31994D0136

94/136/EG: Beschikking van de Commissie van 8 februari 1994 betreffende een verzoek om terugbetaling van bij de invoer van bepaalde garens van polyester (kunstmatige stapelvezels), van oorsprong uit Indonesië, geïnde anti- dumpingrechten (Unicom BVBA/Unitrac) (Slechts de teksten in de Franse en de Nederlandse taal zijn authentiek)

Publicatieblad Nr. L 059 van 03/03/1994 blz. 0027 - 0028


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 8 februari 1994 betreffende een verzoek om terugbetaling van bij de invoer van bepaalde garens van polyester (kunstmatige stapelvezels), van oorsprong uit Indonesië, geïnde anti-dumpingrechten (Unicom BVBA/Unitrac) (Slechts de tekst in de Nederlandse en in de Franse taal is authentiek) (94/136/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2423/88 van de Raad van 11 juli 1988 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap (1), inzonderheid op artikel 16,

Overwegende hetgeen volgt:

A. PROCEDURE (1) Op 31 maart 1992 werd bij Verordening (EEG) nr. 830/92 van de Raad (2) een definitief anti-dumpingrecht van 11,9 % ingesteld op de invoer van bepaalde garens van polyester (kunstmatige stapelvezels), van oorsprong uit Taiwan, Indonesië, India, de Volksrepubliek China en Turkije.

(2) Unicom BVBA/Unitrac, Italiëlei 17a, 2000 Antwerpen 1, België, importeur van garens van polyester, vervaardigd en uitgevoerd door PT Indo Rama Synthetics, een Indonesische exporteur, hierna "de exporteur" genoemd, die aan een anti-dumpingrecht van 11,9 % werd onderworpen, verzocht op 19 juni 1992 om terugbetaling van de van 3 oktober 1991 tot en met 30 april 1992 betaalde anti-dumpingrechten en diende op 25 augustus 1992 een tweede verzoek in voor de periode van 1 mei tot en met 30 november 1992. Overeenkomstig haar Mededeling inzake de terugbetaling van anti-dumpingrechten (3) ging de Commissie ervan uit dat dit verzoek om terugbetaling, dat betrekking had op meer dan drie zendingen over een periode van meer dan zes maanden, als een "herhaalde aanvraag" in de zin van punt I.4 van de Mededeling diende te worden behandeld.

De door Unicom BVBA/Unitrac ingediende verzoeken om terugbetaling van de van 3 oktober 1991 tot en met 30 april 1992 (eerste referentieperiode) en van 1 mei tot en met 30 november 1992 (tweede referentieperiode) betaalde anti-dumpingrechten heeft betrekking op een totaal bedrag van (. . .) Bfr. (4).

(3) Nadat de aanvraagster haar opmerkingen ten aanzien van de gedurende de vorengenoemde referentieperiodes gehanteerde dumpingmarge naar voren had gebracht, heeft de Commissie alle informatie verzameld en geverifieerd die zij noodzakelijk achtte en heeft zij ten kantore van de exporteur in Indonesië een onderzoek ingesteld.

Vervolgens werd de aanvraagster van de eerste resultaten van dit onderzoek in kennis gesteld en werd haar de gelegenheid geboden opmerkingen naar voren te brengen. Met dit commentaar werd voor zover nodig rekening gehouden.

(4) De Commissie heeft de Lid-Staten hiervan in kennis gesteld en haar zienswijze hieromtrent bekendgemaakt. Dit standpunt werd door alle Lid-Staten onderschreven.

B. ARGUMENTEN VAN DE AANVRAAGSTER (5) Aan de verzoeken van de aanvraagster lag het argument, gestaafd met gegevens betreffende de normale waarde en de prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap, ten grondslag dat, gezien de door de betrokken exporteur toegepaste prijzen bij uitvoer, van dumping geen sprake kon zijn.

C. ONTVANKELIJKHEID (6) De verzoeken zijn ontvankelijk aangezien zij werden ingediend overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de anti-dumpingvoorschriften van de Gemeenschap, in het bijzonder wat de termijnen betreft.

