31995D0167

Rectificatie op het besluit van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 maart 1995 tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het enquêterecht van het Europees Parlement

Publicatieblad Nr. L 113 van 19/05/1995 blz. 0001 - 0004


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE COMMISSIE van 19 april 1995 tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het enquêterecht van het Europees Parlement (95/167/EG, Euratom, EGKS)

HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, inzonderheid op artikel 20 B,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 138 C,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, inzonderheid op artikel 107 B,

Overwegende dat de wijze van uitoefening van het enquêterecht van het Europees Parlement moet worden vastgesteld, met inachtneming van de bepalingen van de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen;

Overwegende dat de tijdelijke enquêtecommissies moeten kunnen beschikken over de middelen die nodig zijn om hun taak te vervullen; dat het daartoe nodig is dat de Lid-Staten en de Instellingen en organen van de Europese Gemeenschappen de nodige maatregelen treffen om de vervulling van die taak te vergemakkelijken;

Overwegende dat de geheimhouding en het vertrouwelijk karakter van de werkzaamheden van de tijdelijke enquêtecommissies dienen te worden gevrijwaard;

Overwegende dat, op verzoek van een van de drie betrokken Instellingen, en in het licht van de opgedane ervaring, de wijze van uitoefening van het enquêterecht na het verstrijken van de huidige zittingsperiode van het Europees Parlement kan worden herzien,

HEBBEN IN ONDERLINGE OVEREENSTEMMING HET VOLGENDE BESLUIT AANGENOMEN:

Artikel 1

De wijze waarop het enquêterecht van het Europees Parlement wordt uitgeoefend, wordt in dit besluit vastgesteld overeenkomstig artikel 20 B van het EGKS-Verdrag, artikel 138 C van het EG-Verdrag en artikel 107 B van het EGA-Verdrag.

Artikel 2

1. Onder de voorwaarden en binnen de grenzen die in de in artikel 1 genoemde Verdragen zijn vastgesteld, kan het Europees Parlement, in het kader van de vervulling van zijn taken, op verzoek van een vierde van zijn leden een tijdelijke enquêtecommissie instellen om vermeende inbreuken op het Gemeenschapsrecht of gevallen van wanbeheer bij de toepassing van het Gemeenschapsrecht te onderzoeken, die zouden zijn toe te schrijven aan een Instelling of een orgaan van de Europese Gemeenschappen, aan een overheidsdienst van een Lid-Staat of aan personen die krachtens het Gemeenschapsrecht gemachtigd zijn dit recht toe te passen.

Het Europees Parlement stelt de samenstelling en de interne regels voor de werking van de tijdelijke enquêtecommissies vast.

Het besluit tot instelling van een tijdelijke enquêtecommissie, waarin met name de opdracht ervan wordt vermeld, evenals de termijn voor de indiening van haar verslag, wordt bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

2. Bij de vervulling van haar taken neemt de tijdelijke enquêtecommissie de bevoegdheden in acht die door de Verdragen zijn verleend aan de Instellingen en organen van de Europese Gemeenschappen.

De leden van de tijdelijke enquêtecommissie, evenals alle andere personen die in het kader van hun functie kennis hebben genomen of gekregen van feiten, inlichtingen, gegevens, bescheiden of voorwerpen die krachtens de regelgeving van een Lid-Staat of van een Instelling van de Gemeenschap onder de geheimhoudingsplicht vallen, dienen, ook na beëindiging van hun functie, die geheimhoudingsverplichting na te komen ten aanzien van alle niet-bevoegde personen en het publiek.

Hoorzittingen en getuigenverklaringen geschieden in het openbaar. Op verzoek van een kwart van de leden van de enquêtecommissie, of op verzoek van communautaire of nationale autoriteiten, of ingeval de tijdelijke enquêtecommissie informatie ontvangt die onder de geheimhoudingsplicht valt, wordt de zitting van rechtswege met gesloten deuren gehouden. Getuigen en deskundigen hebben het recht hun getuigenis of verklaring met gesloten deuren af te leggen.

3. Een tijdelijke enquêtecommissie kan geen feiten onderzoeken die het voorwerp van een nationale of communautaire gerechtelijke procedure uitmaken, zolang deze procedure niet is voltooid.

Binnen twee maanden, hetzij na de bekendmaking overeenkomstig lid 1, hetzij nadat de Commissie kennis heeft genomen van een voor een tijdelijke enquêtecommissie afgelegde verklaring betreffende een vermeende inbreuk op het Gemeenschapsrecht door een Lid-Staat, kan de Commissie het Europees Parlement ervan in kennis stellen dat een bij een tijdelijke enquêtecommissie voorliggend feit het voorwerp uitmaakt van een communautaire precontentieuze procedure; in dat geval treft de tijdelijke enquêtecommissie de nodige maatregelen opdat de Commissie haar bevoegdheden uit hoofde van de Verdragen onverkort kan uitoefenen.

4. Een tijdelijke enquêtecommissie houdt op te bestaan zodra zij, binnen de bij de instelling van de tijdelijke enquêtecommissie vastgestelde termijn, haar verslag heeft ingediend, of uiterlijk bij het verstrijken van een termijn van ten hoogste twaalf maanden vanaf de datum waarop zij is ingesteld en, in ieder geval, bij het einde van de zittingsperiode.

