31993R3666

Verordening (EG) nr. 3666/93 van de Commissie van 15 december 1993 tot wijziging van Verordening nr. 27 en van de Verordeningen (EEG) nr. 1629/69, (EEG) nr. 4260/88, (EEG) nr. 4261/88 en (EEG) nr. 2367/90 met het oog op de tenuitvoerlegging van de in de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte neergelegde mededingingsregels

Publicatieblad Nr. L 336 van 31/12/1993 blz. 0001 - 0072
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 7 Deel 5 blz. 0080
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 7 Deel 5 blz. 0080


VERORDENING (EG) Nr. 3666/93 VAN DE COMMISSIE van 15 december 1993 tot wijziging van Verordening nr. 27 en van de Verordeningen (EEG) nr. 1629/69, (EEG) nr. 4260/88, (EEG) nr. 4261/88 en (EEG) nr. 2367/90 met het oog op de tenuitvoerlegging van de in de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte neergelegde mededingingsregels

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte,

Gelet op Verordening nr. 17 van de Raad van 6 februari 1962, eerste verordening over de toepassing van de artikelen 85 van 86 van het Verdrag (1), laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal, inzonderheid op artikel 24,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1017/68 van de Raad van 19 juni 1968 houdende de toepassing van mededingingsregels op het gebied van het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren (2), laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van Griekenland, inzonderheid op artikel 29,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 4056/86 van de Raad van 22 december 1986 tot vaststelling van de wijze van toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag op het zeevervoer (3), inzonderheid op artikel 26,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 3975/87 van de Raad van 14 december 1987 tot vaststelling van de wijze van toepassing van de mededingingsregels op ondernemingen in de sector luchtvervoer (4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2410/92 (5), inzonderheid op artikel 19,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad van 21 december 1989 betreffende de controle en concentraties van ondernemingen (6), inzonderheid op artikel 23,

Na raadpleging van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities op het gebied van het vervoer, het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities op het gebied van het vervoer over zee, het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities op het gebied van het luchtvervoer en het Raadgevend Comité voor concentraties,

Overwegende dat Verordening nr. 17 en de Verordeningen (EEG) nr. 1017/68, (EEG) nr. 4056/86, (EEG) nr. 3975/87 en (EEG) nr. 4064/89 de Commissie de bevoegdheid geven uitvoeringsbepalingen vast te stellen met betrekking tot vorm, inhoud en overige bijzonderheden van aanmeldingen, verzoeken en klachten, van welke bevoegdheid de Commissie gebruik heeft gemaakt bij de vaststelling van Verordening nr. 27 (7), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2526/85 (8), en de Verordeningen (EEG) nr. 1629/69 (9), (EEG) nr. 42060/88 (10), (EEG) nr. 4261/99 (11) en (EEG) nr. 2367/90 (12);

Overwegende dat met de inwerkingtreding van de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en zoals vastgesteld in het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, de Commissie verantwoordelijk zal zijn voor de tenuitvoerlegging van de in die Overeenkomst neergelegde mededingingsregels;

Overwegende dat Protocol 21 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte bepaalt dat de Gemeenschap waar nodig de bepalingen zal goedkeuren ter uitvoering van de beginselen die zijn neergelegd in artikel 1, lid 2, onder e), en in de artikelen 53 tot en met 60 van die Overeenkomst;

Overwegende dat, opdat de Commissie haar verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte naar behoren zou kunnen nakomen, het evenwel noodzakelijk is de bepalingen betreffende vorm, inhoud en overige bijzonderheden van verzoeken, aanmeldingen en klachten, te wijzigen ten einde de behandeling door de bevoegde afdelingen, in het belang van alle betrokkenen, te vereenvoudigen en te versnellen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening nr. 27 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 2, lid 1, wordt gelezen:

"1. De verzoeken en aanmeldingen worden in vijftienvoud aan de Commissie gezonden.".

2. Het volgende lid 4 wordt toegevoegd aan artikel 2:

"4. Verzoeken en aanmeldingen op grond van de artikelen 53 en 54 van de Overeenkomst tot oprichting van de Europese Economische Ruimte kunnen ook worden gesteld in een van de officiële talen van de EVA-Staten of in de werktaal van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA.".

3. De bijlage waarnaar wordt verwezen in artikel 4, lid 1, wordt vervangen door bijlage 1.

4. Formulier C wordt vervangen door bijlage 1a.

Artikel 2

Verordening (EEG) nr. 1629/69 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 3, lid 5, wordt gelezen:

"5. De verzoeken en aanmeldingen alsmede de bijlagen worden in vijftienvoud bij de Commissie ingediend.".

2. Het volgende artikel 3 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 3 bis

De in artikel 1, lid 1, en artikel 3, leden 1 en 2, bedoelde klachten, verzoeken en aanmeldingen die worden ingediend op grond van de artikelen 53 en 54 van de Overeenkomst tot oprichting van de Europese Economische Ruimte, kunnen ook worden gesteld in een van de officiële talen van de EVA-Staten of in de werktaal van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA.".

3. De bijlage waarnaar wordt verwezen in artikel 1, lid 1 en artikel 3, leden 1 en 2, wordt vervangen door bijlage 2.

Artikel 3

Verordening (EEG) nr. 4260/88 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 4, lid 4, wordt gelezen:

"4. De verzoeken alsmede de bijlagen worden in vijftienvoud bij de Commissie ingediend.".

2. Het volgende artikel 4 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 4 bis

De in artikel 1, lid 3, artikel 2, lid 1, en artikel 4, lid 6, bedoelde aanmeldingen, klachten en verzoeken die worden ingediend op grond van de artikelen 53 en 54 van de Overeenkomst tot oprichting van de Europese Economische Ruimte, kunnen ook worden gesteld in een van de officiële talen van de EVA-Staten of in de werktaal van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA.".

3. De bijlage waarnaar wordt verwezen in artikel 4, lid 1, wordt vervangen door bijlage 3.

Artikel 4

Verordening (EEG) nr. 4261/88 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 3, lid 4, wordt gelezen:

"4. De verzoeken alsmede de bijlagen worden in vijftienvoud bij de Commissie ingediend.".

2. Het volgende artikel 3 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 3 bis

De in artikel 1, lid 1, en artikel 3, lid 6, bedoelde klachten en verzoeken die worden ingediend op grond van de artikelen 53 en 54 van de Overeenkomst tot oprichting van de Europese Economische Ruimte, kunnen ook worden gesteld in een van de officiële talen van de EVA-Staten of in de werktaal van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA.".

3. De bijlage waarnaar wordt verwezen in artikel 3, lid 1, wordt vervangen door bijlage 4.

Artikel 5

Verordening (EEG) nr. 2367/90 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 2, lid 2, wordt gelezen:

"2. De aanmelding wordt in eenentwintigvoud en de bijlagen worden in zestienvoud toegezonden aan de Commissie op het in het formulier CO vermelde adres.".

2. Het volgende lid 5 wordt toegevoegd aan artikel 2:

5. Aanmeldingen die worden ingediend uit hoofde van artikel 57 van de Overeenkomst tot oprichting van de Europese Economische Ruimte, kunnen ook worden gesteld in een van de officiële talen van de EVA-Staten of in de werktaal van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA. Indien de voor de aanmelding gekozen taal geen officiële taal is van de Gemeenschap, moeten de indieners van de aanmelding een vertaling van alle documenten bijvoegen in een officiële taal van de Gemeenschap. De taal die voor de vertaling is gekozen, is de taal die de Commissie in de procedure ten aanzien van de aanmeldende partijen zal gebruiken.".

3. De bijlage waarnaar wordt verwezen in artikel 2, lid 1, wordt vervangen door bijlage 5.

Artikel 6

Deze verordening treedt in werking op de dag van inwerkingtreding van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 15 december 1993.

Voor de Commissie

Karel VAN MIERT

Lid van de Commissie

(1) PB nr. 13 van 21. 2. 1962, blz. 204/62.(2) PB nr. L 175 van 23. 7. 1968, blz. 1.(3) PB nr. L 378 van 31. 12. 1986, blz. 4.(4) PB nr. L 374 van 31. 12. 1987, blz. 1.(5) PB nr. L 240 van 24. 8. 1992, blz. 18.(6) PB nr. L 395 van 30. 12. 1989, blz. 1.(7) PB nr. 35 van 10. 5. 1962, blz. 1118/62.(8) PB nr. L 240 van 7. 9. 1985, blz. 1.(9) PB nr. L 209 van 21. 8. 1969, blz. 1.(10) PB nr. L 376 van 31. 12. 1988, blz. 1.(11) PB nr. L 376 van 31. 12. 1988, blz. 10.(12) PB nr. L 219 van 14. 8. 1990, blz. 5.

Bijlage 1

FORMULIER A/B Verordening nr. 17 FORMULIER A/B Noot: Dit formulier moet vergezeld gaan van een bijlage met de gegevens die zijn omschreven in de toelichting.

Het formulier en de bijlage moeten in vijftienvoud worden ingediend (twee exemplaren voor de Commissie, één voor elke Lid-Staat en één voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA). De betrokken overeenkomsten moeten in drievoud worden ingediend. Van andere documenten ter adstructie moet slechts één exemplaar worden overgelegd.

Niet vergeten de bijgevoegde ontvangstbevestiging in te vullen.

Indien er naast de vragen niet voldoende ruimte is, kunnen extra bladen worden gebruikt waarop nauwkeurig dient te worden verwezen naar het punt van het formulier waarop de bladen betrekking hebben.

AAN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Directoraat-generaal Concurrentie

Wetstraat 200

B-1049 Brussel

A.1. Verzoek om een negatieve verklaring als bedoeld in artikel 2 van Verordening nr. 17 van de Raad met betrekking tot de toepassing van artikel 85, lid 1, of artikel 86 van het EG-Verdrag en/of van artikel 53, lid 1, of artikel 54 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1);

B.1. Aanmelding van een overeenkomst, besluit of onderling afgestemde feitelijke gedraging volgens artikel 4 of volgens artikel 5 van Verordening nr. 17 van de Raad ter verkrijging van een ontheffing van het kartelverbod krachtens artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag, aanmeldingen met het oog op een oppositieprocedure daaronder begrepen, alsmede artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst.

Identiteit van de partijen

1. Identiteit van de verzoeker/aanmelder

Volledige naam en adres, telefoon-, telex- en telefaxnummers en een korte beschrijving (2) van de onderneming(en) of ondernemersverenigingen die het verzoek indienen of de aanmelding verrichten.

Gelieve bij deelgenootschappen, individuele handelaren of andere lichamen zonder rechtspersoonlijkheid die onder een handelsnaam opereren ook de naam, voornamen en het adres van de eigenaren of partners op te geven.

Indien een aanvraag wordt ingediend of een aanmelding verricht namens een derde of door meer dan een persoon wordt ingediend of verricht, moeten naam, adres en hoedanigheid van de vertegenwoordiger of gemeenschappelijke vertegenwoordiger worden opgegeven, met stukken waaruit zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid blijkt. Indien een verzoek of een aanmelding wordt ingediend door of namens meer dan een persoon, moeten dezen een gemeenschappelijke vertegenwoordiger aanwijzen (Verordening nr. 27 van de Commissie, artikel 1, leden 2 en 3).

2. Gegevens over de andere partijen

Volledige naam, adres en korte beschrijving van andere partijen bij de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging, hierna "de regelingen" genoemd.

Gelieve te vermelden op welke wijze deze andere partijen van dit verzoek of deze aanmelding in kennis zijn gesteld.

Deze inlichtingen zijn niet nodig ten aanzien van standaardovereenkomsten welke de onderneming die het verzoek doet of de aanmelding verricht met een aantal partijen heeft gesloten, of wil sluiten (bij voorbeeld een overeenkomst waarbij distributeurs worden benoemd).

Doel van dit verzoek/aanmelding

(Zie toelichting)

(Gelieve elke vraag met ja of nee te beantwoorden)

Verzoekt u alleen om een negatieve verklaring? (Zie voor de gevolgen van zulk een verzoek de toelichting, punt V, eerste alinea, in fine)

Verzoekt u om een negatieve verklaring en meldt u tevens de regelingen aan ter verkrijging van een ontheffing van het kartelverbod in geval de Commissie geen negatieve verklaring verleent?

Meldt u de regelingen alleen aan om een ontheffing te verkrijgen?

Bent u van mening dat dit verzoek in aanmerking komt voor een oppositieprocedure? (Zie toelichting - punten IV, V, VII en VIII en bijlage II) Zo ja, dan gelieve aan te geven op grond van welke verordening en welk artikel.

Zoudt u zich tevreden stellen met een administratieve brief? (Zie toelichting, punt VIII, in fine)

De ondergetekenden verklaren dat de hierboven en in de . . . bijlagen verstrekte inlichtingen naar hun beste weten juist zijn, dat ramingen als zodanig zijn aangemerkt en hun beste ramingen inzake de onderliggende feiten zijn, en dat alle ingenomen standpunten oprecht zijn.

Zij zijn bekend met het bepaalde in artikel 15, lid 1, onder a), van Verordening nr. 17 (Zie toelichting).

Plaats en datum: . . . . . .

Handtekeningen:

COMMISSIE

VAN DE

EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Directoraat-generaal Concurrentie

Brussel, . . . . . .

Aan . . . . . . . . . . . .

ONTVANGSTBEVESTIGING

(Een exemplaar van dit formulier zal aan het bovenvermelde adres worden teruggezonden, indien het bovenste gedeelte door de verzoeker of aanmelder is ingevuld)

Uw verzoek om een negatieve verklaring van: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Uw aanmelding van: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

betreffende: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Uw referentie: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Bij de overeenkomst betrokken partijen:

1. .

2. . en anderen.

(De overige partijen behoeven niet te worden vermeld)

(In te vullen door de Commissie)

is ontvangen op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

en ingeschreven onder nr. IV/. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Gelieve in alle correspondentie het bovenstaande nummer te vermelden.

Voorlopig adres:

Wetstraat 200

B-1049 Brussel

Telefoon:

Directe lijn: 29 . . . . . . . . . . . . . . .

Centrale: 299 11 11

Telefaxnummer: 29 . . . . . . . . . . . . . . .

FORMULIER A/B TOELICHTING Inhoud I. Doel van de EG- en EER-mededingingsregels

II. Bevoegdheid van de Commissie en van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA inzake de toepassing van de EER-mededingingsregels

III. Negatieve verklaring

IV. Ontheffing

V. Doel van het formulier

VI. Aard van het formulier

VII. De noodzaak van volledige en juiste informatie

VIII. Verdere procedure

IX. Geheimhouding

X. Verdere inlichtingen en opschriften die in de bijlage bij formulier A/B moeten worden gebruikt

XI. Talen

Bijlage 1: Tekst van de artikelen 85 en 86 van het EG-Verdrag, van de artikelen 53, 54 en 56 van de EER-Overeenkomst, van de artikelen 2, 3 en 4 van Protocol 22 van de EER-Overeenkomst en van de artikelen 1 en 2 van het Protocol tot aanpassing van de EER-Overeenkomst

Bijlage 2: Lijst van toepasselijke teksten

Bijlage 3: Lijst van de Lid-Staten en van de EVA-Staten, adres van de Commissie en van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, lijst van de voorlichtingsbureaus van de Commissie in de Gemeenschap en in de EVA-Staten en adressen van de bevoegde autoriteiten in de EVA-Staten.

Toevoegingen aan of wijzigingen van de in deze bijlagen gegeven informatie zullen van tijd tot tijd door de Commissie worden bekendgemaakt.

Nota bene: Ondernemingen die in twijfel verkeren hoe een aanmelding moet worden verricht, of die nadere uitleg verlangen, kunnen contact opnemen met het Directoraat-generaal Concurrentie (DG IV) of het Directoraat Concurrentie van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA te Brussel. Ook de voorlichtingsbureaus van de Commissie (die binnen de Gemeenschap en in de EVA-Staten zijn vermeld in bijlage III) kunnen van advies dienen of de naam opgeven van een ambtenaar in Brussel die de gewenste officiële taal van de Gemeenschap of van een van de EVA-Staten (3) spreekt.

I. DOEL VAN DE EG- EN EER-MEDEDINGINGSREGELS 1. Doel van communautaire mededingingsregels

Deze regels hebben ten doel, de vervalsing van de mededinging op de gemeenschappelijke markt door concurrentiebeperkende praktijken of misbruik van een machtspositie te voorkomen; zij zijn van toepassing op alle ondernemingen die rechtstreeks of indirect op de gemeenschappelijke markt handel drijven, ongeacht waar zij zijn gevestigd.

Artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag (de tekst van de artikelen 85 en 86 is afgedrukt in bijlage I) verbiedt concurrentiebeperkende overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de handel tussen Lid-Staten ongunstig kunnen beïnvloeden en volgens artikel 85, lid 2, zijn nietig overeenkomsten of besluiten die dergelijke beperkingen bevatten (hoewel het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft uitgesproken dat indien concurrentiebeperkende clausules uit overeenkomsten kunnen worden losgemaakt, alleen deze clausules nietig zijn); volgens artikel 85, lid 3, kan echter voor gedragingen die een gunstige werking hebben ontheffing worden verleend, mits aan de daarin vastgestelde voorwaarden is voldaan.

Artikel 86

verbiedt het misbruik van een machtspositie waardoor de handel tussen Lid-Staten ongunstig kan worden beïnvloed. De oorspronkelijke procedures ter uitvoering van deze artikelen, die voorzien in een negatieve verklaring en in een ontheffing van het kartelverbod krachtens artikel 85, lid 3, staan in Verordening nr. 17 (voor nadere gegevens inzake die verordening en de andere voorschriften die in deze toelichting zijn vermeld of die van belang zijn voor aanmeldingen en verzoeken op formulier A/B, zie bijlage II).

2. Doel van de EER-mededingingsregels

De mededingingsregels van de EER-Overeenkomst, gesloten tussen de Gemeenschap, de Lid-Staten van de EG en van de EVA-Staten (4), zijn gebaseerd op dezelfde beginselen die zijn vervat in de communautaire mededingingsregels en hebben hetzelfde doel, namelijk de vervalsing van de mededinging op het EER-grondgebied door concurrentiebeperkende praktijken of misbruik van een machtspositie te voorkomen. Zij zijn van toepassing op alle ondernemingen die rechtstreeks of indirect op het EER-grondgebied handel drijven, ongeacht waar zij zijn gevestigd.

Artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst (de tekst van de artikelen 53, 54 en 56 van de EER-Overeenkomst is afgedrukt in bijlage I) verbiedt concurrentiebeperkende overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de handel tussen de Gemeenschap en een of meer EVA-Staten, of tussen EVA-Staten, ongunstig kunnen beïnvloeden, en volgens artikel 53, lid 2, zijn nietig overeenkomsten of besluiten die dergelijke beperkingen bevatten (hoewel het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft uitgesproken dat indien concurrentiebeperkende clausules uit overeenkomsten kunnen worden losgemaakt, alleen deze clausules nietig zijn); volgens artikel 53, lid 3, kan echter voor gedragingen die een gunstige werking hebben ontheffing worden verleend, mits aan de daarin vastgestelde voorwaarden is voldaan. Artikel 54 verbiedt het misbruik van een machtspositie waardoor de handel tussen de Gemeenschap en een of meer EVA-Staten, of tussen EVA-Staten, ongunstig kan worden beïnvloed. De procedures ter uitvoering van deze artikelen, die voorzien in een negatieve verklaring en in een ontheffing krachtens artikel 53, lid 3, staan in Verordening nr. 17, die met het oog op de EER werd aangevuld door de Protocollen 21, 22 en 23 van de EER-Overeenkomst.

II. BEVOEGDHEID VAN DE COMMISSIE EN VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA INZAKE DE TOEPASSING VAN DE EER-MEDEDINGINGSREGELS De bevoegdheid van de Commissie en van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA inzake de toepassing van de EER-mededingingsregels vloeit voort uit artikel 56 van de EER-Overeenkomst. Aanmeldingen en verzoeken betreffende concurrentiebeperkende overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de handel tussen de Lid-Staten van de EG ongunstig kunnen beïnvloeden, dienen aan de Commissie te worden gericht tenzij zij geen merkbare invloed hebben op de handel tussen de Lid-Staten van de EG of de mededinging binnen de Gemeenschap in de zin van de bekendmaking van de Commissie van 1986 betreffende overeenkomsten van geringe betekenis (5). Daarnaast dienen alle concurrentiebeperkende overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de handel tussen een Lid-Staat van de EG en een of meer EVA-Staten ongunstig beïnvloeden, bij de Commissie te worden aangemeld indien de betrokken ondernemingen meer dan 67 % van hun totale EER-omzet in de Gemeenschap realiseren (6). Indien die overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen evenwel geen merkbare invloed hebben op de handel tussen Lid-Staten van de EG of op de mededinging in de Gemeenschap, moet de aanmelding worden gericht aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA. Alle overige overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die onder de toepassing vallen van artikel 53 van de EER-Overeenkomst moeten worden aangemeld bij de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA (waarvan het adres is vermeld in bijlage III).

Verzoeken om een negatieve verklaring in verband met artikel 54 van de EER-Overeenkomst moeten worden ingediend bij de Commissie indien de machtspositie enkel bestaat in de Gemeenschap en bij de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, indien de machtspositie enkel bestaat binnen het grondgebied, of een wezenlijk deel daarvan, van de EVA. Enkel indien er sprake is van een machtspositie op beide grondgebieden zullen de hierboven uiteengezette regels betreffende artikel 53 van toepassing zijn.

Bij de beoordeling zal de Commissie de mededingingsregels van het EG-Verdrag als grondslag nemen. Indien de zaak onder de toepassing van de EER-Overeenkomst valt en uit hoofde van artikel 56 van deze Overeenkomst aan de Commissie is toegewezen, zal deze terzelfder tijd de EER-regels toepassen.

III. NEGATIEVE VERKLARING De procedure inzake de afgifte van een negatieve verklaring heeft ten doel economische subjecten (ondernemingen) in staat te stellen na te gaan of de Commissie al dan niet van mening is dat een van hun regelingen of gedragingen verboden is uit hoofde van artikel 85, lid 1, of artikel 86 van het EG-Verdrag en/of uit hoofde van artikel 53, lid 1, of artikel 54 van de EER-Overeenkomst. De verklaring is geregeld in artikel 2 van Verordening nr. 17. Zij wordt gegeven in de vorm van een beschikking van de Commissie waarbij wordt vastgesteld dat er op grond van de haar bekende gegevens geen reden is om uit hoofde van artikel 85, lid 1, of artikel 86 van het EG-Verdrag en/of uit hoofde van artikel 53, lid 1, of artikel 54 van de EER-Overeenkomst tegen de regelingen of de gedraging op te treden.

Alle partijen kunnen een negatieve verklaring aanvragen, zelfs zonder toestemming, maar niet zonder medeweten, van andere partijen bij de regelingen. De aanvraag heeft echter weinig zin, indien de regelingen of de gedraging klaarblijkelijk niet vallen onder artikel 85, lid 1, of artikel 86 van het EG-Verdrag en/of onder artikel 53, lid 1, of artikel 54 van de EER-Overeenkomst, naar gelang van het geval. In dit verband wordt uw aandacht gevestigd op bijlage II, afdeling V, laatste alinea. De Commissie is niet verplicht een negatieve verklaring af te geven. Artikel 2 van Verordening nr. 17 luidt ". . . de Commissie (kan vaststellen . . .". De Commissie geeft gewoonlijk geen beschikkingen houdende negatieve verklaring in gevallen die naar haar oordeel zo duidelijk vallen buiten het verbod van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag en/of van artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst, dat er geen redelijke twijfel kan bestaan die door een dergelijke beschikking zou moeten worden weggenomen.

IV. ONTHEFFING De procedure tot ontheffing van het kartelverbod in toepassing van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst heeft ten doel, ondernemingen de gelegenheid te geven regelingen aan te gaan die in feite economische voordelen opleveren, maar zonder ontheffing in toepassing van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst verboden zouden zijn. De ontheffing is geregeld in de artikelen 4, 6 en 8 van Verordening nr. 17 en, voor nieuwe Lid-Staten, in de artikelen 5, 7 en 25 van die verordening. Wat betreft bestaande overeenkomsten die onder de toepassing van artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst vallen als gevolg van de inwerkingtreding daarvan, is de ontheffing geregeld in de artikelen 5 tot en met 13 van Protocol 21 van de EER-Overeenkomst. De ontheffing wordt gegeven in de vorm van een beschikking waarbij de Commissie artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst buiten toepassing verklaart voor de in de beschikking beschreven afspraken. Volgens artikel 8 van Verordening nr. 17 moet de Commissie de geldigheidsduur van de beschikking vaststellen, kan zij daaraan voorwaarden en verplichtingen verbinden en kunnen beschikkingen onder bepaalde voorwaarden worden gewijzigd of ingetrokken, dan wel kan aan partijen onder bepaalde omstandigheden bepaalde handelingen worden verboden, met name indien de beschikkingen gegrond zijn op onjuiste gegevens of indien de feitelijke situatie ten aanzien van een essentieel onderdeel is gewijzigd.

Alle partijen kunnen regelingen aanmelden zelfs zonder toestemming, maar niet zonder medeweten, van andere partijen.

De Commissie heeft een reeks groepsvrijstellingsverordeningen vastgesteld. Deze generieke vrijstellingen zijn ook van toepassing met betrekking tot de EER op de wijze die is neergelegd in bijlage XIV bij de EER-Overeenkomst. Enkele daarvan (zie de meest recente lijst in bijlage II houden in dat bepaalde overeenkomsten voor zulk een vrijstelling alleen in aanmerking komen wanneer zij bij de Commissie uit hoofde van artikel 4 of artikel 5 van Verordening nr. 17 zijn aangemeld met het oog op ontheffing van het kartelverbod krachtens artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst, en wanneer in de aanmelding een beroep wordt gedaan op de toepassing van een oppositieprocedure.

Een beschikking waarbij ontheffing op grond van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst wordt verleend, kan terugwerkende kracht hebben maar kan, afgezien van enkele uitzonderingen niet eerder ingaan dan op het tijdstip van aanmelding (artikel 6 van Verordening nr. 17; zie tevens artikel 6 van Protocol 21 van de EER-Overeenkomst). Indien de Commissie vaststelt dat de aangemelde regelingen inderdaad verboden zijn krachtens artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst vallen en niet in aanmerking komen voor toepassing van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst en zij derhalve een beschikking houdende veroordeling van deze regelingen neemt, zijn partijen niettemin vanaf de datum van aanmelding beschermd tegen de oplegging van geldboeten wegens de inbreuken die in de aanmelding zijn beschreven (artikel 3 en artikel 15, leden 5 en 6 van Verordening nr. 17).

V. DOEL VAN HET FORMULIER Formulier A/B geeft ondernemingen of ondernemersverenigingen, waar zij ook gevestigd zijn de mogelijkheid de Commissie om een negatieve verklaring te verzoeken voor regelingen of gedragingen, of zulke regelingen aan te melden en om een ontheffing van het verbod van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag krachtens artikel 85, lid 3, en/of artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst krachtens artikel 53, lid 3, te verzoeken. Het formulier geeft tevens de ondernemingen die om een negatieve verklaring verzoeken de gelegenheid terzelfder tijd een aanmelding te verrichten met het oog op een ontheffing. Alleen een aanmelding met het oog op een ontheffing van het kartelverbod biedt vrijwaring tegen de oplegging van een geldboete (artikel 15, lid 5).

Om geldig te zijn moeten verzoeken om een negatieve verklaring ten aanzien van artikel 86 van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst, aanmeldingen met het oog op een ontheffing van het kartelverbod en aanmeldingen met het verzoek om toepassing van de oppositieprocedure worden ingediend op formulier A/B, overeenkomstig artikel 4 van Verordening nr. 27 van de Commissie. (Ondernemingen die voor hun gedraging in het licht van een eventuele machtspositie in de zin van artikel 85 van het EG-Verdrag en/of artikel 54 van de EER-Overeenkomst een negatieve verklaring aanvragen behoeven geen gebruik te maken van formulier A/B: zie artikel 4, lid 4, van Verordening nr. 27. Hun wordt echter dringend aangeraden alle in afdeling X genoemde inlichtingen te verstrekken ten einde te waarborgen dat het verzoek een volledige weergave van de feiten bevat. De verzoeken of aanmeldingen die zijn ingediend op een door de EVA-zijde afgegeven formulier A/B, zijn evenzeer geldig. Indien de betrokken regeling of gedraging echter uitsluitend onder de toepassing van de artikelen 85 of 86 van het EG-Verdrag valt, dat wil zeggen geen enkele betekenis heeft voor de EER, verdient het aanbeveling om het onderhavige door de Commissie opgestelde formulier te gebruiken.

