31995D0352

95/352/EG: Beschikking van de Commissie van 25 juli 1995 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften en de voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer van Crassostrea gigas uit derde landen, met het oog op heruitzetting in communautaire wateren

Publicatieblad Nr. L 204 van 30/08/1995 blz. 0013 - 0019


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 25 juli 1995 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften en de voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer van Crassostrea gigas uit derde landen, met het oog op heruitzetting in communautaire wateren (Voor de EER relevante tekst) (95/352/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/67/EEG van de Raad van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het in de handel brengen van aquicultuurdieren en aquicultuurprodukten (1), laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden, en met name op artikel 19, lid 4, artikel 20 en artikel 21,

Overwegende dat Crassostrea gigas de voornaamste oestersoort is die in de Gemeenschap wordt gekweekt en dus een belangrijke economische factor vormt en voor de in de aquicultuursector werkzame personen een belangrijke bron van inkomsten is;

Overwegende dat bepaalde, voor de Gemeenschap exotische ziekten in derde landen algemeen verspreid zijn en een verwoestend effect op de oesterteelt zouden kunnen hebben indien zij de Gemeenschap zouden worden binnengebracht;

Overwegende dat moet worden voorkomen dat dergelijke ziekten de Gemeenschap worden binnengebracht;

Overwegende dat het gevaar voor insleep van ziekten het grootst is wanneer oesters worden binnengebracht om te worden heruitgezet in communautaire wateren; dat, wanneer er geen adequate methoden zijn voor het ontsmetten van het afvalwater van opslag- en zuiveringstanks voor oesters, dat gevaar ook bestaat wanneer oesters worden binnengebracht om vóór consumptie tijdelijk in dergelijke installaties op het grondgebied van de Gemeenschap te worden opgeslagen;

Overwegende dat daarom een besluit tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften, de voorschriften inzake veterinaire certificering en de derde landen waaruit Crassostrea gigas mag worden binnengebracht om te worden heruitgezet, slechts voorlopig kan zijn in afwachting van verdere informatie over de diergezondheidssituatie en de organisatie van de inspectiediensten in de nog niet in de lijst opgenomen derde landen;

Overwegende dat de onbedoelde invoer van andere soorten weekdieren in partijen Crassostrea gigas een aanzienlijke bedreiging vormt voor de diergezondheid; dat de partijen bijgevolg vóór verzending moeten worden gecontroleerd;

Overwegende dat deze beschikking niets afdoet aan de gezondheidsvoorschriften die zijn vastgesteld bij Richtlijn 91/492/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van levende tweekleppige weekdieren (2);

Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Veterinair Comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De Lid-Staten staan de invoer uit de in bijlage I vermelde landen toe van weekdieren van de soort Crassostrea gigas die bestemd zijn om te worden heruitgezet in de wateren van de Gemeenschap of om te worden verwaterd in zuiveringsinstallaties die in verbinding staan met wateren van de Gemeenschap, voor zover:

1. aan de volgende invoervoorwaarden wordt voldaan:

a) op de dag van lading moet zijn gecontroleerd of zij aan de in artikel 3, lid 1, van Richtlijn 91/67/EEG vastgestelde voorschriften voldoen;

b) zij moeten zijn gekweekt en geoogst in de nationale wateren van het land van herkomst en moeten daar gedurende hun hele ontwikkelingscyclus verbleven hebben;

c) zij moeten komen uit een gebied dat door de bevoegde autoriteit vrij is verklaard van Microcytos mackini en van Oyster Velar Disease overeenkomstig de bemonsteringsvoorschriften en diagnosemethoden die zijn vastgesteld in bijlage II, en waar, met uitzondering van marteiliose (Marteilia refringens) en bonamiose (Bonamia ostreae), geen andere belangrijke ziekten van tweekleppige weekdieren voorkomen;

d) zij moeten vóór het laden op de in bijlage III omschreven wijze zijn gecontroleerd op de afwezigheid van andere soorten tweekleppige weekdieren;

2. zij vergezeld gaan van een diergezondheidscertificaat volgens het in bijlage IV vastgestelde model.

Artikel 2

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 oktober 1995.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 25 juli 1995.