Het Europees Parlement kan de termijn van twaalf maanden twee maal bij met redenen omkleed besluit voor drie maanden verlengen. Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

5. Een tijdelijke enquêtecommissie kan niet worden ingesteld of opnieuw ingesteld met betrekking tot feiten die reeds het voorwerp van een enquête van een tijdelijke enquêtecommissie hebben uitgemaakt, tenzij nieuwe feiten aan het licht zijn gekomen, en niet vóór het verstrijken van een minimumtermijn van twaalf maanden na de indiening van het verslag van deze enquête of de beëindiging van haar taak.

Artikel 3

1. De tijdelijke enquêtecommissie verricht de nodige enquêtes om vermeende inbreuken op het Gemeenschapsrecht of gevallen van wanbeheer bij de toepassing van het Gemeenschapsrecht te verifiëren onder de hierna bedoelde voorwaarden.

2. De tijdelijke enquêtecommissie kan een Instelling of een orgaan van de Europese Gemeenschappen of een Regering van een Lid-Staat verzoeken om één hunner leden aan te wijzen voor deelneming aan de werkzaamheden van de enquêtecommissie.

3. Op met redenen omkleed verzoek van de tijdelijke enquêtecommissie wijzen de betrokken Lid-Staten en de Instellingen of organen van de Europese Gemeenschappen de ambtenaar of andere functionaris aan die zij machtigen om te verschijnen voor de tijdelijke enquêtecommissie, tenzij redenen van geheimhouding of openbare of nationale veiligheid op grond van een nationale of communautaire wet- of regelgeving zulks beletten.

De betrokken ambtenaren of andere functionarissen spreken namens hun Regering of Instelling volgens daartoe ontvangen richtlijnen. Zij blijven gebonden aan de uit hun rechtspositie voortvloeiende regels.

4. De autoriteiten van de Lid-Staten en de Instellingen of organen van de Europese Gemeenschappen verstrekken aan een tijdelijke enquêtecommissie desgevraagd of op eigen initiatief de bescheiden die nodig zijn voor de vervulling van haar taken, tenzij redenen van geheimhouding of openbare of nationale veiligheid op grond van een nationale of communautaire wet- of regelgeving zulks beletten.

5. Het bepaalde in de leden 3 en 4 doet geen afbreuk aan andere bepalingen van de Lid-Staten die een beletsel vormen voor de verschijning van functionarissen of het overleggen van bescheiden.

Het beletsel om redenen van geheimhouding of openbare of nationale veiligheid of op grond van de in de eerste alinea bedoelde bepalingen wordt door een vertegenwoordiger die gemachtigd is om namens de Regering van de betrokken Lid-Staat of de Instelling op te treden, ter kennis van het Europees Parlement gebracht.

6. De Instellingen of organen van de Europese Gemeenschappen verstrekken de tijdelijke enquêtecommissie de bescheiden afkomstig van een Lid-Staat eerst nadat de betrokken Lid-Staat daarvan in kennis is gesteld.

Bescheiden waarop het bepaalde in lid 5 van toepassing is, worden alleen met instemming van de betrokken Lid-Staat aan de tijdelijke enquêtecommissie verstrekt.

7. De bepalingen van de leden 3, 4 en 5 zijn van toepassing op alle natuurlijke of rechtspersonen die krachtens het Gemeenschapsrecht gemachtigd zijn dit recht toe te passen.

8. Voor zover de uitvoering van haar taken zulks vereist, kan de tijdelijke enquêtecommissie een ieder verzoeken om als getuige voor haar te verschijnen. Wanneer een persoon in het kader van een enquête nadeel kan ondervinden van het feit dat hij in de zaak betrokken is, stelt de tijdelijke enquêtecommissie hem daarvan in kennis en hoort zij hem op zijn verzoek.

Artikel 4

1. De door een tijdelijke enquêtecommissie verzamelde inlichtingen zijn enkel bestemd voor de vervulling van haar taken. Zij mogen niet openbaar worden gemaakt wanneer zij gegevens bevatten die onder de geheimhoudingsplicht vallen dan wel vertrouwelijk zijn of wanneer bij naam genoemde personen in het geding zijn.

Het Europees Parlement treft de nodige administratieve en reglementaire maatregelen om de geheimhouding en de vertrouwelijkheid van de werkzaamheden van de tijdelijke enquêtecommissies te verzekeren.

2. Het verslag van de tijdelijke enquêtecommissie wordt ingediend bij het Europees Parlement, dat, met inachtneming van het bepaalde in lid 1, kan besluiten tot openbaarmaking ervan.

3. Het Europees Parlement kan aanbevelingen die het eventueel op basis van het verslag van de tijdelijke enquêtecommissie heeft aangenomen, doen geworden aan de Instellingen of organen van de Europese Gemeenschappen of aan de Lid-Staten, die daaraan het gevolg geven dat zij passend achten.

Artikel 5

Elke mededeling aan de nationale autoriteiten van de Lid-Staten ter fine van de toepassing van dit besluit, verloopt via hun Permanente Vertegenwoordigingen bij de Europese Unie.

Artikel 6

Op verzoek van het Europees Parlement, de Raad of de Commissie kan de hierboven beschreven procedure in het licht van de opgedane ervaring worden herzien aan het einde van de huidige zittingsperiode van het Europees Parlement.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Gedaan te Brussel, 19 april 1995.

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

Klaus HAENSCH

Voor de Raad

De Voorzitter

Alain JUPPÉ

Voor de Commissie

De Voorzitter

Jacques SANTER