Alvorens u het formulier invult, dient u te letten op de verordeningen inzake verlening van groepsvrijstellingen en de bekendmakingen die in bijlage II zijn genoemd. Deze zijn gepubliceerd om de ondernemingen in een groot aantal gevallen in staat te stellen zelf uit te maken of hun regelingen tot twijfel aanleiding kunnen geven. De betrokkenen kunnen zichzelf en de Commissie in gevallen waarin klaarblijkelijk geen twijfel bestaat, de niet onaanzienlijke lasten en kosten besparen die met het indienen en het onderzoek van een verzoek of een aanmelding verbonden zijn.

VI. AARD VAN HET FORMULIER Het formulier bestaat uit een blad waarop de gegevens van de verzoekers of aanmelders en van alle eventuele andere partijen moeten worden ingevuld. Deze gegevens moeten worden aangevuld met verdere informatie onder de hoofden en verwijzingen die hieronder zijn aangegeven (zie punt X). Bij voorkeur A4-papier (21 × 29,7 cm - hetzelfde formaat als het formulier), maar geen groter papier gebruiken. Gelieve een kantlijn van ten minste 25 mm of één inch aan de linkerkant van het blad en, indien beide zijden worden benut, aan de rechterkant van de ommezijde open te laten.

VII. DE NOODZAAK VAN VOLLEDIGE EN JUISTE INFORMATIE Het is van belang dat de verzoeker alle essentiële feiten vermeld. Hoewel de Commissie het recht heeft aan de verzoekers of derden verdere inlichtingen te vragen en verplicht is een samenvatting van het verzoek te publiceren alvorens een negatieve verklaring of een ontheffing op grond van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst te geven, zal zij haar beschikking gewoonlijk gronden op de inlichtingen die door de verzoeker zijn verstrekt. Een beschikking op grond van onvolledige inlichtingen zou nietig kunnen zijn in het geval van een negatieve verklaring of zou in het geval van een ontheffing kunnen worden ingetrokken. Om dezelfde redenen is het ook van belang dat de Commissie in kennis wordt gesteld van alle wijzigingen van betekenis die na het verzoek of de aanmelding in uw regelingen worden aangebracht.

Volledige inlichtingen zijn van bijzonder belang indien u een generieke vrijstelling aanvraagt via een oppositieprocedure. Voor zulk een vrijstelling zijn inlichtingen nodig die volledig en in overeenstemming met de feiten zijn. Indien de Commissie zich, op grond van de in een aanmelding opgegeven feiten, niet verzet tegen de vrijstelling in het kader van deze procedure en komen er vervolgens nieuwe of afwijkende feiten aan het licht die in de aanmelding hadden kunnen of moeten voorkomen, dan gaat de vrijstelling met terugwerkende kracht verloren. Het zou voorts weinig zin hebben een oppositieprocedure aan te vragen en inlichtingen te verstrekken die klaarblijkelijk onvolledig zijn; in dat geval moet de Commissie hetzij zulk een aanmelding afwijzen, hetzij verzet doen ten einde het verstrekken van volledige inlichtingen mogelijk te maken.

Bovendien dient u te letten op het bepaalde in artikel 15, lid 1, onder a), van Verordening nr. 17, naar luid waarvan:

"De Commissie kan bij beschikking aan ondernemingen of ondernemersverenigingen geldboeten opleggen van ten minste honderd en ten hoogste vijfduizend rekeneenheden (7) wanneer zij opzettelijk of uit onachtzaamheid bij een verzoek als bedoeld in artikel 2 of bij een aanmelding als bedoeld in artikel 4 en artikel 5 onjuiste of verdraaide gegevens verstrekken.".

De sleutelwoorden zijn hier "onjuiste of verdraaide gegevens". In hoeverre gegevens moeten worden verstrekt, blijft echter dikwijls een kwestie van opvatting. Om de aanmelding te vergemakkelijken, aanvaardt de Commissie ramingen indien nauwkeurige gegevens niet zonder meer beschikbaar zijn. Ten slotte vraagt de Commissie niet slechts de opgave van feiten maar ook de mening daarover van partijen.

De Commissie zal derhalve van haar bevoegdheid geldboeten op te leggen alleen gebruik maken wanneer de verzoekers of aanmelders opzettelijk of uit onachtzaamheid onjuiste inlichtingen hebben verstrekt, grovelijk onjuiste ramingen hebben opgegeven, gemakkelijk toegankelijke inlichtingen of rammingen hebben achtergehouden dan wel opzettelijk verkeerde standpunten hebben ingenomen om een negatieve verklaring of een ontheffing te verkrijgen.

VIII. VERDERE PROCEDURE Het verzoek of de aanmelding wordt ingeschreven bij de griffie van het Directoraat-generaal Concurrentie (DG IV). De datum van ontvangst door de Commissie, of de datum van het poststempel in het geval van verzending per aangetekende brief, is de feitelijke datum van indiening. De indiening kan als ongeldig worden beschouwd indien zij klaarblijkelijk onvolledig is of niet op het voorgeschreven formulier heeft plaatsgevonden.

Verdere inlichtingen kunnen worden ingewonnen bij de verzoekers of bij derden (artikel 11 of artikel 14 van Verordening nr. 17) en er kunnen voorstellen worden gedaan voor wijzigingen in de regelingen, waardoor zij aanvaardbaar zouden worden.

De Commissie kan verzet doen tegen een aanmelding waarin om een oppositieprocedure wordt gevraagd, hetzij omdat zij niet vindt dat de regelingen in aanmerking komen voor een generieke vrijstelling, hetzij om het inwinnen van meer inlichtingen mogelijk te maken. Doet de Commissie verzet en wordt het verzet later niet ingetrokken, dan wordt de betrokken aanmelding behandeld als een verzoek om individuele vrijstelling.

Indien de Commissie na onderzoek voornemens is het verzoek in te willigen, moet zij krachtens artikel 19, lid 3, van Verordening nr. 17 een samenvatting publiceren en derden verzoeken hun opmerkingen kenbaar te maken. Vervolgens moet het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities, dat is samengesteld uit deskundige ambtenaren op kartelgebied van de Lid-Staten (artikel 10 van Verordening nr. 17) en waaraan, indien de zaak onder de toepassing van de EER-Overeenkomst valt, vertegenwoordigers van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de EVA-Staten deelnemen, een voorontwerp voor een beschikking worden voorgelegd dat met dit Comité dient te worden besproken. De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten zullen reeds een kopie van het verzoek of de aanmelding hebben ontvangen. Eerst dan kan de Commissie, mits er niets is gebeurd om haar voornemen te wijzigen, een beschikking geven.

Soms worden dossiers zonder formele beschikking gesloten, bij voorbeeld omdat is gebleken dat de regelingen reeds onder een generieke vrijstelling vallen, dan wel omdat de verzoekers zijn tevredengesteld door een minder formele brief van de diensten van de Commissie (ook "administratieve brief" genaamd), waarin wordt medegedeeld dat de regelingen, althans in de omstandigheden van het moment, geen optreden van de Commissie nodig maken. Een administratieve brief is geen beschikking. Hij vormt een aanwijzing wat de diensten van de Commissie in het licht van de gegevens waarover zij beschikken, vinden van de betrokken zaak. Dat wil zeggen dat de Commissie zo nodig - bij voorbeeld indien zou blijken dat een overeenkomst nietig is op grond van artikel 85, lid 2, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 2, van de EER-Overeenkomst - een beschikking met die strekking zou kunnen geven.

IX. GEHEIMHOUDING Volgens artikel 214 van het EG-Verdrag, de artikelen 20 en 21 van Verordening nr. 17 en artikel 9 van Protocol 23 van de EER-Overeenkomst, artikel 122 van de EER-Overeenkomst alsmede de artikelen 20 en 21 van Hoofdstuk II van Protocol 4 van de Overeenkomst tussen de EVA-Staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie, zijn de Commissie, de Lid-Staten van de EG, de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de EVA-Staten gehouden, inlichtingen die naar hun aard vallen onder de geheimhoudingsplicht, niet openbaar te maken. Anderzijds moet de Commissie krachtens artikel 19, lid 3, van Verordening nr. 17 een samenvatting van het verzoek bekendmaken, indien zij dit wil inwilligen, alvorens de betrokken beschikking te geven. Bij de bekendmaking wordt rekening gehouden met het rechtmatige belang van de ondernemingen dat hun zakengeheimen niet aan de openbaarheid worden prijsgegeven. In dit verband gelieve, indien u meent dat uw belangen zouden worden geschaad indien de inlichtingen welke u worden gevraagd zouden worden bekendgemaakt of anderszins aan anderen worden medegedeeld, al deze informatie in een tweede bijlage op te nemen, waarbij iedere bladzijde duidelijk met "zakengeheim" is gemerkt; in de voornaamste bijlage gelieve onder de betrokken titel te vermelden "zie tweede bijlage" of "zie ook tweede bijlage"; in de tweede bijlage gelieve de betrokken titels en wijzigingen te herhalen en de inlichtingen te verstrekken welke u niet bekendgemaakt wenst te zien, met opgave van redenen. Vergeet niet dat de Commissie wellicht een samenvatting van uw verzoek moet publiceren.

Alvorens een bekendmaking in de zin van artikel 19, lid 3, van Verordening nr. 17 te publiceren, legt de Commissie de betrokken ondernemingen een kopie van het concept voor.

X. VERDERE INLICHTINGEN EN OPSCHRIFTEN DIE IN DE BIJLAGE BIJ FORMULIER A/B MOETEN WORDEN GEBRUIKT De verdere informatie moet worden gegeven onder de volgende opschriften en referentienummers. Waar mogelijk raming juiste informatie verstrekken. Indien deze niet onmiddellijk beschikbaar is, gelieve uw beste ramingen te geven en aan te duiden wat u als raming opgeeft. Bent u van oordeel dat een opgevraagd detail niet beschikbaar of relevant is, gelieve te verklaren waarom. Dit kan met name het geval zijn wanneer een partij alleen, zonder medewerking van haar contractpartners een aanmelding verricht. Weet dat de ambtenaren van de Commissie bereid zijn over de relevantie van de details met u te spreken (zie de nota bene aan het begin van deze toelichting). Op verzoek wordt u een voorbeeld toegezonden dat u helpen kan.

1. Korte beschrijving

Geef een korte beschrijving van de regelingen of gedraging (aard, doel, data en duur) (bijzonderheden worden hieronder verlangd).

2. Markt

De aard van de produkten of diensten waarop de regelingen of de gedraging betrekking hebben (gelieve ook de posten van het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen op te geven). Een korte beschrijving van de marktstructuren voor de betrokken waren of diensten: bij voorbeeld wie er aanbiedt, wie er koopt, de geografische omvang, de omzet, de mate van concurrentie die er heerst, of het voor nieuwe leveranciers gemakkelijk is de markt binnen te komen, of er vervangingsartikelen zijn. Indien u een standaardovereenkomst aanmeldt, bij voorbeeld een contract met verkopers, gelieve op te geven hoeveel individuele overeenkomsten u denkt te sluiten. Indien u marktstudies bekend zijn, gelieve deze op te geven.

3. Nadere bijzonderheden over de partijen

Gelieve op te geven:

3.1. of één van partijen deel uitmaakt van een groep van vennootschappen. Een groepsrelatie wordt aanwezig geacht wanneer een firma

- méér dan de helft van het kapitaal of de activa bezit,

- de bevoegdheid heeft meer dan de helft van de stemrechten uit te oefenen,

- de bevoegheid heeft meer dan de helft van de leden van de raad van toezicht, de raad van bestuur of lichamen die de ondernemingen wettelijk vertegenwoordigen te benoemen, dan wel

- het recht heeft de zaken van een andere onderneming te beheren.

Zo ja, gelieve op te geven:

de naam en het adres van de hoogste moedervennootschap;

- een korte beschrijving van de zaken van de groep (8) (en, zo mogelijk, een exemplaar van de exploitatierekening van de groep);

- naam en adres van alle andere vennootschappen in de groep die concurreren op een markt waarop de regelingen betrekking hebben of een daaraan verwante markt, dat wil zeggen iedere andere vennootschap die de partijen rechtstreeks of indirect concurrentie aandoet (betrokken verbonden vennootschappen);

3.2. de laatste beschikbare totale omzet en totale omzet in de EER van elk van partijen en eventueel van de groepen waarvan zij deel uitmaken . Het kan ook nuttig zijn een exemplaar van de laatste jaarrekening over te leggen. De cijfers en het percentage van de totale EER-omzet die binnen de Gemeenschap en binnen de EVA-Staten werd verwezenlijkt;

3.3. de verkopen of het marktaandeel van elk van partijen in de produkten of diensten waarop de regelingen betrekking hebben, in de Gemeenschap, in het grondgebied van de EVA-Staten, in het EER-grondgebied en in de wereld. Indien de omzet in de Gemeenschap, in het grondgebied van de EVA-Staten of in het EER-grondgebied van betekenis is (marktaandeel boven 5 %), gelieve ook de cijfers voor iedere Lid-Staat van de EG, voor elke EVA-Staat (9) en voor de voorgaande boekjaren op te geven - ten einde belangrijke tendensen aan te tonen - alsmede de verkoop- en omzetprognoses van elke partij voor de toekomst op te geven. Dezelfde cijfers aangaande alle betrokken verbonden vennootschappen. Vooral onder deze titel is uw beste schatting wellicht het enige dat u kunt leveren.

Voor de berekening van de omzet in de bank- en verzekeringssector, zie artikel 3 van Protocol 22 van de EER-Overeenkomst.

3.4. Gelieve voor elk van de verkoopcijfers of omzetten die onder punt 3.3 worden verstrekt, het aandeel op te geven dat deze cijfers volgens schatting in de Gemeenschap, het grondgebied van de EVA-Staten en in het EER-grondgebied als geheel, vertegenwoordigen op de markten voor goederen of diensten beschreven in punt 2.

3.5. Heeft u een omvangrijk belang in, maar niet de controle over een andere vennootschap die concurreert op een markt waarop de regelingen betrekking hebben (meer dan 25 %, maar minder dan 50 %), of heeft zulk een andere vennootschap een omvangrijk belang in uw vennootschap, dan gelieve haar naam en adres en enkele bijzonderheden op te geven.

4. Volledige gegevens over de regelingen

4.1. Indien de inhoud van de regelingen geheel of gedeeltelijk op schrift is gesteld, gelieve u het doel van de regelingen mede te delen en drie afschriften van de tekst bij te voegen. Technische beschrijvingen die dikwijs in know-how-overeenkomsten voorkomen kunnen worden weggelaten. In dat geval echter mededelen welke delen zijn weggelaten.

Is de inhoud niet of slechts ten dele op schrift gesteld, dan gelieve er een volledige beschrijving van te geven.

4.2. Gelieve de beperkingen op te geven welke een regeling met zich brengt voor de onafhankelijke commerciële besluitvorming van partijen, bij voorbeeld betreffende

- de aan- of verkoopprijzen, de kortingen of andere handelsvoorwaarden,

- de hoeveelheden te vervaardigen of te verkopen produkten of te verlenen diensten,

- de investeringen of de technische ontwikkeling,

- een verdeling of toewijzing van markten of aanvoerbronnen,

- aankopen bij of verkopen aan derden,

- de toepassing van gelijke leveringscondities voor gelijkwaardige goederen of diensten;

- het afzonderlijk of gekoppeld aanbod van onderscheiden produkten of diensten.

Verzoekt u om een oppositieprocedure, dan gelieve op deze lijst met name de concurrentiebeperkingen te vermelden die verder gaan dan die welke reeds in de betrokken verordening zijn vrijgesteld.

4.3. Gelieve op te geven tussen welke Lid-Staten van de EG en/of EVA-Staten het handelsverkeer door de regelingen ongunstig kan worden beïnvloed en of de handel tussen de Gemeenschap of het EER-grondgebied en een of meer derde landen ongunstig wordt beïnvloed.

5. Gronden voor een negatieve verklaring

Indien u een negatieve verklaring aanvraagt, gelieve onder dit punt te vermelden:

5.1. waarom u het verzoek indient. Met andere woorden: welke bepaling of gevolgen van de regelingen of de gedraging kunnen volgens u vragen doen rijzen inzake de verenigbaarheid met de communautaire en/of EER-concurrentieregels. Dit punt heeft ten doel de Commissie een zo duidelijk mogelijk beeld te geven van de twijfel welke u aangaande uw regelingen of gedraging koestert en welke u bij een beschikking houdende negatieve verkaring wenst weggenomen te zien.

Gelieve vervolgens onder de volgende twee punten een samenvatting te geven van de betrokken feiten en de redenen waarom u artikel 85, lid 1, of artikel 86 van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 1, of artikel 54 van de EER-Overeenkomst niet van toepassing acht, te weten:

5.2. waarom de regelingen of de gedraging niet ten doel of ten gevolge hebben de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt of binnen het grondgebied van de EVA-Staten in waarneembare omvang te verhinderen, te beperken of te vervalsen of waarom uw onderneming geen machtspositie inneemt of bij haar gedrag geen misbruik van een machtspositie maakt en/of

5.3. waarom de regelingen of de gedraging niet ten doel of ten gevolge hebben de mededinging binnen het EER-grondgebied in waarneembare omvang te verhinderen, te beperken of te vervalsen, of waarom uw onderneming geen machtspositie inneemt of bij haar gedrag geen misbruik van een machtspositie maakt en/of

5.4. waarom de regelingen of de gedraging niet van dien aard zijn dat zij de handel tussen Lid-Staten of tussen de Gemeenschap en een of meer EVA-Staten, of tussen EVA-Staten in waarneembare omvang ongunstig kunnen beïnvloeden.

6. Gronden voor ontheffing krachtens artikel 85, lid 3

Indien u de regelingen, zij het voor alle zekerheid, aanmeldt ter verkrijging van een ontheffing krachtens artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst, gelieve uiteen te zetten hoe

6.1. de regelingen bijdragen tot verbetering van de produktie, de verdeling van de produkten of de bevordering van de technische of economische vooruitgang;

6.2. een billijk aandeel in de uit dergelijke verbeteringen of vooruitgang voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komt;

6.3. alle concurrentiebeperkende bepalingen in de regelingen onmisbaar zijn om de in punt 6.1 vermelde doelstellingen te bereiken (verzoekt u om een oppositieprocedure, dan is het van bijzonder belang dat u de concurrentiebeperkingen vermeldt en rechtvaardigt, die verder gaan dan die welke reeds in de betrokken verordening zijn vrijgesteld);

6.4. de regelingen niet de mededinging voor een wezenlijk deel van de betrokken produkten uitschakelen.

7. Andere informatie

7.1. Gelieve alle vroegere procedures of informele contacten met de Commissie of de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA waarvan u kennis draagt en alle vroegere procedures met autoriteiten of rechterlijke instanties van de Lid-Staten van de EG of de EVA-Staten inzake deze of verwante regelingen te vermelden.

7.2. Gelieve alle andere informatie te verstrekken die momenteel beschikbaar is en naar uw oordeel de Commissie kan helpen te beoordelen of er in de overeenkomst beperkingen aanwezig zijn en welke voordelen deze beperkingen eventueel kunnen rechtvaardigen.

7.3. Gelieve op te geven of u voornemens bent, verdere feiten of argumenten aan te voeren die nog niet beschikbaar zijn en zo ja, op welke punten.

7.4. Gelieve, met redenen omkleed, te verklaren hoe dringend uw verzoek of aanmelding is.

XI. TALEN U kunt uw overeenkomsten aanmelden in een van de officiële talen van de Europese Gemeenschap of van een EVA-Staat. Om een snelle behandeling van de zaak te garanderen wordt u evenwel verzocht, indien mogelijk, in het geval van een aanmelding bij de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, een van de officiële talen van de EVA-Staat of de werktaal van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, het Engels, te gebruiken en, in het geval van aanmelding bij de Commissie, een van de officiële talen van de Europese Gemeenschap of de werktaal van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA.

(1) Hierna "EER-Overeenkomst" genoemd.(2) Bij voorbeeld "autmobielfabrikant", "computer-servicebureau", "conglomeraat".(3) Wanneer in deze toelichting naar de EVA-Staten wordt verwezen, worden die EVA-Staten bedoeld welke overeenkomstsluitende partij bij de EER-Overeenkomst zijn. Zie de desbetreffende tekst van het Protocol tot aanpassing van de EER-Overeenkomst in bijlage II bij deze toelichting, alsmede de lijst in bijlage III.(4) De lijst van de Lid-Staten van de EG en van de EVA-Staten is opgenomen in bijlage III.(5) PB nr. C 231 van 12. 9. 1986, blz. 2.(6) Voor een definitie van "omzet", zie de in bijlage I opgenomen artikelen 2, 3 en 4 van Protocol 22 van de EER-Overeenkomst.(7) De waarde van de ecu die de rekeneenheid heeft vervangen, wordt dagelijks gepubliceerd in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, reeks C.(8) Bij voorbeeld "automobielfabrikant", "computer-servicebureau", "conglomeraat".(9) Zie lijst in bijlage III.

BIJLAGE I

ARTIKELEN 85 EN 86 VAN HET EG-VERDRAG, ARTIKELEN 53, 54 EN 56 VAN DE EER-OVEREENKOMST, ARTIKELEN 2, 3 EN 4 VAN PROTOCOL 22 VAN DIE OVEREENKOMST EN ARTIKELEN 1 EN 2 VAN HET PROTOCOL TOT AANPASSING VAN DE OVEREENKOMST BETREFFENDE DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE ARTIKEL 85 VAN HET EG-VERDRAG 1. Onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt en verboden zijn alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen welke de handel tussen Lid-Staten ongunstig kunnen beïnvloeden en ertoe strekken of tot gevolg hebben dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst en met name die welke bestaan in:

a) het rechtstreeks of zijdelings bepalen van de aan- of verkoopprijzen of van andere contractuele voorwaarden,

b) het beperken of controleren van de produktie, de afzet, de technische ontwikkeling of de investeringen,

c) het verdelen van de markten of van de voorzieningsbronnen,

d) het ten opzichte van handelspartners toepassen van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties, hun daarmede nadeel berokkenend bij de mededinging,

e) het afhankelijk stellen van het sluiten van overeenkomsten van de aanvaarding door de handelspartners van bijkomende prestaties welke naar hun aard of volgens het handelsgebruik geen verband houden met het onderwerp van deze overeenkomsten.

2. De krachtens dit artikel verboden overeenkomsten of besluiten zijn van rechtswege nietig.

3. De bepalingen van lid 1 van dit artikel kunnen echter buiten toepassing worden verklaard

- voor elke overeenkomst of groep van overeenkomsten tussen ondernemingen,

- voor elke besluit of groep van besluiten van ondernemersverenigingen, en

- voor elke onderling afgestemde feitelijke gedraging of groep van gedragingen

die bijdragen tot verbetering van de produktie of van de verdeling der produkten of tot verbetering van de technische of economische vooruitgang, mits een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komt, en zonder nochtans aan de betrokken ondernemingen

a) beperkingen op te leggen welke voor het bereiken van deze doelstellingen niet onmisbaar zijn;

b) de mogelijkheid te geven, voor een wezenlijk deel van de betrokken produkten de mededinging uit te schakelen.

ARTIKEL 86 VAN HET EG-VERDRAG Onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt en verboden, voor zover de handel tussen Lid-Staten daardoor ongunstig kan worden beïnvloed, is het, dat een of meer ondernemingen misbruik maken van een machtspositie op de gemeenschappelijke markt of op een wezenlijk deel daarvan.

Dit misbruik kan met name bestaan in:

a) het rechtstreeks of zijdelings opleggen van onbillijke aan- of verkoopprijzen of van andere onbillijke contractuele voorwaarden,

b) het beperken van de produktie, de afzet of de technische ontwikkeling ten nadele van de verbruikers,

c) het toepassen ten opzichte van handelspartners van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties, hun daarmede nadeel berokkend bij de mededinging,

d) het feit dat het sluiten van overeenkomsten afhankelijk wordt gesteld van het aanvaarden door de handelspartners van bijkomende prestaties, welke naar hun aard of volgens het handelsgebruik geen verband houden met het onderwerpen van deze overeenkomsten.

ARTIKEL 53 VAN DE EER-OVEREENKOMST 1. Onverenigbaar met de werking van deze Overeenkomst en verboden zijn alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen welke de handel tussen de overeenkomstsluitende partijen ongunstig kunnen beïnvloeden en ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging op het door deze Overeenkomst bestreken grondgebied wordt verhinderd, beperkt of vervalst en met name die welke bestaan in:

a) het rechtstreeks of zijdelings bepalen van de aan- of verkoopprijzen of van andere contractuele voorwaarden;

b) het beperken of controleren van de produktie, de afzet, de technische ontwikkeling of de investeringen;

c) het verdelen van de markten of van de voorzieningsbronnen;

d) het ten opzichte van handelspartners toepassen van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties, hun daarmede nadeel berokkend bij de mededinging;

e) het afhankelijk stellen van het sluiten van overeenkomsten van de aanvaarding door de handelspartners van bijkomende prestaties welke naar hun aard of volgens het handelsgebruik geen verband houden met het onderwerp van deze overeenkomsten.

2. De krachtens dit artikel verboden overeenkomsten of besluiten zijn van rechtswege nietig.

3. De bepalingen van lid 1 van dit artikel kunnen echter buiten toepassing worden verklaard:

- voor elke overeenkomst of groep van overeenkomsten tussen ondernemingen,

- voor elk besluit of groep van besluiten van ondernemersverenigingen, en

- voor elke onderling afgestemde feitelijke gedraging of groep van gedragingen,

die bijdragen tot verbetering van de produktie of van de verdeling der produkten of tot verbetering van de technische of economische vooruitgang, mits een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komt, en zonder nochtans aan de betrokken ondernemingen

a) beperkingen op te leggen welke voor het bereiken van deze doelstellingen niet onmisbaar zijn;

b) de mogelijkheid te geven, voor een wezenlijk deel van de betrokken produkten de mededinging uit te schakelen.

ARTIKEL 54 VAN DE EER-OVEREENKOMST Onverenigbaar met de werking van deze Overeenkomst en verboden, voor zover de handel tussen de overeenkomstsluitende partijen daardoor ongunstig kan worden beïnvloed, is het, dat een of meer ondernemingen misbruik maken van een machtspositie op het door deze Overeenkomst bestreken grondgebied of op een wezenlijk deel daarvan.

Dit misbruik kan met name bestaan in:

a) het rechtstreeks of zijdelings opleggen van onbillijke aan- of verkoopprijzen of van andere onbillijke contractuele voorwaarden;

b) het beperken van de produktie, de afzet of de technische ontwikkeling ten nadele van de verbruikers;

c) het toepassen ten opzichte van handelspartners van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties, hun daarmede nadeel berokkenend bij de mededinging;

d) het feit dat het sluiten van overeenkomsten afhankelijk wordt gesteld van het aanvaarden door de handelspartners van bijkomende prestaties, welke naar hun aard of volgens het handelsgebruik geen verband houden met het onderwerp van deze overeenkomsten.

ARTIKEL 56 VAN DE EER-OVEREENKOMST 1. Over afzonderlijke gevallen waarop artikel 53 van toepassing is, wordt door de toezichthoudende autoriteiten overeenkomstig de volgende bepalingen beslist:

a) over afzonderlijke gevallen waarin alleen de handel tussen de EVA-Staten ongunstig wordt beïnvloed, wordt beslist door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA;

b) onverminderd het bepaalde onder c) beslist de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, zoals bepaald in artikel 58, Protocol 21 en de uitvoeringsbepalingen daarvan, Protocol 23 en bijlage XIV, over de gevallen waarin de omzet van de betrokken ondernemingen op het grondgebied van de EVA-Staten 33 % of meer bedraagt van hun omzet op het door deze overeenkomst bestreken grondgebied;

c) over de overige gevallen alsmede over de onder b) bedoelde gevallen waarin de handel tussen de Lid-Staten van de EG ongunstig wordt beïnvloed, beslist de Commissie van de EG met inachtneming van het bepaalde in artikel 58, Protocol 21, Protocol 23 en bijlage XIV.

