31995L0044

Richtlijn 95/44/EG van de Commissie van 26 juli 1995 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder bepaalde in de bijlagen I tot en met V bij Richtlijn 77/93/EEG van de Raad vermelde schadelijke organismen, planten, plantaardige produkten en andere materialen voor proefnemingen of wetenschappelijke doeleinden en voor selectiewerkzaamheden in de Gemeenschap of in bepaalde beschermde gebieden daarvan mogen worden binnengebracht of naar een andere plaats overgebracht

Publicatieblad Nr. L 184 van 03/08/1995 blz. 0034 - 0046


RICHTLIJN 95/44/EG VAN DE COMMISSIE van 26 juli 1995 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder bepaalde in de bijlagen I tot en met V bij Richtlijn 77/93/EEG van de Raad vermelde schadelijke organismen, planten, plantaardige produkten en andere materialen voor proefnemingen of wetenschappelijke doeleinden en voor selectiewerkzaamheden in de Gemeenschap of in bepaalde beschermde gebieden daarvan mogen worden binnengebracht of naar een andere plaats overgebracht

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 77/93/EEG van de Raad van 21 december 1976 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en plantaardige produkten schadelijke organismen (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 95/4/EG van de Commissie (2), en met name op artikel 3, lid 7, onder e), artikel 4, lid 5, artikel 5, lid 5, en artikel 12, lid 3 quater,

Overwegende dat het op grond van Richtlijn 77/93/EEG verboden is, de in de bijlagen I en II bij die richtlijn genoemde schadelijke organismen geïsoleerd of samen met de overeenkomstige, in bijlage II bij voornoemde richtlijn vermelde planten of plantaardige produkten in de Gemeenschap of in bepaalde beschermde gebieden daarvan binnen te brengen of daarbinnen naar een andere plaats over te brengen;

Overwegende dat het op grond van die richtlijn ook verboden is, de in de bijlage III bij die richtlijn genoemde planten, plantaardige produkten en andere materialen in de Gemeenschap of in bepaalde beschermde gebieden daarvan binnen te brengen;

Overwegende bovendien dat de in bijlage IV bij vorengenoemde richtlijn vermelde planten, plantaardige produken en andere materialen alleen in de Gemeenschap of in bepaalde beschermde gebieden daarvan mogen worden binnengebracht of naar een andere plaats overgebracht als aan de overeenkomstige in voornoemde bijlage aangegeven bijzondere eisen is voldaan;

Overwegende dat de in bijlage V, deel B, bij voornoemde richtlijn vermelde planten, plantaardige produkten en andere materialen uit derde landen alleen in de Gemeenschap mogen worden binnengebracht als zij voldoen aan de in voornoemde richtlijn vastgestelde normen en eisen, vergezeld gaan van een officieel fytosanitair certificaat waaruit blijkt dat aan alle voorwaarden is voldaan, en bovendien bij een officiële inspectie is onderzocht of zij aan de voorschriften beantwoorden;

Overwegende evenwel dat in artikel 3, lid 7, onder e), artikel 4, lid 5, artikel 5, lid 5, en artikel 12, lid 3 quarter, van bovengenoemde richtlijn is bepaald dat als deze schadelijke organismen, planten, plantaardige produkten en andere materialen voor proefnemingen of wetenschappelijke doeleinden en voor selectiewerkzaamheden worden binnengebracht en naar een andere plaats overgebracht, deze voorschriften niet van toepassing zijn, mits aan bepaalde op communautair niveau vast te stellen voorwaarden wordt voldaan;

Overwegende dat daarom moet worden bepaald aan welke voorwaarden bij het binnenbrengen of naar een andere plaats overbrengen van dergelijk materiaal moet worden voldaan om te voorkomen dat schadelijke organismen zich kunnen verspreiden;

Overwegende dat het binnenbrengen van aardappelteeltmateriaal voor dergelijke doeleinden reeds is geregeld bij Beschikking 80/862/EEG van de Commissie (3), gewijzigd bij Beschikking 91/22/EEG (4), en daarom niet wordt opgenomen in de werkingssfeer van deze richtlijn; dat ook de voorwaarden voor het binnenbrengen van grond en groeimedium van oorsprong uit derde landen reeds zijn vastgesteld bij Beschikking 93/447/EEG van de Commissie (5), gewijzigd bij Beschikking 94/9/EG (6), en daarom niet binnen de werkingssfeer van deze richtlijn vallen;

Overwegende dat de voorwaarden die voor materiaal zijn vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 3626/82 van de Raad van 3 december 1982 betreffende de toepassing in de Gemeenschap van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantesoorten (7), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 558/95 van de Commissie (8) en bij Richtlijn 90/220/EEG van de Raad van 23 april 1990 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu (9), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 94/15/EG van de Commissie (10) en bij andere meer specifieke communautaire voorschriften inzake bedreigde in het wild levende dier- en plantesoorten en genetisch gewijzigde organismen, niet binnen de werkingssfeer van deze richtlijn vallen;

