31994R1467

Verordening (EG) nr. 1467/94 van de Raad van 20 juni 1994 inzake de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw

Publicatieblad Nr. L 159 van 28/06/1994 blz. 0001 - 0010
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 58 blz. 0156
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 58 blz. 0156


VERORDENING (EG) Nr. 1467/94 VAN DE RAAD van 20 juni 1994 inzake de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat de genetische hulpbronnen met het oog op de instandhouding van de biologische en genetische diversiteit in de landbouw in de Gemeenschap, die een onvervangbare reserve van biologische en genetische hulpbronnen vormen, moeten worden behouden; dat alle nodige maatregelen moeten worden genomen om deze hulpbronnen in stand te houden, te karakteriseren, te verzamelen en te gebruiken met het oog op het bereiken van de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het behoud van de biologische diversiteit overeenkomstig de door de Gemeenschap in 1993 geratificeerde Overeenkomst tot behoud van de biologische diversiteit; dat niets mag worden gedaan waardoor eventuele oplossingen in de toekomst worden uitgesloten;

Overwegende dat de term "landbouw" in deze verordening ruim moet worden geïnterpreteerd en dat de genetische hulpbronnen in de landbouw derhalve ook de genetische hulpbronnen in de bosbouw omvatten;

Overwegende dat de genetische hulpbronnen in de landbouw plantaardige genetische hulpbronnen en dierlijke genetische hulpbronnen omvatten in de zin van deze verordening;

Overwegende dat een doeltreffende ontwikkeling en cooerdinatie van de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw moet inhouden dat de desbetreffende activiteiten van de Lid-Staten zo goed mogelijk in het algemeen belang worden georganiseerd, dat de resultaten ervan efficiënt worden geëxploiteerd, dat deze activiteiten zo worden gestuurd dat zij aansluiten op de behoeften van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en in overeenstemming zijn met de genoemde Overeenkomst en dat de middelen voor de uitvoering van op de behoeften van de Gemeenschap afgestemde acties worden gebundeld, waarbij, waar zulks aangewezen lijkt, rekening wordt gehouden met de acties die op hetzelfde gebied worden ondernomen door bevoegd geachte internationale organisaties en Europese derde landen;

Overwegende dat om dit doel te bereiken moet worden voorzien in een permanente uitwisseling van gegevens en inzonderheid in wederzijds overleg over de programma's inzake de instandhouding, de verzameling, de karakterisering en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw die in de Lid-Staten zijn opgezet of worden gepland;

Overwegende dat cooerdinatie op het niveau van de Gemeenschap van reeds op nationaal niveau opgezette acties inzake de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw, aan de doeltreffendheid van de reeds lopende werkzaamheden ten goede moet komen;

Overwegende dat de bedoelde werkzaamheden bij de huidige stand van zaken ontoereikend blijken te zijn, hetzij vanwege hun aard, hetzij omdat de Lid-Staten niet over voldoende middelen beschikken om hun activiteiten inzake de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw op te voeren; dat de Gemeenschap, in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, de activiteiten van de Lid-Staten in dergelijke gevallen moet kunnen ondersteunen en aanvullen, teneinde aldus de nakoming te vergemakkelijken van de op de Gemeenschap rustende verplichtingen om het milieu te beschermen en het landschap in stand te houden en plannen voor het behoud en het duurzame gebruik van de biologische diversiteit te ontwikkelen en ten uitvoer te leggen; dat het behoud van de genetische hulpbronnen in de landbouw een grensoverschrijdende dimensie vertoont en alle Lid-Staten aangaat, maar dat er tot nu toe geen enkel specifiek actieprogramma van de Gemeenschap op dit gebied bestaat; dat de meest efficiënte oplossing erin bestaat toegevoegde waarde te creëren door de bestaande acties op elkaar af te stemmen en bijstand te verlenen voor nieuwe acties met hoge prioriteit; dat, indien in dit verband niets wordt ondernomen, het resultaat ondoelmatig handelen en verlies van genetische hulpbronnen zou zijn;

