31994R0392

Verordening (EG) nr. 392/94 van de Commissie van 23 februari 1994 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1443/82 betreffende uitvoeringsbepalingen voor de quotaregeling in de sector suiker

Publicatieblad Nr. L 053 van 24/02/1994 blz. 0007 - 0010
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 56 blz. 0059
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 56 blz. 0059


VERORDENING (EG) Nr. 392/94 VAN DE COMMISSIE van 23 februari 1994 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1443/82 betreffende uitvoeringsbepalingen voor de quotaregeling in de sector suiker

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1785/81 van de Raad van 30 juni 1981 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 133/94 (2), en met name op artikel 24 ter, lid 6, en op artikel 39,

Overwegende dat de in Verordening (EEG) nr. 1785/81 vervatte gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker met ingang van 1 juli 1994 ook voor inulinestroop van GN-codes ex 1702 60 90 en ex 1702 90 90 geldt; dat de bij die verordening ingestelde produktiequotaregeling derhalve vanaf het verkoopseizoen 1994/1995 tevens voor dat produkt geldt; dat de daartoe nodige uitvoeringsbepalingen moeten worden vastgesteld, hetgeen door wijziging van Verordening (EEG) nr. 1443/82 van de Commissie (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 886/91 (4), kan geschieden;

Overwegende dat in artikel 24 ter, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1785/81 is bepaald dat in beginsel het A-quotum van elke inulinestroopproducerende onderneming gelijk is aan de door de betrokken Lid-Staat onder nader te bepalen voorwaarden geconstateerde produktie die de onderneming in de periode van 1 juli 1992 tot en met 30 juni 1993 in een specifieke, voor inulinehydrolyse ontworpen en gereserveerde installatie heeft voortgebracht via een compleet en van de ontvangst van het agrarisch basisprodukt tot de uiteindelijke inulinestroopproduktie continu verwerkingsproces; dat het, gelet op deze definitie van het produktieproces, dienstig is voor te schrijven dat de Lid-Staat voor deze constatering in elk geval rekening moet houden met de hoeveelheid wortels van het basisprodukt die in de betrokken periode is gekocht, in ontvangst genomen en tot inulinestroop verwerkt, alsmede met de hoeveelheid inulinestroop die tijdens de referentieperiode in de betrokken installatie via een continu en ononderbroken verwerkingsproces is geproduceerd;

Overwegende dat in artikel 24 ter, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1785/81 is bepaald dat bij de vaststelling van de technische produktiecapaciteit van de betrokken onderneming, die voor de bepaling van haar A- en B-quotum nodig is, moet worden uitgegaan van een continue industriële produktie in de vorenbedoelde installatie; dat, om een uniforme toepassing van dit criterium in de Gemeenschap te garanderen, de draagwijdte ervan moet worden gepreciseerd aan de hand van, met name, de verhouding die tussen de effectieve produktiecapaciteit en de potentiële vraag op de markt kan bestaan;

Overwegende dat het produkt inulinestroop over het algemeen als zodanig ontstaat zodra de inuline of de oligofructoses ervan het zogeheten proces van hydrolyse en eerste verdamping hebben ondergaan; dat daarom, en om willekeur ten aanzien van de keuze van het tijdstip van de constatering van de produktie voortaan uit te sluiten, moet worden bepaald dat deze constatering vanaf het verkoopseizoen 1994/1995 onmiddellijk na de hydrolyse en de eerste verdamping moet plaatsvinden en voordat enige scheiding van de bestanddelen glucose en fructose of enige vermenging is geschied;

Overwegende dat zowel voor de constatering van de produktiecapaciteit als van de produktie, met name met het oog op de bij Verordening (EEG) nr. 1785/81 vastgestelde coëfficiënt 1,9 voor de omrekening inulinestroop-suiker/isoglucose, dient te worden gepreciseerd dat als referentie inulinestroop met een fructosegehalte van 80 % moet worden genomen;

Overwegende dat, om de betrokken Lid-Staten in staat te stellen met kennis van zaken de quota van elke inulineproducerende onderneming op zijn grondgebied vast te stellen en toe te wijzen, van elk van die ondernemingen dient te worden geëist dat zij bepaalde gegevens verstrekt; dat moet worden voorzien dat de inulinestroopfabrikant wordt verplicht ervoor te zorgen dat de betrokken Lid-Staat te allen tijde in zijn installaties de nodige controles en verificaties kan uitvoeren;

