid van strategisch onderzoek en aanpassing om de nodige kennis te verschaffen voor het behoud en het duurzaam beheer van bossen, alsmede voor het opzetten van onderzoeksacties die projecten en programma's begeleiden;

g) de aanleg van bufferzones ter ondersteuning van het behoud of de vernieuwing van tropische bossen, als onderdeel van een ruimer grondgebruiksplan;

h) het ontwerpen en uitvoeren van bosbeheerplannen voor het behoud van tropische bossen en de bevordering van een duurzame produktie van hout en andere bosbouwprodukten.

2. De Gemeenschap eist dat de krachtens deze verordening uit te voeren maatregelen worden voorafgegaan door verslagen over de ecologische, sociale, economische en culturele gevolgen ervan, met specifieke kwalitatieve of kwantitatieve doelstellingen. Waar nodig worden deze maatregelen met de plaatselijke bevolking beoordeeld.

Dit geldt tevens voor evaluaties van de uitgevoerde acties, waarbij vooraf voor elk soort actie specifieke indicatoren worden omschreven in de voorwaarden van de te ondersteunen activiteit. De bijbehorende indicatoren dienen zowel kwantitatief als kwalitatief te zijn.

3. Op de diverse communautaire beleidsterreinen die eventueel rechtstreeks van invloed kunnen zijn op het behoud van tropische bossen, ontwerpt en implementeert de Gemeenschap de nodige instrumenten om te voorkomen dat het gevolgde of geplande beleid een ongunstige uitwerking heeft en om, waar mogelijk, bij te dragen tot het behoud van tropische bossen.

4. De krachtens deze verordening uitgevoerde maatregelen worden gecoördineerd met, en dienen als ondersteuning van, nationale en internationale programma's en acties voor het behoud en het duurzaam beheer van tropische bossen, zoals het Actieplan voor tropische bossen (Tropical Forest Action Plan) en de Internationale Organisatie voor tropisch hout (International Tropical Timber Organization), mits deze programma's en acties in overeenstemming zijn met de beginselen en doelstellingen van de onderhavige verordening.

5. Waar mogelijk, worden acties uitgevoerd in het kader van regionale organisaties en internationale-samenwerkingsprogramma's, en maken ze deel uit van een algemeen beleid voor behoud en duurzaam beheer van het bos.

Artikel 5

Via meer coördinatie wordt er naar cofinanciering met Lid-Staten of met multilaterale, regionale dan wel andere organisaties gestreefd. Het communautaire karakter wordt zoveel mogelijk gehandhaafd.

Artikel 6

De communautaire financiering wordt verstrekt in de vorm van giften.

Artikel 7

1. De communautaire financiering van de in artikel 3 bedoelde maatregelen heeft betrekking op een periode van vier jaar (1996-1999).

Het referentiebedrag voor de uitvoering van dit programma is 200 miljoen ecu voor de in de eerste alinea bedoelde periode.

De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

2. De begrotingsautoriteit bepaalt hoeveel kredieten er voor elk begrotingsjaar beschikbaar zijn, rekening houdend met de beginselen van goed financieel beheer als bedoeld in artikel 2 van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen.

Artikel 8

1. De financiële en technische hulp kan alle kosten in buitenlandse valuta dekken, alsmede de plaatselijke kosten in verband met de uitvoering van projecten en programma's, indien nodig met inbegrip van geïntegreerde programma's en sectoriële projecten omvatten.

2. De uitgaven voor onderhoud en exploitatie kunnen met name worden gefinancierd ten behoeve van acties voor economische samenwerking, opleidings- en onderzoeksprogramma's, alsmede voor ontwikkelingsprojecten en -programma's. Dit mag echter, met uitzondering van de opleidings- en onderzoeksprogramma's, in de regel slechts tijdens de aanloopfase en op degressieve basis geschieden.

3. Er dient systematisch te worden gestreefd naar een met name financiële bijdrage van de partners (landen, lokale gemeenschappen, ondernemingen of afzonderlijke begunstigden), voor zover hun middelen dat toelaten en afhankelijk van de aard van elke actie.

4. Belastingen, rechten en heffingen zijn van communautaire financiering uitgesloten.

5. De kosten van studies en expertises op korte en lange termijn om de begunstigden en de Commissie te helpen bij het uitstippelen van de algemene beleidslijnen, de identificatie en de uitwerking van de acties, de controle en de evaluatie, worden normaal gesproken hetzij in het kader van de financiering van de afzonderlijke acties, hetzij los daarvan uit de communautaire middelen gefinancierd.