Overwegende dat de activiteiten op het gebied van de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw bevorderlijk kunnen zijn voor de diversificatie van de landbouw, voor het behoud van de biologische diversiteit, voor een verbetering van de kwaliteit van landbouwprodukten en, doordat zij met name bijdragen tot de extensivering van de landbouwproduktie, voor een vermindering van de inputs en van de produktiekosten in de landbouw;

Overwegende dat, gezien de nauwe samenhang ervan met het gemeenschappelijk landbouwbeleid, zo spoedig mogelijk werk moet worden gemaakt van de cooerdinatie op het gebied van de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw;

Overwegende dat, met het oog op de bedoelde cooerdinatie en gelet op de geografische verspreiding van de genetische reserve van de landbouw in de Gemeenschap en de noodzaak van acties ter zake, een nauwe en permanente samenwerking tussen de Commissie en de Lid-Staten op het gebied van de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen wenselijk is;

Overwegende dat voor de cooerdinatie van de nationale activiteiten een uitgebreide en diepgaande kennis nodig is van de stand van zaken met betrekking tot de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw in elke Lid-Staat; dat die kennis moet worden geïnventariseerd en dat de voorwaarden moeten worden vastgesteld waaronder de gebruikers toegang krijgen tot de verzamelde gegevens;

Overwegende dat de activiteiten op communautair niveau moeten worden afgestemd op, met name, verbetering van de kwaliteit van de landbouwprodukten en op nieuwe toepassingen van traditionele of nieuwe landbouwprodukten waardoor de toegevoegde waarde daarvan kan worden verhoogd;

Overwegende dat een communautair actieprogramma inzake de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw moet bijdragen tot het behoud van de reserve van biologische diversiteit in de Gemeenschap, tot een groter concurrentievermogen van de landbouw en tot een beter beheer van de agrarische hulpbronnen;

Overwegende dat via een dergelijk communautair programma van lange-termijnacties wellicht nieuwe produktievormen kunnen worden gecreëerd die de landbouw, het milieu en het landschap ten goede komen;

Overwegende dat ervoor moet worden gezorgd dat de resultaten van de activiteiten op het gebied van de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw waaraan de Gemeenschap deelneemt, ter beschikking van de Gemeenschap worden gesteld;

Overwegende dat, in het kader van het algemeen beleid inzake de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw dat de Gemeenschap bijgestaan door de bevoegde raadgevende instanties heeft uitgewerkt, de instelling van een comité, bestaande uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie, het meest geschikte middel is om de samenwerking te ontwikkelen, aangezien een dergelijk comité de Commissie kan bijstaan en adviseren bij de uitvoering van haar taken inzake cooerdinatie van de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw;

Overwegende dat de verspreiding van en de voorlichting over de resultaten moet worden bevorderd met het oog op de exploitatie ervan om te komen tot een zo breed en zinvol mogelijke werking van het actieprogramma, wat inhoudt dat dit aangevuld wordt met publikaties over de resultaten en de raadgevende activiteiten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Teneinde bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, worden de in de Lid-Staten uitgevoerde activiteiten inzake de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw op communautair niveau gecooerdineerd en gestimuleerd overeenkomstig het bepaalde in deze verordening.

2. In de zin van deze verordening:

a) omvatten de genetische hulpbronnen in de landbouw de plantaardige genetische hulpbronnen en de dierlijke genetische hulpbronnen;

b) - moeten onder plantaardige genetische hulpbronnen met name worden verstaan de genetische hulpbronnen van landbouwgewassen, inclusief wijnbouw- en voedergewassen, van de tuinbouw, inclusief groenten, siergewassen, geneeskrachtige planten en kruiden, van de fruitteelt, van de bosbouw, van eetbare paddestoelen, van micro-organismen en van voor de landbouw nuttige of potentieel nuttige wilde flora;

- moeten onder dierlijke genetische hulpbronnen worden verstaan met name de genetische hulpbronnen van landbouwhuisdieren (gewervelde en sommige ongewervelde), micro-organismen en voor de landbouw nuttige of potentieel nuttige wilde fauna.

3. Bij de in lid 1 bedoelde cooerdinatie en stimulering wordt het door de Gemeenschap vastgestelde algemene beleid op het gebied van de genetische hulpbronnen in de landbouw in acht genomen.