Overwegende dat het produktieseizoen voor inulinestroop in het algemeen samenvalt met dat voor suiker; dat het derhalve dienstig is voor de bepaling van de inulinestroopproduktie en voor die van de produktieheffingen dezelfde data te nemen als voor de suikerproduktie;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 1443/82 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het volgende artikel 2 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 2 bis

1. Voor de constatering van de in artikel 24 ter, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1785/81 bedoelde produktie gaat de betrokken Lid-Staat met name uit van de hoeveelheid wortels van het agrarische basisprodukt die in de in genoemd lid 1 bedoelde referentieperiode door de betrokken inulinestroopproducerende onderneming is aangekocht, in ontvangst is genomen en in speciaal daarvoor ontworpen en gereserveerde installaties tot inulinestroop is verwerkt.

Slechts mag rekening worden gehouden met de hoeveelheid inulinestroop die in deze installaties in een niet tijdens de referentieperiode onderbroken, continu fabricageproces is geproduceerd binnen de in artikel 24 ter, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1785/81 genoemde maximumperiode.

2. Voor de bepaling van de in artikel 24 ter, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1785/81 bedoelde technische produktiecapaciteit wordt onder de in genoemd lid 3 bedoelde "industriële produktie" verstaan, de produktie, met uitsluiting van die van experimentele of proefinstallaties, waarmee binnen de kwantitatieve limieten van deze capaciteit aan iedere bestelling van inulinestroop kan worden voldaan. Deze capaciteit wordt uitgedrukt in suiker/isoglucose-equivalent door toepassing van de coëfficiënt 1,9 op inulinestroop in droge-stofvorm, omgerekend in een produkt met een fructosegehalte van 80 %.

3. In de in artikel 24 ter, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 1785/81 bedoelde aangifte worden, naast de in voornoemd lid 4 bedoelde informatie, tevens de volgende gegevens verstrekt:

a) firmanaam en adres van de onderneming alsmede de plaats waar zich de installaties voor de inulinestroopproduktie bevinden;

b) het produktieschema;

c) de hoeveelheid wortels van het agrarische basisprodukt die in de periode van 1 juli 1992 tot en met 30 juni 1993 door de betrokken onderneming is aangekocht, in ontvangst is genomen en in speciaal daarvoor ontworpen en gereserveerde installaties tot inulinestroop is verwerkt;

d) de inulinestroopproduktie die door de betrokken onderneming in de periode van 1 juli 1992 tot en met 30 juni 1993 in de in artikel 24 ter, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1785/81 bedoelde installaties is verkregen met inachtneming van de in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde voorwaarden;

e) de per 1 oktober 1992 geïnstalleerde dagcapaciteit voor de industriële produktie, uitgedrukt in suiker/isoglucose-equivalent door toepassing van de coëfficiënt 1,9 op de hoeveelheid inulinestroop in droge-stofvorm, omgerekend in produkt met een fructosegehalte van 80 %;

f) de werkelijke duur van de periode waarin volgens het in lid 1, tweede alinea, bedoelde proces wordt gewerkt, uitgedrukt in gewerkte dagen;

g) de dagcapaciteit voor de verwerking van wortels tot inulinestroop in de produktieperiode;

h) in ton per uur, de capaciteit voor het wassen van de wortels;

i) in ton snijdsel per uur, de capaciteit voor de diffusie, of die voor het malen van de wortels, wanneer geen diffusie wordt toegepast;

j) per zuiveringscyclus, de capaciteit om niet-suikers en afvalwaters af te voeren;

k) in ton per uur, de hydrolysecapaciteit voor een hydrolyse tot het stadium van 80 % fructose;

l) het droge-stofgehalte van het produkt voor en na de eerste indikking;

m) de per 1 oktober 1992 geïnstalleerde opslagcapaciteit.

Bij de aangifte worden de bewijsstukken tot staving van elk der daarin vermelde gegevens gevoegd alsmede een schriftelijke verklaring van de fabrikant waarbij deze zich ertoe verbindt ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staat de controles en verificaties die zij noodzakelijk achten, in zijn installaties kunnen uitvoeren.

De betrokken Lid-Staten kunnen, indien nodig, ook van andere gegevens gebruik maken dan die welke door de betrokken onderneming zijn verstrekt, indien zij dat noodzakelijk achten om de juistheid van de aangiften te kunnen vaststellen.

De aangifte moet uiterlijk op 15 maart 1994 bij de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staat zijn ontvangen.