D. GEGRONDHEID VAN HET VERZOEK (7) De indienster van de verzoeken heeft overeenkomstig artikel 16, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2423/88 en deel II van de Mededeling aangetoond en het onderzoek heeft bevestigd, dat de prijzen bij uitvoer, behalve voor een klein aantal transacties, niet lager waren dan de normale waarde die voor verkopen van het soortgelijke produkt in Indonesië werd geconstateerd.

(8) Bij het vaststellen van de dumpingmarge diende rekening te worden gehouden met het feit dat de betrokken exporteur bij het oorspronkelijke anti-dumpingonderzoek geen medewerking had verleend. De berekening diende derhalve te geschieden overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2423/88.

(9) a) Normale waarde

Wanneer het naar de Gemeenschap uitgevoerde produkt op de binnenlandse markt in het normale handelsverkeer in voldoende hoeveelheden werd verkocht, werd de normale waarde vastgesteld op basis van het gewogen gemiddelde van de werkelijk betaalde of te betalen prijs van dit soort produkt op de binnenlandse markt.

Wanneer een bepaald type produkt dat naar de Gemeenschap werd uitgevoerd, in het geheel niet of in ontoereikende hoeveelheden op de binnenlandse markt werd verkocht, werd de normale waarde samengesteld op basis van de produktiekosten vermeerderd met een redelijke winstmarge. De uitgaven in verband met verkopen en administratie en andere algemene uitgaven, met inbegrip van de produktiekosten en de winstmarge, werden berekend met inachtneming van de kosten die werden gemaakt en de winst die werd behaald op verkopen van andere types van het soortgelijke produkt op de binnenlandse markt, overeenkomstig artikel 2, lid 3, onder b), punt ii), van Verordening (EEG) nr. 2423/88.

b) Prijs bij uitvoer

Deze prijs werd berekend met inachtneming van alle door de betrokken exporteur gedurende het onderzoektijdvak verzonden hoeveelheden die in de Gemeenschap in het vrije verkeer werden gebracht.

Geen enkele importeur in de Gemeenschap van het door de exporteur uitgevoerde produkt was met deze exporteur verbonden. De prijzen bij uitvoer werden derhalve vastgesteld op basis van de werkelijk betaalde of te betalen prijs van het voor uitvoer naar de Gemeenschap verkochte produkt.

c) Vergelijking

De normale waarde en de prijzen bij uitvoer werden met elkaar vergeleken overeenkomstig artikel 2, lid 9, van Verordening (EEG) nr. 2423/88.

(10) Dit onderzoek wees uit dat de verzoeken gerechtvaardigd waren en dat de feitelijke dumpingmarge voor de referentieperiode onbeduidend was (minder dan 0,1 %).

(11) Terug te betalen bedrag: Aangezien geen dumpingmarge van betekenis werd vastgesteld, wordt een bedrag van (. . .) Bfr. terugbetaald. Dit is het volledige bedrag van de anti-dumpingrechten die werden betaald voor de ingevoerde goederen die van 3 oktober 1991 tot en met 30 november 1992 in de Gemeenschap in het vrije verkeer werden gebracht,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De door Unicom BVBA/Unitrac ingediende verzoeken om terugbetaling van de anti-dumpingrechten die in de periode van 3 oktober 1991 tot en met 30 november 1992 werden betaald worden ingewilligd ten belope van (. . .) Bfr.

Artikel 2

Het in artikel 1 genoemde bedrag wordt door het Koninkrijk België teruggegeven.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk België en tot Unicom BVBA/Unitrac, Italiëlei 17a, 2000 Antwerpen 1, België.

Gedaan te Brussel, 8 februari 1994.

Voor de Commissie

Leon BRITTAN

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 209 van 2. 8. 1988, blz. 1.

(2) PB nr. L 88 van 3. 4. 1992, blz. 1.

(3) PB nr. C 266 van 22. 10. 1986, blz. 2.

(4) In de gepubliceerde versie van de beschikking zijn overeenkomstig het bepaalde in artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 2423/88, dat betrekking heeft op het zakengeheim, bepaalde cijfers niet vermeld.