TITEL I Informatie en overleg

Artikel 2

Er wordt een systeem ingesteld voor informatie-uitwisseling en overleg tussen de Lid-Staten en de Commissie waarbij het bepaalde in de artikelen 3 en 4 van toepassing is.

Artikel 3

1. De Lid-Staten verstrekken de Commissie op gezette tijden, minstens eenmaal per jaar, technische, economische en financiële gegevens betreffende de specifieke acties inzake de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw die onder hun gezag worden uitgevoerd of gepland.

Zij doen het nodige om de Commissie op gezette tijden ook te voorzien van de hierboven bedoelde gegevens die betrekking hebben op acties inzake de instandhouding, de karakterisering de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw die door niet onder hun gezag vallende instellingen worden uitgevoerd of gepland.

2. De Commissie houdt een permanente inventaris van de in lid 1 bedoelde acties bij en stimuleert door middel van passende maatregelen de informatie-uitwisseling tussen de bevoegde instanties van de Lid-Staten, met name die betreffende de oorsprong en de individuele kenmerken van de beschikbare genetische hulpbronnen. Deze informatie-uitwisseling kan geschieden in het kader van de acties die door het in artikel 7 bedoelde programma worden gefinancierd.

3. Na het advies te hebben ingewonnen van het in artikel 13 bedoelde Comité, stelt de Commissie de voorwaarden vast waaronder het geheel van de verzamelde gegevens ter beschikking van de belanghebbenden wordt gesteld.

Artikel 4

1. De Commissie volgt permanent het beleid, de situatie en de tendensen in de Lid-Staten op het gebied van de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw, daarbij rekening houdende met de resultaten van andere relevante studies op het gebied van genetische hulpbronnen, met name van studies over genetische exploitatie en erosie. Daartoe pleegt zij overleg met de Lid-Staten in het kader van het in artikel 13 bedoelde Comité.

2. De Commissie zorgt voor de uitwisseling van gegevens en voor uitbreiding en verbetering van de maatregelen voor instandhouding, karakterisering, verzameling en gebruik van de genetische hulpbronnen in de landbouw via de organisatie van, met name, studiebijeenkomsten, nascholingscursussen, uitwisseling van deskundigen, studiereizen en wetenschappelijke en technische expertises.

TITEL II Specifieke acties

Artikel 5

1. Niet alleen richt de Commissie eventueel aanbevelingen tot de Lid-Staten, maar zij heeft ook tot taak om:

a) bepaalde nationale acties inzake de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw op communautair niveau zo te helpen cooerdineren dat de binnen de Gemeenschap aangewende middelen rationeel worden georganiseerd, de resultaten efficiënt worden geëxploiteerd en de werkzaamheden aansluiten op de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;

b) actieprogramma's voor de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw op te stellen en uit te voeren op het niveau van de Europese Gemeenschap, ter ondersteuning of completering van de in de Lid-Staten opgezette activiteiten.

2. De bepalingen ter uitvoering van lid 1 worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 14.

Artikel 6

1. De Commissie neemt volgens de procedure van artikel 14 alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat resultaten die ten goede kunnen komen aan de voortgang van de krachtens artikel 5, lid 1, opgezette acties, via de meest adequate middelen ter beschikking van de Gemeenschap worden gesteld.

2. De Commissie neemt, met name in samenhang met de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, adequate maatregelen om de verspreiding en exploitatie te bevorderen van de resultaten van activiteiten inzake de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw die kunnen bijdragen tot het bereiken van die doelstellingen.

TITEL III Actieprogramma inzake genetische hulpbronnen in de landbouw

Artikel 7

Er wordt een eerste communautair actieprogramma inzake de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw, hierna "programma" te noemen, vastgesteld zoals bepaald in bijlage I. Het programma heeft een looptijd van vijf jaar.

Artikel 8

De bepalingen inzake de uitvoering van het programma, waaronder de hoogte van de financiële bijdrage van de Gemeenschap, zijn opgenomen in bijlage I.

Artikel 9

De Commissie voert het programma uit na het advies te hebben ingewonnen van het in artikel 13 bedoelde Comité. Deze raadpleging heeft met name betrekking op:

- het opstellen en bijwerken van een werkprogramma,

- de inhoud van openbare oproepen tot het indienen van voorstellen voor acties,

- de evaluatie van de in bijlage I bedoelde gecooerdineerde acties en projecten,

- het opmaken en het gebruik van de in artikel 3, lid 2, bedoelde inventaris.

