31994D0936

94/936/EG: Beschikking van de Raad van 20 december 1994 tot wijziging van Beschikking 90/218/EEG met betrekking tot het op de markt brengen en de toediening van bovine somatotropine (BST)

Publicatieblad Nr. L 366 van 31/12/1994 blz. 0019 - 0020
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 65 blz. 0240
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 65 blz. 0240


BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 20 december 1994

tot wijziging van Beschikking 90/218/EEG met betrekking tot het op de markt brengen en de toediening van bovine somatotropine (BST)

(94/936/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 34,

Gezien het voorstel van de Commissie(),

Gezien het advies van het Europees Parlement(),

Overwegende dat de Lid-Staten er overeenkomstig Beschikking 90/218/EEG() op moeten toezien dat tot en met 31 december 1994 op hun grondgebied geen bovine somatotropine op de markt wordt gebracht en dat deze stof op hun grondgebied niet, op welke manier dan ook, aan melkkoeien wordt toegediend;

Overwegende dat de Commissie heeft voorgesteld om tot de afloop van de regeling die is ingesteld bij Verordening (EEG) nr. 3950/92 van de Raad van 28 december 1992 tot instelling van een extra heffing in de sector melk en zuivelprodukten() het verbod inzake het op de markt brengen en het toedienen van bovine somatotropine, op welke manier dan ook, aan melkkoeien op het grondgebied van de Lid-Staten te verlengen;

Overwegende dat de Commissie op 28 oktober 1994 aan de Raad een bijgewerkte versie heeft toegezonden van haar mededeling ter beoordeling van de nieuwe situatie die is ontstaan door het besluit van de Amerikaanse autoriteiten om het op de markt brengen van somatotropine toe te staan, en van de gevolgen van dat besluit voor het internationale handelsverkeer;

Overwegende dat de Raad meer tijd nodig acht om de implicaties van een definitief besluit ter zake te evalueren, en met name het effect van de in het kader van de Uruguay-Ronde bereikte overeenkomsten;

Overwegende dat het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik de betrokken Lid-Staten heeft geadviseerd om gedurende twee jaar onder veterinair toezicht op ruimere schaal onderzoek te verrichten teneinde na te gaan welke effecten BST heeft voor de gevallen van mammitis en welke storingen van het metabolisme daarmee onder normale gebruiksomstandigheden gepaard gaan; dat bovendien de gevolgen voor het welzijn van de melkkoeien onderzocht moeten worden;

Overwegende dat het derhalve noodzakelijk is Beschikking 90/218/EEG te wijzigen, zodat de Lid-Staten desgewenst aanvullend onderzoek kunnen verrichten, en dat de Commissie en het Wetenschappelijk Veterinair Comité daarbij moeten worden betrokken; dat, in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek, een definitief besluit ter zake moet worden opgeschort;

Overwegende voorts dat de Lid-Staten, teneinde concurrentiedistorsies te voorkomen, desgewenst de mogelijkheid moeten krijgen om het op de markt brengen van bovine somatotropine met het oog op uitvoer naar derde landen toe te staan;

Overwegende ten slotte dat een herzieningsclausule moet worden opgenomen op grond waarvan, uitgaande van die aanvullende gegevens, een definitief besluit ter zake kan worden genomen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

Beschikking 90/218/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1. artikel 1 wordt vervangen door:

,,Artikel 1

De Lid-Staten zien erop toe dat tot en met 31 december 1999 op hun grondgebied geen bovine somatotropine op de markt wordt gebracht en dat deze stof op hun grondgebied niet, op welke manier dan ook, aan melkkoeien wordt toegediend.

Deze beschikking laat de produktie van somatotropine met het oog op uitvoer naar derde landen onverlet.'';

2. artikel 2 wordt vervangen door:

,,Artikel 2

1. In afwijking van artikel 1 kunnen de Lid-Staten, onder controle van een officiële dierenarts, beperkte praktische proeven inzake het gebruik van bovine somatotropine verrichten, teneinde alle verdere wetenschappelijke gegevens te verzamelen waarmee de Raad bij het nemen van zijn definitieve besluit rekening kan houden.

Volgens de procedure van artikel 4 worden de bij genoemde proeven te hanteren voorwaarden en criteria vastgesteld. De Lid-Staten die van de in de eerste alinea geboden mogelijkheid gebruik wensen te maken, delen zulks aan de Commissie mede.

Zij houden de informatie met betrekking tot die gegevens ter beschikking van de Commissie en de andere Lid-Staten.

2. De Raad draagt de Commissie op een groep van onafhankelijke vooraanstaande wetenschappers te verzoeken, in samenwerking met de Lid-Staten, de gevolgen van het gebruik van BST te beoordelen, rekening houdend met het advies van het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, met name wat betreft de effecten van het gebruik van deze stof op gevallen van mammitis.

3. De in lid 1, eerste alinea, bedoelde Lid-Staten kunnen vragen om gebruik te maken van het bepaalde in artikel 19 van Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied() voor de uitvoering van de in die alinea beoogde verificaties.

() PB nr. C 224 van 18. 8. 1994, blz. 19.''

3. artikel 3 wordt vervangen door:

,,Artikel 3

Vóór 1 juli 1998 dient de Commissie bij de Raad, met het oog op een definitief besluit ter zake, een verslag in over de conclusies van het overeenkomstig artikel 2 verrichte onderzoek.'';

4. artikel 4 wordt vervangen door:

,,Artikel 4

1. In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure, leidt de voorzitter van het bij Besluit 68/361/EEG(*) ingestelde Permanent Veterinair Comité, hierna het ,,Comité'' genoemd, deze procedure, hetzij op eigen initiatief hetzij op verzoek van een Lid-Staat, onverwijld in bij het Comité.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie dient een ontwerp in van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt over dit ontwerp advies uit binnen een termijn die door de voorzitter kan worden vastgesteld naar gelang van de urgentie van de te behandelen kwesties. Het Comité spreekt zich uit met een meerderheid van 62 stemmen, waarbij de stemmen worden gewogen overeenkomstig artikel 148, lid 2, van het Verdrag. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

3. a) De Commissie stelt de maatregelen vast en legt deze onmiddellijk ten uitvoer wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité.

3. b) Wanneer de beoogde maatregelen hiermee niet in overeenstemming zijn of wanneer het Comité geen advies heeft uitgebracht, legt de Commissie onverwijld een voorstel voor aan de Raad betreffende de te nemen maatregelen. De Raad stelt de maatregelen vast met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

4. c) Indien de Raad binnen drie maanden na indiening van het voorstel geen maatregelen heeft vastgesteld, stelt de Commissie de voorgestelde maatregelen vast en legt zij deze onmiddellijk ten uitvoer, behalve wanneer de Raad zich met gewone meerderheid van stemmen heeft uitgesproken tegen genoemde maatregelen.

() PB. nr. L 255 van 18. 10. 1968, blz. 23.''

Artikel 2

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 januari 1995.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 20 december 1994.

Voor de Raad

De Voorzitter

J. BORCHERT

() PB nr. C 3 van 5. 1. 1994, blz. 7.

() PB nr. C 20 van 24. 1. 1994, blz. 531.

() PB nr. L 116 van 8. 5. 1990, blz. 27. Beschikking laatstel+k gew+zigd b+ Beschikking 93/718/EG (PB nr. L 333 van 31. 12. 1993, blz. 72).

() PB nr. L 405 van 31. 12. 1992, blz. 1. Verordening laatstel+k gew+zigd b+ Verordening (EG) nr. 1883/94 (PB nr. L 197 van 30. 7. 1994, blz. 25).