De betrokken Lid-Staat deelt de inulinestroopproducerende onderneming die aan de vereiste voorwaarden voldoet, uiterlijk op 15 april 1994 de aan haar toegewezen A- en B-quota in de zin van artikel 24 ter van Verordening (EEG) nr. 1785/81 mede. In bijzondere gevallen kan de betrokken Lid-Staat, om redenen van controlebehoeften, de kennisgevingstermijn tot en met 30 april 1994 verlengen.".

2. Het volgende artikel 2 ter wordt ingevoegd:

"Artikel 2 ter

1. Vanaf het verkoopseizoen 1994/1995 wordt in de zin van de artikelen 24 ter en 26 tot en met 29 van Verordening (EEG) nr. 1785/81 onder "inulinestroopproduktie" verstaan, de hoeveelheid produkt die wordt verkregen na hydrolyse van inuline of oligofructoses met, in droge toestand, ten minste 10 % fructose in vrije vorm of in de vorm van sacharose, ongeacht het fructosegehalte boven deze limiet, uitgedrukt in suiker/isoglucose-equivalent in droge stof en voor elke inulinestroopproducerende onderneming overeenkomstig het bepaalde in lid 2 geconstateerd.

2. De in lid 1 bedoelde hoeveelheid produkt wordt geconstateerd door:

a) fysieke meting van het volume produkt als zodanig na de eerste verdamping na elke hydrolyse en alvorens zich enige scheiding van de bestanddelen glucose en fructose of enige vermenging heeft voorgedaan,

en

b) bepaling van het droge-stofgehalte door refractometrie en meting van het fructosegehalte in gewicht in droge toestand, op basis van een representatieve dagelijkse monsterneming,

en

c) omrekening van het fructosegehalte tot 80 gewichtspercenten in droge toestand, door toepassing, op de vastgestelde hoeveelheid droge stof, van de coëfficiënt die de verhouding weergeeft tussen het gemeten fructosegehalte van de bedoelde hoeveelheid stroop en 80 %,

en

d) omrekening in suiker/isoglucose-equivalent door vermenigvuldiging met de coëfficiënt 1,9.".

3. Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a) Lid 1, eerste alinea, komt als volgt te luiden:

"De Lid-Staten stellen jaarlijks, vóór 15 februari, voor elke op hun grondgebied gevestigde onderneming de voorlopige produktie van suiker en inulinestroop van het lopende verkoopseizoen vast.".

b) Lid 3 komt als volgt te luiden:

"3. De Lid-Staten stellen jaarlijks voor 1 oktober, voor elke onderneming, voor het voorafgaande verkoopseizoen, de definitieve produktie van suiker, isoglucose en inulinestroop vast.".

4. Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

a) Lid 1, onder b), komt te luiden:

"b) de vaststelling, volgens de procedure van artikel 41 van Verordening (EEG) nr. 1785/81, van de overeenkomstig artikel 6 berekende bedragen per eenheid die door de suiker-, de isoglucose- en de inulinestroopfabrikant als voorschot op de heffing moeten worden betaald.".

b) Lid 2, eerste en tweede alinea, komt te luiden:

"De Lid-Staten bepalen, voor 15 april van het lopende verkoopseizoen, voor elke suiker-, elke isoglucose- en elke inulinestroopproducerende onderneming de te betalen voorschotten op de heffing.

Voor suiker en voor inulinestroop wordt het te betalen voorschot berekend door:

a) toepassing op de volgens artikel 3, lid 1, vastgestelde voorlopige produktie van A-suiker en A-inulinestroop, B-suiker en B-inulinestroop, van het bedrag per eenheid dat als voorschot op de basisproduktieheffing is vastgesteld

en

b) toepassing op de volgens artikel 3, lid 1, vastgestelde voorlopige produktie van B-suiker en B-inulinestroop, van het bedrag per eenheid dat als voorschot op de B-heffing is vastgesteld.".

c) Lid 5 komt te luiden:

"5. Voor de vaststelling van de in artikel 28, lid 1, onder b), van Verordening (EEG) nr. 1785/81 bedoelde hoeveelheid wordt van het totaal van:

a) de in de Gemeenschap afgezette, voor rechtstreekse consumptie en voor consumptie na verwerking door de verwerkende industrie bestemde hoeveelheden suiker, isoglucose en inulinestroop

en

b) de hoeveelheden gedenatureerde suiker

en

c) de uit derde landen in de vorm van verwerkte produkten ingevoerde hoeveelheden suiker, isoglucose en inulinestroop,

afgetrokken het totaal van de hoeveelheden suiker, isoglucose en inulinestroop die in de vorm van verwerkte produkten naar derde landen zijn uitgevoerd en van de hoeveelheden basisprodukt, uitgedrukt in witte suiker, boven in totaal 60 000 ton, waarvoor produktierestitutiebewijzen als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 1010/86 van de Raad (5)() zijn afgegeven.