Artikel 10

1. Het in artikel 9 bedoelde werkprogramma bepaalt de gedetailleerde doelstellingen, het type uit te voeren acties en de hiervoor vast te stellen financiële bepalingen. De Commissie doet openbare oproepen tot het indienen van voorstellen voor acties op basis van het werkprogramma.

2. De door de Commissie voor de uitvoering van de verschillende acties gesloten contracten bevatten de voorwaarden voor de verspreiding, bescherming en exploitatie van de resultaten van de acties in het kader van het programma.

Artikel 11

1. Het programma wordt tijdens het derde jaar van uitvoering opnieuw bezien door de Commissie, die tevens de stand van zaken bekijkt, met name in financieel opzicht. De Commissie dient bij het Europees Parlement en bij de Raad een verslag in over de resultaten van dit onderzoek.

2. Na afloop van het programma stelt de Commissie een groep onafhankelijke deskundigen aan, die de behaalde resultaten evalueren. Het verslag van deze groep wordt, te zamen met de opmerkingen van de Commissie, bij het Europees Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité ingediend.

Artikel 12

1. Het voor de uitvoering van het programma noodzakelijk geachte bedrag beloopt 20 miljoen ecu, inclusief de personeels- en administratiekosten.

2. In bijlage II is een indicatieve verdeling van dit bedrag opgenomen.

TITEL IV Algemene bepalingen

Artikel 13

1. Er wordt een comité voor de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw, hierna "Comité" te noemen, ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie.

2. Het Comité stelt zijn reglement van orde vast, overeenkomstig de in 1965 vastgestelde voorschriften voor de met het oog op het beheer van de gemeenschappelijke marktordeningen ingestelde comités van beheer.

3. Aan het Comité wordt advies gevraagd volgens de procedure van artikel 14.

Artikel 14

1. In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure, leidt de voorzitter deze procedure bij het Comité in, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een Lid-Staat.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt over dit voorstel advies uit binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de te onderzoeken vraagstukken. Het Comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij de stemming in het Comité worden de stemmen van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig het bepaalde in artikel 148, lid 2, van het Verdrag. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

3. De Commissie stelt maatregelen vast die onmiddellijk van toepassing zijn. Indien deze maatregelen echter niet in overeenstemming zijn met het advies dat het Comité heeft uitgebracht, worden zij onverwijld door de Commissie ter kennis van de Raad gebracht. In dat geval kan de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij heeft besloten voor ten hoogste één maand na deze kennisgeving uitstellen.

De Raad kan binnen één maand met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

Artikel 15

Het Comité kan elk ander relevant vraagstuk onderzoeken dat door zijn voorzitter, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een Lid-Staat aan de orde wordt gesteld.

Artikel 16

De Commissie brengt op gezette tijden bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de in artikel 5 bedoelde acties inzake de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw.

Dit verslag bevat met name:

- een overzicht over het verloop van de acties in de Lid-Staten betreffende de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw,

- een beschrijving van de ontwikkeling in de Gemeenschap op het gebied van de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw,

- een beschrijving van de stand van de in het kader van deze verordening uitgevoerde acties,

- een prospectieve studie, in het licht van de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en van de resultaten die reeds met het programma zijn bereikt, inzake de wenselijk geachte ontwikkeling in de Lid-Staten op het gebied van de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw en inzake de cooerdinatie van de desbetreffende activiteiten op communautair niveau. De studie zal, waar zulks aangewezen lijkt, verwijzingen bevatten naar het werk dat op dit gebied door ter zake bevoegd geachte internationale organisaties is verricht.

Artikel 17

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Luxemburg, 20 juni 1994.

Voor de Raad

De Voorzitter

G. MORAITIS

(1) PB nr. C 266 van 1. 10. 1993, blz. 2.

(2) PB nr. C 128 van 9. 5. 1994.

(3) PB nr. C 52 van 19. 2. 1994, blz. 20.