2. Over afzonderlijke gevallen waarop artikel 54 van toepassing is, wordt beslist door de Toezichthoudende Autoriteit op het rechtsgebied waarvan het bestaan van een machtspositie is geconstateerd. Het in lid 1, onder b) en c), bepaalde is slechts van toepassing indien er een machtspositie bestaat binnen het rechtsgebied van beide toezichthoudende autoriteiten.

3. Over afzonderlijke gevallen waarop lid 1, onder c), van toepassing is en waarvan de gevolgen voor de handel tussen de Lid-Staten van de EG of voor de mededinging binnen de Gemeenschap niet merkbaar zijn, wordt beslist door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA.

4. De termen "ondernemingen" en "omzet" worden voor de toepassing van dit artikel in Protocol 22 gedefinieerd.

ARTIKELEN 2, 3 EN 4 VAN PROTOCOL 22 VAN DE EER-OVEREENKOMST Artikel 2

"Omzet" in de zin van artikel 56 van de Overeenkomst omvat de bedragen met betrekking tot de verkoop van goederen en het leveren van diensten door de betrokken ondernemingen tijdens het laatste boekjaar, in het kader van de normale bedrijfsuitoefening, onder aftrek van kortingen, alsmede van belasting over de toegevoegde waarde en andere rechtstreeks met de omzet samenhangende belastingen.

Artikel 3

De omzet wordt vervangen door:

a) bij kredietinstellingen en andere financiële instellingen: de totale activa, vermenigvuldigd met de verhouding tussen de vorderingen op de kredietinstellingen en op de cliëntèle die het resultaat zijn van transacties met ingezetenen van het grondgebied waarop de Overeenkomst betrekking heeft, en het totale bedrag van deze vorderingen;

b) bij verzekeringsmaatschappijen: de waarde van de bruto geboekte premies, die afkomstig zijn van ingezetenen van het grondgebied waarop deze Overeenkomst betrekking heeft en die alle uit hoofde van de door of namens de verzekeringsonderneming gesloten verzekeringsovereenkomsten ontvangen en te ontvangen bedragen omvatten, met inbegrip van de aan herverzekering afgestane premies en na aftrek van belastingen en parafiscale bijdragen of heffingen over het bedrag van de afzonderlijke premies of het totale premievolume.

Artikel 4

1. In afwijking van de voor de toepassing van artikel 56 van de Overeenkomst in artikel 2 van dit Protocol opgenomen definitie van omzet wordt de in aanmerking te nemen omzet gevormd:

a) voor wat betreft overeenkomsten en besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die verband houden met afspraken over verdeling en voorziening tussen niet met elkaar concurrerende ondernemingen, door de opbrengsten die worden verkregen uit de verkoop van goederen of de verlening van diensten waarop deze overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen betrekking hebben, en de opbrengsten van andere goederen en diensten die de gebruiker daarmee qua kenmerken, prijs en gebruiksdoeleinden vergelijkbaar acht;

b) voor wat betreft overeenkomsten en besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die verband houden met afspraken over de overdracht van technologie tussen ondernemingen die niet met elkaar concurreren, door de opbrengsten verkregen uit de verkoop van goederen of de verlening van diensten die voortvloeien uit de technologie waarop de overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen betrekking hebben, en uit de verkoop van die goederen of de verlening van die diensten, ter verbetering of vervanging waarvan deze technologie dient.

2. Wanneer echter op het moment van de totstandkoming van de in lid 1, onder a) en b), omschreven afspraken geen aantoonbare omzet uit de verkoop van goederen of de verlening van diensten aanwezig is, zijn de algemene bepalingen van artikel 2 van toepassing.

ARTIKELEN 1 EN 2 VAN HET PROTOCOL TOT AANPASSING VAN DE OVEREENKOMST BETREFFENDE DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE Artikel 1

1. De EER-Overeenkomst, zoals bij dit Protocol gewijzigd, treedt in werking op de dag waarop dit Protocol tussen de Europese Economische Gemeenschap, de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, hun Lid-Staten en de Republiek Finland, de Republiek IJsland, het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Oostenrijk en het Koninkrijk Zweden in werking treedt.

2. Wat het Vorstendom Liechtenstein betreft, treedt de EER-Overeenkomst, zoals bij dit Protocol gewijzigd, in werking op de datum die door de EER-Raad wordt vastgesteld, mits de EER-Raad:

- besloten heeft dat aan de voorwaarde van artikel 121, onder b), van de EER-Overeenkomst is voldaan, namelijk dat de goede werking van de Overeenkomst niet wordt geschaad, en

- de nodige besluiten heeft genomen met name wat de toepassing op Liechtenstein betreft van de door de Raad en het Gemengde Comité van de EER reeds vastgestelde maatregelen.

3. Liechtenstein zal worden uitgenodigd aan de in lid 2 bedoelde besluiten van de EER-Raad deel te nemen.

Artikel 2

1. Daar de Zwitserse Bondsstaat de EER-Overeenkomst niet heeft bekrachtigd, is deze geen partij meer bij de Overeenkomst en wordt de vermelding van "DE ZWITSERSE BONDSSTAAT", als een van de overeenkomstsluitende partijen, in de preambule van de Overeenkomst geschrapt.

2. Artikel 2, onder b), van de EER-Overeenkomst wordt vervangen door:

" "EVA-Staten": de Republiek Finland, de Republiek IJsland, het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Oostenrijk en het Koninkrijk Zweden, en, op de voorwaarden vastgesteld bij artikel 1, lid 2, van het Protocol tot Aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, het Vorstendom Liechtenstein.".

3. De EER-Overeenkomst wordt overeenkomstig de artikelen 3 tot en met 20 van dit Protocol verder aangepast.

BIJLAGE II

LIJST VAN TOEPASSELIJKE TEKSTEN (op 1 januari 1993)

(Indien u van mening bent dat uw regelingen wellicht niet behoeven te worden aangemeld omdat zij onder een van de volgende verordeningen of bekendmakingen vallen, verdient het aanbeveling de betrokken teksten te raadplegen.)

UITVOERINGSVERORDENINGEN (1) Verordening nr. 17 van de Raad van 6 februari 1962 - Eerste verordening over de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag (PB nr. 13 van 21. 2. 1962, blz. 204/62), zoals gewijzigd (PB nr. 58 van 10. 7. 1962, blz. 1655/62; PB nr. 162 van 7. 11. 1963, blz. 2696/63; PB nr. L 285 van 29. 12. 1971, blz. 49; PB nr. L 73 van 27. 3. 1972, blz. 92; PB nr. L 291 van 19. 11. 1979, blz. 94; PB nr. L 302 van 15. 11. 1985, blz. 165).

Verordening nr. 27 van de Commissie van 3 mei 1962 - Eerste uitvoeringsverordening van Verordening nr. 17 van de Raad van 6. 2. 1962 (PB nr. 35 van 10. 5. 1962, blz. 1118/62), zoals gewijzigd (PB nr.L 189 van 1. 8. 1968, blz. 1; PB nr. L 172 van 3. 7. 1975, blz. 11; PB nr. L 291 van 19. 11. 1979, blz. 94; PB nr. L 240 van 7. 9. 1985, blz. 11; PB nr. L 302 van 15. 11. 1985, blz. 166).

VERORDENINGEN HOUDENDE GENERIEKE VRIJSTELLING VAN EEN REEKS REGELINGEN Verordening (EEG) nr. 1983/83 van de Commissie van 22 juni 1983 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen alleenverkoopovereenkomsten (PB nr. L 173 van 30. 6. 1983, blz. 1); alsmede deze verordening zoals gewijzigd met het oog op de EER (zie punt 2 van bijlage XIV bij de EER-Overeenkomst).

Verordening (EEG) nr. 1984/83 van de Commissie van 22 juni 1983 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen exclusieve afnameovereenkomsten (PB nr. L 173 van 30. 6. 1983, blz. 5, gerectificeerd in PB nr. L 281 van 13. 10. 1983, blz. 24); alsmede deze verordening zoals gewijzigd met het oog op de EER (zie punt 3 van bijlage XIV bij de EER-Overeenkomst).

Zie ook de bekendmakingen/mededelingen van de Commissie inzake de Verordeningen (EEG) nr. 1983/83 en (EEG) nr. 1984/83 van de Commissie (PB nr. C 101 van 13. 4. 1984, blz. 2, en PB nr. C 121 van 13. 5. 1992, blz. 2).

Verordening (EEG) nr. 2349/84 van de Commissie van 23 juli 1984 inzake de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen octrooi-licentieovereenkomsten (PB nr. L 219 van 16. 8. 1984, blz. 15, gerectificeerd in PB nr. L 113 van 26. 4. 1985, blz. 34 en gewijzigd in PB nr. L 21 van 29. 1. 1993, blz. 8); alsmede deze verordening zoals gewijzigd met het oog op de EER (zie punt 5 van bijlage XIV bij de EER-Overeenkomst). Artikel 4 van deze verordening voorziet in een oppositieprocedure.

Verordening (EEG) nr. 123/85 van de Commissie van 12 december 1984 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen afzet- en klantenserviceovereenkomsten inzake motorvoertuigen (PB nr. L 15 van 18. 1. 1985, blz. 16); alsmede deze verordening zoals gewijzigd met het oog op de EER (zie punt 4 van bijlage XIV bij de EER-Overeenkomst). Zie ook de mededelingen van de Commissie betreffende deze verordening (PB nr. C 17 van 18. 1. 1985, blz. 4, en PB nr. C 329 van 18. 12. 1991, blz. 20).

Verordening (EEG) nr. 417/85 van de Commissie van 19 december 1984 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen specialisatieovereenkomsten (PB nr. L 53 van 22. 2. 1985, blz. 1); alsmede deze verordening zoals gewijzigd met het oog op de EER (zie punt 6 van bijlage XIV bij de EER-Overeenkomst). Artikel 4 van deze verordening voorziet in een oppositieprocedure.

Verordening (EEG) nr. 418/85 van de Commissie van 19 december 1984 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen onderzoek- en ontwikkelingsovereenkomsten (PB nr. L 53 van 22. 2. 1985, blz. 5) zoals gewijzigd (PB nr. L 21 van 29. 1. 1993, blz. 8); alsmede deze verordening zoals gewijzigd met het oog op de EER (zie punt 7 van bijlage XIV bij de EER-Overeenkomst). Artikel 7 van deze verordening voorziet in een oppositieprocedure.

Verordening (EEG) nr. 4087/88 van de Commissie van 30 november 1988 inzake de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen franchiseovereenkomsten (PB nr. L 359 van 28. 12. 1988, blz. 46); alsmede deze verordening zoals gewijzigd met het oog op de EER (zie punt 8 van bijlage XIV bij de EER-Overeenkomst). Artikel 6 van deze verordening voorziet in een verzetprocedure.

Verordening (EEG) nr. 556/89 van de Commissie van 30 november 1988 inzake de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen know-how-licentieovereenkomsten (PB nr. L 61 van 4. 3. 1989, blz. 1) zoals gewijzigd (PB nr. L 21 van 29. 1. 1993, blz. 8); alsmede deze verordening zoals gewijzigd met het oog op de EER (zie punt 9 van bijlage XIV bij de EER-Overeenkomst). Artikel 4 van deze verordening voorziet in een oppositieprocedure.

Verordening (EEG) nr. 3932/92 van de Commissie van 21 december 1992 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op bepaalde groepen van overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de verzekeringssector (PB nr. L 398 van 31. 12. 1992, blz. 7). Deze verordening zal worden aangepast met het oog op de EER.

BEKENDMAKINGEN MET ALGEMEEN TOEPASSINGSBEREIK (2) Bekendmaking van de Commissie met betrekking tot alleenverkoopovereenkomsten met handelsagenten en commissionairs (PB nr. 139 van 24. 12. 1962), blz 2921/62). Hierin wordt verklaard dat de Commissie van oordeel is dat de meeste van dergelijke overeenkomsten niet onder het verbod van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag vallen.

Bekendmaking van de Commissie inzake overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen betreffende samenwerking tussen ondernemingen (PB nr. C 75 van 29. 7. 1968, blz. 3, gerectificeerd in PB nr. C 84 van 28. 8. 1968, blz. 14). Hierin worden omschreven de soorten van samenwerking inzake marktonderzoek, boekhouding, research en ontwikkeling, gemeenschappelijk gebruik van produktie-, opslag- of vervoerinstallaties, arbeidsgemeenschappen, verkoop- of klantenservice, reclame of kwaliteitsmerken, die naar het oordeel van de Commissie niet vallen onder het verbod van artikel 85, lid 1.

Bekendmaking van de Commissie betreffende de beoordeling van toeleveringsovereenkomsten in het licht van artikel 85, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (PB nr. C 1 van 3. 1. 1979, blz. 2).

Bekendmaking van de Commissie inzake overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van geringe betekenis die niet onder artikel 85, lid 1, van het EEG-Verdrag vallen (PB nr. C 231 van 12. 9. 1986, blz. 2). In het algemeen die waarin partijen te zamen minder dan 5 % van de markt bezetten en een gezamenlijke jaaromzet van minder dan 200 miljoen ecu realiseren.

Richtsnoeren voor de toepassing van de EG-mededingingsregels in de telecommunicatiesector (PB nr. C 233 van 6. 9. 1991, blz. 2). Deze richtsnoeren beogen de toepassing van de communautaire mededingingsregels te verduidelijken voor de marktdeelnemers in de telecommunicatiesector.

Bekendmaking van de Commissie betreffende de samenwerking tussen de Commissie en de nationale rechterlijke instanties voor de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het EEG-Verdrag (PB nr. C 39 van 13. 2. 1993, blz. 6). In deze bekendmaking worden de principes uiteengezet op basis waarvan die samenwerking plaatsvindt.

Bekendmaking van de Commissie betreffende de beoordeling van gemeenschappelijke ondernemingen met het karakter van een samenwerkingsverband op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (PB nr. C 43 van 16. 2. 1993, blz. 2). Deze bekendmaking bevat een uiteenzetting van de principes betreffende de beoordeling van gemeenschappelijke ondernemingen.

Een verzameling van deze teksten (bijgewerkt tot 31 december 1989) is gepubliceerd door het Bureau voor Officiële Publikaties der Europese Gemeenschappen (ref. Volume I: ISBN 92-826-1307-0, Catalogusnr. CV-42-90-001-NL-C) Een bijgewerkte verzameling is in voorbereiding.

In het licht van de EER-Overeenkomst zullen deze teksten ook de Europese Economische Ruimte bestrijken.

(1) Wat betreft de door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA toegepaste procedureregels, zie artikel 3 van Protocol 21 van de EER-Overeenkomst en de desbetreffende de bepalingen in Protocol 4 van de Overeenkomst tussen de EVA-Staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie.(2) Zie ook de hiermee samenhangende bekendmakingen van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA.

BIJLAGE III

LIJST VAN LID-STATEN VAN DE EG EN VAN EVA-STATEN, ADRES VAN DE COMMISSIE EN VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA, LIJST VAN DE PERS- EN VOORLICHTINGSBUREAUS VAN DE COMMISSIE IN DE GEMEENSCHAP EN IN DE EVA-STATEN EN ADRES VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEITEN IN DE EVA-STATEN Lid-Staten op de datum van deze bijlage zijn: België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal, Spanje en het Verenigd Koninkrijk.

EVA-Staten die overeenkomstsluitende partijen zijn op de datum van deze bijlage zijn: Finland, IJsland, Liechtenstein, Noorwegen, Oostenrijk en Zweden.

Adres van het Directoraat-generaal Concurrentie van de Commissie:

Commissie van de Europese Gemeenschappen

Directoraat-generaal Concurrentie

Wetstraat 200

B-1049 Brussel

Tel. (32-2) 299 11 11

Adres van het Directoraat Concurrentie van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA:

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

Directoraat Concurrentie

Maria Theresiastraat 1-3

B-1040 Brussel

Tel. (32-2) 286 17 11

De adressen van de pers- en voorlichtingsbureaus van de Commissie in de Gemeenschap zijn:

BELGIË

Archimedesstraat 73

B-1040 Brussel

Tel. (32-2) 299 11 11

DENEMARKEN

Hoejbrohus

OEstergade 61

Postboks 144

DK-1004 Koebenhavn K

Tel. (45-33) 14 41 40

FRANKRIJK

288, boulevard Saint-Germain

F-75007 Paris

Tel. (33-1) 40 63 38 00

CMCI

2, rue Henri Barbusse

F-13241 Marseille, Cedex 01

Tel. (33-91) 91 91 46 00

DUITSLAND

Zitelmannstrasse 22

D-53113 Bonn

Tel. (49-228) 53 00 90

Kurfuerstendamm 102

D-10711 Berlin 31

Tel. (49-30) 896 09 30

Erhardtstrasse 27

D-80331 Muenchen

Tel. (49-89) 202 10 11

ITALIË

Via Poli 29

I-00187 Roma

Tel. (39-6) 699 11 60

Corso Magenta 61

I-20123 Milano

Tel. (39-2) 480 15 05

LUXEMBURG

Bâtiment Jean-Monnet

Rue Alcide de Gasperi

L-2920 Luxembourg

Tel. (352) 430 11

NEDERLAND

Postbus 30465

NL-2500 GL Den Haag

Tel. (31-70) 346 93 26

PORTUGAL

Centro Europeu Jean Monnet

Largo Jean Monnet, 1-10o

P-1200 Lisboa

Tel. (351-1) 54 11 44

SPANJE

Calle de Serrano 41

5a Planta

E-28001 Madrid

Tel. (34-1) 435 17 00

Av. Diagonal, 407 bis

18 Planta

E-08008 Barcelona

Tel. (34-3) 415 81 77

GRIEKENLAND

2 Vassilissis Sofias

Case Postale 11002

GR-Athina 10674

Tel. (30-1) 724 39 82/83/84

IERLAND

39 Molesworth Street

IRL-Dublin 2

Tel. (353-1) 71 22 44

VERENIGD KONINKRIJK

8 Storey's Gate

UK-London SW1P 3AT

Tel. (44-71) 973 19 92

Windsor House

9/15 Bedford Street

UK-Belfast BT2 7EG

Tel. (44-232) 24 07 08

4 Cathedral Road

UK-Cardiff CF1 9SG

Tel. (44-222) 37 16 31

9 Alva Street

UK-Edinburgh EH2 4PH

Tel. (44-31) 225 20 58

De adressen van de pers- en voorlichtingsbureaus van de Commissie in de EVA-Staten zijn:

OOSTENRIJK

Hoyosgasse 5

A-1040 Wien

Tel. (43-1) 505 33 79

NOORWEGEN

Postboks 1643 Vika 0119 Oslo 1

Haakon's VII Gate No 6

0161 Oslo 1

Tel. (47-2) 83 35 83

FINLAND

31 Pohjoisesplanadi

00100 Helsinki

Tel. (358-0) 65 64 20

ZWEDEN

PO Box 16396

Hamngatan 6

11147 Stockholm

Tel. (46-8) 611 11 72

Formulieren voor aanmeldingen en verzoeken, alsmede gedetailleerde informatie over de mededingingsregels van de EER, kunnen ook worden verkregen bij de volgende bureaus:

OOSTENRIJK

Federaal Ministerie van Economische Zaken

Tel. (43-1) 71 100

FINLAND

Bureau Vrije Mededinging

Tel. (358-0) 73 141

IJSLAND

Directoraat Mededinging en eerlijke handel

Tel. (354-1) 27 422

LIECHTENSTEIN

Bureau Nationale Economie

Afdeling Economie en Statistiek

Tel. (41-75) 61 11

NOORWEGEN

Directoraat Prijzen

Tel. (47-22) 40 09 00

ZWEDEN

Autoriteit Mededinging

Tel. (46-8) 700 16 00

Bijlage 2

Formulieren voor vervoer over land Verordening (EEG) nr. 1017/68 FORMULIER I (1) Dit formulier met bijlagen dient in vijftienvoud, het bewijs van bevoegdheid tot vertegenwoordiging in een exemplaar te worden ingediend.

Indien er naast de vragen niet voldoende ruimte is, kunnen extra bladen worden gebruikt, waarop nauwkeurig dient te worden verwezen naar het punt van het formulier waarop de bladen betrekking hebben.

AAN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Directoraat-generaal Concurrentie

Wetstraat 200

B-1049 Brussel

Klacht van natuurlijke of rechtspersonen overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EEG) nr. 1017/68 van de Raad, met het oog op het inleiden van een procedure tot vaststelling van inbreuken op artikel 2 of artikel 8 of met het oog op de toepassing van artikel 4, lid 2, van deze verordening (2).

I. Gegevens over de betrokkenen

1. Naam, voornaam en adres van de persoon die de klacht indient. Wanneer deze als vertegenwoordiger optreedt, dienen bovendien naam, voornaam en adres van de vertegenwoordigde, bij ondernemingen, ondernemersverenigingen of verenigingen van personen, naam, voornaam en adres van de eigenaren of leden, bij rechtspersonen, naam, voornaam en adres van de wettelijke vertegenwoordigers, te worden opgegeven.

De bevoegdheid tot vertegenwoordiging dient te worden aangetoond.

Indien de klacht door verschillende personen of uit naam van verscheidene personen wordt ingediend, dienen de gegevens voor alle klagers en vertegenwoordigden te worden verstrekt.

2. Naam en adres van hen tegen wie de klacht is gericht.

II. Onderwerp van de klacht

A. Beweerde inbreuk op artikel 2 of op artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 1017/68

In een bijlage dient een uitvoerig overzicht te worden gegeven van de situatie op grond waarvan er naar uw mening sprake is van een inbreuk op artikel 2 of op artikel 8.

In het bijzonder dient te worden vermeld:

1. welke gedragingen van de ondernemingen of ondernemersverenigingen waartegen de klacht is gericht, ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst, of dat misbruik wordt gemaakt van een machtspositie op de gemeenschappelijke markt, het grondgebied van de EVA-Staten of het grondgebied van de EER, en

2. in hoeverre daardoor de handel tussen Lid-Staten van de EG, tussen de Gemeenschap en een of meer EVA-Staten of tussen EVA-Staten ongunstig kan worden beïnvloed.

B. Beweerd misbruik van de uitzondering voor groepen kleine en middelgrote ondernemingen (artikel 4, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1017/68)

In de bijlage dient een uitvoerig overzicht te worden gegeven van de situatie op grond waarvan naar uw mening artikel 4, lid 2, van toepassing is.

In het bijzonder dient te worden vermeld:

1. tegen welke van de in artikel 4, lid 1, bedoelde overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen de klacht gericht is;

2. in hoeverre de uitvoering van de overeenkomst, het besluit, of de onderling afgestemde feitelijke gedraging gevolgen heeft die onverenigbaar zijn met de in artikel 5 gestelde voorwaarden;

3. in hoeverre dit een misbruik vormt van de vrijstelling van het verbod van artikel 2.

III. Het aantonen van een redelijk belang

Een toelichting geven - zo nodig in een bijlage - waaruit blijkt dat u een redelijk belang hebt bij de inleiding van een procedure krachtens artikel 10 van Verordening (EEG) nr. 1017/68 door de Commissie.

IV. Bewijsmateriaal

1. Naam, voornaam en adres van de personen die de beschreven situatie kunnen bevestigen in het bijzonder ook van de personen die door de beweerde inbreuk of het beweerde misbruik worden getroffen.

2. Alle bescheiden die op de beschreven situatie betrekking hebben of daarmede verband houden (bij voorbeeld teksten van overeenkomsten, verslagen van onderhandelingen, notulen van vergaderingen, vervoervoorwaarden of andere voorwaarden, documenten over vrachtprijzen, zakenbrieven, circulaires) dienen te worden overgelegd.

3. Statistisch of ander materiaal dat op de beschreven situatie betrekking heeft (bij voorbeeld over prijsontwikkeling, prijsvorming, wijzigingen in het aanbod van of de vraag naar vervoerdiensten, vervoervoorwaarden of andere voorwaarden, boycot, discriminaties) dient eveneens te worden overgelegd.

4. Zo nodig technische bijzonderheden toelichten of daarvoor deskundigen aanwijzen.

5. Al het overige bewijsmateriaal dat voor de vaststelling van de beweerde inbreuk of het beweerde misbruik ter beschikking is, dient opgegeven te worden.

V. Gelieve alle stappen of maatregelen te vermelden, die u of een andere door de beschreven gedragingen getroffen persoon vóór het indienen van de klacht heeft genomen ten einde de beëindiging van de beweerde inbreuk of het beweerde misbruik te verkrijgen (procedures bij de nationale rechter of overheidsinstanties, met vermelding van in het bijzonder het registratienummer der acten en het resultaat van de procedures).

De ondergetekenden verklaren dat de gegevens hierboven en in de bijlagen te goeder trouw zijn verstrekt.

. . . . . ., de . . . . . .

Handtekeningen:

COMMISSIE

VAN DE

EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Directoraat-generaal Concurrentie

Brussel, . . . . . .

Aan . . . . . . . . . . . .

ONTVANGSTBEVESTIGING

(Een exemplaar van dit formulier zal aan het bovenvermelde adres worden teruggezonden, indien het bovenste gedeelte door de klager is ingevuld)

Uw klacht van . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . betreffende het inleiden van een procedure

- tot vaststelling van een inbreuk op artikel 2 of op artikel 8,

- tot toepassing van artikel 4, lid 2,

van Verordening (EEG) nr. 1017/68

a) klagende partij: .

.

b) partij tegen wie de klacht gericht is: .

.

is op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ontvangen en

ingeschreven onder nr. IV/TR. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Gelieve in alle correspondentie het bovenstaande nummer te vermelden.

FORMULIER II (3) Dit formulier met bijlagen dient in vijftienvoud, het bewijs van bevoegdheid tot vertegenwoordiging in één exemplaar te worden ingediend.

Indien er naast de vragen niet voldoende ruimte is, kunnen extra bladen worden gebruikt, waarop nauwkeurig dient te worden verwezen naar het punt van het formulier waarop de bladen betrekking hebben.

AAN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Directoraat-generaal Concurrentie

Wetstraat 200

B-1049 Brussel

Verzoek overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EEG) nr. 1017/68 van de Raad om een verklaring inzake de niet-toepasselijkheid van het verbod van artikel 2 op overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen ingevolge artikel 5 van deze verordening (4)

I. Gegevens over de betrokkenen

1. Naam, voornaam en adres van de persoon die het verzoek indient. Wanneer deze als vertegenwoordiger optreedt, dienen bovendien naam en adres van de vertegenwoordigde onderneming of vertegenwoordigde ondernemersvereniging, alsmede naam, voornaam en adres van de eigenaren of leden, bij rechtspersonen van de wettelijke vertegenwoordigers, opgegeven te worden.

De bevoegdheid tot vertegenwoordiging dient te worden aangetoond.

Indien het verzoek door verschillende personen of uit naam van verschillende ondernemingen wordt ingediend, dienen de gegevens voor alle personen en ondernemingen te worden verstrekt.

2. Naam en adres van de ondernemingen die betrokken zijn bij de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging, alsmede naam, voornaam en adres van de eigenaren of leden, bij rechtspersonen van de wettelijke vertegenwoordigers (tenzij deze gegevens reeds in punt I.1 zijn vermeld).

Indien niet alle betrokken ondernemingen het verzoek indienen, dient te worden aangegeven op welke wijze de overige ondernemingen hiervan op de hoogte zijn gesteld.

Deze gegevens vervallen bij standaardovereenkomsten (zie punt II, 2, onder b)).

3. Indien op grond van de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging een vennootschap of een gemeenschappelijk kantoor is opgericht, dienen naam en adres van deze vennootschap of van dit kantoor alsmede naam, voornaam en adres van hun vertegenwoordigers te worden opgegeven.

4. Indien de uitvoering van de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging aan een vennootschap of een gemeenschappelijk kantoor is toevertrouwd, dienen naam en adres van deze vennootschap of dit kantoor alsmede naam, voornaam en adres van hun vertegenwoordigers te worden opgegeven.