Voor de Commissie Franz FISCHLER Lid van de Commissie

BIJLAGE I

Voorlopige lijst van derde landen van waaruit Crassostrea gigas mag worden ingevoerd om in de Gemeenschap te worden heruitgezet

(AU) Australië (CA) Canada (NZ) Nieuw-Zeeland (US) Verenigde Staten van Amerika

BIJLAGE II

Bemonsteringsvoorschriften en diagnosemethoden om bepaalde gebieden vrij te verklaren van Microcytos mackini en van Oyster Velar Disease (iridovirosen)

A. BEMONSTERINGSVOORSCHRIFTEN 1. BEMONSTERING 1.1. Bemonsteringsplaatsen Voor ieder afzonderlijk gebied moet op zodanige wijze een aantal bemonsteringsplaatsen worden geselecteerd dat de kans op ontdekking van eventueel aanwezige pathogenen maximaal is. Bij de selectie moet rekening worden gehouden met parameters die invloed hebben op de ontwikkeling van de pathogenen, zoals de uitzaaidichtheid, de stromingen en de ontwikkelingscyclus van de weekdieren.

Per gebied moeten ten minste drie bemonsteringsplaatsen worden geselecteerd. Het aantal plaatsen moet groter zijn voor grote gebieden met meerdere afzonderlijke subgebieden waar de voor deze ziekten gevoelige soort wordt gekweekt.

Indien mogelijk wordt ten minste één monster van natuurlijke oesterbedden genomen. Alle weekdieren met afwijkingen (abnormale groei, openstaande schelpen) moeten worden geselecteerd.

1.2. Periode en frequentie van bemonstering De frequentie van de controles is afgestemd op de besmettingsperiode; de controles moeten na die periode worden uitgevoerd. Voor de bepaling van de controleperioden moet ook rekening worden gehouden met het overbrengen van de weekdieren, wat gewoonlijk in de lente en in de herfst gebeurt.

Daarom moet tweemaal per jaar (lente/herfst) voor Microcytos en voor iridovirus worden bemonsterd.

1.3. Monstergrootte De eerste twee jaar, d.i. voordat de status van erkend gebied wordt toegekend, moet voor iedere bemonsteringsplaats een monster worden genomen van 150 stuks, of een aantal dat groot genoeg is om bij een prevalentie van 2 % zeker te zijn van detectie van pathogenen met een betrouwbaarheidsinterval van 95 %.

2. VERZENDING VAN DE MONSTERS De monsters moeten binnen 24 uur na de monsterneming in het erkende laboratorium aankomen. Om de oesters in een goede conditie te houden, moeten zij volgens de gangbare normen zijn verpakt. Elk monster moet voorzien zijn van een etiket waarop duidelijk de plaats van monsterneming en (eventueel) de anamnese zijn aangegeven.

3. MACROSCOPISCH ONDERZOEK De weekdieren moeten voorzichtig worden geopend om de weefsels, vooral de mantel, de kieuwen, het hart en de spijsverteringsklier, niet te beschadigen. Er moet aantekening worden gemaakt van anomalieën en laesies van de weefsels, van afwijkingen in de vorm van de schelp, van organismen die de schelp doorboren en opvallende bewoners van de mantel.

4. ONDERZOEK VAN DE BESTANDEN MET ABNORMAAL HOGE MORTALITEIT Bij abnormaal hoge mortaliteit in bestanden van tweekleppige weekdieren moet altijd spoedonderzoek worden uitgevoerd om de etiologie vast te stellen. In de vrije natuur wordt onder abnormaal hoge mortaliteit verstaan een plotselinge aanzienlijke mortaliteit in een korte periode tussen twee waarnemingen tijdens dezelfde lage-tijcyclus. Op het broedbedrijf wordt de mortaliteit als abnormaal beschouwd als gedurende een bepaalde periode waarin enkele malen na elkaar broed is uitgezaaid, geen larven zijn verkregen. Op het kweekbedrijf wordt de mortaliteit als abnormaal beschouwd als zich in een korte periode plotseling een aanzienlijke sterfte voordoet in een groot aantal kweekbuisjes.