BIJLAGE I

BEPALINGEN INZAKE DE UITVOERING VAN HET ACTIEPROGRAMMA I. DOELSTELLINGEN

Het actieprogramma heeft tot doel ervoor te zorgen dat potentieel waardevol plantaardig en dierlijk genetisch materiaal in de Gemeenschap in stand gehouden, gekarakteriseerd, gedocumenteerd, geëvalueerd, verzameld en gebruikt wordt, en dat de desbetreffende activiteiten worden verbeterd.

Deze doelstellingen moeten worden verwezenlijkt via cooerdinatie, aanvulling en uitbreiding van bestaande acties in de Lid-Staten. Het subsidiariteitsbeginsel is op alle acties van toepassing.

In voorkomend geval wordt getracht de in het kader van het actieprogramma gevoerde acties af te stemmen op de acties die op hetzelfde gebied ondernomen worden door ter zake bevoegd geachte internationale organisaties.

II. ALGEMENE BEPALINGEN

1. Het actieprogramma wordt uitgevoerd door de Commissie.

2. De in artikel 8 van de verordening bedoelde wijze van uitvoering van het programma betreft een permanente inventaris van de genetische hulpbronnen in de landbouw in de Gemeenschap, gecooerdineerde acties, projecten voor gezamenlijke rekening op het gebied van de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen, en begeleidende maatregelen.

- Permanente inventaris

De desbetreffende werkzaamheden omvatten voornamelijk het registreren van, enerzijds, stand en aard van de binnen de Gemeenschap geconserveerde genetische hulpbronnen in de landbouw en, anderzijds, de lopende activiteiten met betrekking tot de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van die genetische hulpbronnen in een permanente inventaris die op gezette tijden wordt bijgewerkt en regelmatig wordt gepubliceerd. De uitgaven in verband met het opmaken en het regelmatig publiceren van de inventaris moeten worden afgeboekt op de voor de uitvoering van het programma uitgetrokken kredieten.

- Gecooerdineerde acties

Het betreft maatregelen van de Gemeenschap die erop gericht zijn de door de Lid-Staten uitgevoerde individuele acties inzake de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw te cooerdineren. De Gemeenschap kan, tot 100 % van de cooerdinatiekosten, financieel bijdragen.

- Projecten voor gezamenlijke rekening op het gebied van de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw

Voor projecten op het gebied van de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw worden contracten voor gezamenlijke rekening gesloten. De financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de uitvoering van dergelijke projecten bedraagt ten hoogste 50 % van de totale projectkosten.

In de regel geldt dat projecten voor gezamenlijke rekening door in de Gemeenschap gevestigde deelnemers moeten worden uitgevoerd. Aan projecten waaraan wordt deelgenomen door ten minste twee, in verschillende Lid-Staten gevestigde, van elkaar onafhankelijke partners wordt tot op zekere hoogte voorrang verleend. In het algemeen geldt dat contracten met betrekking tot projecten voor gezamenlijke rekening op het gebied van de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw alleen mogen worden gesloten op basis van een selectieprocedure in aansluiting op in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendt gemaakte oproepen tot het indienen van voorstellen. In geval van urgentie kan de besloten procedure voor oproepen tot het indienen van voorstellen worden toegepast.

- Begeleidende maatregelen

De begeleidende maatregelen omvatten:

- organisatie van studiebijeenkomsten, technische lezingen of workshops,

- interne cooerdinatie-activiteiten via gespecialiseerde technische werkgroepen,

- activiteiten inzake opleiding en mobiliteit van gespecialiseerd personeel,

- bevordering van de exploitatie van de resultaten.

De Gemeenschap kan, tot 100 % van de totale kosten, financieel bijdragen aan de begeleidende maatregelen.

3. Aan de uitvoering van acties op grond van dit programma kan worden deelgenomen door elke natuurlijke of rechtspersoon die onderdaan is van een Lid-Staat respectievelijk gevestigd is in de Gemeenschap. Deelnemingsaanvragen van partners uit derde landen worden per geval onderzocht en ook de hoogte van de bijdrage van de Gemeenschap wordt in dat geval op ad hoc basis bepaald.

4. De kosten van de verspreiding van de resultaten en kennis verworven met acties en projecten zijn ten laste van de begroting van het programma.