Als bijlage dient een afschrift van de statuten te worden bijgevoegd.

5. Bij besluiten van ondernemersverenigingen dienen naam en adres van de vereniging alsmede naam,voornaam en adres van haar vertegenwoordigers te worden opgegeven.

Als bijlage dient een afschrift van de statuten te worden bijgevoegd.

6. Bij ondernemingen waarvan de plaats van vestiging of de zetel buiten het grondgebied van de EER, is gelegen, dienen naam en adres opgegeven te worden van een vertegenwoordiger of een dochteronderneming die op het grondgebied van de EER is gevestigd.

II. Gegevens over de inhoud van de overeenkomst, van het besluit of van de onderling afgestemde feitelijke gedraging

1. Heeft de overeenkomst, het besluit, of de onderling afgestemde feitelijke gedraging betrekking op

- vervoer per spoor

- vervoer over de weg

- vervoer over de binnenwateren

of op overeenkomstige werkzaamheden van tussenpersonen op het gebied van het vervoer?

2. Indien de inhoud schriftelijk is vastgelegd, dient als bijlage een afschrift van de volledige tekst bijgevoegd te worden, onder voorbehoud van het onder a) en b) bepaalde.

a) Betreft het hier uitsluitend een raamovereenkomst of een raambesluit?

Zo ja, dan dient tevens als bijlage een afschrift van de volledige tekst van de afzonderlijke overeenkomsten en uitvoeringsvoorschriften bijgevoegd te worden.

b) Betreft het hier een standaardovereenkomst, d.w.z. een overeenkomst welke de aanmeldende onderneming regelmatig met bepaalde personen of groepen van personen afsluit?

Zo ja, dan kan worden volstaan met bijvoeging van een exemplaar van de standaardovereenkomst.

3. Indien de inhoud niet of niet volledig schriftelijk is vastgelegd, dient deze hiernaast weergegeven te worden.

4. In ieder geval dienen de volgende aanvullende gegevens te worden vermeld:

a) Datum waarop de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging tot stand is gekomen.

b) Datum van inwerkingtreding en eventueel de beoogde geldigheidsduur.

c) Voorwerp: nauwkeurige beschrijving van de betrokken vervoerdiensten of enig ander voorwerp van de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging.

d) Doel van de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging.

e) Voorwaarden voor toetreding, opzegging en uittreding.

f) Maatregelen die tegen de betrokken ondernemingen kunnen worden genomen (boetebedingen, uitsluiting, enz.).

III. Middelen om de doelstellingen van de overeenkomst, van het besluit of van de onderling afgestemde feitelijke gedraging te bereiken.

1. Aangegeven moet worden of en in hoeverre de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging betrekking heeft op:

- het toepassen van bepaalde vrachtprijzen, vervoervoorwaarden of andere voorwaarden,

- het beperken of controleren van het vervoersaanbod, de technische ontwikkeling of de investeringen,

- het verdelen van de vervoermarkten,

- het beperken van de vrijheid om met derden vervoersovereenkomsten te sluiten (exclusief-verkeersovereenkomsten),

- het toepassen van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties.

2. Hebben de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging betrekking op vervoerdienstverleningen:

a) uitsluitend binnen een Lid-Staat van de EG of binnen een EVA-Staat?

b) tussen Lid-Staten van de EG?

c) tussen EVA-Staten?

d) tussen de Gemeenschap en een of meer EVA-Staten?

e) tussen een Lid-Staat van de EG of een EVA-Staat en derde landen?

f) tussen derde landen in het transitovervoer door een of meer Lid-Staten van de EG en/of EVA-Staten?

IV. Uiteenzetting waarom de voorwaarden vervuld zijn voor een vrijstelling van de overeenkomst, het besluit, of de onderling afgestemde feitelijke gedraging van het verbod van artikel 2.

Gelieve een verklaring te geven waaruit blijkt

1. in hoeverre de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging bijdraagt

- tot verbetering van de kwaliteit van de vervoersdiensten,

- tot bevordering van een grotere continuïteit en stabiliteit in en de bevrediging van de vervoersbehoeften, op markten die onderhevig zijn aan sterke schommelingen in de tijd van vraag en aanbod,

- tot verhoging van de produktiviteit van de ondernemingen,

- tot bevordering van de technische of economische vooruitgang;

2. in hoeverre daarbij in redelijke mate rekening wordt gehouden met de belangen van de gebruikers;

3. in hoeverre de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging voor het bereiken van de onder 1 genoemde doelstellingen onmisbaar is en

4. in hoeverre de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging niet voor een wezenlijk deel van de betrokken vervoermarkt de mededinging uitschakelt.

V. Aangegeven dient te worden of, en zo ja op welke punten wordt overwogen de motivering aan te vullen.

De ondergetekenden verklaren dat de hierboven en in de bijlagen verstrekte gegevens juist zijn. Zij zijn bekend met de bepalingen van artikel 22, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 1017/68.

. . . . . ., de . . . . . .

Handtekeningen:

COMMISSIE

VAN DE

EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Directoraat-generaal Concurrentie

Brussel, . . . . . .

Aan . . . . . . . . . . . .

ONTVANGSTBEVESTIGING

(Een exemplaar van dit formulier zal aan het bovenvermelde adres worden teruggezonden, indien het bovenste gedeelte is ingevuld door de persoon die het verzoek heeft ingediend)

Uw verzoek van . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . betreffende:

a) bij de overeenkomst betrokken parijen:

1. .

2. . en anderen

(de overige partijen behoeven niet te worden vermeld)

b) voorwerp: .

.

.

(korte beschrijving van de beperking van de mededinging)

is op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ontvangen

en ingeschreven onder nr. IV/TR. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Gelieve in alle correspondentie het bovenstaande nummer te vermelden.

FORMULIER III (5) Dit formulier met bijlagen dient in vijftienvoud, het bewijs van bevoegdheid tot vertegenwoordiging in enkelvoud te worden ingediend.

Indien de ruimte naast de vragen niet voldoende is, gebruike men extra bladen waarop nauwkeurig dient te worden verwezen naar het punt van het formulier, waarop de bladen betrekking hebben.

AAN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Directoraat-generaal Concurrentie

Wetstraat 200

B-1049 Brussel

Aanmelding van een overeenkomst, besluit of onderling afgestemde feitelijke gedraging overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1017/68 van de Raad, met het oog op de afgifte van een verklaring inzake de niet-toepassing van het verbod van artikel 2 in geval van een crisistoestand als bedoeld in artikel 6 van deze verordening (6)

I. Gegevens over de betrokkenen

1. Naam, voornaam en adres van de persoon die de aanmelding verricht. Wanneer deze als vertegenwoordiger optreedt, dienen bovendien naam en adres van de vertegenwoordigde onderneming of vertegenwoordigde ondernemersvereniging, alsmede naam, voornaam en adres van de eigenaren of leden, bij rechtspersonen van de wettelijke vertegenwoordigers, opgegeven te worden.

De bevoegdheid tot vertegenwoordiging dient te worden aangetoond.

Indien de aanmelding door verschillende personen of uit naam van verschillende ondernemingen wordt ingediend, dienen de gegevens voor alle personen en ondernemingen te worden verstrekt.

2. Naam en adres van de ondernemingen die betrokken zijn bij de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging, alsmede naam, voornaam en adres van de eigenaren of leden, bij rechtspersonen van de wettelijke vertegenwoordigers (tenzij deze gegevens reeds in punt I.1 zijn vermeld).

Indien niet alle betrokken ondernemingen de aanmelding verrichten, dient te worden aangegeven op welke wijze de overige ondernemingen hiervan op de hoogte zijn gesteld.

Deze gegevens vervallen bij standaardovereenkomsten (zie punt II, 2, onder b)).

3. Indien op grond van de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging een vennootschap of een gemeenschappelijk kantoor is opgericht, dienen naam en adres van deze vennootschap of van dit kantoor alsmede naam, voornaam en adres van hun vertegenwoordigers te worden opgegeven.

4. Indien de uitvoering van de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging aan een vennootschap of een gemeenschappelijk kantoor is toevertrouwd, dienen naam en adres van deze vennootschap of dit kantoor alsmede naam, voornaam en adres van hun vertegenwoordigers te worden opgegeven.

Als bijlage dient een afschrift van de statuten te worden bijgevoegd.

5. Bij besluiten van ondernemersverenigingen dienen naam en adres van de vereniging alsmede naam, voornaam en adres van haar vertegenwoordigers te worden opgegeven.

Als bijlage dient een afschrift van de statuten te worden bijgevoegd.

6. Bij ondernemingen waarvan de plaats van vestiging of de zetel buiten het grondgebied van de EER is gelegen, dienen naam en adres opgegeven te worden van een vertegenwoordiger of een dochteronderneming die op het grondgebied van de EER is gevestigd.

II. Gegevens over de inhoud van de overeenkomst, van het besluit of van de onderling afgestemde feitelijke gedraging

1. Heeft de overeenkomst, het besluit, of de onderling afgestemde feitelijke gedraging betrekking op

- vervoer per spoor

- vervoer over de weg

- vervoer over de binnenwateren

of op overeenkomstige werkzaamheden van tussenpersonen op het gebied van het vervoer?

2. Indien de inhoud schriftelijk is vastgelegd, dient als bijlage een afschrift van de volledige tekst bijgevoegd te worden, onder voorbehoud van het onder a) en b) bepaalde.

a) Betreft het hier uitsluitend een raamovereenkomst of een raambesluit?

Zo ja, dan dient tevens als bijlage een afschrift van de volledige tekst van de afzonderlijke overeenkomsten en uitvoeringsvoorschriften bijgevoegd te worden.

b) Betreft het hier een standaardovereenkomst, dit wil zeggen een overeenkomst welke de aanmeldende onderneming regelmatig met bepaalde personen of groepen van personen afsluit?

Zo ja, dan kan worden volstaan met bijvoeging van een exemplaar van de standaardovereenkomst.

3. Indien de inhoud niet of niet volledig schriftelijk is vastgelegd, dient deze hiernaast vermeld te worden.

4. In ieder geval dienen de volgende aanvullende gegevens te worden vermeld:

a) Datum waarop de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging tot stand is gekomen.

b) Datum van inwerkingtreding en eventueel de beoogde geldigheidsduur.

c) Voorwerp: nauwkeurige beschrijving van de betrokken vervoerdiensten of enig ander voorwerp van de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging.

d) Doel van de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging.

e) Voorwaarden voor toetreding, opzegging en uittreding.

f) Maatregelen die tegen de betrokken ondernemingen kunnen worden genomen (boetebedingen, uitsluiting, enz.).

III. Middelen om de doelstellingen van de overeenkomst, van het besluit of van de onderling afgestemde feitelijke gedraging te bereiken

1. Aangegeven moet worden of en in hoeverre de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging betrekking heeft op:

- het toepassen van bepaalde vrachtprijzen, vervoervoorwaarden of andere voorwaarden,

- het beperken of controleren van het vervoersaanbod, de technische ontwikkeling of de investeringen,

- het verdelen van de vervoermarkten,

- het beperken van de vrijheid om met derden vervoersovereenkomsten te sluiten (exclusief-verkeersovereenkomsten) of

- het toepassen van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties.

2. Hebben de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging betrekking op vervoerdienstverleningen:

a) uitsluitend binnen een Lid-Staat van de EG of een EVA-Staat?

b) tussen Lid-Staten van de EG?

c) tussen EVA-Staten?

d) tussen de Gemeenschap en een of meer EVA-Staten?

e) tussen een Lid-Staat van de EG of een EVA-Staat en derde landen?

f) tussen derde landen in het transitovervoer door een of meer Lid-Staten van de EG en/of een of meer EVA-Staten?

IV. Uiteenzetting waarom de voorwaarden vervuld zijn voor een vrijstelling van de overeenkomst, het besluit, of de onderling afgestemde feitelijke gedraging van het verbod van artikel 2.

Gelieve een verklaring te geven waaruit blijkt

1. in hoeverre er van een storing van de vervoermarkt sprake is,

2. in hoeverre de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging onmisbaar zijn om deze storing te verminderen,

3. in hoeverre de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedragingen niet voor een wezenlijk deel van de betrokken vervoermarkt de mededinging uitschakelen.

V. Aangegeven dient te worden of, en zo ja op welke punten wordt overwogen de motivering aan te vullen.

De ondergetekenden verklaren dat de hierboven en in de bijlagen verstrekte gegevens juist zijn. Zij zijn bekend met de bepalingen van artikel 22, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 1017/68.

. . . . . ., de . . . . . .

Handtekeningen:

COMMISSIE

VAN DE

EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Directoraat-generaal Concurrentie

Brussel, . . . . . .

Aan . . . . . . . . . . . .

ONTVANGSTBEVESTIGING

(Een exemplaar van dit formulier zal aan het bovenvermelde adres worden teruggezonden, indien het bevenste gedeelte door de aanmelder is ingevuld)

Uw aanmelding van . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . betreffende:

a) bij de overeenkomst betrokken partijen:

1. .

2. . en anderen

(De overige partijen behoeven niet te worden vermeld)

b) voorwerp: .

.

.

(Korte beschrijving van de beperking van de mededinging)

is op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ontvangen

en ingeschreven onder nr. IV/TR. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Gelieve in alle correspondentie het bovenstaande nummer te vermelden.

(1) Verzoeken met gebruikmaking van het door de de Commissie opgestelde formulier I en met gebruikmaking van het door de EVA-zijde opgestelde formulier I zijn in dezelfde mate geldig. Wanneer naar de EVA-Staten wordt verwezen, worden die EVA-Staten bedoeld welke overeenkomstsluitende partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.(2) Zie ook deze verordening zoals gewijzigd met het oog op de EER (punt 10 van bijlage XIV bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna "EER-Overeenkomst" genoemd).(3) Verzoeken met gebruikmaking van het door de Commissie opgestelde formulier II en met gebruikmaking van het door de EVA-zijde opgestelde formulier II zijn in dezelfde mate geldig. Wanneer naar de EVA-Staten wordt verwezen, worden die EVA-Staten bedoeld welke overeenkomstsluitende partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.(4) Zie ook deze verordening zoals gewijzigd met het oog op de EER (punt 10 van bijlage XIV bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna "EER-Overeenkomst" genoemd).(5) Aanmeldingen met gebruikmaking van het door de Commissie opgestelde formulier III en met gebruikmaking van het door de EVA-zijde opgestelde formulier III zijn in dezelfde mate geldig. Wanneer naar de EVA-Staten wordt verwezen, worden die EVA-Staten bedoeld welke overeenkomstsluitende partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.(6) Zie ook deze verordening zoals gewijzigd met het oog op de EER (punt 10 van bijlage XIV bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna "EER-Overeenkomst" genoemd.

Bijlage 3

FORMULIER MAR Verordening (EEG) nr. 4260/88 FORMULIER MAR Noot: Dit formulier moet vergezeld gaan van een bijlage met de gegevens die zijn omschreven in de toelichting.

Het formulier en de bijlage moeten in vijftienvoud worden ingediend (twee exemplaren voor de Commissie, een voor elke Lid-Staat en een voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA). De betrokken overeenkomsten moeten in drievoud worden ingediend. Van andere documenten ter adstructie moet slechts één exemplaar worden overgelegd.

Niet vergeten de bijgevoegde ontvangstbevestiging in te vullen.

Indien er naast de vragen niet voldoende ruimte is, kunnen extra bladen worden gebruikt waarop nauwkeurig dient te worden verwezen naar het punt van het formulier waarop de bladen betrekking hebben.

AAN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Directoraat-generaal Concurrentie

Wetstraat 200

B-1049 Brussel

Verzoek in toepassing van artikel 12 van Verordening (EEG) nr. 4056/86 van de Raad om een beschikking uit hoofde van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of van artikel 53, lid 3, van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1)

Identiteit van de partijen

1. Identiteit van de verzoeker

Volledige naam en adres, telefoon-, telex-, en telefaxnummers en een korte beschrijving van de ondernemingen, of ondernemersverenigingen die het verzoek indienen.

Gelieve bij deelgenootschappen, individuele handelaren of andere lichamen zonder rechtspersoonlijkheid die onder een handelsnaam opereren ook de naam, voornamen en het adres van de eigenaren of partners op te geven.

Indien het verzoek wordt ingediend namens een derde of door meer dan een persoon wordt ingediend, moeten naam, adres en hoedanigheid van de vertegenwoordiger of gemeenschappelijke vertegenwoordiger worden opgegeven, met stukken waaruit zijn vertegenwoordigingsbevoegheid blijkt. Indien het verzoek wordt ingediend door of namens meer dan een persoon, moeten deze een gemeenschappelijke vertegenwoordiger aanwijzen (Verordening (EEG) nr. 4260/88 van de Commissie, artikel 3, leden 2 en 3).

2. Gegevens over de andere partijen

Volledige naam, adres en korte beschrijving van andere partijen bij de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging, hierna "de regelingen" genoemd.

Gelieve te vermelden op welke wijze deze andere partijen van dit verzoek in kennis zijn gesteld.

Deze inlichtingen zijn niet nodig ten aanzien van standaardovereenkomsten welke de onderneming die het verzoek doet met een aantal partijen heeft afgesloten of wil sluiten.

Doel van dit verzoek

(Zie toelichting)

(Gelieve elke vraag met ja of nee te beantwoorden)

Zoudt u zich tevreden stellen met een administratieve brief? (Zie toelichting, punt VIII, in fine)

De ondergetekenden verklaren dat de hierboven en in de . . . . . . bijlagen verstrekte inlichtingen naar hun beste weten juist zijn, dat ramingen als zodanig zijn aangemerkt en hun beste ramingen van de onderliggende feiten zijn, en dat alle ingenomen standpunten oprecht zijn.

Zij zijn bekend met de bepalingen van artikel 19, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 4056/86 (zie toelichting).

Plaats en datum: . . . . . .

Handtekeningen:

COMMISSIE

VAN DE

EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Directoraat-generaal Concurrentie

Brussel, . . . . . .

Aan . . . . . . . . . . . .

ONTVANGSTBEVESTIGING

(Een exemplaar van dit formulier zal aan het bovenvermelde adres worden teruggezonden, indien het bovenste gedeelte door de verzoeker is ingevuld)

Uw verzoek van . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

betreffende: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Uw referentie: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Bij de overeenkomst betrokken partijen:

1. .

2. . en anderen

(De overige partijen behoeven niet te worden vermeld)

(In te vullen door de Commissie)

is ontvangen op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

en ingeschreven onder nr. IV/MAR/. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Gelieve in alle correspondentie het bovenstaande nummer te vermelden.

Voorlopig adres:

Wetstraat 200

B-1049 Brussel

Telefoon:

Directe lijn: 29 . . . . . . . . . . . . . . .

Centrale: 299 11 11

Telefaxnummer: 29 . . . . . . . . . . . . . . .

(1) Hierna "EER-Overeenkomst" genoemd.

Bijlage 4

FORMULIER AER Verordening (EEG) nr. 4261/88 FORMULIER AER Noot: Dit formulier moet vergezeld gaan van een bijlage met de gegevens die zijn omschreven in toelichting.

Het formulier en de bijlage moeten in vijftienvoud worden ingediend (twee exemplaren voor de Commissie, één voor elke Lid-Staat en één voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA). De betrokken overeenkomsten moeten in drievoud worden ingediend. Van andere documenten ter adstructie moet slechts één exemplaar worden overgelegd.

Niet te vergeten de bijgevoegde ontvangstbevestiging in te vullen.

Indien er naast de vragen niet voldoende ruimte is, kunnen extra bladen worden gebruikt waarop nauwkeurig dient te worden verwezen naar het punt van het formulier waarop de bladen betrekking hebben.

AAN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Directoraat-generaal Concurrentie

Wetstraat 200

B-1049 Brussel

A. Verzoek om een negatieve verklaring als bedoeld in artikel 3, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 3975/87 van de Raad met betrekking tot de toepassing van artikel 85, lid 1, of artikel 86 van het EG-Verdrag en/of van artikel 53, lid 1, en/of artikel 54 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1).

B. Verzoek als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 3975/87 van de Raad ter verkrijging van een beschikking krachtens artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of van artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst.

Identiteit van de partijen

1. Identiteit van de verzoeker/aanmelder

Volledige naam en adres, telefoon-, telex-, en telefaxnummers en een korte beschrijving van de ondernemingen of ondernemersverenigingen die het verzoek indienen.

Gelieve bij deelgenootschappen, individuele handelaren of andere lichamen zonder rechtspersoonlijkheid die onder een handelsnaam opereren ook de naam, voornamen en het adres van de eigenaren of partners op te geven.

Indien het verzoek wordt ingediend namens een derde of door meer dan een persoon wordt ingediend, moeten naam, adres en hoedanigheid van de vertegenwoordiger of gemeenschappelijke vertegenwoordiger worden opgegeven, met stukken waaruit zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid blijkt. Indien het verzoek wordt ingediend door of namens meer dan een persoon, moeten deze een gemeenschappelijke vertegenwoordiger aanwijzen (Verordening (EEG) nr. 4261/88 van de Commissie, artikel 2).

2. Gegevens over de andere partijen

Volledige naam, adres en korte beschrijving van andere partijen bij de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging (hierna "de regelingen" genoemd).

Gelieve te vermelden op welke wijze deze andere partijen van dit verzoek in kennis zijn gesteld.

Deze inlichtingen zijn niet nodig ten aanzien van standaardovereenkomsten welke de onderneming die het verzoek doet met een aantal partijen heeft afgesloten of wil sluiten (bij voorbeeld een overeenkomst waarbij distributeurs worden benoemd).

Doel van dit verzoek

(Zie toelichting)

(Gelieve elke vraag met ja of nee te beantwoorden)

Verzoekt u alleen om een negatieve verklaring? (Zie voor de gevolgen van zulk een verzoek de toelichting, punt V, eerste alinea, in fine)

Verzoekt u om een negatieve verklaring en tevens om een beschikking krachtens artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst in geval de Commissie geen negatieve verklaring verleent?

Verzoekt u alleen aan om een beschikking krachtens artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst te verkrijgen?

Zoudt u zich tevreden stellen met een administratieve brief? (Zie toelichting, punt VIII, in fine)

De ondergetekenden verklaren dat de hierboven en in de . . . . . . bijlagen verstrekte inlichtingen naar hun beste weten juist zijn, dat ramingen als zodanig zijn aangemerkt en hun beste ramingen van de onderliggende feiten zijn, en dat alle ingenomen standpunten oprecht zijn.

Zij zijn bekend met de bepalingen van artikel 12, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 3975/87 (zie toelichting).

Plaats en datum . . . . . .

Handtekeningen:

COMMISSIE

VAN DE

EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Directoraat-generaal Concurrentie

Brussel, . . . . . .

Aan . . . . . . . . . . . .

ONTVANGSTBEVESTIGING

(Een exemplaar van dit formulier zal aan het bovenvermelde adres worden teruggezonden, indien het bovenste gedeelte door de verzoeker of aanmelder is ingevuld)

Uw verzoek van . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

betreffende: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Uw referentie: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Bij de overeenkomst betrokken partijen:

1. .

2. . en anderen

(De overige partijen behoeven niet te worden vermeld)

(In te vullen door de Commissie)

is ontvangen op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

en ingeschreven onder nr. IV/AER/. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Gelieve in alle correspondentie het bovenstaande nummer te vermelden.

Voorlopig adres:

Wetstraat 200

B-1049 Brussel

Telefoon:

Directe lijn: 29 . . . . . . . . . . . . . . .

Centrale: 299 11 11

Telefaxnummer: 29 . . . . . . . . . . . . . . .

TOELICHTING Inhoud I. Doelvan de EG- en EER-mededingingsregels

II. Bevoegdheid van de Commissie en van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA inzake de toepassing van de EER-mededingingsregels

III. Negatieve verklaring

IV. Beschikkingen krachtens artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst

V. Doel van het formulier

VI. Aard van het formulier

VII. De noodzaak van volledige en juiste informatie

VIII. Verdere procedure

IX. Geheimhouding

X. Verdere inlichtingen en opschriften die in de bijlage bij de formulieren moeten worden gebruikt

XI. Talen

Bijlage I: Tekst van de artikelen 85 en 86 van het EG-Verdrag, van de artikelen 53, 54 len 56 van de EER-Overeenkomst, van de artikelen 2, 3 en 4 van Protocol 22 van die Overeenkomst en van de artikelen 1 en 2 van het Protocol tot aanpassing van de EER-Overeenkomst

Bijlage II: Lijst van toepasselijke teksten

Bijlage III: Lijst van de Lid-Staten van de EG en van de EVA-Staten, adres van de Commissie en van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, lijst van de voorlichtingsbureaus van de Commissie in de Gemeenschap en in de EVA-Staten en adressen van de bevoegde autoriteiten in de EVA-Staten

Toevoegingen aan of wijzigingen van de in deze bijlagen gegeven informatie zullen van tijd tot tijd door de Commissie worden bekendgemaakt.

Nota bene: Ondernemingen die in twijfel verkeren hoe een verzoek moet worden ingediend, of die nadere uitleg verlangen, kunnen contact opnemen met het Directoraat-generaal Concurrentie (DG IV) of het Directoraat Concurrentie van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA te Brussel. Ook de voorlichtingsbureaus van de Commissie (die binnen de Gemeenschap en in de EVA-Staten zijn vermeld in bijlage III) kunnen van advies dienen of de naam opgeven van een ambtenaar in Brussel die de gewenste taal van de Gemeenschap of de officiële taal van een van de EVA-Staten spreekt (2).

I. DOEL VAN DE EG- EN EER-MEDEDINGINGSREGELS 1. Doel van de communautaire mededingingsregels

Deze regels hebben ten doel, de vervalsing van de mededinging op de gemeenschappelijke markt door concurrentiebeperkende praktijken of misbruik van een machtspositie te voorkomen; zij zijn van toepassing op alle ondernemingen die rechtstreeks of indirect op de gemeenschappelijke markt handel drijven, ongeacht waar zijn gevestigd.

Artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag (de tekst van de artikelen 85 en 86 is afgedrukt in bijlage 1 verbiedt concurrentiebeperkende overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de handel tussen Lid-Staten ongunstig kunnen beïnvloeden volgens artikel 85, lid 2, zijn nietig overeenkomsten of besluiten die dergelijke beperkingen bevatten (hoewel het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft uitgesproken dat indien concurrentiebeperkende clausules uit overeenkomsten kunnen worden losgemaakt, alleen deze clausules nietig zijn); volgens artikel 85, lid 3, kan echter voor gedragingen die een gunstige werking hebben ontheffing worden verleend, mits aan de daarin vastgestelde voorwaarden is voldaan.

Artikel 86

verbiedt het misbruik van een machtspositie waardoor de handel tussen Lid-Staten ongunstig kan worden beïnvloed. De oorspronkelijke procedures ter uitvoering van deze artikelen, die voorzien in een "negatieve verklaring" en beschikkingen krachtens artikel 85, lid 3, zijn voor het zeevervoer neergelegd in Verordening (EEG) nr. 4056/86 en voor het luchtvervoer in Verordening (EEG) nr. 3975/87 (Voor nadere gegevens inzake die verordeningen en de andere voorschriften die in deze toelichting zijn vermeld of die van belang zijn voor verzoeken op de formulieren, zie bijlage II).

2. Doel van de EER-mededingingsregels

De mededingingsregels van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (3), gesloten tussen de Gemeenschap, de Lid-Staten van de EG en de EVA-Staten (4), zijn gebaseerd op dezelfde beginselen die zijn vervat in de communautaire mededingingsregels en hebben hetzelfde doel, namelijk de vervalsing van de mededinging op het EER-grondgebied door concurrentiebeperkende praktijken of misbruik van een machtspositie te voorkomen. Zij zijn van toepassing op alle ondernemingen die rechtstreeks of indirect op het EER-grondgebied handel drijven, ongeacht waar zij zijn gevestigd.

Artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst (de tekst van de artikelen 53, 54 en 56 van de EER-Overeenkomst is afgedrukt in bijlage I) verbiedt concurrentiebeperkende overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de handel tussen de Gemeenschap en een of meer EVA-Staten, of tussen EVA-Staten, ongunstig kunnen beïnvloeden, en volgens artikel 53, lid 2, zijn nietig overeenkomsten en besluiten die dergelijke beperkingen bevatten (hoewel het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft uitgesproken dat indien concurrentiebeperkende clausules uit overeenkomsten kunnen worden losgemaakt, alleen deze clausules nietig zijn; krachtens artikel 53, lid 3, kan echter voor gedragingen die een gunstige werking hebben ontheffing worden verleend, mits in de daarin vastgestelde voorwaarden is voldaan. Artikel 54 verbiedt het misbruik van een machtspositie waardoor de handel tussen de Gemeenschap en een of meer EVA-Staten, of tussen EVA-Staten, ongunstig kan worden beïnvloed. De procedures ter uitvoering van deze artikelen, die voorzien in een negatieve verklaring en in een ontheffing krachtens artikel 53, lid 3, staan voor het zeevervoer in Verordening (EEG) nr. 4056/86 en voor het luchtvervoer in Verordening (EEG) nr. 3975/87, die met het oog op de EER, werden aangevuld door de Protocollen 21, 22 en 23 van de EER-Overeenkomst.

II. BEVOEGDHEID VAN DE COMMISSIE EN VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA INZAKE DE TOEPASSING VAN DE EER-MEDEDINGINGSREGELS De bevoegdheid van de Commissie en van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA inzake de toepassing van de EER-mededingingsregels vloeit voort uit artikel 56 van de EER-Overeenkomst. Aanmeldingen en verzoeken betreffende concurrentiebeperkende overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de handel tussen de Lid-Staten van de EG ongunstig kunnen beïnvloeden, dienen aan de Commissie te worden gericht, tenzij zij geen merkbare invloed hebben op de handel tussen de Lid-Staten van de EG of de mededinging binnen de Gemeenschap in de zin van de bekendmaking van de Commissie van 1986 betreffende overeenkomsten van geringe betekenis (PB nr. C 231 van 12. 9. 1986, blz. 2). Daarnaast dienen alle concurrentiebeperkende overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de handel tussen een Lid-Staat van de EG en een of meer EVA-Staten ongunstig beïnvloeden, bij de Commissie te worden aangemeld indien de betrokken ondernemingen meer dan 67 % van hun totale EER-omzet in de Gemeenschap realiseren (5). Indien die overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen evenwel geen merkbare invloed hebben op de mededinging in de Gemeenschap, moet de aanmelding worden gericht aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA. Alle overige overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die onder de toepassing vallen van artikel 53 van de EER-Overeenkomst moeten worden aangemeld bij de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA (waarvan het adres is vermeld in bijlage III).

Verzoeken om een negatieve verklaring in verband met artikel 54 van de EER-Overeenkomst moeten worden ingediend bij de Commissie, indien de machtspositie enkel bestaat in de Gemeenschap en bij de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, indien de machtspositie enkel bestaat binnen het grondgebied, of een wezenlijk deel daarvan, van de EVA. Enkel indien er sprake is van een machtspositie op beide grondgebieden zullen de hierboven uiteengezette regels betreffende artikel 53 van toepassing zijn.

Bij de beoordeling zal de Commissie de mededingingsregels van het EG-Verdrag als grondslag nemen. Indien de zaak onder de toepassing van de EER-Overeenkomst valt en uit hoofde van artikel 56 van deze Overeenkomst aan de Commissie is toegewezen, zal deze terzelfder tijd de EER-regels toepassen.

III. NEGATIEVE VERKLARING Het verzoek om een negatieve verklaring speelt alleen bij het luchtvervoer een rol. Het heeft ten doel de ondernemingen in staat te stellen na te gaan of de Commissie al dan niet van mening is dat een van hun regelingen of gedragingen verboden is uit hoofde van artikel 85, lid 1, of artikel 86 van het EG-Verdrag en/of uit hoofde van artikel 53, lid 1, of artikel 54 van de EER-Overeenkomst. Deze verklaring is geregeld in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 3975/87. Zij wordt gegeven in de vorm van een beschikking van de Commissie waarbij wordt vastgesteld dat er op grond van de haar bekende gegevens geen reden is om uit hoofde van artikel 85, lid 1, of artikel 86 van het EG-Verdrag en/of uit hoofde van de artikel 53, lid 1, of artikel 54 van de EER-Overeenkomst tegen de regelingen of de gedragingen op te treden.

Alle partijen kunnen een negatieve verklaring aanvragen, zelfs zonder toestemming, maar niet zonder medeweten van andere partijen bij de regelingen De aanvraag heeft echter weinig zin, indien de regelingen of de gedraging klaarblijkelijk niet vallen onder artikel 85, lid 1, of artikel 86 van het EG-Verdrag en/of onder artikel 53, lid 1, of artikel 54 van de EER-Overeenkomst naar gelang van het geval. De Commissie is niet verplicht, een negatieve verklaring af te geven. Artikel 3, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 3975/87 luidt: "de Commissie kan een verklaring afgeven . . .". De geeft in het algemeen geen beschikking houdende negatieve verklaring in gevallen die naar haar oordeel zo duidelijk vallen buiten het verbod van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag en/of van artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst, dat er geen redelijke twijfel kan bestaan die door een dergelijke beschikking zou moeten worden weggenomen.

IV. BESCHIKKING KRACHTENS ARTIKEL 85, LID 3, VAN HET EG-VERDRAG EN/OF ARTIKEL 53, LID 3, VAN DE EER-OVEREENKOMST Het verzoek om een beschikking in toepassing van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst stelt de ondernemingen in de gelegenheid een overeenkomst te sluiten die, al is zij concurrentiebeperkend, economische voordelen oplevert. Deze procedure is geregeld in de artikelen 12 en 13 van Verordening (EEG) nr. 4056/86 en in de artikelen 4, 5 en 6 van Verordening (EEG) nr. 3975/87. Wat betreft bestaande overeenkomsten die onder de toepassing vallen van artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst als gevolg van de inwerkingtreding daarvan, wordt de procedure geregeld in de artikelen 5 tot en met 13 van Protocol 21 van de EER-Overeenkomst. Na zulk een verzoek neemt de Commissie een beschikking waarbij zij artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst buiten toepassing verklaart voor de in de beschikking omschreven overeenkomst. Zij moet de geldigheidsduur van de beschikking vaststellen. Zij kan aan haar beschikking voorwaarden en verplichtingen verbinden; zij kan haar beschikking ook intrekken of wijzigen dan wel partijen onder bepaalde omstandigheden bepaalde handelingen verbieden, met name indien de beschikking berust op onjuiste gegevens of indien de feitelijke situatie ten aanzien van een essentieel onderdeel is gewijzigd.

Alle partijen bij een overeenkomst kunnen zulk een verzoek indienen zelfs zonder toestemming, maar niet zonder medeweten van de andere partijen.

De Verordeningen (EEG) nr. 4056/86 en (EEG) nr. 3975/87 bevatten een "oppositieprocedure" die een versnelling van het onderzoek van de verzoeken mogelijk maakt. Indien een verzoek krachtens de aangevoerde verordening ontvankelijk en volledig is en indien de overeenkomst waarop het betrekking heeft geen aanleiding heeft gegeven tot een klacht of een ambtshalve ingeleide procedure, publiceert de Commissie een samenvatting van het verzoek in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen en nodigt zij belanghebbende derden, de Lid-Staten van de EG en, wanneer het verzoek betrekking heeft op artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst, de EVA-Staten uit om haar hun opmerkingen kenbaar te maken. Tenzij de Commissie de verzoekers binnen een termijn van 90 dagen te rekenen vanaf de bekendmaking mededeelt dat er ernstige twijfel bestaat ten aanzien van de toepasselijkheid van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst, wordt de overeenkomst geacht voor de voorafgaande periode en voor maximaal zes jaar na de datum van de bekendmaking te zijn vrijgesteld van het kartelverbod. Indien de Commissie de verzoekers in kennis stelt van het bestaan van ernstige twijfel, dan wordt de procedure gevolgd welke in punt VIII is beschreven.

De Commissie heeft een aantal verordeningen vastgesteld waarbij vrijstelling wordt verleend voor bepaalde groepen overeenkomsten in de sector luchtvervoer (zie bijlage II voor de meest recente lijst). Deze groepsvrijstellingen gelden ook ten aanzien van de EER.

Een beschikking krachtens artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst kan terugwerkende kracht hebben. Indien de Commissie vaststelt dat de regelingen waarop het verzoek betrekking heeft inderdaad verboden zijn krachtens artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst en niet in aanmerking komen voor toepassing van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst en derhalve een beschikking houdende veroordeling van deze regelingen neemt, zijn de partijen niettemin vanaf de datum van het verzoek gevrijwaard tegen de oplegging van geldboeten wegens de inbreuken die in het verzoek zijn beschreven (artikel 19, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 4056/86 en artikel 12, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 3975/87).

V. DOEL VAN HET FORMULIER Formulier AER geeft ondernemingen of ondernemersverenigingen, waar zij ook gevestigd zijn, de mogelijkheid de Commissie om een negatieve verklaring te verzoeken voor regelingen of gedragingen, dan wel ontheffing te vragen van het verbod van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag krachtens artikel 85, lid 3, en/of artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst krachtens artikel 53, lid 3. Het formulier geeft tevens de ondernemingen die om een negatieve verklaring verzoeken de gelegenheid terzelfder tijd een beschikking te vragen in toepassing van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst. Alleen een verzoek om toepassing van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst biedt vrijwaring tegen de oplegging van een geldboete. Het formulier MAR maakt alleen een verzoek om toepassing van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst mogelijk.

Om geldig te zijn moeten verzoeken betreffende het zeevervoer worden ingediend op formulier MAR (overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 4260/88 van de Commissie) en betreffende het luchtvervoer op formulier AER (overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 4261/88 van de Commissie).

De aanmeldingen die worden verricht op een door de EVA-zijde afgegeven MAR- en AER-formulieren, zijn evenzeer geldig. Indien de betrokken regeling of gedraging echter uitsluitend onder de toepassing van de artikelen 85 of 86 van het EG-Verdrag valt, dat wil zeggen op geen enkele wijze verband houdt met de EER, verdient het aanbeveling om het onderhavige door de Commissie opgestelde formulier te gebruiken.

VI. AARD VAN DE FORMULIEREN De formulieren bestaan uit een blad waarop de gegevens van de verzoekers en van alle andere partijen moeten worden ingevuld. Deze gegevens moeten worden aangevuld met verdere informatie onder de hoofden en verwijzingen die hieronder zijn aangegeven (zie punt X). Bij voorkeur A4-papier (21 × 29,7 cm - hetzelfde formaat als het formulier), maar geen groter papier , gebruiken. Gelieve een kantlijn van ten minste 25 mm of één inch aan de linkerkant van het blad en, indien beide zijden worden benut, aan de rechterkant van de ommezijde open te laten.

VII. DE NOODZAAK VAN VOLLEDIGE EN JUISTE INFORMATIE Het is van belang dat de verzoeker alle essentiële feiten vermeldt. Hoewel de Commissie het recht heeft aan de verzoekers of derden verdere inlichtingen te vragen en verplicht is een samenvatting van het verzoek te publiceren alvorens een negatieve verklaring of een ontheffing op grond van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst te geven, zal zij haar beschikking gewoonlijk gronden op de inlichtingen die door de verzoeker zijn verstrekt. Een beschikking op grond van onvolledige inlichtingen zou nietig kunnen zijn in het geval van een negatieve verklaring of zou in het geval van een beschikking in toepassing van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst kunnen worden ingetrokken. Om dezelfde redenen is het ook van belang dat de Commissie in kennis wordt gesteld van alle wijzigingen van betekenis die na het verzoek in uw regelingen worden aangebracht.

Volledige inlichtingen zijn van bijzonder belang indien u verzoekt om toepassing van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst via de oppositieprocedure. Deze procedure kan namelijk slechts worden ingeschakeld indien de Commissie in het bezit is van alle beschikbare bewijsmateriaal.

Bovendien dient u te letten op de bepalingen van artikel 19, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 4056/86 en artikel 12, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3975/87, die de Commissie de mogelijkheid geven ondernemingen en ondernemersverenigingen geldboeten op te leggen tot een bedrag van ten minste honderd en ten hoogste vijfduizend ecu (6), wanneer zij opzettelijk of uit onachtzaamheid bij de indiening van een verzoek onjuiste of verdraaide gegevens, respectievelijk onjuiste of misleidende inlichtingen verstrekken.

De sleutelwoorden zijn hier, "onjuiste of verdraaide gegevens" en "onjuiste of misleidende inlichtingen". In hoeverre gegevens, respectievelijk inlichtingen, moeten worden verstrekt, blijft echter dikwijls een kwestie van opvatting. Om de aanmelding te vergemakkelijken, aanvaardt de Commissie ramingen indien nauwkeuriger gegevens niet zonder meer beschikbaar zijn. Ten slotte vraagt de Commissie niet slechts de opgave van feiten maar ook de mening daarover van partijen.

De Commissie zal derhalve van haar bevoegdheid geldboeten op te leggen alleen gebruik maken wanneer de verzoekers opzettelijk of uit onachtzaamheid onjuiste inlichtingen hebben verstrekt, grovelijk onjuiste ramingen hebben opgegeven, gemakkelijk toegankelijke inlichtingen of ramingen hebben achtergehouden dan wel opzettelijk verkeerde standpunten hebben ingenomen om een negatieve verklaring of een beschikking in toepassing van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst te verkrijgen.

VIII. VERDERE PROCEDURE Het verzoek wordt ingeschreven bij de griffie van het Directoraat-generaal Concurrentie (DG IV). De datum van ontvangst door de Commissie, of de datum van het poststempel in het geval van verzending per aangetekende brief, is de feitelijke datum van indiening. Het verzoek kan als ongeldig worden beschouwd indien het klaarblijkelijk onvolledig is of niet op het voorgeschreven formulier heeft plaatsgevonden.

Verdere inlichtingen kunnen worden ingewonnen bij de verzoekers of bij derden en er kunnen voorstellen worden gedaan voor wijzigingen in de regelingen, waardoor zij aanvaardbaar zouden worden.

De Commissie kan verzet doen tegen een verzoek om een verklaring krachtens artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst, hetzij omdat zij niet vindt dat de regelingen voor deze toepassing in aanmerking komen hetzij om het inwinnen van meer inlichtingen mogelijk te maken.

Indien de Commissie na onderzoek voornemens is een beschikking in toepassing van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst te geven moet zij van het verzoek een samenvatting publiceren en derden verzoeken hun opmerkingen kenbaar te maken. Vervolgens moet het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities op het gebied van het luchtvervoer of het zeevervoer een ontwerp van beschikking worden voorgelegd. Indien de zaak onder de toepassing van de EER-Overeenkomst valt, zullen vertegenwoordigers van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en van de EVA-Staten worden uitgenodigd aan de werkzaamheden van het Comité deel te nemen. De leden van het Adviescomité en de vertegenwoordigers van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en van de EVA-Staten zullen reeds een kopie van het verzoek hebben ontvangen. Eerst dan kan de Commissie, mits er niets is gebeurd om haar voornemen te wijzigen, een beschikking geven.

Soms worden dossiers zonder formele beschikking gesloten, bij voorbeeld omdat is gebleken dat de regelingen reeds onder een generieke vrijstelling vallen, dan wel omdat de verzoekers zijn tevredengesteld door een minder formele brief van de diensten van de Commissie (ook "administratieve brief" genaamd), waarin wordt medegedeeld dat de regelingen, althans in de omstandigheden van het moment, geen optreden van de Commissie nodig maken. Een administratieve brief is geen beschikking. Hij vormt een aanwijzing wat de diensten van de Commissie in het licht van de gegevens waarover zij beschikken, vinden van de betrokken zaak. Dat wil zeggen dat de Commissie zo nodig - bij voorbeeld indien zou blijken dat een overeenkomst nietig is op grond van artikel 85, lid 2, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 2, van de EER-Overeenkomst - een beschikking met die strekking zou kunnen geven.

IX. GEHEIMHOUDING De Commissie, de Lid-Staten van de EG, de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de EVA-Staten zijn gehouden inlichtingen die naar hun aard vallen onder de geheimhoudingsplicht, niet openbaar te maken. Anderzijds moet de Commissie een samenvatting van het verzoek bekendmaken, indien zij dit wil inwilligen, alvorens de betrokken beschikking te geven. Bij deze bekendmaking wordt rekening gehouden met het rechtmatige belang van de ondernemingen dat hun zakengeheimen niet aan de openbaarheid worden prijsgegeven. In dit verband gelieve, indien u meent dat uw belangen zouden worden geschaad indien de inlichtingen welke u worden gevraagd zouden worden bekendgemaakt of anderszins aan anderen worden medegedeeld, al deze informatie in een tweede bijlage op te nemen, waarbij iedere bladzijde duidelijk met "zakengeheim" is gemerkt; in de voornaamste bijlage gelieve onder de betrokken titel te vermelden "zie tweede bijlage" of "zie ook tweede bijlage"; in de tweede bijlage gelieve de betrokken titels en wijzigingen te herhalen en de inlichtingen te verstrekken welke u niet bekendgemaakt wenst te zien, met opgave van redenen. Vergeet niet dat de Commissie wellicht een samenvatting van uw verzoek moet publiceren.

Alvorens over te gaan tot de publikatie van een samenvatting van uw verzoek legt de Commissie de betrokken ondernemingen een kopie van het concept voor.

X. VERDERE INLICHTINGEN EN OPSCHRIFTEN DIE IN DE BIJLAGE BIJ DE FORMULIEREN MOETEN WORDEN GEBRUIKT De verdere informatie moet worden gegeven onder de volgende opschriften en referentienummers. Waar mogelijk gelieve informatie te verstrekken. Indien deze niet onmiddellijk beschikbaar is, gelieve uw beste ramingen te geven en aan te duiden wat u als raming opgeeft. Bent u van oordeel dat een opgevraagd detail niet beschikbaar of relevant is, gelieve te verklaren waarom. Dit kan met name het geval zijn wanneer een partij alleen, zonder medewerking van haar contractpartners een aanmelding verricht. Weet dat de ambtenaren van de Commissie bereid zijn over de relevantie van de details met u te spreken (zie de nota bene aan het begin van deze toelichting).

1. Korte beschrijving

Geef een korte beschrijving van de regelingen of gedraging (aard, doel, data en duur) (bijzonderheden worden hieronder verlangd).

2. Markt

De aard van de vervoerdiensten waarop de regelingen of de gedraging betrekking hebben. Een korte beschrijving van de marktstructuren voor de betrokken diensten: bij voorbeeld wie er aanbiedt, wie er koopt, de geografische omvang, de omzet, de mate van concurrentie die er heerst, of het voor nieuwe leveranciers gemakkelijk is de markt binnen te komen, of er vervangingsdiensten zijn. Indien u een standaardovereenkomst aanmeldt, gelieve aan te geven hoeveel individuele contracten u denkt te sluiten. Indien u marktstudies bekend zijn, gelieve deze op te geven.

3. Nadere bijzonderheden over de partijen

Gelieve op te geven:

3.1. of één van partijen deel uitmaakt van een groep van vennootschappen. Een groepsrelatie wordt aanwezig geacht wanneer een firma

- méér dan de helft van het kapitaal of de activa bezit,

- de bevoegdheid heeft meer dan de helft van de stemrechten uit te oefenen,

- de bevoegdheid heeft meer dan de helft van de leden van de raad van toezicht, de raad van bestuur of lichamen die de ondernemingen wettelijk vertegenwoordigen te benoemen, dan wel

- het recht heeft de zaken van een andere onderneming te beheren.

Zo ja, gelieve op te geven:

- de naam en het adres van de hoogste moedervennootschap:

- een korte beschrijving van de activiteit van de groep (en, zo mogelijk, een exemplaar van de laatste exploitatierekening van de groep);

- naam en adres van alle andere vennootschappen in de groep die concurreren op een markt waarop de regelingen betrekking hebben of een daaraan verwante markt, dat wil zeggen iedere andere vennootschap die de partijen rechtstreeks of indirect concurrentie aandoet (betrokken verbonden vennootschappen);

3.2. de laatste beschikbare totale omzet en totale omzet in de EER van elk van partijen en eventueel van de groepen waarvan zij deel uitmaken. Het kan ook nuttig zijn een exemplaar van de laatste jaarrekening over te leggen. De cijfers en het percentage van de totale EER-omzet die binnen de Gemeenschap en binnen het grondgebied van de EVA-Staten werd verwezenlijkt;

3.3. de verkopen of het markaandeel van elk van partijen in de diensten waarop de regelingen betrekking hebben, in de Gemeenschap, in het grondgebied van de EVA-Staten, in het EER-grondgebied en in de wereld. Indien de omzet in de Gemeenschap, in het grondgebied van de EVA-Staten of in het EER-grondgebied van betekenis is (marktaandeel boven 5 %), gelieve ook de cijfers voor iedere Lid-Staat en voor elke EVA-Staat (7) en voor de voorgaande boekjaren op te geven ten einde belangrijke tendensen aan te tonen alsmede de verkoop- en omzetprognoses van elke partij voor de toekomst. Dezelfde cijfers aangaande alle betrokken verbonden vennootschappen. Vooral onder deze titel is uw beste schatting wellicht het enige dat u kunt leveren.

3.4. Gelieve voor elk van de verkoopcijfers of omzetten die in punt 3.3 worden verstrekt het aandeel op te geven dat deze cijfers volgens schatting in de Gemeenschap, het grondgebied van de EVA-Staten en in het EER-grondgebied als geheel, vertegenwoordigen op de marken voor de in punt 2 beschreven diensten.

3.5. Heeft u een omvangrijk belang in, maar niet de controle over een andere vennootschap die concurreert op een markt waarop de regelingen betrekking hebben (meer dan 25 %, maar minder dan 50 %), of heeft zulk een andere vennootschap een omvangrijk belang in uw vennootschap, dan gelieve haar naam en adres en enkele bijzonderheden op te geven.

4. Volledige gegevens over de regelingen

4.1. Indien de inhoud van de regelingen op schrift is gesteld, gelieve het doel van de regelingen mede te delen en drie afschriften van de tekst bij te voegen. Zuiver technische beschrijvingen kunnen worden weggelaten. In dat geval echter mededelen welke delen zijn weggelaten.

Is de inhoud niet of slechts ten dele op schrift gesteld, gelieve dan er een volledige beschrijving van te geven.

4.2. Gelieve de beperkingen op te geven welke een regeling met zich brengt voor de onafhankelijke commerciële besluitvorming van partijen, bij voorbeeld betreffende

- de aan- of verkoopprijzen, de kortingen of andere handelsvoorwaarden,

- de aard, de frequentie of de capaciteit van de aangeboden diensten,

- de investeringen of de technische ontwikkeling,

- de keuze van de markten of de bevoorradingsbronnen,

- aankopen bij of verkopen aan derden,

- de toepassing van gelijke leveringscondities voor gelijkwaardige diensten en

- het afzonderlijk of gezamenlijk aanbod van onderscheiden diensten.

4.3. Gelieve op te geven tussen welke Lid-Staten van de EG en/of EVA-Staten (8) het handelsverkeer door de regelingen ongunstig kan worden beïnvloed en of de handel tussen de Gemeenschap of het EER-grondgebied en een of meer derde landen ongunstig wordt beïnvloed.

5. Gronden voor een negatieve verklaring

Indien u een negatieve verklaring aanvraagt, gelieve onder dit punt te vermelden:

5.1. waarom u het verzoek indient, met andere woorden: welke bepaling of gevolgen van de regelingen of de gedraging kunnen volgens u vragen doen rijzen inzake de verenigbaarheid met de communautaire en/of EER-concurrentieregels. Dit punt heeft ten doel de Commissie een zo duidelijk mogelijk beeld te geven van de twijfel welke u aangaande uw regelingen of gedraging koestert en welke u bij een beschikking houdende negatieve verklaring wenst weggenomen te zien.

Gelieve vervolgens onder de volgende twee punten een samenvatting te geven van de betrokken feiten en de redenen waarom u artikel 85, lid 1, of artikel 86 van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 1, of artikel 54 van de EER-Overeenkomst niet van toepassing acht, te weten:

5.2. waarom de regelingen of de gedraging niet ten doel of ten gevolge hebben de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt of binnen het grondgebied van de EVA-Staten in waarneembare omvang te verhinderen, te beperken of te vervalsen, of waarom uw onderneming geen machtspositie inneemt of bij haar gedrag geen misbruik van een machtspositie maakt en/of

5.3. waarom de regelingen of de gedraging niet ten doel of ten gevolge hebben de mededinging binnen het EER-grondgebied in waarneembare omvang te verhinderen, te beperken of te vervalsen, of waarom uw onderneming geen machtspositie inneemt of bij haar gedrag geen misbruik van een machtspositie maakt en/of

5.4. waarom de regelingen of de gedraging niet van dien aard zijn dat zij de handel tussen Lid-Staten of tussen de Gemeenschap en een of meer EVA-Staten, of tussen EVA-Staten in waarneembare omvang ongunstig kunnen beïnvloeden.

6. Gronden voor de beschikking krachtens artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst

Indien u de toepassing vraagt van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst, gelieve uiteen te zetten hoe

6.1. de regelingen bijdragen tot verbetering van de produktie, de verdeling van de produkten of de bevordering van de technische of economische vooruitgang;

6.2. een billijk aandeel in de uit dergelijke verbeteringen of vooruitgang voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komt;

6.3. alle concurrentiebeperkende bepalingen in de regelingen onmisbaar zijn om de in punt 6.1 vermelde doelstellingen te bereiken:

6.4. de regelingen niet de mededinging voor een wezenlijk deel van de betrokken diensten uitschakelen.

7. Andere informatie

7.1. Gelieve alle vroegere procedures of informele contacten met de Commissie of de Toezichthoudende Autorieit van de EVA waarvan u kennis draagt en alle vroegere procedures met autoriteiten of rechterlijke instanties van de Lid-Staten van de EG of de EVA-Staten die, zelfs indirect, betrekking hebben op de overeenkomsten of de gedraging, te vermelden.

7.2. Gelieve alle andere informatie te verstrekken die momenteel beschikbaar is en naar uw oordeel de Commissie kan helpen te beoordelen of er in de overeenkomst beperkingen aanwezig zijn en welke voordelen deze beperkingen eventueel kunnen rechtvaardigen.

7.3. Gelieve op te geven of u voornemens bent, verdere feiten of argumenten aan te voeren die nog niet beschikbaar zijn en zo ja, op welke punten.

7.4. Gelieve, met redenen omkleed, te verklaren hoe dringend uw verzoek of aanmelding is.

XI. TALEN U kunt uw overeenkomsten aanmelden in een van de officiële talen van de Europese Gemeenschap of van een EVA-Staat. Om een snelle behandeling van de zaak te garanderen wordt u evenwel verzocht, indien mogelijk, in het geval van een aanmelding bij de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, een van de officiële talen van een EVA-Staat of de werktaal van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, het Engels, te gebruiken en, in het geval van aanmelding bij de Commissie, een van de officiële talen van de Europese Gemeenschap of de werktaal van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA.

(1) Hierna "EER-Overeenkomst" genoemd.(2) Wanneer in deze toelichting naar de EVA-Staten wordt verwezen, worden daarbij die EVA-Staten bedoeld welke overeenkomstsluitende partij zijn bij de EER-Overeenkomst. Zie de desbetreffende tekst van het Protocol tot aanpassing van de EER-Overeenkomst in bijlage II, alsmede de lijst in bijlage III.(3) Hierna "EER-Overeenkomst" genoemd.(4) Zie lijst in bijlage III.(5) Voor een definitie van "omzet", zie de in bijlage I opgenomen artikelen 2, 3 en 4 van Protocol 22 van de EER-Overeenkomst.(6) De waarde van de ecu wordt dagelijks gepubliceerd in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, reeks C.(7) Zie lijst in bijlage III.(8) Zie lijst in bijlage III.

Bijlage 1

FORMULIER A/B Verordening nr. 17 FORMULIER A/B Noot: Dit formulier moet vergezeld gaan van een bijlage met de gegevens die zijn omschreven in de toelichting.

Het formulier en de bijlage moeten in vijftienvoud worden ingediend (twee exemplaren voor de Commissie, één voor elke Lid-Staat en één voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA). De betrokken overeenkomsten moeten in drievoud worden ingediend. Van andere documenten ter adstructie moet slechts één exemplaar worden overgelegd.