Overwegende dat de in deze richtlijn vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Planteziektenkundig Comité,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Onverminderd het bepaalde in de Beschikkingen 80/862/EEG en 93/447/EEG van de Commissie voor, respectievelijk, aardappelteeltmateriaal en grond en groeimedium, zien de Lid-Staten erop toe dat voor alle activiteiten voor proefnemingen of wetenschappelijke doeleinden en selectiewerkzaamheden, hierna "activiteiten" genoemd, waarbij gebruik zal worden gemaakt van schadelijke organismen, planten, plantaardige produkten en andere materialen als bedoeld in artikel 3, lid 7, onder e), artikel 4, lid 5, artikel 5, lid 5, en artikel 12, lid 3 quater, van Richtlijn 77/93/EEG, hierna "materiaal" genoemd, bij de verantwoordelijke officiële instanties een aanvraag wordt ingediend, voordat dergelijk materiaal in een Lid-Staat of in de voor het betrokken materiaal als beschermd aangemerkte gebieden van een Lid-Staat wordt binnengebracht of naar een andere plaats overgebracht.

2. In de in lid 1 bedoelde aanvraag worden ten minste de volgende gegevens medegedeeld:

- de naam en het adres van de voor de activiteiten verantwoordelijke persoon;

- de wetenschappelijke naam of namen van het materiaal, en indien van toepassing ook de betrokken schadelijke organismen;

- het soort materiaal;

- de hoeveelheid materiaal;

- de plaats van oorsprong van het materiaal, met geschikte bewijsstukken voor materiaal dat vanuit een derde land wordt binnengebracht;

- de duur, de aard en de doeleinden van de voorgenomen activiteiten met, ten minste, een samenvatting van de werkzaamheden en een specificatie voor proefnemingen of wetenschappelijke doeleinden of selectiewerkzaamheden;

- het adres en de beschrijving van de specifieke plaats of plaatsen waar het materiaal in quarantaine wordt gehouden en indien van toepassing wordt onderzocht;

- indien van toepassing, de plaats waar het materiaal onmiddellijk na de officiële vrijgave wordt opgeslagen of uitgeplant;

- indien van toepassing, de voorgestelde methode voor vernietiging of behandeling van het materiaal na afloop van de goedgekeurde activiteiten;

- de voorgestelde plaats van binnenkomst in de Gemeenschap voor materiaal dat uit een derde land zal worden binnengebracht.

Artikel 2

1. De Lid-Staten die een in lid 1 bedoelde aanvraag hebben ontvangen, keuren de betrokken activiteiten goed, zodra is komen vast te staan dat aan de in bijlage I vastgestelde algemene voorwaarden is voldaan.

De Lid-Staten trekken de voornoemde goedkeuring in, zodra wordt vastgesteld dat niet meer aan de in bijlage I vastgestelde algemene voorwaarden is voldaan.

2. Nadat zij de in lid 1 bedoelde activiteiten hebben goedgekeurd, staan de Lid-Staten toe dat het in de aanvraag vermelde materiaal in de Lid-Staat of in het betrokken beschermde gebied wordt binnengebracht of naar een andere plaats overgebracht, op voorwaarde dat het materiaal steeds vergezeld gaat van een vergunning voor het binnenbrengen of het naar een andere plaats overbrengen van schadelijke organismen, planten, plantaardige produkten en andere materialen voor proefnemingen of wetenschappelijke doeleinden en voor selectiewerkzaamheden, hierna "vergunning" te noemen, die overeenkomt met het model in bijlage II en is afgegeven door de verantwoordelijke officiële instantie van de Lid-Staat waar de activiteiten zullen worden uitgeoefend; voorts geldt het volgende:

a) Voor materiaal van oorsprong uit de Gemeenschap moet:

i) wanneer de plaats van oorsprong zich in een andere Lid-Staat bevindt, de voornoemde vergunning officieel door de Lid-Staat van oorsprong worden geviseerd voor het vervoer van het materiaal onder quarantainevoorwaarden, en ii) voor planten, plantaardige produkten en andere materialen, genoemd in bijlage V, deel A, van Richtlijn 77/93/EEG, het materiaal ook vergezeld gaan van een plantenpaspoort dat overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 77/93/EEG is afgegeven op grond van het in artikel 6 van genoemde richtlijn bedoelde onderzoek waarbij aan de in vorengenoemd artikel vervatte eisen blijkt te zijn voldaan, behalve voor wat betreft de schadelijke organismen ten aanzien waarvan de activiteiten overeenkomstig lid 1, eerste alinea, zijn goedgekeurd. Op het plantenpaspoort moet de vermelding "Dit materiaal wordt op grond van Richtlijn 95/44/EG naar een andere plaats overgebracht" worden aangebracht.