5. Bij elk voorstel voor een actie moet een verklaring inzake het milieu-effect worden gevoegd, waarin de indiener van het voorstel zich er ook toe verbindt de relevante veiligheidsvoorschriften in acht te nemen.

III. TECHNISCHE BEPALINGEN

1. Toepassingsgebied

a) In aanmerking komende activiteiten

Dit programma heeft betrekking op de instandhouding, de karakterisering, de evaluatie, de verzameling en het gebruik van de plantaardige en de dierlijke genetische hulpbronnen die momenteel op het grondgebied van de Gemeenschap voorkomen en zonder bijzondere maatregelen waarschijnlijk verloren zullen gaan.

In aanmerking komende organismen zijn: planten (zaadplanten en bepaalde sporeplanten), dieren (gewervelde dieren en sommige ongewervelde dieren) en micro-organismen.

Materiaal van alle types komt in aanmerking, zoals cultivars en inheemse rassen, landrassen, kwekersmateriaal, collecties van genotypes en wilde soorten. Zowel actief materiaal als materiaal in rusttoestand (zaden, embryo's, sperma en stuifmeel) valt binnen het toepassingsgebied van het programma. Zowel collecties ex-situ als collecties in-situ komen in aanmerking.

Voorrang wordt gegeven aan soorten die economisch belangrijk zijn voor de landbouw, de tuinbouw of de bosbouw in de Europese Gemeenschap, of waarvan redelijkerwijs mag worden aangenomen dat zij dat zullen worden. Voorrang krijgen in het bijzonder acties die gericht zijn op het gebruik van genetische hulpbronnen met het oog op:

- diversificatie van de landbouwproduktie,

- verhoging van de produktkwaliteit,

- verbetering van de milieuzorg.

De termen "documentatie", "paspoortgegevens", "karakterisering" en "evaluatie" worden als volgt verstaan:

- "documentatie" betreft het verzamelen en optekenen van alle soorten gegevens;

- "paspoortgegevens" zijn de op de verzamelplaats opgetekende gegevens;

- "karakterisering" betreft de in het daaropvolgende stadium opgetekende primaire taxonomische descriptoren;

- "evaluatie" betreft het onderzoek van andere kenmerken zoals ziekteresistentie en stressbestendigheid.

Bij het inventariseren van collecties en het opzetten van nieuwe collecties wordt er in het kader van het programma naar gestreefd dat specifiek regionale, traditionele kennis en ervaring van de gebruikers (landbouwers, tuinders) over de manier van telen, bijzondere toepassingen, verwerking, smaak e.d. mede wordt opgenomen.

b) Uitgesloten activiteiten

De hiernavolgende activiteiten komen uitdrukkelijk niet in aanmerking voor financiële steun van de Europese Gemeenschap in het kader van dit programma: theoretische studies, studies om hypothesen te toetsen, studies ter verbetering van instrumenten of technieken, werkzaamheden met onbeproefde technieken of "model"-systemen, alle andere onderzoekwerkzaamheden. Dergelijke werkzaamheden kunnen namelijk in aanmerking worden genomen in het kader van de communautaire programma's voor onderzoek en technologische ontwikkeling.

Reeds lopende werkzaamheden in de Lid-Staten komen uitsluitend in aanmerking voor een bijdrage in de cooerdinatiekosten.

Acties met betrekking tot lagere dier- en plantesoorten of micro-organismen komen slechts in aanmerking voor steun in het kader van dit programma wanneer die diersoorten, planten of micro-organismen op het land of in zoet water zijn geteeld of gekweekt of wanneer deze geschikt zijn om als biologisch bestrijdingsmiddel in de landbouw te worden gebruikt. Op deze regel wordt een uitzondering gemaakt voor het bijzondere geval waarin vaststaat dat er een genspecifieke relatie is tussen parasiet of symbiont en gastheer, en beide organismen in stand moeten worden gehouden.

Het verzamelen en verkrijgen van materiaal is onderworpen aan bovengenoemde prioriteiten.

2. Activiteiten

De volgende activiteiten worden gestimuleerd:

a) Inventaris

Er wordt een permanente inventaris opgemaakt van in de Gemeenschap uitgevoerde werkzaamheden tot instandhouding, karakterisering, verzameling en gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw en over ter plaatse bestaande programma's en niet ter plaatse aangelegde collecties, die op gezette tijden wordt bijgewerkt en geregeld wordt gepubliceerd.