Niet vergeten de bijgevoegde ontvangstbevestiging in te vullen.

Indien er naast de vragen niet voldoende ruimte is, kunnen extra bladen worden gebruikt waarop nauwkeurig dient te worden verwezen naar het punt van het formulier waarop de bladen betrekking hebben.

AAN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Directoraat-generaal Concurrentie

Wetstraat 200

B-1049 Brussel

A.1. Verzoek om een negatieve verklaring als bedoeld in artikel 2 van Verordening nr. 17 van de Raad met betrekking tot de toepassing van artikel 85, lid 1, of artikel 86 van het EG-Verdrag en/of van artikel 53, lid 1, of artikel 54 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1);

B.1. Aanmelding van een overeenkomst, besluit of onderling afgestemde feitelijke gedraging volgens artikel 4 of volgens artikel 5 van Verordening nr. 17 van de Raad ter verkrijging van een ontheffing van het kartelverbod krachtens artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag, aanmeldingen met het oog op een oppositieprocedure daaronder begrepen, alsmede artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst.

Identiteit van de partijen

1. Identiteit van de verzoeker/aanmelder

Volledige naam en adres, telefoon-, telex- en telefaxnummers en een korte beschrijving (2) van de onderneming(en) of ondernemersverenigingen die het verzoek indienen of de aanmelding verrichten.

Gelieve bij deelgenootschappen, individuele handelaren of andere lichamen zonder rechtspersoonlijkheid die onder een handelsnaam opereren ook de naam, voornamen en het adres van de eigenaren of partners op te geven.

Indien een aanvraag wordt ingediend of een aanmelding verricht namens een derde of door meer dan een persoon wordt ingediend of verricht, moeten naam, adres en hoedanigheid van de vertegenwoordiger of gemeenschappelijke vertegenwoordiger worden opgegeven, met stukken waaruit zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid blijkt. Indien een verzoek of een aanmelding wordt ingediend door of namens meer dan een persoon, moeten dezen een gemeenschappelijke vertegenwoordiger aanwijzen (Verordening nr. 27 van de Commissie, artikel 1, leden 2 en 3).

2. Gegevens over de andere partijen

Volledige naam, adres en korte beschrijving van andere partijen bij de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging, hierna "de regelingen" genoemd.

Gelieve te vermelden op welke wijze deze andere partijen van dit verzoek of deze aanmelding in kennis zijn gesteld.

Deze inlichtingen zijn niet nodig ten aanzien van standaardovereenkomsten welke de onderneming die het verzoek doet of de aanmelding verricht met een aantal partijen heeft gesloten, of wil sluiten (bij voorbeeld een overeenkomst waarbij distributeurs worden benoemd).

Doel van dit verzoek/aanmelding

(Zie toelichting)

(Gelieve elke vraag met ja of nee te beantwoorden)

Verzoekt u alleen om een negatieve verklaring? (Zie voor de gevolgen van zulk een verzoek de toelichting, punt V, eerste alinea, in fine)

Verzoekt u om een negatieve verklaring en meldt u tevens de regelingen aan ter verkrijging van een ontheffing van het kartelverbod in geval de Commissie geen negatieve verklaring verleent?

Meldt u de regelingen alleen aan om een ontheffing te verkrijgen?

Bent u van mening dat dit verzoek in aanmerking komt voor een oppositieprocedure? (Zie toelichting - punten IV, V, VII en VIII en bijlage II) Zo ja, dan gelieve aan te geven op grond van welke verordening en welk artikel.

Zoudt u zich tevreden stellen met een administratieve brief? (Zie toelichting, punt VIII, in fine)

De ondergetekenden verklaren dat de hierboven en in de . . . bijlagen verstrekte inlichtingen naar hun beste weten juist zijn, dat ramingen als zodanig zijn aangemerkt en hun beste ramingen inzake de onderliggende feiten zijn, en dat alle ingenomen standpunten oprecht zijn.

Zij zijn bekend met het bepaalde in artikel 15, lid 1, onder a), van Verordening nr. 17 (Zie toelichting).

Plaats en datum: . . . . . .

Handtekeningen:

COMMISSIE

VAN DE

EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Directoraat-generaal Concurrentie

Brussel, . . . . . .

Aan . . . . . . . . . . . .

ONTVANGSTBEVESTIGING

(Een exemplaar van dit formulier zal aan het bovenvermelde adres worden teruggezonden, indien het bovenste gedeelte door de verzoeker of aanmelder is ingevuld)

Uw verzoek om een negatieve verklaring van: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Uw aanmelding van: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

betreffende: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Uw referentie: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Bij de overeenkomst betrokken partijen:

1. .

2. . en anderen.

(De overige partijen behoeven niet te worden vermeld)

(In te vullen door de Commissie)

is ontvangen op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

en ingeschreven onder nr. IV/. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Gelieve in alle correspondentie het bovenstaande nummer te vermelden.

Voorlopig adres:

Wetstraat 200

B-1049 Brussel

Telefoon:

Directe lijn: 29 . . . . . . . . . . . . . . .

Centrale: 299 11 11

Telefaxnummer: 29 . . . . . . . . . . . . . . .

FORMULIER A/B TOELICHTING Inhoud I. Doel van de EG- en EER-mededingingsregels

II. Bevoegdheid van de Commissie en van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA inzake de toepassing van de EER-mededingingsregels

III. Negatieve verklaring

IV. Ontheffing

V. Doel van het formulier

VI. Aard van het formulier

VII. De noodzaak van volledige en juiste informatie

VIII. Verdere procedure

IX. Geheimhouding

X. Verdere inlichtingen en opschriften die in de bijlage bij formulier A/B moeten worden gebruikt

XI. Talen

Bijlage 1: Tekst van de artikelen 85 en 86 van het EG-Verdrag, van de artikelen 53, 54 en 56 van de EER-Overeenkomst, van de artikelen 2, 3 en 4 van Protocol 22 van de EER-Overeenkomst en van de artikelen 1 en 2 van het Protocol tot aanpassing van de EER-Overeenkomst

Bijlage 2: Lijst van toepasselijke teksten

Bijlage 3: Lijst van de Lid-Staten en van de EVA-Staten, adres van de Commissie en van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, lijst van de voorlichtingsbureaus van de Commissie in de Gemeenschap en in de EVA-Staten en adressen van de bevoegde autoriteiten in de EVA-Staten.

Toevoegingen aan of wijzigingen van de in deze bijlagen gegeven informatie zullen van tijd tot tijd door de Commissie worden bekendgemaakt.

Nota bene: Ondernemingen die in twijfel verkeren hoe een aanmelding moet worden verricht, of die nadere uitleg verlangen, kunnen contact opnemen met het Directoraat-generaal Concurrentie (DG IV) of het Directoraat Concurrentie van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA te Brussel. Ook de voorlichtingsbureaus van de Commissie (die binnen de Gemeenschap en in de EVA-Staten zijn vermeld in bijlage III) kunnen van advies dienen of de naam opgeven van een ambtenaar in Brussel die de gewenste officiële taal van de Gemeenschap of van een van de EVA-Staten (3) spreekt.

I. DOEL VAN DE EG- EN EER-MEDEDINGINGSREGELS 1. Doel van communautaire mededingingsregels

Deze regels hebben ten doel, de vervalsing van de mededinging op de gemeenschappelijke markt door concurrentiebeperkende praktijken of misbruik van een machtspositie te voorkomen; zij zijn van toepassing op alle ondernemingen die rechtstreeks of indirect op de gemeenschappelijke markt handel drijven, ongeacht waar zij zijn gevestigd.

Artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag (de tekst van de artikelen 85 en 86 is afgedrukt in bijlage I) verbiedt concurrentiebeperkende overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de handel tussen Lid-Staten ongunstig kunnen beïnvloeden en volgens artikel 85, lid 2, zijn nietig overeenkomsten of besluiten die dergelijke beperkingen bevatten (hoewel het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft uitgesproken dat indien concurrentiebeperkende clausules uit overeenkomsten kunnen worden losgemaakt, alleen deze clausules nietig zijn); volgens artikel 85, lid 3, kan echter voor gedragingen die een gunstige werking hebben ontheffing worden verleend, mits aan de daarin vastgestelde voorwaarden is voldaan.

Artikel 86

verbiedt het misbruik van een machtspositie waardoor de handel tussen Lid-Staten ongunstig kan worden beïnvloed. De oorspronkelijke procedures ter uitvoering van deze artikelen, die voorzien in een negatieve verklaring en in een ontheffing van het kartelverbod krachtens artikel 85, lid 3, staan in Verordening nr. 17 (voor nadere gegevens inzake die verordening en de andere voorschriften die in deze toelichting zijn vermeld of die van belang zijn voor aanmeldingen en verzoeken op formulier A/B, zie bijlage II).

2. Doel van de EER-mededingingsregels

De mededingingsregels van de EER-Overeenkomst, gesloten tussen de Gemeenschap, de Lid-Staten van de EG en van de EVA-Staten (4), zijn gebaseerd op dezelfde beginselen die zijn vervat in de communautaire mededingingsregels en hebben hetzelfde doel, namelijk de vervalsing van de mededinging op het EER-grondgebied door concurrentiebeperkende praktijken of misbruik van een machtspositie te voorkomen. Zij zijn van toepassing op alle ondernemingen die rechtstreeks of indirect op het EER-grondgebied handel drijven, ongeacht waar zij zijn gevestigd.

Artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst (de tekst van de artikelen 53, 54 en 56 van de EER-Overeenkomst is afgedrukt in bijlage I) verbiedt concurrentiebeperkende overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de handel tussen de Gemeenschap en een of meer EVA-Staten, of tussen EVA-Staten, ongunstig kunnen beïnvloeden, en volgens artikel 53, lid 2, zijn nietig overeenkomsten of besluiten die dergelijke beperkingen bevatten (hoewel het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft uitgesproken dat indien concurrentiebeperkende clausules uit overeenkomsten kunnen worden losgemaakt, alleen deze clausules nietig zijn); volgens artikel 53, lid 3, kan echter voor gedragingen die een gunstige werking hebben ontheffing worden verleend, mits aan de daarin vastgestelde voorwaarden is voldaan. Artikel 54 verbiedt het misbruik van een machtspositie waardoor de handel tussen de Gemeenschap en een of meer EVA-Staten, of tussen EVA-Staten, ongunstig kan worden beïnvloed. De procedures ter uitvoering van deze artikelen, die voorzien in een negatieve verklaring en in een ontheffing krachtens artikel 53, lid 3, staan in Verordening nr. 17, die met het oog op de EER werd aangevuld door de Protocollen 21, 22 en 23 van de EER-Overeenkomst.

II. BEVOEGDHEID VAN DE COMMISSIE EN VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA INZAKE DE TOEPASSING VAN DE EER-MEDEDINGINGSREGELS De bevoegdheid van de Commissie en van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA inzake de toepassing van de EER-mededingingsregels vloeit voort uit artikel 56 van de EER-Overeenkomst. Aanmeldingen en verzoeken betreffende concurrentiebeperkende overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de handel tussen de Lid-Staten van de EG ongunstig kunnen beïnvloeden, dienen aan de Commissie te worden gericht tenzij zij geen merkbare invloed hebben op de handel tussen de Lid-Staten van de EG of de mededinging binnen de Gemeenschap in de zin van de bekendmaking van de Commissie van 1986 betreffende overeenkomsten van geringe betekenis (5). Daarnaast dienen alle concurrentiebeperkende overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de handel tussen een Lid-Staat van de EG en een of meer EVA-Staten ongunstig beïnvloeden, bij de Commissie te worden aangemeld indien de betrokken ondernemingen meer dan 67 % van hun totale EER-omzet in de Gemeenschap realiseren (6). Indien die overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen evenwel geen merkbare invloed hebben op de handel tussen Lid-Staten van de EG of op de mededinging in de Gemeenschap, moet de aanmelding worden gericht aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA. Alle overige overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die onder de toepassing vallen van artikel 53 van de EER-Overeenkomst moeten worden aangemeld bij de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA (waarvan het adres is vermeld in bijlage III).

Verzoeken om een negatieve verklaring in verband met artikel 54 van de EER-Overeenkomst moeten worden ingediend bij de Commissie indien de machtspositie enkel bestaat in de Gemeenschap en bij de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, indien de machtspositie enkel bestaat binnen het grondgebied, of een wezenlijk deel daarvan, van de EVA. Enkel indien er sprake is van een machtspositie op beide grondgebieden zullen de hierboven uiteengezette regels betreffende artikel 53 van toepassing zijn.

Bij de beoordeling zal de Commissie de mededingingsregels van het EG-Verdrag als grondslag nemen. Indien de zaak onder de toepassing van de EER-Overeenkomst valt en uit hoofde van artikel 56 van deze Overeenkomst aan de Commissie is toegewezen, zal deze terzelfder tijd de EER-regels toepassen.

III. NEGATIEVE VERKLARING De procedure inzake de afgifte van een negatieve verklaring heeft ten doel economische subjecten (ondernemingen) in staat te stellen na te gaan of de Commissie al dan niet van mening is dat een van hun regelingen of gedragingen verboden is uit hoofde van artikel 85, lid 1, of artikel 86 van het EG-Verdrag en/of uit hoofde van artikel 53, lid 1, of artikel 54 van de EER-Overeenkomst. De verklaring is geregeld in artikel 2 van Verordening nr. 17. Zij wordt gegeven in de vorm van een beschikking van de Commissie waarbij wordt vastgesteld dat er op grond van de haar bekende gegevens geen reden is om uit hoofde van artikel 85, lid 1, of artikel 86 van het EG-Verdrag en/of uit hoofde van artikel 53, lid 1, of artikel 54 van de EER-Overeenkomst tegen de regelingen of de gedraging op te treden.

Alle partijen kunnen een negatieve verklaring aanvragen, zelfs zonder toestemming, maar niet zonder medeweten, van andere partijen bij de regelingen. De aanvraag heeft echter weinig zin, indien de regelingen of de gedraging klaarblijkelijk niet vallen onder artikel 85, lid 1, of artikel 86 van het EG-Verdrag en/of onder artikel 53, lid 1, of artikel 54 van de EER-Overeenkomst, naar gelang van het geval. In dit verband wordt uw aandacht gevestigd op bijlage II, afdeling V, laatste alinea. De Commissie is niet verplicht een negatieve verklaring af te geven. Artikel 2 van Verordening nr. 17 luidt ". . . de Commissie (kan vaststellen . . .". De Commissie geeft gewoonlijk geen beschikkingen houdende negatieve verklaring in gevallen die naar haar oordeel zo duidelijk vallen buiten het verbod van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag en/of van artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst, dat er geen redelijke twijfel kan bestaan die door een dergelijke beschikking zou moeten worden weggenomen.

IV. ONTHEFFING De procedure tot ontheffing van het kartelverbod in toepassing van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst heeft ten doel, ondernemingen de gelegenheid te geven regelingen aan te gaan die in feite economische voordelen opleveren, maar zonder ontheffing in toepassing van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst verboden zouden zijn. De ontheffing is geregeld in de artikelen 4, 6 en 8 van Verordening nr. 17 en, voor nieuwe Lid-Staten, in de artikelen 5, 7 en 25 van die verordening. Wat betreft bestaande overeenkomsten die onder de toepassing van artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst vallen als gevolg van de inwerkingtreding daarvan, is de ontheffing geregeld in de artikelen 5 tot en met 13 van Protocol 21 van de EER-Overeenkomst. De ontheffing wordt gegeven in de vorm van een beschikking waarbij de Commissie artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst buiten toepassing verklaart voor de in de beschikking beschreven afspraken. Volgens artikel 8 van Verordening nr. 17 moet de Commissie de geldigheidsduur van de beschikking vaststellen, kan zij daaraan voorwaarden en verplichtingen verbinden en kunnen beschikkingen onder bepaalde voorwaarden worden gewijzigd of ingetrokken, dan wel kan aan partijen onder bepaalde omstandigheden bepaalde handelingen worden verboden, met name indien de beschikkingen gegrond zijn op onjuiste gegevens of indien de feitelijke situatie ten aanzien van een essentieel onderdeel is gewijzigd.

Alle partijen kunnen regelingen aanmelden zelfs zonder toestemming, maar niet zonder medeweten, van andere partijen.

De Commissie heeft een reeks groepsvrijstellingsverordeningen vastgesteld. Deze generieke vrijstellingen zijn ook van toepassing met betrekking tot de EER op de wijze die is neergelegd in bijlage XIV bij de EER-Overeenkomst. Enkele daarvan (zie de meest recente lijst in bijlage II houden in dat bepaalde overeenkomsten voor zulk een vrijstelling alleen in aanmerking komen wanneer zij bij de Commissie uit hoofde van artikel 4 of artikel 5 van Verordening nr. 17 zijn aangemeld met het oog op ontheffing van het kartelverbod krachtens artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst, en wanneer in de aanmelding een beroep wordt gedaan op de toepassing van een oppositieprocedure.

Een beschikking waarbij ontheffing op grond van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst wordt verleend, kan terugwerkende kracht hebben maar kan, afgezien van enkele uitzonderingen niet eerder ingaan dan op het tijdstip van aanmelding (artikel 6 van Verordening nr. 17; zie tevens artikel 6 van Protocol 21 van de EER-Overeenkomst). Indien de Commissie vaststelt dat de aangemelde regelingen inderdaad verboden zijn krachtens artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst vallen en niet in aanmerking komen voor toepassing van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst en zij derhalve een beschikking houdende veroordeling van deze regelingen neemt, zijn partijen niettemin vanaf de datum van aanmelding beschermd tegen de oplegging van geldboeten wegens de inbreuken die in de aanmelding zijn beschreven (artikel 3 en artikel 15, leden 5 en 6 van Verordening nr. 17).

V. DOEL VAN HET FORMULIER Formulier A/B geeft ondernemingen of ondernemersverenigingen, waar zij ook gevestigd zijn de mogelijkheid de Commissie om een negatieve verklaring te verzoeken voor regelingen of gedragingen, of zulke regelingen aan te melden en om een ontheffing van het verbod van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag krachtens artikel 85, lid 3, en/of artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst krachtens artikel 53, lid 3, te verzoeken. Het formulier geeft tevens de ondernemingen die om een negatieve verklaring verzoeken de gelegenheid terzelfder tijd een aanmelding te verrichten met het oog op een ontheffing. Alleen een aanmelding met het oog op een ontheffing van het kartelverbod biedt vrijwaring tegen de oplegging van een geldboete (artikel 15, lid 5).

Om geldig te zijn moeten verzoeken om een negatieve verklaring ten aanzien van artikel 86 van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst, aanmeldingen met het oog op een ontheffing van het kartelverbod en aanmeldingen met het verzoek om toepassing van de oppositieprocedure worden ingediend op formulier A/B, overeenkomstig artikel 4 van Verordening nr. 27 van de Commissie. (Ondernemingen die voor hun gedraging in het licht van een eventuele machtspositie in de zin van artikel 85 van het EG-Verdrag en/of artikel 54 van de EER-Overeenkomst een negatieve verklaring aanvragen behoeven geen gebruik te maken van formulier A/B: zie artikel 4, lid 4, van Verordening nr. 27. Hun wordt echter dringend aangeraden alle in afdeling X genoemde inlichtingen te verstrekken ten einde te waarborgen dat het verzoek een volledige weergave van de feiten bevat. De verzoeken of aanmeldingen die zijn ingediend op een door de EVA-zijde afgegeven formulier A/B, zijn evenzeer geldig. Indien de betrokken regeling of gedraging echter uitsluitend onder de toepassing van de artikelen 85 of 86 van het EG-Verdrag valt, dat wil zeggen geen enkele betekenis heeft voor de EER, verdient het aanbeveling om het onderhavige door de Commissie opgestelde formulier te gebruiken.

Alvorens u het formulier invult, dient u te letten op de verordeningen inzake verlening van groepsvrijstellingen en de bekendmakingen die in bijlage II zijn genoemd. Deze zijn gepubliceerd om de ondernemingen in een groot aantal gevallen in staat te stellen zelf uit te maken of hun regelingen tot twijfel aanleiding kunnen geven. De betrokkenen kunnen zichzelf en de Commissie in gevallen waarin klaarblijkelijk geen twijfel bestaat, de niet onaanzienlijke lasten en kosten besparen die met het indienen en het onderzoek van een verzoek of een aanmelding verbonden zijn.

VI. AARD VAN HET FORMULIER Het formulier bestaat uit een blad waarop de gegevens van de verzoekers of aanmelders en van alle eventuele andere partijen moeten worden ingevuld. Deze gegevens moeten worden aangevuld met verdere informatie onder de hoofden en verwijzingen die hieronder zijn aangegeven (zie punt X). Bij voorkeur A4-papier (21 × 29,7 cm - hetzelfde formaat als het formulier), maar geen groter papier gebruiken. Gelieve een kantlijn van ten minste 25 mm of één inch aan de linkerkant van het blad en, indien beide zijden worden benut, aan de rechterkant van de ommezijde open te laten.

VII. DE NOODZAAK VAN VOLLEDIGE EN JUISTE INFORMATIE Het is van belang dat de verzoeker alle essentiële feiten vermeld. Hoewel de Commissie het recht heeft aan de verzoekers of derden verdere inlichtingen te vragen en verplicht is een samenvatting van het verzoek te publiceren alvorens een negatieve verklaring of een ontheffing op grond van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst te geven, zal zij haar beschikking gewoonlijk gronden op de inlichtingen die door de verzoeker zijn verstrekt. Een beschikking op grond van onvolledige inlichtingen zou nietig kunnen zijn in het geval van een negatieve verklaring of zou in het geval van een ontheffing kunnen worden ingetrokken. Om dezelfde redenen is het ook van belang dat de Commissie in kennis wordt gesteld van alle wijzigingen van betekenis die na het verzoek of de aanmelding in uw regelingen worden aangebracht.

Volledige inlichtingen zijn van bijzonder belang indien u een generieke vrijstelling aanvraagt via een oppositieprocedure. Voor zulk een vrijstelling zijn inlichtingen nodig die volledig en in overeenstemming met de feiten zijn. Indien de Commissie zich, op grond van de in een aanmelding opgegeven feiten, niet verzet tegen de vrijstelling in het kader van deze procedure en komen er vervolgens nieuwe of afwijkende feiten aan het licht die in de aanmelding hadden kunnen of moeten voorkomen, dan gaat de vrijstelling met terugwerkende kracht verloren. Het zou voorts weinig zin hebben een oppositieprocedure aan te vragen en inlichtingen te verstrekken die klaarblijkelijk onvolledig zijn; in dat geval moet de Commissie hetzij zulk een aanmelding afwijzen, hetzij verzet doen ten einde het verstrekken van volledige inlichtingen mogelijk te maken.

Bovendien dient u te letten op het bepaalde in artikel 15, lid 1, onder a), van Verordening nr. 17, naar luid waarvan:

"De Commissie kan bij beschikking aan ondernemingen of ondernemersverenigingen geldboeten opleggen van ten minste honderd en ten hoogste vijfduizend rekeneenheden (7) wanneer zij opzettelijk of uit onachtzaamheid bij een verzoek als bedoeld in artikel 2 of bij een aanmelding als bedoeld in artikel 4 en artikel 5 onjuiste of verdraaide gegevens verstrekken.".

De sleutelwoorden zijn hier "onjuiste of verdraaide gegevens". In hoeverre gegevens moeten worden verstrekt, blijft echter dikwijls een kwestie van opvatting. Om de aanmelding te vergemakkelijken, aanvaardt de Commissie ramingen indien nauwkeurige gegevens niet zonder meer beschikbaar zijn. Ten slotte vraagt de Commissie niet slechts de opgave van feiten maar ook de mening daarover van partijen.

De Commissie zal derhalve van haar bevoegdheid geldboeten op te leggen alleen gebruik maken wanneer de verzoekers of aanmelders opzettelijk of uit onachtzaamheid onjuiste inlichtingen hebben verstrekt, grovelijk onjuiste ramingen hebben opgegeven, gemakkelijk toegankelijke inlichtingen of rammingen hebben achtergehouden dan wel opzettelijk verkeerde standpunten hebben ingenomen om een negatieve verklaring of een ontheffing te verkrijgen.

VIII. VERDERE PROCEDURE Het verzoek of de aanmelding wordt ingeschreven bij de griffie van het Directoraat-generaal Concurrentie (DG IV). De datum van ontvangst door de Commissie, of de datum van het poststempel in het geval van verzending per aangetekende brief, is de feitelijke datum van indiening. De indiening kan als ongeldig worden beschouwd indien zij klaarblijkelijk onvolledig is of niet op het voorgeschreven formulier heeft plaatsgevonden.

Verdere inlichtingen kunnen worden ingewonnen bij de verzoekers of bij derden (artikel 11 of artikel 14 van Verordening nr. 17) en er kunnen voorstellen worden gedaan voor wijzigingen in de regelingen, waardoor zij aanvaardbaar zouden worden.

De Commissie kan verzet doen tegen een aanmelding waarin om een oppositieprocedure wordt gevraagd, hetzij omdat zij niet vindt dat de regelingen in aanmerking komen voor een generieke vrijstelling, hetzij om het inwinnen van meer inlichtingen mogelijk te maken. Doet de Commissie verzet en wordt het verzet later niet ingetrokken, dan wordt de betrokken aanmelding behandeld als een verzoek om individuele vrijstelling.

Indien de Commissie na onderzoek voornemens is het verzoek in te willigen, moet zij krachtens artikel 19, lid 3, van Verordening nr. 17 een samenvatting publiceren en derden verzoeken hun opmerkingen kenbaar te maken. Vervolgens moet het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities, dat is samengesteld uit deskundige ambtenaren op kartelgebied van de Lid-Staten (artikel 10 van Verordening nr. 17) en waaraan, indien de zaak onder de toepassing van de EER-Overeenkomst valt, vertegenwoordigers van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de EVA-Staten deelnemen, een voorontwerp voor een beschikking worden voorgelegd dat met dit Comité dient te worden besproken. De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten zullen reeds een kopie van het verzoek of de aanmelding hebben ontvangen. Eerst dan kan de Commissie, mits er niets is gebeurd om haar voornemen te wijzigen, een beschikking geven.

Soms worden dossiers zonder formele beschikking gesloten, bij voorbeeld omdat is gebleken dat de regelingen reeds onder een generieke vrijstelling vallen, dan wel omdat de verzoekers zijn tevredengesteld door een minder formele brief van de diensten van de Commissie (ook "administratieve brief" genaamd), waarin wordt medegedeeld dat de regelingen, althans in de omstandigheden van het moment, geen optreden van de Commissie nodig maken. Een administratieve brief is geen beschikking. Hij vormt een aanwijzing wat de diensten van de Commissie in het licht van de gegevens waarover zij beschikken, vinden van de betrokken zaak. Dat wil zeggen dat de Commissie zo nodig - bij voorbeeld indien zou blijken dat een overeenkomst nietig is op grond van artikel 85, lid 2, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 2, van de EER-Overeenkomst - een beschikking met die strekking zou kunnen geven.

IX. GEHEIMHOUDING Volgens artikel 214 van het EG-Verdrag, de artikelen 20 en 21 van Verordening nr. 17 en artikel 9 van Protocol 23 van de EER-Overeenkomst, artikel 122 van de EER-Overeenkomst alsmede de artikelen 20 en 21 van Hoofdstuk II van Protocol 4 van de Overeenkomst tussen de EVA-Staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie, zijn de Commissie, de Lid-Staten van de EG, de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de EVA-Staten gehouden, inlichtingen die naar hun aard vallen onder de geheimhoudingsplicht, niet openbaar te maken. Anderzijds moet de Commissie krachtens artikel 19, lid 3, van Verordening nr. 17 een samenvatting van het verzoek bekendmaken, indien zij dit wil inwilligen, alvorens de betrokken beschikking te geven. Bij de bekendmaking wordt rekening gehouden met het rechtmatige belang van de ondernemingen dat hun zakengeheimen niet aan de openbaarheid worden prijsgegeven. In dit verband gelieve, indien u meent dat uw belangen zouden worden geschaad indien de inlichtingen welke u worden gevraagd zouden worden bekendgemaakt of anderszins aan anderen worden medegedeeld, al deze informatie in een tweede bijlage op te nemen, waarbij iedere bladzijde duidelijk met "zakengeheim" is gemerkt; in de voornaamste bijlage gelieve onder de betrokken titel te vermelden "zie tweede bijlage" of "zie ook tweede bijlage"; in de tweede bijlage gelieve de betrokken titels en wijzigingen te herhalen en de inlichtingen te verstrekken welke u niet bekendgemaakt wenst te zien, met opgave van redenen. Vergeet niet dat de Commissie wellicht een samenvatting van uw verzoek moet publiceren.