Ingeval het adres van de specifieke plaats of plaatsen waar het materiaal in quarantaine wordt gehouden zich in een andere Lid-Staat bevindt, moet de voor de afgifte van het plantenpaspoort verantwoordelijke Lid-Staat een plantenpaspoort afgeven op basis van de gegevens betreffende de in lid 1, eerste alinea, bedoelde goedkeuring, die hij officieel van de voor de goedkeuring van de activiteiten verantwoordelijke Lid-Staat heeft ontvangen en, op voorwaarde dat de verzekering wordt gegeven dat tijdens de overbrenging van het materiaal de quarantainevoorwaarden in acht zullen worden genomen, en b) voor materiaal dat uit een derde land wordt binnengebracht:

i) moeten de Lid-Staten garanderen dat voornoemde vergunning wordt afgegeven op basis van geschikte bewijsstukken ten aanzien van de plaats van oorsprong van het materiaal, en ii) voor planten, en plantaardige produkten en andere voorwerpen als vermeld in bijlage V, deel B, van Richtlijn 77/93/EEG moet het materiaal, zo mogelijk, ook vergezeld gaan van een fytosanitair certificaat dat overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 77/93/EEG in het land van oorsprong is afgegeven op grond van het in artikel 6 van genoemde richtlijn bedoelde onderzoek waarbij aan de in vorengenoemd artikel vervatte eisen blijkt te zijn voldaan, behalve voor wat betreft de schadelijke organismen ten aanzien waarvan de activiteiten overeenkomstig lid 1, eerste alinea, zijn goedgekeurd.

In de rubriek "Aanvullende verklaring" van het certificaat wordt de vermelding "Deze partij wordt ingevoerd op grond van Richtlijn 95/44/EG" aangebracht en wordt indien van toepassing aangegeven welk(e) schadelijk(e) organime(n) het betreft.

De Lid-Staten moeten er in ieder geval voor zorgen, dat het materiaal bij het vorenbedoelde binnenbrengen of overbrengen onder quarantainevoorwaarden wordt bewaard en direct en onmiddellijk naar de in de aanvraag vermelde plaats of plaatsen wordt gebracht.

3. De verantwoordelijke officiële instantie houdt toezicht op de goedgekeurde activiteiten en ziet erop toe dat:

a) gedurende de gehele duur van de activiteiten aan de quarantainevoorwaarden en aan de andere algemene voorwaarden die zijn vastgesteld overeenkomstig bijlage I is voldaan, waartoe zij de lokalen en activiteiten op gezette tijden controleert;

b) de hierna voor elke soort goedgekeurde activiteiten te volgen werkwijze wordt toegepast, namelijk dat i) voor planten, plantaardige produkten en andere materialen die bestemd zijn om uit quarantaine te worden vrijgegeven:

- de planten, plantaardige produkten of andere materialen pas worden vrijgegeven na goedkeuring door de verantwoordelijke officiële instantie, hetgeen hierna de "officiële vrijgave" zal worden genoemd. Vóór de officiële vrijgave moeten de planten, de plantaardige produkten of de andere materialen aan officiële quarantainemaatregelen zijn onderworpen en getest, en daarbij vrij zijn bevonden van schadelijke organismen, tenzij het een schadelijk organisme betreft waarvan bekend is dat het in de Gemeenschap voorkomt en het niet vermeld is in Richtlijn 77/93/EEG;

- de quarantainemaatregelen, inclusief tests, worden uitgevoerd door wetenschappelijk gekwalificeerd personeel van voornoemde instantie of van een officieel erkend instituut en overeenkomstig de in bijlage III bij deze richtlijn voor planten, plantaardige produkten en andere materialen vastgestelde bepalingen;

- planten, plantaardige produkten of andere materialen die bij deze quarantainemaatregelen niet vrij zijn bevonden van de in het eerste streepje bedoelde schadelijke organismen, en andere planten, plantaardige produkten of andere materialen die daarmee in contact zijn geweest of erdoor zouden kunnen zijn besmet, worden vernietigd of een adequate officieel erkende behandeling ondergaan of aan een officiële quarantainemaatregel worden onderworpen, ten einde de betrokken schadelijke organismen uit te roeien; het bepaalde in ii), tweede streepje, hierna is van overeenkomstige toepassing.

ii) voor al het overige materiaal (met inbegrip van schadelijke organismen), bij het einde van de goedgekeurde activiteiten en voor alle materiaal waarvan is vastgesteld dat het tijdens de activiteiten is besmet:

- het materiaal (met inbegrip van de schadelijke organismen en besmet materiaal) en alle planten, plantaardige produkten en andere materialen waarmee het in contact is gekomen of die erdoor zouden kunnen zijn besmet, worden vernietigd, gesteriliseerd of op de door de verantwoordelijke officiële instantie aangegeven wijze behandeld, en - de lokalen en voorzieningen waar de betrokken activiteiten hebben plaatsgevonden, worden zoals nodig is gesteriliseerd of schoongemaakt op de door de verantwoordelijke officiële instantie aangegeven wijze.

c) besmetting van het materiaal door schadelijke organismen als genoemd in Richtlijn 77/93/EEG en andere schadelijke organismen die door de bevoegde officiële instantie worden geacht een risico voor de Gemeenschap in te houden en die tijdens de activiteit is ontdekt, onmiddellijk aan de verantwoordelijke officiële instantie wordt gemeld door de voor de activiteiten verantwoordelijke persoon, waarbij tevens alle voorvallen worden vermeld waardoor de vorengenoemde organismen in het milieu zijn terechtgekomen.

4. De Lid-Staten zien erop toe, dat voor activiteiten waarbij gebruik wordt gemaakt van planten, plantaardige produkten en andere materialen als vermeld in bijlage III bij Richtlijn 77/93/EEG, die niet zijn bedoeld in deel A, afdelingen I, II en III van bijlage III bij de onderhavige richtlijn, passende quarantainemaatregelen, met inbegrip van tests, worden uitgevoerd. Deze quarantainemaatregelen moeten aan de Commissie en aan de andere Lid-Staten worden gemeld. De bijzonderheden van deze quarantainemaatregelen moeten worden opgenomen in bijlage III bij de onderhavige richtlijn zodra de nodige technische informatie beschikbaar is.

Artikel 3

1. Vóór 1 september van elk jaar doen de Lid-Staten de Commissie en de andere Lid-Staten een lijst toekomen, met vermelding van de betrokken hoeveelheden, van gevallen waarin op grond van deze richtlijn in de voorafgaande periode van één jaar die eindigt op 30 juni, goedkeuring is verleend voor het binnenbrengen en voor het overbrengen van materiaal, en van de gevallen waarin tijdens dezelfde periode een besmetting van dergelijk materiaal met schadelijke organismen is vastgesteld, die is bevestigd tijdens de quarantainemaatregelen, met inbegrip van de tests, die zijn uitgevoerd op grond van het bepaalde in bijlage III.

2. De Lid-Staten werken, via de overeenkomstig artikel 1, lid 6, van Richtlijn 77/93/EEG opgerichte of ingestelde instanties, op administratief gebied samen met het oog op het verstrekken van gegevens betreffende quarantainevoorwaarden en de maatregelen die worden vastgesteld in verband met de in het kader van deze richtlijn goedgekeurde activiteiten.

Artikel 4

1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om op 1 februari 1996 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen verwezen naar de onderhavige richtlijn of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels van deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

2. De Lid-Staten delen de Commissie onmiddellijk alle bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. De Commissie stelt de andere Lid-Staten daarvan in kennis.

Artikel 5

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 6

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 26 juli 1995.

Voor de Commissie Franz FISCHLER Lid van de Commissie

BIJLAGE I

1. Voor de toepassing van artikel 2, lid 1, van de onderhavige richtlijn gelden de volgende algemene voorwaarden:

- de aard en de doeleinden van de activiteiten waarvoor materiaal wordt binnengebracht of naar een andere plaats wordt overgebracht, zijn door de verantwoordelijke officiële instantie onderzocht, waarbij deze tot de conclusie is gekomen dat het inderdaad proefnemingen of wetenschappelijke doeleinden en selectiewerkzaamheden als bedoeld in Richtlijn 77/93/EEG, betreft;

- de quarantainevoorwaarden in de lokalen en inrichtingen op de plaats of de plaatsen waar de activiteiten zullen plaatsvinden zijn door de verantwoordelijke officiële instantie geïnspecteerd om na te gaan of ze voldoen aan de in punt 2 bepaalde voorschriften en zijn door de verantwoordelijke officiële instantie goedgekeurd;

- de verantwoordelijke officiële instantie laat niet meer materiaal toe dan geschikt is voor de toegestane activiteiten, en in geen geval meer dan overeenkomt met de capaciteit van de beschikbare quarantainevoorzieningen;

- de verantwoordelijke officiële instantie heeft de wetenschappelijke en technische kwalificatie van het personeel dat de activiteiten uitvoert, onderzocht en goedgekeurd.