De inventaris moet dienen als gids voor collecties van genetische hulpbronnen en met die collecties samenhangende werkzaamheden in de Gemeenschap. Doel is om over een hulpmiddel te beschikken bij de uitvoering van de andere werkzaamheden in het kader van het programma en om een zo ruim mogelijke kennis en een zo ruim mogelijk gebruik van geconserveerd materiaal te bevorderen. In de inventaris zullen alle nadere bijzonderheden over elke in het kader van het programma gesubsidieerde databasis en, met name, collectie worden opgenomen, alsmede andere dienstige gegevens.

b) Instandhouding, documentatie en informatie-uitwisseling

Doel is de activiteiten van de Gemeenschap wat betreft het in stand houden en documenteren van plantaardige en dierlijke genetische hulpbronnen in de landbouw (inclusief bosbomen) op te voeren door de reeds lopende werkzaamheden op dit gebied te harmoniseren en doublures op te heffen.

De werkzaamheden worden in een reeks logisch op elkaar volgende fasen uitgevoerd. Werkzaamheden betreffende een latere fase komen alleen in aanmerking voor financiële steun van de Europese Gemeenschap als kan worden aangetoond dat de voorafgaande fasen reeds zijn afgewerkt (al dan niet in het kader van het programma).

Voor zover kan worden aangetoond dat daaraan behoefte bestaat, kan later ook steun worden verleend voor nieuwe werkzaamheden (fase 6).

Teneinde de desbetreffende activiteiten te harmoniseren, moeten de databases die voor alle in het kader van het programma gefinancierde werkzaamheden worden gebruikt, compatibel worden.

De in elke fase verzamelde informatie wordt gepubliceerd en het opgeslagen materiaal wordt voor zover mogelijk beschikbaar gesteld voor distributie.

Voor elke soort moeten de volgende fasen één voor één worden afgewerkt:

- Fase 1: Opstellen van het werkplan

Stel een minimale lijst van primaire descriptoren op, ontwerp en beproef een gemeenschappelijke databasis en een gemeenschappelijk gegevensuitwisselingsformaat. De databasis moet zo worden ontworpen dat zij aan de behoeften van de gebruikers beantwoordt en met de standaard databasistaal kan worden bediend. De gekozen descriptoren moeten betrekking hebben op sterk erfelijke kenmerken. Deze kenmerken moeten in alle milieus tot expressie komen en goedkoop kunnen worden geëvalueerd.

- Fase 2: Karakterisering van collecties

Zet de databasis op. Verzamel paspoortgegevens, vermeerder of regenereer materiaal en karakteriseer de primaire descriptoren.

- Fase 3: Evaluatie (secundaire karakterisering)

Voeg gegevens uit andere screening tests toe, voor zover deze relevant zijn (zie "Evaluatie en gebruik").

- Fase 4: Sorteren van collecties

Identificeer, uitgaande van de gemeenschappelijke databasis, doublures en lacunes in de bestaande collecties. Definieer eventueel een "core collection".

- Fase 5: Rationalisatie van collecties

In geval van doublures moet de samenstelling van de collecties worden gerationaliseerd en geharmoniseerd. De collecties mogen elkaar in zekere mate overlappen voor het geval materiaal per ongeluk verloren gaat. Het in dit verband te hanteren minimumcriterium is dat er duplicata van de "core collection" aanwezig moeten zijn op ten minste twee aangewezen locaties. De collecties als zodanig mogen gespreid zijn over verschillende aangewezen locaties.

- Fase 6: Aanschaf (verzameling) van genetische hulpbronnen

Genetische hulpbronnen mogen worden verzameld:

i) wanneer collecties lacunes vertonen waardoor hun nut aantoonbaar beperkt is, of

ii) wanneer het materiaal betreft dat nog niet in collecties is opgenomen en waarvan redelijkerwijze kan worden aangenomen dat het uniek is en anders verloren zou gaan.