Alvorens een bekendmaking in de zin van artikel 19, lid 3, van Verordening nr. 17 te publiceren, legt de Commissie de betrokken ondernemingen een kopie van het concept voor.

X. VERDERE INLICHTINGEN EN OPSCHRIFTEN DIE IN DE BIJLAGE BIJ FORMULIER A/B MOETEN WORDEN GEBRUIKT De verdere informatie moet worden gegeven onder de volgende opschriften en referentienummers. Waar mogelijk raming juiste informatie verstrekken. Indien deze niet onmiddellijk beschikbaar is, gelieve uw beste ramingen te geven en aan te duiden wat u als raming opgeeft. Bent u van oordeel dat een opgevraagd detail niet beschikbaar of relevant is, gelieve te verklaren waarom. Dit kan met name het geval zijn wanneer een partij alleen, zonder medewerking van haar contractpartners een aanmelding verricht. Weet dat de ambtenaren van de Commissie bereid zijn over de relevantie van de details met u te spreken (zie de nota bene aan het begin van deze toelichting). Op verzoek wordt u een voorbeeld toegezonden dat u helpen kan.

1. Korte beschrijving

Geef een korte beschrijving van de regelingen of gedraging (aard, doel, data en duur) (bijzonderheden worden hieronder verlangd).

2. Markt

De aard van de produkten of diensten waarop de regelingen of de gedraging betrekking hebben (gelieve ook de posten van het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen op te geven). Een korte beschrijving van de marktstructuren voor de betrokken waren of diensten: bij voorbeeld wie er aanbiedt, wie er koopt, de geografische omvang, de omzet, de mate van concurrentie die er heerst, of het voor nieuwe leveranciers gemakkelijk is de markt binnen te komen, of er vervangingsartikelen zijn. Indien u een standaardovereenkomst aanmeldt, bij voorbeeld een contract met verkopers, gelieve op te geven hoeveel individuele overeenkomsten u denkt te sluiten. Indien u marktstudies bekend zijn, gelieve deze op te geven.

3. Nadere bijzonderheden over de partijen

Gelieve op te geven:

3.1. of één van partijen deel uitmaakt van een groep van vennootschappen. Een groepsrelatie wordt aanwezig geacht wanneer een firma

- méér dan de helft van het kapitaal of de activa bezit,

- de bevoegdheid heeft meer dan de helft van de stemrechten uit te oefenen,

- de bevoegheid heeft meer dan de helft van de leden van de raad van toezicht, de raad van bestuur of lichamen die de ondernemingen wettelijk vertegenwoordigen te benoemen, dan wel

- het recht heeft de zaken van een andere onderneming te beheren.

Zo ja, gelieve op te geven:

de naam en het adres van de hoogste moedervennootschap;

- een korte beschrijving van de zaken van de groep (8) (en, zo mogelijk, een exemplaar van de exploitatierekening van de groep);

- naam en adres van alle andere vennootschappen in de groep die concurreren op een markt waarop de regelingen betrekking hebben of een daaraan verwante markt, dat wil zeggen iedere andere vennootschap die de partijen rechtstreeks of indirect concurrentie aandoet (betrokken verbonden vennootschappen);

3.2. de laatste beschikbare totale omzet en totale omzet in de EER van elk van partijen en eventueel van de groepen waarvan zij deel uitmaken . Het kan ook nuttig zijn een exemplaar van de laatste jaarrekening over te leggen. De cijfers en het percentage van de totale EER-omzet die binnen de Gemeenschap en binnen de EVA-Staten werd verwezenlijkt;

3.3. de verkopen of het marktaandeel van elk van partijen in de produkten of diensten waarop de regelingen betrekking hebben, in de Gemeenschap, in het grondgebied van de EVA-Staten, in het EER-grondgebied en in de wereld. Indien de omzet in de Gemeenschap, in het grondgebied van de EVA-Staten of in het EER-grondgebied van betekenis is (marktaandeel boven 5 %), gelieve ook de cijfers voor iedere Lid-Staat van de EG, voor elke EVA-Staat (9) en voor de voorgaande boekjaren op te geven - ten einde belangrijke tendensen aan te tonen - alsmede de verkoop- en omzetprognoses van elke partij voor de toekomst op te geven. Dezelfde cijfers aangaande alle betrokken verbonden vennootschappen. Vooral onder deze titel is uw beste schatting wellicht het enige dat u kunt leveren.

Voor de berekening van de omzet in de bank- en verzekeringssector, zie artikel 3 van Protocol 22 van de EER-Overeenkomst.

3.4. Gelieve voor elk van de verkoopcijfers of omzetten die onder punt 3.3 worden verstrekt, het aandeel op te geven dat deze cijfers volgens schatting in de Gemeenschap, het grondgebied van de EVA-Staten en in het EER-grondgebied als geheel, vertegenwoordigen op de markten voor goederen of diensten beschreven in punt 2.

3.5. Heeft u een omvangrijk belang in, maar niet de controle over een andere vennootschap die concurreert op een markt waarop de regelingen betrekking hebben (meer dan 25 %, maar minder dan 50 %), of heeft zulk een andere vennootschap een omvangrijk belang in uw vennootschap, dan gelieve haar naam en adres en enkele bijzonderheden op te geven.

4. Volledige gegevens over de regelingen

4.1. Indien de inhoud van de regelingen geheel of gedeeltelijk op schrift is gesteld, gelieve u het doel van de regelingen mede te delen en drie afschriften van de tekst bij te voegen. Technische beschrijvingen die dikwijs in know-how-overeenkomsten voorkomen kunnen worden weggelaten. In dat geval echter mededelen welke delen zijn weggelaten.

Is de inhoud niet of slechts ten dele op schrift gesteld, dan gelieve er een volledige beschrijving van te geven.

4.2. Gelieve de beperkingen op te geven welke een regeling met zich brengt voor de onafhankelijke commerciële besluitvorming van partijen, bij voorbeeld betreffende

- de aan- of verkoopprijzen, de kortingen of andere handelsvoorwaarden,

- de hoeveelheden te vervaardigen of te verkopen produkten of te verlenen diensten,

- de investeringen of de technische ontwikkeling,

- een verdeling of toewijzing van markten of aanvoerbronnen,

- aankopen bij of verkopen aan derden,

- de toepassing van gelijke leveringscondities voor gelijkwaardige goederen of diensten;

- het afzonderlijk of gekoppeld aanbod van onderscheiden produkten of diensten.

Verzoekt u om een oppositieprocedure, dan gelieve op deze lijst met name de concurrentiebeperkingen te vermelden die verder gaan dan die welke reeds in de betrokken verordening zijn vrijgesteld.

4.3. Gelieve op te geven tussen welke Lid-Staten van de EG en/of EVA-Staten het handelsverkeer door de regelingen ongunstig kan worden beïnvloed en of de handel tussen de Gemeenschap of het EER-grondgebied en een of meer derde landen ongunstig wordt beïnvloed.

5. Gronden voor een negatieve verklaring

Indien u een negatieve verklaring aanvraagt, gelieve onder dit punt te vermelden:

5.1. waarom u het verzoek indient. Met andere woorden: welke bepaling of gevolgen van de regelingen of de gedraging kunnen volgens u vragen doen rijzen inzake de verenigbaarheid met de communautaire en/of EER-concurrentieregels. Dit punt heeft ten doel de Commissie een zo duidelijk mogelijk beeld te geven van de twijfel welke u aangaande uw regelingen of gedraging koestert en welke u bij een beschikking houdende negatieve verkaring wenst weggenomen te zien.

Gelieve vervolgens onder de volgende twee punten een samenvatting te geven van de betrokken feiten en de redenen waarom u artikel 85, lid 1, of artikel 86 van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 1, of artikel 54 van de EER-Overeenkomst niet van toepassing acht, te weten:

5.2. waarom de regelingen of de gedraging niet ten doel of ten gevolge hebben de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt of binnen het grondgebied van de EVA-Staten in waarneembare omvang te verhinderen, te beperken of te vervalsen of waarom uw onderneming geen machtspositie inneemt of bij haar gedrag geen misbruik van een machtspositie maakt en/of

5.3. waarom de regelingen of de gedraging niet ten doel of ten gevolge hebben de mededinging binnen het EER-grondgebied in waarneembare omvang te verhinderen, te beperken of te vervalsen, of waarom uw onderneming geen machtspositie inneemt of bij haar gedrag geen misbruik van een machtspositie maakt en/of

5.4. waarom de regelingen of de gedraging niet van dien aard zijn dat zij de handel tussen Lid-Staten of tussen de Gemeenschap en een of meer EVA-Staten, of tussen EVA-Staten in waarneembare omvang ongunstig kunnen beïnvloeden.

6. Gronden voor ontheffing krachtens artikel 85, lid 3

Indien u de regelingen, zij het voor alle zekerheid, aanmeldt ter verkrijging van een ontheffing krachtens artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst, gelieve uiteen te zetten hoe

6.1. de regelingen bijdragen tot verbetering van de produktie, de verdeling van de produkten of de bevordering van de technische of economische vooruitgang;

6.2. een billijk aandeel in de uit dergelijke verbeteringen of vooruitgang voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komt;

6.3. alle concurrentiebeperkende bepalingen in de regelingen onmisbaar zijn om de in punt 6.1 vermelde doelstellingen te bereiken (verzoekt u om een oppositieprocedure, dan is het van bijzonder belang dat u de concurrentiebeperkingen vermeldt en rechtvaardigt, die verder gaan dan die welke reeds in de betrokken verordening zijn vrijgesteld);

6.4. de regelingen niet de mededinging voor een wezenlijk deel van de betrokken produkten uitschakelen.

7. Andere informatie

7.1. Gelieve alle vroegere procedures of informele contacten met de Commissie of de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA waarvan u kennis draagt en alle vroegere procedures met autoriteiten of rechterlijke instanties van de Lid-Staten van de EG of de EVA-Staten inzake deze of verwante regelingen te vermelden.

7.2. Gelieve alle andere informatie te verstrekken die momenteel beschikbaar is en naar uw oordeel de Commissie kan helpen te beoordelen of er in de overeenkomst beperkingen aanwezig zijn en welke voordelen deze beperkingen eventueel kunnen rechtvaardigen.

7.3. Gelieve op te geven of u voornemens bent, verdere feiten of argumenten aan te voeren die nog niet beschikbaar zijn en zo ja, op welke punten.

7.4. Gelieve, met redenen omkleed, te verklaren hoe dringend uw verzoek of aanmelding is.

XI. TALEN U kunt uw overeenkomsten aanmelden in een van de officiële talen van de Europese Gemeenschap of van een EVA-Staat. Om een snelle behandeling van de zaak te garanderen wordt u evenwel verzocht, indien mogelijk, in het geval van een aanmelding bij de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, een van de officiële talen van de EVA-Staat of de werktaal van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, het Engels, te gebruiken en, in het geval van aanmelding bij de Commissie, een van de officiële talen van de Europese Gemeenschap of de werktaal van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA.

(1) Hierna "EER-Overeenkomst" genoemd.(2) Bij voorbeeld "autmobielfabrikant", "computer-servicebureau", "conglomeraat".(3) Wanneer in deze toelichting naar de EVA-Staten wordt verwezen, worden die EVA-Staten bedoeld welke overeenkomstsluitende partij bij de EER-Overeenkomst zijn. Zie de desbetreffende tekst van het Protocol tot aanpassing van de EER-Overeenkomst in bijlage II bij deze toelichting, alsmede de lijst in bijlage III.(4) De lijst van de Lid-Staten van de EG en van de EVA-Staten is opgenomen in bijlage III.(5) PB nr. C 231 van 12. 9. 1986, blz. 2.(6) Voor een definitie van "omzet", zie de in bijlage I opgenomen artikelen 2, 3 en 4 van Protocol 22 van de EER-Overeenkomst.(7) De waarde van de ecu die de rekeneenheid heeft vervangen, wordt dagelijks gepubliceerd in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, reeks C.(8) Bij voorbeeld "automobielfabrikant", "computer-servicebureau", "conglomeraat".(9) Zie lijst in bijlage III.

BIJLAGE I

ARTIKELEN 85 EN 86 VAN HET EG-VERDRAG, ARTIKELEN 53, 54 EN 56 VAN DE EER-OVEREENKOMST, ARTIKELEN 2, 3 EN 4 VAN PROTOCOL 22 VAN DIE OVEREENKOMST EN ARTIKELEN 1 EN 2 VAN HET PROTOCOL TOT AANPASSING VAN DE OVEREENKOMST BETREFFENDE DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE ARTIKEL 85 VAN HET EG-VERDRAG 1. Onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt en verboden zijn alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen welke de handel tussen Lid-Staten ongunstig kunnen beïnvloeden en ertoe strekken of tot gevolg hebben dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst en met name die welke bestaan in:

a) het rechtstreeks of zijdelings bepalen van de aan- of verkoopprijzen of van andere contractuele voorwaarden,

b) het beperken of controleren van de produktie, de afzet, de technische ontwikkeling of de investeringen,

c) het verdelen van de markten of van de voorzieningsbronnen,

d) het ten opzichte van handelspartners toepassen van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties, hun daarmede nadeel berokkenend bij de mededinging,

e) het afhankelijk stellen van het sluiten van overeenkomsten van de aanvaarding door de handelspartners van bijkomende prestaties welke naar hun aard of volgens het handelsgebruik geen verband houden met het onderwerp van deze overeenkomsten.

2. De krachtens dit artikel verboden overeenkomsten of besluiten zijn van rechtswege nietig.

3. De bepalingen van lid 1 van dit artikel kunnen echter buiten toepassing worden verklaard

- voor elke overeenkomst of groep van overeenkomsten tussen ondernemingen,

- voor elke besluit of groep van besluiten van ondernemersverenigingen, en

- voor elke onderling afgestemde feitelijke gedraging of groep van gedragingen

die bijdragen tot verbetering van de produktie of van de verdeling der produkten of tot verbetering van de technische of economische vooruitgang, mits een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komt, en zonder nochtans aan de betrokken ondernemingen

a) beperkingen op te leggen welke voor het bereiken van deze doelstellingen niet onmisbaar zijn;

b) de mogelijkheid te geven, voor een wezenlijk deel van de betrokken produkten de mededinging uit te schakelen.

ARTIKEL 86 VAN HET EG-VERDRAG Onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt en verboden, voor zover de handel tussen Lid-Staten daardoor ongunstig kan worden beïnvloed, is het, dat een of meer ondernemingen misbruik maken van een machtspositie op de gemeenschappelijke markt of op een wezenlijk deel daarvan.

Dit misbruik kan met name bestaan in:

a) het rechtstreeks of zijdelings opleggen van onbillijke aan- of verkoopprijzen of van andere onbillijke contractuele voorwaarden,

b) het beperken van de produktie, de afzet of de technische ontwikkeling ten nadele van de verbruikers,

c) het toepassen ten opzichte van handelspartners van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties, hun daarmede nadeel berokkend bij de mededinging,

d) het feit dat het sluiten van overeenkomsten afhankelijk wordt gesteld van het aanvaarden door de handelspartners van bijkomende prestaties, welke naar hun aard of volgens het handelsgebruik geen verband houden met het onderwerpen van deze overeenkomsten.

ARTIKEL 53 VAN DE EER-OVEREENKOMST 1. Onverenigbaar met de werking van deze Overeenkomst en verboden zijn alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen welke de handel tussen de overeenkomstsluitende partijen ongunstig kunnen beïnvloeden en ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging op het door deze Overeenkomst bestreken grondgebied wordt verhinderd, beperkt of vervalst en met name die welke bestaan in:

a) het rechtstreeks of zijdelings bepalen van de aan- of verkoopprijzen of van andere contractuele voorwaarden;

b) het beperken of controleren van de produktie, de afzet, de technische ontwikkeling of de investeringen;

c) het verdelen van de markten of van de voorzieningsbronnen;

d) het ten opzichte van handelspartners toepassen van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties, hun daarmede nadeel berokkend bij de mededinging;

e) het afhankelijk stellen van het sluiten van overeenkomsten van de aanvaarding door de handelspartners van bijkomende prestaties welke naar hun aard of volgens het handelsgebruik geen verband houden met het onderwerp van deze overeenkomsten.

2. De krachtens dit artikel verboden overeenkomsten of besluiten zijn van rechtswege nietig.

3. De bepalingen van lid 1 van dit artikel kunnen echter buiten toepassing worden verklaard:

- voor elke overeenkomst of groep van overeenkomsten tussen ondernemingen,

- voor elk besluit of groep van besluiten van ondernemersverenigingen, en

- voor elke onderling afgestemde feitelijke gedraging of groep van gedragingen,

die bijdragen tot verbetering van de produktie of van de verdeling der produkten of tot verbetering van de technische of economische vooruitgang, mits een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komt, en zonder nochtans aan de betrokken ondernemingen

a) beperkingen op te leggen welke voor het bereiken van deze doelstellingen niet onmisbaar zijn;

b) de mogelijkheid te geven, voor een wezenlijk deel van de betrokken produkten de mededinging uit te schakelen.

ARTIKEL 54 VAN DE EER-OVEREENKOMST Onverenigbaar met de werking van deze Overeenkomst en verboden, voor zover de handel tussen de overeenkomstsluitende partijen daardoor ongunstig kan worden beïnvloed, is het, dat een of meer ondernemingen misbruik maken van een machtspositie op het door deze Overeenkomst bestreken grondgebied of op een wezenlijk deel daarvan.

Dit misbruik kan met name bestaan in:

a) het rechtstreeks of zijdelings opleggen van onbillijke aan- of verkoopprijzen of van andere onbillijke contractuele voorwaarden;

b) het beperken van de produktie, de afzet of de technische ontwikkeling ten nadele van de verbruikers;

c) het toepassen ten opzichte van handelspartners van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties, hun daarmede nadeel berokkenend bij de mededinging;

d) het feit dat het sluiten van overeenkomsten afhankelijk wordt gesteld van het aanvaarden door de handelspartners van bijkomende prestaties, welke naar hun aard of volgens het handelsgebruik geen verband houden met het onderwerp van deze overeenkomsten.

ARTIKEL 56 VAN DE EER-OVEREENKOMST 1. Over afzonderlijke gevallen waarop artikel 53 van toepassing is, wordt door de toezichthoudende autoriteiten overeenkomstig de volgende bepalingen beslist:

a) over afzonderlijke gevallen waarin alleen de handel tussen de EVA-Staten ongunstig wordt beïnvloed, wordt beslist door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA;

b) onverminderd het bepaalde onder c) beslist de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, zoals bepaald in artikel 58, Protocol 21 en de uitvoeringsbepalingen daarvan, Protocol 23 en bijlage XIV, over de gevallen waarin de omzet van de betrokken ondernemingen op het grondgebied van de EVA-Staten 33 % of meer bedraagt van hun omzet op het door deze overeenkomst bestreken grondgebied;

c) over de overige gevallen alsmede over de onder b) bedoelde gevallen waarin de handel tussen de Lid-Staten van de EG ongunstig wordt beïnvloed, beslist de Commissie van de EG met inachtneming van het bepaalde in artikel 58, Protocol 21, Protocol 23 en bijlage XIV.

2. Over afzonderlijke gevallen waarop artikel 54 van toepassing is, wordt beslist door de Toezichthoudende Autoriteit op het rechtsgebied waarvan het bestaan van een machtspositie is geconstateerd. Het in lid 1, onder b) en c), bepaalde is slechts van toepassing indien er een machtspositie bestaat binnen het rechtsgebied van beide toezichthoudende autoriteiten.

3. Over afzonderlijke gevallen waarop lid 1, onder c), van toepassing is en waarvan de gevolgen voor de handel tussen de Lid-Staten van de EG of voor de mededinging binnen de Gemeenschap niet merkbaar zijn, wordt beslist door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA.

4. De termen "ondernemingen" en "omzet" worden voor de toepassing van dit artikel in Protocol 22 gedefinieerd.

ARTIKELEN 2, 3 EN 4 VAN PROTOCOL 22 VAN DE EER-OVEREENKOMST Artikel 2

"Omzet" in de zin van artikel 56 van de Overeenkomst omvat de bedragen met betrekking tot de verkoop van goederen en het leveren van diensten door de betrokken ondernemingen tijdens het laatste boekjaar, in het kader van de normale bedrijfsuitoefening, onder aftrek van kortingen, alsmede van belasting over de toegevoegde waarde en andere rechtstreeks met de omzet samenhangende belastingen.

Artikel 3

De omzet wordt vervangen door:

a) bij kredietinstellingen en andere financiële instellingen: de totale activa, vermenigvuldigd met de verhouding tussen de vorderingen op de kredietinstellingen en op de cliëntèle die het resultaat zijn van transacties met ingezetenen van het grondgebied waarop de Overeenkomst betrekking heeft, en het totale bedrag van deze vorderingen;

b) bij verzekeringsmaatschappijen: de waarde van de bruto geboekte premies, die afkomstig zijn van ingezetenen van het grondgebied waarop deze Overeenkomst betrekking heeft en die alle uit hoofde van de door of namens de verzekeringsonderneming gesloten verzekeringsovereenkomsten ontvangen en te ontvangen bedragen omvatten, met inbegrip van de aan herverzekering afgestane premies en na aftrek van belastingen en parafiscale bijdragen of heffingen over het bedrag van de afzonderlijke premies of het totale premievolume.

Artikel 4

1. In afwijking van de voor de toepassing van artikel 56 van de Overeenkomst in artikel 2 van dit Protocol opgenomen definitie van omzet wordt de in aanmerking te nemen omzet gevormd:

a) voor wat betreft overeenkomsten en besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die verband houden met afspraken over verdeling en voorziening tussen niet met elkaar concurrerende ondernemingen, door de opbrengsten die worden verkregen uit de verkoop van goederen of de verlening van diensten waarop deze overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen betrekking hebben, en de opbrengsten van andere goederen en diensten die de gebruiker daarmee qua kenmerken, prijs en gebruiksdoeleinden vergelijkbaar acht;

b) voor wat betreft overeenkomsten en besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die verband houden met afspraken over de overdracht van technologie tussen ondernemingen die niet met elkaar concurreren, door de opbrengsten verkregen uit de verkoop van goederen of de verlening van diensten die voortvloeien uit de technologie waarop de overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen betrekking hebben, en uit de verkoop van die goederen of de verlening van die diensten, ter verbetering of vervanging waarvan deze technologie dient.

2. Wanneer echter op het moment van de totstandkoming van de in lid 1, onder a) en b), omschreven afspraken geen aantoonbare omzet uit de verkoop van goederen of de verlening van diensten aanwezig is, zijn de algemene bepalingen van artikel 2 van toepassing.

ARTIKELEN 1 EN 2 VAN HET PROTOCOL TOT AANPASSING VAN DE OVEREENKOMST BETREFFENDE DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE Artikel 1

1. De EER-Overeenkomst, zoals bij dit Protocol gewijzigd, treedt in werking op de dag waarop dit Protocol tussen de Europese Economische Gemeenschap, de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, hun Lid-Staten en de Republiek Finland, de Republiek IJsland, het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Oostenrijk en het Koninkrijk Zweden in werking treedt.

2. Wat het Vorstendom Liechtenstein betreft, treedt de EER-Overeenkomst, zoals bij dit Protocol gewijzigd, in werking op de datum die door de EER-Raad wordt vastgesteld, mits de EER-Raad:

- besloten heeft dat aan de voorwaarde van artikel 121, onder b), van de EER-Overeenkomst is voldaan, namelijk dat de goede werking van de Overeenkomst niet wordt geschaad, en

- de nodige besluiten heeft genomen met name wat de toepassing op Liechtenstein betreft van de door de Raad en het Gemengde Comité van de EER reeds vastgestelde maatregelen.

3. Liechtenstein zal worden uitgenodigd aan de in lid 2 bedoelde besluiten van de EER-Raad deel te nemen.

Artikel 2

1. Daar de Zwitserse Bondsstaat de EER-Overeenkomst niet heeft bekrachtigd, is deze geen partij meer bij de Overeenkomst en wordt de vermelding van "DE ZWITSERSE BONDSSTAAT", als een van de overeenkomstsluitende partijen, in de preambule van de Overeenkomst geschrapt.

2. Artikel 2, onder b), van de EER-Overeenkomst wordt vervangen door:

" "EVA-Staten": de Republiek Finland, de Republiek IJsland, het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Oostenrijk en het Koninkrijk Zweden, en, op de voorwaarden vastgesteld bij artikel 1, lid 2, van het Protocol tot Aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, het Vorstendom Liechtenstein.".

3. De EER-Overeenkomst wordt overeenkomstig de artikelen 3 tot en met 20 van dit Protocol verder aangepast.

BIJLAGE II

LIJST VAN TOEPASSELIJKE TEKSTEN (op 1 januari 1993)

(Indien u van mening bent dat uw regelingen wellicht niet behoeven te worden aangemeld omdat zij onder een van de volgende verordeningen of bekendmakingen vallen, verdient het aanbeveling de betrokken teksten te raadplegen.)

UITVOERINGSVERORDENINGEN (1) Verordening nr. 17 van de Raad van 6 februari 1962 - Eerste verordening over de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag (PB nr. 13 van 21. 2. 1962, blz. 204/62), zoals gewijzigd (PB nr. 58 van 10. 7. 1962, blz. 1655/62; PB nr. 162 van 7. 11. 1963, blz. 2696/63; PB nr. L 285 van 29. 12. 1971, blz. 49; PB nr. L 73 van 27. 3. 1972, blz. 92; PB nr. L 291 van 19. 11. 1979, blz. 94; PB nr. L 302 van 15. 11. 1985, blz. 165).

Verordening nr. 27 van de Commissie van 3 mei 1962 - Eerste uitvoeringsverordening van Verordening nr. 17 van de Raad van 6. 2. 1962 (PB nr. 35 van 10. 5. 1962, blz. 1118/62), zoals gewijzigd (PB nr.L 189 van 1. 8. 1968, blz. 1; PB nr. L 172 van 3. 7. 1975, blz. 11; PB nr. L 291 van 19. 11. 1979, blz. 94; PB nr. L 240 van 7. 9. 1985, blz. 11; PB nr. L 302 van 15. 11. 1985, blz. 166).

VERORDENINGEN HOUDENDE GENERIEKE VRIJSTELLING VAN EEN REEKS REGELINGEN Verordening (EEG) nr. 1983/83 van de Commissie van 22 juni 1983 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen alleenverkoopovereenkomsten (PB nr. L 173 van 30. 6. 1983, blz. 1); alsmede deze verordening zoals gewijzigd met het oog op de EER (zie punt 2 van bijlage XIV bij de EER-Overeenkomst).

Verordening (EEG) nr. 1984/83 van de Commissie van 22 juni 1983 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen exclusieve afnameovereenkomsten (PB nr. L 173 van 30. 6. 1983, blz. 5, gerectificeerd in PB nr. L 281 van 13. 10. 1983, blz. 24); alsmede deze verordening zoals gewijzigd met het oog op de EER (zie punt 3 van bijlage XIV bij de EER-Overeenkomst).

Zie ook de bekendmakingen/mededelingen van de Commissie inzake de Verordeningen (EEG) nr. 1983/83 en (EEG) nr. 1984/83 van de Commissie (PB nr. C 101 van 13. 4. 1984, blz. 2, en PB nr. C 121 van 13. 5. 1992, blz. 2).

Verordening (EEG) nr. 2349/84 van de Commissie van 23 juli 1984 inzake de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen octrooi-licentieovereenkomsten (PB nr. L 219 van 16. 8. 1984, blz. 15, gerectificeerd in PB nr. L 113 van 26. 4. 1985, blz. 34 en gewijzigd in PB nr. L 21 van 29. 1. 1993, blz. 8); alsmede deze verordening zoals gewijzigd met het oog op de EER (zie punt 5 van bijlage XIV bij de EER-Overeenkomst). Artikel 4 van deze verordening voorziet in een oppositieprocedure.