Het monster moet 150 oesters groot zijn en worden bewerkt volgens de voor histologisch onderzoek vastgelegde procedure. Deze bewerking moet plaatsvinden vóór enig ander type onderzoek. De monsters worden gefixeerd met fixeervloeistof, bij voorkeur Carson zodat de monsters later nog voor elektronenmicroscopie kunnen worden gebruikt.

B. DIAGNOSEMETHODEN a) Microcytos mackini 1. VOORBEWERKING EN ONDERZOEK VAN MONSTERS OP MICROCYTOSIS 1.1. Cytologisch onderzoek Snijd een plakje weefsel af dwars door abcessen, ulcera of pustels, verwijder de overmaat aan water door het monster op vloeipapier te leggen en breng vervolgens de van het geïnfecteerde weefsel gemaakte coupe over op een objectglaasje. Monsters worden aan de lucht gedroogd en daarna gefixeerd in methanol (2-3 min.).

Kleur de monsters met de Wright-Giemsa-kleuring of een vergelijkbare techniek (bij voorbeeld de Hemacolor Kit van Merck of de Diff-Quick van Baxter), volgens de aanwijzingen van de fabrikant. Dompel de glaasjes gedurende vier of vijf seconden in het eerste kleurbad, en onmiddellijk daarna gedurende drie seconden in het tweede bad. Spoel met leidingwater, droog volledig in warme of koude lucht en maak een preparaat in kunsthars (Eukitt).

De parasiet, 1-3 ìm in doorsnede, met blauw cytoplasma en een kleine rode kern, is zichtbaar in hemocyten of buiten de gastheercellen. Een observatietijd van vijf minuten per glaasje volstaat.

1.2. Histologisch onderzoek Snijd, voor histologische coupes, uit de oester een plakje weefsel dat eventueel aanwezige pustels, abcessen en ulcera bevat. Leg het plakje in een fixeervloeistof, b.v. Davidson, Bouin of Carson. Bij gebruik van Carson kunnen de monsters, indien nodig, later nog worden gebruikt voor elektronenmicroscopie. De ratio weefselvolume / volume fixeervloeistof mag niet groter zijn dan 1: 10.

Vervolgens worden de monsters volgens de klassieke histologische methoden bewerkt. Microcytos kan met diverse aspecifieke kleuringen zichtbaar worden gemaakt, bij voorbeeld de haemalum-eosinekleuring en de trichroomkleuring volgens Masson. Dit zijn slechts enkele voorbeelden. Bij voorkeur worden per oester twee coupes onderzocht.

De verschillende stadia van Microcytos, een intracellulaire parasiet met een diameter van 2 à 3 ìm, bevinden zich in de vesiculaire bindweefselcellen aan de periferie van de laesies, in de spiercellen en in de hemocyten in en nabij de laesies.

b) Oyster Velar Disease 1. VOORBEWERKING EN ONDERZOEK VAN MONSTERS OP IRIDOVIRUS 1.1. Cytologisch onderzoek Maak een sagittale dwarsdoorsnede door de spijsverteringsklier en de kieuwen, verwijder overmaat aan water met absorberend papier en druk het deel van het afgesneden weefsel met de aangetaste organen op een objectglaasje. Droog de glaasjes aan de lucht en fixeer met methanol (2-3 min.).

Kleur de preparaten met de Hemacolor Kit van Merck (oplossing 2 (ref. 11956) voor roodkleuring en oplossing 3 (ref. 11957) voor blauwkleuring). Dompel de glaasjes gedurende vier of vijf seconden in het eerste kleurbad, en onmiddellijk daarna gedurende drie seconden in het tweede bad. Spoel met leidingwater, droog volledig in warme of koude lucht en maak een preparaat in kunsthars (Eukitt).

Een observatietijd van vijf minuten per glaasje volstaat.

Het cytoplasma van geïnfecteerde cellen kleurt blauw; het bevat een kern die zwak rood gekleurd is en een fel rood insluitlichaampje van wisselende grootte.

1.2. Histologisch onderzoek Verwijder met een klein schaartje in het sagittale vlak een plakje weefsel uit ingewanden en kieuwen en leg dit in fixeervloeistof (Davidson, Bouin of Carson). Bij gebruik van Carson kunnen de monsters, indien nodig, later nog worden gebruikt voor elektronenmicroscopie. Er moeten ten minste tien volumedelen fixeervloeistof worden gebruikt op één deel weefselvolume.