2. Voor de toepassing van punt 1 moeten de quarantainevoorwaarden in de lokalen en de inrichtingen op de plaats of de plaatsen waar de activiteiten zullen worden uitgevoerd een veilige behandeling van het materiaal garanderen om te voorkomen dat de betrokken schadelijke organismen kunnen ontsnappen en zich kunnen verspreiden. Voor elke in de aanvraag vermelde activiteit moet het risico van verspreiding van de schadelijke organismen die onder quarantainevoorwaarden worden gehouden, door de verantwoordelijke officiële instantie worden beoordeeld, waarbij rekening moet worden gehouden met de aard van het materiaal en de beoogde activiteit, de biologie van de schadelijke organismen, hun wijze van verspreiding, de wisselwerking met de omgeving en andere factoren die voor de beoordeling van het door het betrokken materiaal geboden risico relevant zijn. Resulterend uit de risicobeoordeling, stelt de verantwoordelijke officiële instantie de volgende maatregelen vast die zij dienstig acht:

a) de volgende quarantainemaatregelen met betrekking tot de lokalen, installaties en werkmethoden:

- fysieke isolatie ten opzichte van alle ander materiaal van planten of schadelijke organismen, waarbij tevens aandacht moet worden besteed aan de beheersing van de vegetatie in de omgeving,

- aanwijzing van een contactpersoon die verantwoordelijk is voor de activiteiten,

- reserveren van de toegang tot lokalen en inrichtingen en tot de omgeving, in voorkomend geval, voor met name genoemd personeel,

- adequate indentificatie van de lokalen en inrichtingen, met vermelding van de aard van de activiteiten en het verantwoordelijke personeel,

- bijhouden van een register van de uitgevoerde activiteiten en een handboek met werkmethoden, waarin ook de procedures worden vermeld die moeten worden gevolgd indien schadelijke organismen uit quarantaine ontsnappen,

- adequate veiligheids- en alarmsystemen,

- adequate controlemaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding van schadelijke organismen in de lokalen te voorkomen,

- gecontroleerde procedures voor bemonstering en overbrenging tussen lokalen en inrichtingen van materiaal,

- indien van toepassing, gecontroleerde verwijdering van afval, grond en water,

- adequate hygiënische en ontsmettingsmethodes en -installaties ten behoeve van het personeel, voorzieningen en -apparatuur,

- adequate maatregelen en installaties voor het verwijderen van proefmateriaal,

- adequate indexeringsfaciliteiten en procedures (met inbegrip van tests),

en b) aanvullende quarantainemaatregelen, naar gelang van de specifieke biologie en epidemiologie van het betrokken materiaal en van de goedgekeurde activiteiten,

- bewaring in inrichtingen met een afzonderlijke kamer met toegang voor het personeel via een dubbele deur,

- bewaring bij onderdruk,

- bewaring in recipiënten waaruit schadelijke organismen niet kunnen ontsnappen, met adequate maaswijdten en andere hinderpalen, bij voorbeeld waterscherm voor mijten, gesloten grondcontainers voor nematoden, elektrische insectenvallen,

- isolatie ten opzichte van andere schadelijke organismen en materiaal, bij voorbeeld virusoverbrengende plantenvoeding of gastmateriaal,

- bewaring van veredelingsmateriaal in kweekkooien met hanteringsapparatuur,

- geen kruising van schadelijke organismen met inheemse stammen of soorten,

- verbod op continukweek van de schadelijke organismen,

- bewaring onder zodanige omstandigheden dat vermenigvuldiging van het schadelijk organisme strikt wordt beheerst, bij voorbeeld onder zodanige omgevingsomstandigheden dat geen diapause kan plaatsvinden,

- bewaring onder zodanige omstandigheden dat verspreiding van besmette deeltjes niet mogelijk is, bij voorbeeld luchtstromen moeten worden vermeden,

- controlemethoden om te verifiëren dat de kweek van schadelijke organismen vrij is van parasieten en andere schadelijke organismen,

- adequate controleprogramma's voor het materiaal, ten einde mogelijke vectoren te elimineren,

- voor activiteiten in vitro: behandeling van het materiaal onder steriele omstandigheden: het laboratorium moet zijn uitgerust voor een aseptische werkwijze,

- bewaring van schadelijke organismen die door vectoren worden overgebracht onder zodanige omstandigheden dat zij niet via de vector kunnen worden verspreid, bij voorbeeld onder gaas met adequate maaswijdte, afzondering van grond,

- passende isolatie in bepaalde seizoenen om ervoor te zorgen dat de activiteiten worden uitgevoerd in een periode waarin er weinig risico bestaat voor de gezondheid van de planten.