Artikel 9

1. Alle natuurlijke en rechtspersonen uit de Lid-Staten kunnen onder gelijke voorwaarden deelnemen aan aanbestedingen en overeenkomsten voor aankopen en andere contracten.

2. Wat de financiële en technische hulp betreft, staat deze deelneming normaliter ook open voor het begunstigde land, en in individuele gevallen eventueel ook voor andere ontwikkelingslanden.

3. In uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen mogen bepaalde specifieke onderdelen uit andere landen komen.

Artikel 10

Projecten en programma's waarvan de kosten ten laste van de Gemeenschap meer dan 2 miljoen ecu bedragen wanneer het gaat om een ACS-Staat, en meer dan 1 miljoen ecu wanneer het een Aziatisch of Latijns-Amerikaans land betreft, alsmede significante wijzigingen die leiden tot een overschrijding van het oorspronkelijk overeengekomen bedrag met meer dan 20 %, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 11.

Artikel 11

1. De Commissie voert het beheer over de samenwerkingsactiviteiten op het gebied van tropische bossen.

2. De Commissie wordt naar gelang van het geval bijgestaan door het krachtens artikel 15 van Verordening (EEG) nr. 443/92 van de Raad van 25 februari 1992 inzake financiële en technische hulp en economische samenwerking met de ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en in Azië (5) ingestelde comité, dan wel door het comité dat is opgericht krachtens artikel 21 van het Intern Akkoord betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van de Vierde ACS-EEG-Overeenkomst (6).3. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

4. a) De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het comité.

b) Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Indien de Raad na verloop van een termijn van één maand geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld.

Artikel 12

De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad jaarlijks een verslag voor over de tenuitvoerlegging van deze verordening. In dat verslag staat wat de resultaten zijn van de uitvoering van de begroting voor wat de vastleggingen en de betalingen betreft, en welke projecten en programma's in dat jaar zijn gefinancierd. Dit verslag bevat zo mogelijk gegevens over de tijdens hetzelfde begrotingsjaar op nationaal niveau vastgelegde middelen. Dit verslag bevat bovendien nauwkeurige en gedetailleerde informatie (per onderneming, nationaliteit enz.) over de aanbestedingen in verband met de uitvoering van de projecten en programma's.

Aan de in artikel 11 vermelde comités worden op gezette tijden evaluatieverslagen voorgelegd.

De Commissie zal in 1997 het Europees Parlement en de Raad een evaluatie van alle door de Gemeenschap op het gebied van de tropische bossen gefinancierde acties voorleggen.

Artikel 13

Deze verordening wordt ten uitvoer gelegd volgens een aanpak die aansluit bij de algemene beginselen van Verordening (EEG) nr. 443/92 alsmede bij die van de Vierde ACS-EEG-Overeenkomst; daarbij worden tevens in alle stadia van de projectcyclus, van keuze tot evaluatie, gemeenschappelijke criteria gehanteerd volgens geharmoniseerde methoden.

Er zal een financieringsgids worden gepubliceerd ten behoeve van organisaties die in het kader van deze verordening projectvoorstellen willen indienen; in deze gids worden met name de criteria voor selectie en evaluatie van de projecten aangegeven.

Artikel 14

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing tot en met 31 december 1999.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 20 december 1995.

Voor de Raad

De Voorzitter

J. L. DICENTA BALLESTER

(1) PB nr. C 78 van 19. 3. 1993, blz. 8, en PB nr. C 201 van 13. 7. 1994, blz. 15.

(2) PB nr. C 249 van 13. 9. 1993.

(3) Advies van het Europees Parlement van 29 oktober 1993 (PB nr. C 315 van 22. 12. 1993, blz. 644), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 23 januari 1995 (PB nr. C 160 van 26. 6. 1995, blz. 1) en besluit van het Europees Parlement van 15 juni 1995 (PB nr. C 166 van 3. 7. 1995).

(4) PB nr. C 264 van 16. 10. 1989, blz. 1.

(5) PB nr. L 52 van 27. 7. 1992, blz. 1.

(6) PB nr. L 229 van 17. 8. 1991, blz. 288.