Vervolgens worden de monsters bewerkt volgens de klassieke histologische methoden.

Iridovirus-insluitlichaampjes kunnen in veel aspecifieke kleuringen zichtbaar worden gemaakt: haemalum-eosinekleuring, trichroomkleuring volgens Masson en andere. Per oester worden bij voorkeur twee coupes onderzocht.

Met haartjes bedekt velaar epitheel met intracytoplasmische insluitlichaampjes (1,2 à 2,4 ìm) die in de vroege infectiestadia sferisch, compact en basofiel zijn, maar die onregelmatig en minder basofiel worden zodra het stadium van virion is bereikt. Insluitlichaampjes komen sporadisch voor in velaar slokdarm- en mondepitheel en zelden in mantelepitheel.

1.3. Elektronenmicroscopie Velare epitheelcellen met viroplasma (histologisch waar te nemen als insluitlichaampjes) die de virusdeeltjes vormen. Virusdeeltjes met een icosaëder als symmetrie (diameter 228 ± 7 nm) en met een capside bestaande uit twee dubbellagige membranen. Het totale virusdeeltje heeft een dichte inwendige kern die van de eiwitmantel gescheiden is door een zone met een geringere dichtheid.

BIJLAGE III

1. Voor elke zending worden van elke groep oesters van dezelfde plaats van herkomst ten minste 1 000 aselect gekozen exemplaren visueel gecontroleerd door de bevoegde instantie.

2. De zending wordt goedgekeurd indien bij de in punt 1 vastgestelde controle blijkt dat zij geen andere weekdieren dan oesters van de soort Crassostrea gigas bevat.

BIJLAGE IV

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

MODEL DIERGEZONDHEIDSCERTIFICAAT voor de invoer van Crassostrea gigas in de Europese Gemeenschap Opmerking voor de importeur: Dit certificaat is uitsluitend bestemd voor veterinaire doeleinden en het origineel ervan moet de zending vergezellen tot in de inspectiepost aan de grens waar de zending de Gemeenschap binnenkomt.

Referentienummer: Land van uitvoer: Officiële dienst (ministerie, departement): I. Herkomst van de oesters Deel van het land van herkomst: Bedrijf van herkomst:

Naam: Adres: Afzender: II. Beschrijving van de zending Nettogewicht: Aantal colli: Gemiddelde grootte van de oesters: III. Bestemming van de zending Lid-Staat van bestemming: Plaats van bestemming: Geadresseerde:

Naam: Adres: IV. Vervoermiddel (aard en identificatie) V. Gezondheidsverklaring Ondergetekende, vertegenwoordiger van de officiële instantie, verklaart dat de oesters die deel uitmaken van deze zending:

1. - heden zijn onderzocht en geen klinische ziektesymptomen vertonen,

- niet bestemd zijn om te worden vernietigd in het kader van een programma voor de uitroeiing van een ziekte,

- niet afkomstig zijn van een bedrijf waarvoor om veterinairrechtelijke redenen verbodsmaatregelen gelden, en niet in contact zijn geweest met dieren van dergelijke bedrijven;

2. in de nationale wateren van het land van herkomst zijn gekweekt en geoogst;

3. komen uit een gebied dat als vrij van Microcytos mackini en van Oyster Velar Disease is erkend overeenkomstig de in bijlage II bij Beschikking 95/352/EG van de Commissie vastgestelde bemonsteringsvoorschriften en diagnosemethoden, en waar, met uitzondering van marteiliose (Marteilia refringens) en bonamiose (Bonamia ostreae), geen andere belangrijke ziekten van tweekleppige weekdieren voorkomen;

4. alle behoren tot de soort Crassostrea gigas en dat de zending is gecontroleerd overeenkomstig het bepaalde in bijlage III bij Beschikking 95/352/EG.

Gedaan te op (dag van lading) Handtekening: Naam in hoofdletters, bevoegdheid en officiële functie: Stempel >EIND VAN DE GRAFIEK>