BIJLAGE II

Model-Vergunning voor het binnenbrengen en/of verkeer van schadelijke organismen, planten, plantaardige produkten en andere materialen voor proefnemingen of wetenschappelijke doeleinden en selectiewerkzaamheden

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

EUROPESE GEMEENSCHAP VERGUNNING 1. Naam en adres van de verzender/Plantenziektenkundige Dienst van het land van oorsprong 2. Naam en adres van de verantwoordelijke persoon voor de goedgekeurde activiteiten Vergunning voor het binnenbrengen en/of verkeer van schadelijke organismen, planten, plantaardige produkten en andere materialen voor proefnemingen of wetenschappelijke doeleinden en selectiewerkzaamheden (onder Richtlijn 95/44/EG) 3. Naam van de verantwoordelijke officiële dienst van de Lid-Staat van afgifte 4. Adres en beschrijving van de specifieke plaats of plaatsen waar het materiaal in quarantaine wordt gehouden 5. Plaats van oorsprong (met schriftelijk bewijs toegevoegd voor materiaal dat van oorsprong is uit een derde land) 6. Nummer van het plantenpaspoort 7. Opgegeven plaats van binnenkomst voor materiaal dat binnenkomt vanuit een derde land of het nummer van het fytosanitair certificaat 8. Wetenschappelijke naam of namen van het materiaal, inclusief het betreffende schadelijke organisme 9. Hoeveelheid materiaal 10. Type materiaal 11. Aanvullende verklaring Dit materiaal is geïntroduceerd in /in het verkeer gebracht in(1) de Gemeenschap onder Richtlijn 95/44/EG. 12. Aanvullende informatie 13. Bekrachtiging door de verantwoordelijke officiële dienst van de Lid-Staat van oorsprong van het materiaal 14. Stempel van de verantwoordelijke officiële dienst van afgifte Plaats van bekrachtiging: Plaats van afgifte:

Datum: Datum:

Naam en handtekening van de bevoegde functionaris: Naam en handtekening van de bevoegde functionaris:

(1) Schrappen wat niet van toepassing is.

>EIND VAN DE GRAFIEK>

BIJLAGE III

QUARANTAINEMAATREGELEN, INCLUSIEF TESTS, VOOR PLANTEN, PLANTAARDIGE PRODUKTEN EN ANDERE MATERIALEN DIE VOOR VRIJGAVE UIT QUARANTAINE BESTEMD ZIJN

DEEL A

Voor bepaalde planten, plantaardige produkten en andere materialen, vermeld in bijlage III bij Richtlijn 77/93/EEG

Afdeling I: Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf., en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden 1. Het plantaardig materiaal moet indien van toepassing de passende behandelingen ondergaan als aangegeven in de FAO/IPGRI Technical Guidelines.

2. Wanneer het plantaardig materiaal de in punt 1 bedoelde behandelingen heeft ondergaan, wordt de hele partij geïndexeerd. Al het plantaardig materiaal, ook de planten voor indexering, worden onder de in bijlage I vastgestelde quarantainevoorwaarden in de goedgekeurde voorzieningen gehouden. Plantaardig materiaal dat moet worden gekeurd voor officiële vrijgave moet worden gehouden onder omstandigheden die een normale vegatatiecyclus mogelijk maken en moeten visueel worden gekeurd op tekenen en symptomen van schadelijke organismen, met inbegrip van alle relevante schadelijke organismen die zijn vermeld in Richtlijn 77/93/EEG, bij aankomst en daarna, op geschikte tijdstippen, tijdens de indexeerperiode.

3. Voor de toepassing van punt 2 wordt het plantaardig materiaal volgens de onderstaande methode geïndexeerd op schadelijke organismen (opsporing en identificatie):

3.1. Voor het testen zal gebruik worden gemaakt van passende laboratoriummethoden en, indien van toepassing, indicatorplanten, onder meer Citrus sinensis (L.) Osbeck, C. aurantifolia Christm. Swing, C. medica L., C. reticulata Blanco en Sesamum L. teneinde de aanwezigheid van ten minste de volgende schadelijke organismen te kunnen opsporen:

a) Citrus greening bacterium,

b) Citrus variegated chlorosis,

c) Citrus mosaic virus,

d) Citrus tristeza virus (alle isolaten),

e) Citrus vein enation woody gall,

f) Leprosis,

g) Naturally spreading psorosis,

h) Phoma tracheiphila (Petri) Kanchaveli & Gikashvili,

i) Satsuma dwarf virus,

j) Spiroplasma citri Saglio et al,

k) Tatter leaf virus,

l) Witches' broom (MLO),

m) Xanthomonas campestris (alle voor Citrus pathogene stammen).

3.2. Voor ziekten zoals Blight en Blight-like, waarvoor er geen snelle indexeermethode bestaat, moet het plantaardig materiaal bij aankomst door enting van meristemen op steriel opgekweekte zaailingonderstammen zijn verkregen, overeenkomstig de FAO/IPGRI Technical Guidelines, en moeten de daaruit voortgekomen planten worden onderworpen aan de in punt 1 bedoelde behandelingen.

4. Plantaardig materiaal dat visueel is onderzocht als bedoeld in punt 2 en waarop tekenen en symptomen van schadelijke organismen zijn waargenomen, wordt verder onderzocht en, zo nodig getest om, voor zover dat mogelijk is, de identiteit te achterhalen van de schadelijke organismen die tekenen en symptomen hebben veroorzaakt.