Het materiaal moet volgens de regelen der kunst worden verzameld en opgeslagen; het verzamelde materiaal moet worden gedocumenteerd en de desbetreffende gegevens moeten in de databasis worden ingevoerd (fasen 1 tot en met 5). Voor dieren kan onder "verzamelen van materiaal" worden verstaan het verzamelen en conserveren van sperma, eicellen en embryo's van bedreigde en zeldzame rassen.

Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de publikatie en verspreiding van in het kader van de bovengenoemde activiteiten verkregen informatie en materiaal.

c) Evaluatie en gebruik

Doel is een verbetering van de evaluatie en het gebruik van het materiaal dat in de Gemeenschap in situ en ex situ in collecties van genetische hulpbronnen aanwezig is.

De volgende activiteiten komen in aanmerking:

- activiteiten die rechtstreeks leiden tot het gebruik van geconserveerd materiaal in de landbouw, bij voorbeeld vermeerdering van kandidaatmateriaal en beproeving ervan in het vrije veld;

- verzameling van relevante informatie van gebruikers die in het verleden genetische hulpbronnen van de genenbank hebben ontvangen en verzameling van relevante informatie uit de literatuur;

- routinematige evaluatie van de prestatie van geconserveerd materiaal in praktijkomstandigheden;

- routinematig onderzoek van geconserveerd materiaal om na te gaan of het een bron kan zijn van nuttige en relevante genen die coderen voor, bij voorbeeld, een bepaalde produktkwaliteit, ziekte- en plaagresistentie, stressbestendigheid, algemeen combinatievermogen, mannelijke steriliteit;

- registratie van andere, niet economische kenmerken die in de praktijk nuttig zijn, bij voorbeeld snellere of nauwkeuriger identificatie van genotypen.

3. Deelneming

Aan de projecten voor gezamenlijke rekening kan worden deelgenomen volgens twee verschillende formules, waarbij de volgende criteria gelden:

a) Aangewezen deelnemer

Een aangewezen deelnemer is ofwel

- erkend voor opleidingen op doctoraalniveau; hij moet bereid zijn studenten te accepteren voor postuniversitaire opleidingen (drie jaar)

en/of

- erkend door de Lid-Staat

en/of

- door de Lid-Staat erkend als hebbende een bevoegdheid van een vergelijkbaar niveau op het betrokken terrein,

en,

als hij verantwoordelijk is voor een collectie moet deze:

- toegankelijk zijn voor alle bonafide gebruikers,

- voldoen aan de nomen die gelden volgens de regelen der kunst,

- actief worden gebruikt.

b) Complementair deelnemer

Een complementair deelnemer beschikt over materiaal dat een aanvulling vormt op het voor dezelfde soort in een aangewezen genenbank aanwezige materiaal, of heeft andere aanvullende deskundigheid.

Complementaire deelnemers nemen als subcontractant, in samenwerking met een aangewezen deelnemer, aan de werkzaamheden deel.

Het betreft een multidisciplinair programma. Aanbevolen wordt alle relevante disciplines bij het programma te betrekken en met name die welke te maken hebben met het gebruik van het opgeslagen materiaal.

BIJLAGE II

GENETISCHE HULPBRONNEN IN DE LANDBOUW - INDICATIEVE VERDELING VAN DE MIDDELEN "" ID="1">I. Permanente inventaris> ID="2">10 % "> ID="1">II. Instandhouding, karakterisering, verzameling, gebruik> ID="2">88 % "> ID="1">1. Plantaardige genetische hulpbronnen"> ID="1">66 %"> ID="1">2. Dierlijke genetische hulpbronnen"> ID="1">22 %"> ID="1">III. Evaluatie van het programma> ID="2">2 % (1)"> ID="1">Totaal> ID="2">100 % (2) "">

(1) Een met ongeveer 2 % van het totaalbedrag overeenkomend krediet dient ter dekking van de kosten in verband met de evaluatie en de verspreiding van de resultaten van het programma.

(2) Inclusief de specifieke administratieve kosten met betrekking tot het programma, die ongeveer 2,5 % van het totaalbedrag uitmaken en de uitgaven voor gespecialiseerd personeel (twee A-functionarissen, twee B-functionarissen en twee C-functionarissen), ten belope van circa 10 % van het totaalbedrag.