Bovendien worden in de zin van artikel 28, lid 1, onder d), van Verordening (EEG) nr. 1785/81 als uitvoerverbintenissen voor het lopende verkoopseizoen beschouwd:

a) alle hoeveelheden in ongewijzigde staat uit te voeren suiker met restituties of heffingen bij uitvoer, die bij voor het bedoelde verkoopseizoen gehouden openbare inschrijvingen zijn vastgesteld;

b) alle hoeveelheden in ongewijzigde staat uit te voeren suiker, isoglucose en inulinestroop met periodiek vastgestelde restituties of heffingen bij uitvoer op basis van de tijdens het bedoelde verkoopseizoen afgegeven uitvoercertificaten;

c) alle te verwachten uitvoer van suiker, isoglucose en inulinestroop in de vorm van verwerkte produkten met uitvoerrestituties of uitvoerheffingen die te dien einde tijdens het bedoelde verkoopseizoen zijn vastgesteld, waarbij de betrokken hoeveelheden gelijkmatig over het gehele verkoopseizoen worden verdeeld.

Voor de berekening van het verwachte gemiddelde verlies, als bedoeld in artikel 28, lid 1, onder d), van Verordening (EEG) nr. 1785/81, wordt ook rekening gehouden met de produktierestituties voor de hoeveelheden basisprodukt, uitgedrukt in witte suiker, boven in totaal 60 000 ton, waarvoor tijdens het betrokken verkoopseizoen de in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 1010/86 bedoelde produktierestitutiebewijzen zijn afgegeven.

".

5. Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

a) Lid 1, inleidend zinsdeel, komt te luiden:

"Wanneer voor suiker en inulinestroop de raming van de basisproduktieheffing leidt:".

b) Lid 2 komt te luiden:

"2. Dezelfde regel als die bedoeld in lid 1 is van toepassing bij de bepaling van het bedrag per eenheid van het voorschot op de B-heffing voor suiker en voor inulinestroop, rekening houdende met het maximumbedrag als bedoeld in artikel 28, lid 4 of lid 5, van Verordening (EEG) nr. 1785/81.".

6. Artikel 7 komt als volgt te luiden:

"Artikel 7

1. Voor 15 oktober worden, voor het voorafgaande verkoopseizoen, voor suiker, isoglucose en inulinestroop,

a) de bedragen van de basisproduktieheffing en de B-heffing, en

b) in voorkomend geval, de in artikel 28 bis, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1785/81 bedoelde coëfficiënt,

vastgesteld.

2. Voor elke suiker-, elke isoglucose- en elke inulinestroopproducerende onderneming, stellen de Lid-Staten voor 1 november, voor het voorafgaande verkoopseizoen, rekening houdend met de overeenkomstig artikel 5 geïnde voorschotten, de afrekeningen vast voor de betaling van de saldi van de heffingen.

De door de onderneming of door de Lid-Staat verschuldigde saldi worden voor 15 december daaropvolgend betaald.

3. Wanneer ingevolge het bepaalde in artikel 28 bis, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1785/81 een coëfficiënt wordt vastgesteld, stellen de Lid-Staten, overeenkomstig genoemd lid, voor het voorafgaande verkoopseizoen, voor 1 november, voor elke suiker-, elke isoglucose- en elke inulinestroopproducerende onderneming de door de betrokken fabrikanten te betalen aanvullende heffing vast. Deze heffing wordt tegelijk met het saldo van de produktieheffingen voor het betrokken verkoopseizoen geïnd.".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 maart 1994.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 23 februari 1994.

Voor de Commissie

René STEICHEN

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 177 van 1. 7. 1981, blz. 4.

(2) PB nr. L 22 van 27. 1. 1994, blz. 7.

(3) PB nr. L 158 van 9. 6. 1982, blz. 17.

(4) PB nr. L 90 van 11. 4. 1991, blz. 15.

(5)() PB nr. L 94 van 9. 4. 1986, blz. 9.