Afdeling II: Planten van Cydonia Mill., Malus Mill., Prunus L. en Pyrus L., en hybriden daarvan, en Fragaria L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden 1. Het plantaardig materiaal moet indien van toepassing de passende behandelingen ondergaan als aangegeven in de FAO/IPGRI Technical Guidelines.

2. Wanneer het plantaardig materiaal de in punt 1 bedoelde behandelingen heeft ondergaan, wordt de hele partij geïndexeerd. Al het plantaardig materiaal, ook de planten voor indexering, worden onder de in bijlage I vastgestelde quarantainevoorwaarden in de goedgekeurde voorzieningen gehouden. Plantaardig materiaal dat moet worden gekeurd voor officiële vrijgave moet worden gehouden onder omstandigheden die een normale vegetatiecyclus mogelijk maken en moeten visueel worden gekeurd op tekenen en symptomen van schadelijke organismen, met inbegrip van alle relevante schadelijke organismen die zijn vermeld in Richtlijn 77/93/EEG, bij aankomst en daarna, op geschikte tijdstippen, tijdens de indexeerperiode.

3. Voor de toepassing van punt 2 wordt het plantaardig materiaal volgens de onderstaande methoden onderzocht op schadelijke organismen (opsporing en identificatie):

3.1. Voor Fragaria L. moet, ongeacht het land van oorsprong van het plantmateriaal, bij het onderzoek gebruik worden gemaakt van adequate laboratoriummethoden en, indien van toepassing, indicatorplanten, onder meer Fragaria vesca, F. virginiana en Chenopodium spp, teneinde de aanwezigheid van ten minste de volgende schadelijke organismen te kunnen opsporen:

a) Arabis mosaic virus,

b) Raspberry ringspot virus,

c) Strawberry crinkle virus,

d) Strawberry latent "C" virus,

e) Strawberry latent ringspot virus,

f) Strawberry mild yellow edge virus,

g) Strawberry vein banding virus,

h) Strawberry witches' broom mycoplasm,

i) Tomato black ring virus,

j) Tomato ringspot virus,

k) Colletotrichum acutatum Simmonds,

l) Phytophthora fragariae Hickman var fragariae Wilcox & Duncan,

m) Xanthomonas fragariae Kennedy & King.

3.2. Malus Mill:

i) indien het plantaardig materiaal van oorsprong is uit een land waarvan niet bekend is dat het vrij is van een van de volgende schadelijke organismen:

a) Apple proliferation mycoplasm, of b) Cherry rasp leaf virus (Amerikaans),

moet bij het testen gebruik worden gemaakt van adequate laboratoriummethoden en, indien van toepassing, van indicatorplanten voor het opsporen van betrokken schadelijke organismen,

en ii) ongeacht het land van oorsprong van het plantaardig materiaal, moet bij het testen gebruik worden gemaakt van adequate laboratoriummethoden en, indien van toepassing, indicatorplanten, teneinde de aanwezigheid van ten minste de volgende schadelijke organismen te kunnen opsporen:

a) Tobacco ringspot virus,

b) Tomato ringspot virus,

c) Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al.

3.3. Plantaardig materiaal van Prunus L. voor zover dat voor de desbetreffende Prunus-soort van toepassing is:

i) indien het plantaardig materiaal van oorsprong is uit een land waarvan niet bekend is dat het vrij is van een van de volgende schadelijke organismen:

a) Apricot chlorotic leafroll mycoplasm,

b) Cherry rasp leaf virus (Amerikaans) of c) Pseudomonas syringae pv. persicae (Prunier et al.) Young et al.,

moet bij het testen gebruik worden gemaakt van adequate laboratoriummethoden en, indien van toepassing, van indicatorplanten voor het opsporen van de betrokken schadelijke organismen,

en ii) ongeacht het land van oorsprong van het plantaardig materiaal, moet bij het testen gebruik worden gemaakt van adequate laboratoriummethoden en, indien van toepassing, van indicatorplanten, teneinde ten minste de aanwezigheid van de volgende schadelijke organismen te kunnen opsporen:

a) Little cherry pathogen (niet-Europese isolaten),

b) Peach mosaic virus (Amerikaans),

c) Peach phony rickettsia,

d) Peach rosette mosaic virus,

e) Peach rosette mycoplasm,

f) Peach X-disease mycoplasm,

g) Peach yellows mycoplasm,

h) Plum line pattern virus (Amerikaans),

i) Plum pox virus,

j) Tomato ringspot virus,

k) Xanthomonas campestris pv. pruni (Smith) Dye.

3.4. Cydonia Mill. en Pyrus L.:

ongeacht de oorsprong van het plantaardig materiaal, moet bij het onderzoek gebruik worden gemaakt van adequate laboratoriummethoden en, indien van toepassing van indicatorplanten, teneinde de aanwezigheid van ten minste de volgende schadelijke organismen te kunnen opsporen:

a) Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al.,

b) Pear decline mycoplasm.

4. Plantaardig materiaal dat visueel is onderzocht als bedoeld in punt 2 en waarop tekenen en symptomen van schadelijke organismen zijn waargenomen, wordt verder onderzocht en, zo nodig getest om, voor zover dat mogelijk is, de identiteit te achterhalen van de schadelijke organismen die tekenen en symptomen hebben veroorzaakt.

Afdeling III: Planten van Vitis L., met uitzondering van vruchten 1. Het plantaardig materiaal moet indien van toepassing de passende behandelingen ondergaan als aangegeven in de FAO/IPGRI Technical Guidelines.

2. Wanneer het plantaardig materiaal de in punt 1 bedoelde behandelingen heeft ondergaan, wordt de hele partij getoetst. Al het plantaardig materiaal, ook het toetsmateriaal, wordt onder de in bijlage I vastgestelde quarantainevoorwaarden in de goedgekeurde voorzieningen gehouden. Plantaardig materiaal dat moet worden goedgekeurd met het oog op officiële vrijgave moet worden gehouden onder voorwaarden die een normale vegetatiecyclus mogelijk maken en moet visueel worden gekeurd op tekenen en symptomen van schadelijke organismen, van in ieder geval Daktulosphaira vitifoliae (Fitch) en alle andere relevante schadelijke organismen die zijn vermeld in Richtlijn 77/93/EEG, bij aankomst en op gepaste tijdstippen daarna, tijdens de toetsperiode.

3. Voor de toepassing van punt 2 wordt het plantaardig materiaal volgens onderstaande methoden onderzocht op schadelijke organismen (opsporing en identificatie):

3.1. Indien het plantaardig materiaal van oorsprong is uit een land waarvan niet bekend is dat het vrij is van de volgende schadelijke organismen:

i) Ajinashika disease Bij het testen wordt gebruik gemaakt van een adequate laboratoriummethode. Wanneer het resultaat negatief is, wordt het materiaal getoetst op het wijnstokras Koshu en gedurende ten minste twee vegetatiecycli geobserveerd.

ii) Grapevine stunt virus Bij het onderzoek wordt gebruik gemaakt van adequate indicatorplanten, onder meer het wijnstokras Campbell Early, en wordt gedurende één jaar geobserveerd.

iii) Summer mottle Bij het onderzoek wordt gebruik gemaakt van adequate indicatorplanten, onder meer de wijnstokrassen Sideritis, Cabernet-Franc en Mission.

3.2. Ongeacht het land van oorsprong van het plantaardig materiaal, moet bij het testen gebruik worden gemaakt van adequate laboratoriummethoden en, indien van toepassing, van indicatorplanten, teneinde de aanwezigheid van ten minste de volgende schadelijke organismen te kunnen opsporen:

a) Blueberry leaf mottle virus,

b) Grapevine Flavescence dorée MLO en andere vergelingsziekten van wijnstokken,

c) Peach rosette mosaic virus,

d) Tobacco ringspot virus,

e) Tomato ringspot virus ("yellow vein"-stam en andere stammen),

f) Xylella fastidiosa (Well & Raju),

g) Xylophilus ampelinus (Panagopoulos) Willems et al.

4. Plantaardig materiaal dat visueel is onderzocht als bedoeld in punt 2 en waarop tekenen en symptomen van schadelijke organismen zijn waargenomen, wordt verder onderzocht en, zo nodig, getest om, voor zover dat mogelijk is, de identiteit te achterhalen van de schadelijke organismen die tekenen en symptomen hebben veroorzaakt.

DEEL B

Voor planten, plantaardige produkten en andere materialen die zijn vermeld in de bijlagen II en IV bij Richtlijn 77/93/EEG

1. De officiële quarantainemaatregelen omvatten een adequate inspectie of tests voor het opsporen van de schadelijke organismen die zijn vermeld in de bijlagen I en II bij Richtlijn 77/93/EEG en worden in voorkomend geval toegepast overeenkomstig de bijzondere eisen die in bijlage IV bij Richtlijn 77/93/EEG voor specifieke schadelijke organismen zijn vastgesteld. Overeenkomstig deze bijzondere eisen moeten voor de quarantainemaatregelen de methoden worden gebruikt die zijn vastgesteld in bijlage IV bij Richtlijn 77/93/EEG of andere equivalente methoden die officieel zijn erkend.

2. De planten, plantaardige produkten en andere materialen moeten overeenkomstig het bepaalde in punt 1 vrij zijn bevonden van de in de bijlagen I, II en IV bij Richtlijn 77/93/EEG voor de voornoemde planten, plantaardige produkten en andere materialen vermelde schadelijke organismen.