Verordening (EEG) nr. 123/85 van de Commissie van 12 december 1984 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen afzet- en klantenserviceovereenkomsten inzake motorvoertuigen (PB nr. L 15 van 18. 1. 1985, blz. 16); alsmede deze verordening zoals gewijzigd met het oog op de EER (zie punt 4 van bijlage XIV bij de EER-Overeenkomst). Zie ook de mededelingen van de Commissie betreffende deze verordening (PB nr. C 17 van 18. 1. 1985, blz. 4, en PB nr. C 329 van 18. 12. 1991, blz. 20).

Verordening (EEG) nr. 417/85 van de Commissie van 19 december 1984 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen specialisatieovereenkomsten (PB nr. L 53 van 22. 2. 1985, blz. 1); alsmede deze verordening zoals gewijzigd met het oog op de EER (zie punt 6 van bijlage XIV bij de EER-Overeenkomst). Artikel 4 van deze verordening voorziet in een oppositieprocedure.

Verordening (EEG) nr. 418/85 van de Commissie van 19 december 1984 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen onderzoek- en ontwikkelingsovereenkomsten (PB nr. L 53 van 22. 2. 1985, blz. 5) zoals gewijzigd (PB nr. L 21 van 29. 1. 1993, blz. 8); alsmede deze verordening zoals gewijzigd met het oog op de EER (zie punt 7 van bijlage XIV bij de EER-Overeenkomst). Artikel 7 van deze verordening voorziet in een oppositieprocedure.

Verordening (EEG) nr. 4087/88 van de Commissie van 30 november 1988 inzake de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen franchiseovereenkomsten (PB nr. L 359 van 28. 12. 1988, blz. 46); alsmede deze verordening zoals gewijzigd met het oog op de EER (zie punt 8 van bijlage XIV bij de EER-Overeenkomst). Artikel 6 van deze verordening voorziet in een verzetprocedure.

Verordening (EEG) nr. 556/89 van de Commissie van 30 november 1988 inzake de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen know-how-licentieovereenkomsten (PB nr. L 61 van 4. 3. 1989, blz. 1) zoals gewijzigd (PB nr. L 21 van 29. 1. 1993, blz. 8); alsmede deze verordening zoals gewijzigd met het oog op de EER (zie punt 9 van bijlage XIV bij de EER-Overeenkomst). Artikel 4 van deze verordening voorziet in een oppositieprocedure.

Verordening (EEG) nr. 3932/92 van de Commissie van 21 december 1992 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op bepaalde groepen van overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de verzekeringssector (PB nr. L 398 van 31. 12. 1992, blz. 7). Deze verordening zal worden aangepast met het oog op de EER.

BEKENDMAKINGEN MET ALGEMEEN TOEPASSINGSBEREIK (2) Bekendmaking van de Commissie met betrekking tot alleenverkoopovereenkomsten met handelsagenten en commissionairs (PB nr. 139 van 24. 12. 1962), blz 2921/62). Hierin wordt verklaard dat de Commissie van oordeel is dat de meeste van dergelijke overeenkomsten niet onder het verbod van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag vallen.

Bekendmaking van de Commissie inzake overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen betreffende samenwerking tussen ondernemingen (PB nr. C 75 van 29. 7. 1968, blz. 3, gerectificeerd in PB nr. C 84 van 28. 8. 1968, blz. 14). Hierin worden omschreven de soorten van samenwerking inzake marktonderzoek, boekhouding, research en ontwikkeling, gemeenschappelijk gebruik van produktie-, opslag- of vervoerinstallaties, arbeidsgemeenschappen, verkoop- of klantenservice, reclame of kwaliteitsmerken, die naar het oordeel van de Commissie niet vallen onder het verbod van artikel 85, lid 1.

Bekendmaking van de Commissie betreffende de beoordeling van toeleveringsovereenkomsten in het licht van artikel 85, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (PB nr. C 1 van 3. 1. 1979, blz. 2).

Bekendmaking van de Commissie inzake overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van geringe betekenis die niet onder artikel 85, lid 1, van het EEG-Verdrag vallen (PB nr. C 231 van 12. 9. 1986, blz. 2). In het algemeen die waarin partijen te zamen minder dan 5 % van de markt bezetten en een gezamenlijke jaaromzet van minder dan 200 miljoen ecu realiseren.

Richtsnoeren voor de toepassing van de EG-mededingingsregels in de telecommunicatiesector (PB nr. C 233 van 6. 9. 1991, blz. 2). Deze richtsnoeren beogen de toepassing van de communautaire mededingingsregels te verduidelijken voor de marktdeelnemers in de telecommunicatiesector.

Bekendmaking van de Commissie betreffende de samenwerking tussen de Commissie en de nationale rechterlijke instanties voor de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het EEG-Verdrag (PB nr. C 39 van 13. 2. 1993, blz. 6). In deze bekendmaking worden de principes uiteengezet op basis waarvan die samenwerking plaatsvindt.

Bekendmaking van de Commissie betreffende de beoordeling van gemeenschappelijke ondernemingen met het karakter van een samenwerkingsverband op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (PB nr. C 43 van 16. 2. 1993, blz. 2). Deze bekendmaking bevat een uiteenzetting van de principes betreffende de beoordeling van gemeenschappelijke ondernemingen.

Een verzameling van deze teksten (bijgewerkt tot 31 december 1989) is gepubliceerd door het Bureau voor Officiële Publikaties der Europese Gemeenschappen (ref. Volume I: ISBN 92-826-1307-0, Catalogusnr. CV-42-90-001-NL-C) Een bijgewerkte verzameling is in voorbereiding.

In het licht van de EER-Overeenkomst zullen deze teksten ook de Europese Economische Ruimte bestrijken.

(1) Wat betreft de door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA toegepaste procedureregels, zie artikel 3 van Protocol 21 van de EER-Overeenkomst en de desbetreffende de bepalingen in Protocol 4 van de Overeenkomst tussen de EVA-Staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie.(2) Zie ook de hiermee samenhangende bekendmakingen van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA.

BIJLAGE III

LIJST VAN LID-STATEN VAN DE EG EN VAN EVA-STATEN, ADRES VAN DE COMMISSIE EN VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA, LIJST VAN DE PERS- EN VOORLICHTINGSBUREAUS VAN DE COMMISSIE IN DE GEMEENSCHAP EN IN DE EVA-STATEN EN ADRES VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEITEN IN DE EVA-STATEN Lid-Staten op de datum van deze bijlage zijn: België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal, Spanje en het Verenigd Koninkrijk.

EVA-Staten die overeenkomstsluitende partijen zijn op de datum van deze bijlage zijn: Finland, IJsland, Liechtenstein, Noorwegen, Oostenrijk en Zweden.

Adres van het Directoraat-generaal Concurrentie van de Commissie:

Commissie van de Europese Gemeenschappen

Directoraat-generaal Concurrentie

Wetstraat 200

B-1049 Brussel

Tel. (32-2) 299 11 11

Adres van het Directoraat Concurrentie van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA:

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

Directoraat Concurrentie

Maria Theresiastraat 1-3

B-1040 Brussel

Tel. (32-2) 286 17 11

De adressen van de pers- en voorlichtingsbureaus van de Commissie in de Gemeenschap zijn:

BELGIË

Archimedesstraat 73

B-1040 Brussel

Tel. (32-2) 299 11 11

DENEMARKEN

Hoejbrohus

OEstergade 61

Postboks 144

DK-1004 Koebenhavn K

Tel. (45-33) 14 41 40

FRANKRIJK

288, boulevard Saint-Germain

F-75007 Paris

Tel. (33-1) 40 63 38 00

CMCI

2, rue Henri Barbusse

F-13241 Marseille, Cedex 01

Tel. (33-91) 91 91 46 00

DUITSLAND

Zitelmannstrasse 22

D-53113 Bonn

Tel. (49-228) 53 00 90

Kurfuerstendamm 102

D-10711 Berlin 31

Tel. (49-30) 896 09 30

Erhardtstrasse 27

D-80331 Muenchen

Tel. (49-89) 202 10 11

ITALIË

Via Poli 29

I-00187 Roma

Tel. (39-6) 699 11 60

Corso Magenta 61

I-20123 Milano

Tel. (39-2) 480 15 05

LUXEMBURG

Bâtiment Jean-Monnet

Rue Alcide de Gasperi

L-2920 Luxembourg

Tel. (352) 430 11

NEDERLAND

Postbus 30465

NL-2500 GL Den Haag

Tel. (31-70) 346 93 26

PORTUGAL

Centro Europeu Jean Monnet

Largo Jean Monnet, 1-10o

P-1200 Lisboa

Tel. (351-1) 54 11 44

SPANJE

Calle de Serrano 41

5a Planta

E-28001 Madrid

Tel. (34-1) 435 17 00

Av. Diagonal, 407 bis

18 Planta

E-08008 Barcelona

Tel. (34-3) 415 81 77

GRIEKENLAND

2 Vassilissis Sofias

Case Postale 11002

GR-Athina 10674

Tel. (30-1) 724 39 82/83/84

IERLAND

39 Molesworth Street

IRL-Dublin 2

Tel. (353-1) 71 22 44

VERENIGD KONINKRIJK

8 Storey's Gate

UK-London SW1P 3AT

Tel. (44-71) 973 19 92

Windsor House

9/15 Bedford Street

UK-Belfast BT2 7EG

Tel. (44-232) 24 07 08

4 Cathedral Road

UK-Cardiff CF1 9SG

Tel. (44-222) 37 16 31

9 Alva Street

UK-Edinburgh EH2 4PH

Tel. (44-31) 225 20 58

De adressen van de pers- en voorlichtingsbureaus van de Commissie in de EVA-Staten zijn:

OOSTENRIJK

Hoyosgasse 5

A-1040 Wien

Tel. (43-1) 505 33 79

NOORWEGEN

Postboks 1643 Vika 0119 Oslo 1

Haakon's VII Gate No 6

0161 Oslo 1

Tel. (47-2) 83 35 83

FINLAND

31 Pohjoisesplanadi

00100 Helsinki

Tel. (358-0) 65 64 20

ZWEDEN

PO Box 16396

Hamngatan 6

11147 Stockholm

Tel. (46-8) 611 11 72

Formulieren voor aanmeldingen en verzoeken, alsmede gedetailleerde informatie over de mededingingsregels van de EER, kunnen ook worden verkregen bij de volgende bureaus:

OOSTENRIJK

Federaal Ministerie van Economische Zaken

Tel. (43-1) 71 100

FINLAND

Bureau Vrije Mededinging

Tel. (358-0) 73 141

IJSLAND

Directoraat Mededinging en eerlijke handel

Tel. (354-1) 27 422

LIECHTENSTEIN

Bureau Nationale Economie

Afdeling Economie en Statistiek

Tel. (41-75) 61 11

NOORWEGEN

Directoraat Prijzen

Tel. (47-22) 40 09 00

ZWEDEN

Autoriteit Mededinging

Tel. (46-8) 700 16 00

Bijlage 1 a

FORMULIER C Verordening nr. 17 Klacht FORMULIER C Dit formulier (1) met bijlagen dient in vijftienvoud, het bewijs van bevoegdheid tot vertegenwoordiging in tweevoud te worden ingediend.

Indien de ruimte naast de vragen niet voldoende is, kunnen extra bladen worden gebruikt waarop nauwkeurig wordt verwezen naar het punt van het formulier waarop de bladen betrekking hebben.

AAN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Directoraat-generaal Concurrentie

Wetstraat 200

B-1049 Brussel

Verzoek van natuurlijke of rechtspersonen overeenkomstig artikel 3 van Verordening nr. 17 van de Raad, met het oog op het op het inleiden van een procedure tot vaststelling van inbreuken op artikel 85 of op artikel 86 van het EG-Verdrag en/of op artikel 53 of artikel 54 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (2).

I. Gegevens over de betrokkenen

1. Naam, voornaam en adres van de persoon die het verzoek indient. Wanneer deze als vertegenwoordiger optreedt, dienen bovendien naam, voornaam en adres van de vertegenwoordigde, bij ondernemingen, ondernemingsverenigingen of verenigingen van personen, naam, voornaam en adres van de eigenaren of leden, bij rechtspersonen naam, voornaam en adres van de wettelijke vertegenwoordigers, te worden opgegeven.

De bevoegdheid tot vertegenwoordiging dient te worden aangetoond.

Indien het verzoek door verschillende personen of uit naam van verscheidene personen wordt ingediend, dienen de gegevens voor alle verzoekers en vertegenwoordigden te worden verstrekt.

2. Naam en adres van hen tegen wie het verzoek is gericht.

II. Informatie betreffende de beweerde inbreuk

In een bijlage dient een uitvoerig overzicht te worden gegeven van de situatie op grond waarvan er naar uw mening sprake is van een inbreuk op artikel 85 of artikel 86 van het EG-Verdrag en/of op artikel 53 of artikel 54 van de EER-Overeenkomst.

In het bijzonder dient te worden vermeld:

1. welke gedragingen van de ondernemingen of ondernemingsverenigingen waartegen het verzoek is gericht, ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst, of dat misbruik wordt gemaakt van een machtspositie op de gemeenschappelijke markt, op het grondgebied van de EVA-Staten of op het grondgebied van de EER,

2. in hoeverre daardoor de handel tussen Lid-Staten van de EG, tussen de Gemeenschap en een of meer EVA-Staten of tussen EVA-Staten ongunstig kan worden beïnvloed, en

3. de aard van de goederen waarop de beweerde inbreuken betrekking hebben (gelieve de posten van het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen op te geven).

III. Het aantonen van een redelijk belang

Een toelichting geven - zo nodig in een bijlage - waaruit blijkt dat u een redelijk belang hebt bij de inleiding van een procedure krachtens artikel 3 van Verordening nr. 17 door de Commissie.

IV. Bewijsmateriaal

1. Naam en adres van de personen die de beschreven situatie kunnen bevestigen en in het bijzonder ook van de personen die door de beweerde inbreuk worden getroffen.

2. Alle bescheiden die op de beschreven situatie betrekking hebben of daarmede verband houden (bij voorbeeld teksten van overeenkomsten, verslagen van onderhandelingen, notulen van vergaderingen, toepasselijke voorwaarden, zakenbrieven, circulaires) dienen te worden overgelegd.

3. Statistisch of ander materiaal dat op de beschreven situatie betrekking heeft (bij voorbeeld over prijsontwikkeling, prijsvorming, toepasselijke voorwaarden, boycot, discriminaties) dient eveneens te worden overgelegd.

4. Zo nodig technische bijzonderheden toelichten betreffende produktie, verkoop, enz., of daarvoor deskundigen aanwijzen.

5. Al het overige bewijsmateriaal dat voor de vaststelling van de beweerde inbreuk ter beschikking is, dient opgegeven te worden.

V. Gelieve alle stappen of maatregelen te vermelden, die u of een andere door de beschreven gedraging getroffen persoon vóór het indienen van het verzoek heeft genomen ten einde de beëindiging van de beweerde inbreuk te verkrijgen (procedures bij de nationale rechter of overheidsinstanties, met vermelding van in het bijzonder het registratienummer der akten en het resultaat van de procedures).

De ondergetekenden verklaren dat de gegevens hierboven en in de bijlagen te goeder trouw zijn verstrekt.

. . . . . ., de . . . . . .

Handtekeningen:

" COMMISSIE

VAN DE

EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Directoraat-generaal Concurrentie

Brussel, . . . . . .

Aan . . . . . . . . . . . .

ONTVANGSTBEVESTIGING

(Een exemplaar van formulier zal aan het bovenvermelde adres worden teruggezonden, indien het bovenste gedeelte door de verzoeker is ingevuld)

Uw verzoek van . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . betreffende het inleiden van een procedure tot vaststelling van een inbreuk op artikel 85 of artikel 86 van het EG-Verdrag en/of op artikel 53 of artikel 54 van de EER-Overeenkomst,

a) klagende partij: .

.

b) partij tegen wie de klacht gericht is: .

.

is op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ontvangen

en ingeschreven onder nr. IV/. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Gelieve in alle correspondentie het bovenstaande nummer te vermelden.

(1) Verzoeken met gebruikmaking van het door de Commissie opgestelde formulier C en met gebruikmaking van het door de EVA-zijde opgestelde formulier C zijn in dezelfde mate geldig.(2) Hierna "EER-Overeenkomst" genoemd. Wanneer naar de EVA-Staten wordt verwezen, worden die EVA-Staten bedoeld welke overeenkomstsluitende partij zijn bij de EER-Overeenkomst.

Bijlage 2

Formulieren voor vervoer over land Verordening (EEG) nr. 1017/68 FORMULIER I (1) Dit formulier met bijlagen dient in vijftienvoud, het bewijs van bevoegdheid tot vertegenwoordiging in een exemplaar te worden ingediend.

Indien er naast de vragen niet voldoende ruimte is, kunnen extra bladen worden gebruikt, waarop nauwkeurig dient te worden verwezen naar het punt van het formulier waarop de bladen betrekking hebben.

AAN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Directoraat-generaal Concurrentie

Wetstraat 200

B-1049 Brussel

Klacht van natuurlijke of rechtspersonen overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EEG) nr. 1017/68 van de Raad, met het oog op het inleiden van een procedure tot vaststelling van inbreuken op artikel 2 of artikel 8 of met het oog op de toepassing van artikel 4, lid 2, van deze verordening (2).

I. Gegevens over de betrokkenen

1. Naam, voornaam en adres van de persoon die de klacht indient. Wanneer deze als vertegenwoordiger optreedt, dienen bovendien naam, voornaam en adres van de vertegenwoordigde, bij ondernemingen, ondernemersverenigingen of verenigingen van personen, naam, voornaam en adres van de eigenaren of leden, bij rechtspersonen, naam, voornaam en adres van de wettelijke vertegenwoordigers, te worden opgegeven.

De bevoegdheid tot vertegenwoordiging dient te worden aangetoond.

Indien de klacht door verschillende personen of uit naam van verscheidene personen wordt ingediend, dienen de gegevens voor alle klagers en vertegenwoordigden te worden verstrekt.

2. Naam en adres van hen tegen wie de klacht is gericht.

II. Onderwerp van de klacht

A. Beweerde inbreuk op artikel 2 of op artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 1017/68

In een bijlage dient een uitvoerig overzicht te worden gegeven van de situatie op grond waarvan er naar uw mening sprake is van een inbreuk op artikel 2 of op artikel 8.

In het bijzonder dient te worden vermeld:

1. welke gedragingen van de ondernemingen of ondernemersverenigingen waartegen de klacht is gericht, ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst, of dat misbruik wordt gemaakt van een machtspositie op de gemeenschappelijke markt, het grondgebied van de EVA-Staten of het grondgebied van de EER, en

2. in hoeverre daardoor de handel tussen Lid-Staten van de EG, tussen de Gemeenschap en een of meer EVA-Staten of tussen EVA-Staten ongunstig kan worden beïnvloed.

B. Beweerd misbruik van de uitzondering voor groepen kleine en middelgrote ondernemingen (artikel 4, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1017/68)

In de bijlage dient een uitvoerig overzicht te worden gegeven van de situatie op grond waarvan naar uw mening artikel 4, lid 2, van toepassing is.

In het bijzonder dient te worden vermeld:

1. tegen welke van de in artikel 4, lid 1, bedoelde overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen de klacht gericht is;

2. in hoeverre de uitvoering van de overeenkomst, het besluit, of de onderling afgestemde feitelijke gedraging gevolgen heeft die onverenigbaar zijn met de in artikel 5 gestelde voorwaarden;

3. in hoeverre dit een misbruik vormt van de vrijstelling van het verbod van artikel 2.

III. Het aantonen van een redelijk belang

Een toelichting geven - zo nodig in een bijlage - waaruit blijkt dat u een redelijk belang hebt bij de inleiding van een procedure krachtens artikel 10 van Verordening (EEG) nr. 1017/68 door de Commissie.

IV. Bewijsmateriaal

1. Naam, voornaam en adres van de personen die de beschreven situatie kunnen bevestigen in het bijzonder ook van de personen die door de beweerde inbreuk of het beweerde misbruik worden getroffen.

2. Alle bescheiden die op de beschreven situatie betrekking hebben of daarmede verband houden (bij voorbeeld teksten van overeenkomsten, verslagen van onderhandelingen, notulen van vergaderingen, vervoervoorwaarden of andere voorwaarden, documenten over vrachtprijzen, zakenbrieven, circulaires) dienen te worden overgelegd.

3. Statistisch of ander materiaal dat op de beschreven situatie betrekking heeft (bij voorbeeld over prijsontwikkeling, prijsvorming, wijzigingen in het aanbod van of de vraag naar vervoerdiensten, vervoervoorwaarden of andere voorwaarden, boycot, discriminaties) dient eveneens te worden overgelegd.

4. Zo nodig technische bijzonderheden toelichten of daarvoor deskundigen aanwijzen.

5. Al het overige bewijsmateriaal dat voor de vaststelling van de beweerde inbreuk of het beweerde misbruik ter beschikking is, dient opgegeven te worden.

V. Gelieve alle stappen of maatregelen te vermelden, die u of een andere door de beschreven gedragingen getroffen persoon vóór het indienen van de klacht heeft genomen ten einde de beëindiging van de beweerde inbreuk of het beweerde misbruik te verkrijgen (procedures bij de nationale rechter of overheidsinstanties, met vermelding van in het bijzonder het registratienummer der acten en het resultaat van de procedures).

De ondergetekenden verklaren dat de gegevens hierboven en in de bijlagen te goeder trouw zijn verstrekt.

. . . . . ., de . . . . . .

Handtekeningen:

COMMISSIE

VAN DE

EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Directoraat-generaal Concurrentie

Brussel, . . . . . .

Aan . . . . . . . . . . . .

ONTVANGSTBEVESTIGING

(Een exemplaar van dit formulier zal aan het bovenvermelde adres worden teruggezonden, indien het bovenste gedeelte door de klager is ingevuld)

Uw klacht van . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . betreffende het inleiden van een procedure

- tot vaststelling van een inbreuk op artikel 2 of op artikel 8,

- tot toepassing van artikel 4, lid 2,

van Verordening (EEG) nr. 1017/68

a) klagende partij: .

.

b) partij tegen wie de klacht gericht is: .

.

is op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ontvangen en

ingeschreven onder nr. IV/TR. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Gelieve in alle correspondentie het bovenstaande nummer te vermelden.

FORMULIER II (3) Dit formulier met bijlagen dient in vijftienvoud, het bewijs van bevoegdheid tot vertegenwoordiging in één exemplaar te worden ingediend.

Indien er naast de vragen niet voldoende ruimte is, kunnen extra bladen worden gebruikt, waarop nauwkeurig dient te worden verwezen naar het punt van het formulier waarop de bladen betrekking hebben.

AAN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Directoraat-generaal Concurrentie

Wetstraat 200

B-1049 Brussel

Verzoek overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EEG) nr. 1017/68 van de Raad om een verklaring inzake de niet-toepasselijkheid van het verbod van artikel 2 op overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen ingevolge artikel 5 van deze verordening (4)

I. Gegevens over de betrokkenen

1. Naam, voornaam en adres van de persoon die het verzoek indient. Wanneer deze als vertegenwoordiger optreedt, dienen bovendien naam en adres van de vertegenwoordigde onderneming of vertegenwoordigde ondernemersvereniging, alsmede naam, voornaam en adres van de eigenaren of leden, bij rechtspersonen van de wettelijke vertegenwoordigers, opgegeven te worden.

De bevoegdheid tot vertegenwoordiging dient te worden aangetoond.

Indien het verzoek door verschillende personen of uit naam van verschillende ondernemingen wordt ingediend, dienen de gegevens voor alle personen en ondernemingen te worden verstrekt.

2. Naam en adres van de ondernemingen die betrokken zijn bij de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging, alsmede naam, voornaam en adres van de eigenaren of leden, bij rechtspersonen van de wettelijke vertegenwoordigers (tenzij deze gegevens reeds in punt I.1 zijn vermeld).

Indien niet alle betrokken ondernemingen het verzoek indienen, dient te worden aangegeven op welke wijze de overige ondernemingen hiervan op de hoogte zijn gesteld.

Deze gegevens vervallen bij standaardovereenkomsten (zie punt II, 2, onder b)).

3. Indien op grond van de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging een vennootschap of een gemeenschappelijk kantoor is opgericht, dienen naam en adres van deze vennootschap of van dit kantoor alsmede naam, voornaam en adres van hun vertegenwoordigers te worden opgegeven.

4. Indien de uitvoering van de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging aan een vennootschap of een gemeenschappelijk kantoor is toevertrouwd, dienen naam en adres van deze vennootschap of dit kantoor alsmede naam, voornaam en adres van hun vertegenwoordigers te worden opgegeven.

Als bijlage dient een afschrift van de statuten te worden bijgevoegd.

5. Bij besluiten van ondernemersverenigingen dienen naam en adres van de vereniging alsmede naam,voornaam en adres van haar vertegenwoordigers te worden opgegeven.

Als bijlage dient een afschrift van de statuten te worden bijgevoegd.

6. Bij ondernemingen waarvan de plaats van vestiging of de zetel buiten het grondgebied van de EER, is gelegen, dienen naam en adres opgegeven te worden van een vertegenwoordiger of een dochteronderneming die op het grondgebied van de EER is gevestigd.

II. Gegevens over de inhoud van de overeenkomst, van het besluit of van de onderling afgestemde feitelijke gedraging

1. Heeft de overeenkomst, het besluit, of de onderling afgestemde feitelijke gedraging betrekking op

- vervoer per spoor

- vervoer over de weg

- vervoer over de binnenwateren

of op overeenkomstige werkzaamheden van tussenpersonen op het gebied van het vervoer?

2. Indien de inhoud schriftelijk is vastgelegd, dient als bijlage een afschrift van de volledige tekst bijgevoegd te worden, onder voorbehoud van het onder a) en b) bepaalde.

a) Betreft het hier uitsluitend een raamovereenkomst of een raambesluit?

Zo ja, dan dient tevens als bijlage een afschrift van de volledige tekst van de afzonderlijke overeenkomsten en uitvoeringsvoorschriften bijgevoegd te worden.

b) Betreft het hier een standaardovereenkomst, d.w.z. een overeenkomst welke de aanmeldende onderneming regelmatig met bepaalde personen of groepen van personen afsluit?

Zo ja, dan kan worden volstaan met bijvoeging van een exemplaar van de standaardovereenkomst.

3. Indien de inhoud niet of niet volledig schriftelijk is vastgelegd, dient deze hiernaast weergegeven te worden.

4. In ieder geval dienen de volgende aanvullende gegevens te worden vermeld:

a) Datum waarop de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging tot stand is gekomen.

b) Datum van inwerkingtreding en eventueel de beoogde geldigheidsduur.

c) Voorwerp: nauwkeurige beschrijving van de betrokken vervoerdiensten of enig ander voorwerp van de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging.

d) Doel van de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging.

e) Voorwaarden voor toetreding, opzegging en uittreding.

f) Maatregelen die tegen de betrokken ondernemingen kunnen worden genomen (boetebedingen, uitsluiting, enz.).

III. Middelen om de doelstellingen van de overeenkomst, van het besluit of van de onderling afgestemde feitelijke gedraging te bereiken.

1. Aangegeven moet worden of en in hoeverre de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging betrekking heeft op:

- het toepassen van bepaalde vrachtprijzen, vervoervoorwaarden of andere voorwaarden,

- het beperken of controleren van het vervoersaanbod, de technische ontwikkeling of de investeringen,

- het verdelen van de vervoermarkten,

- het beperken van de vrijheid om met derden vervoersovereenkomsten te sluiten (exclusief-verkeersovereenkomsten),

- het toepassen van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties.

2. Hebben de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging betrekking op vervoerdienstverleningen:

a) uitsluitend binnen een Lid-Staat van de EG of binnen een EVA-Staat?

b) tussen Lid-Staten van de EG?

c) tussen EVA-Staten?

d) tussen de Gemeenschap en een of meer EVA-Staten?

e) tussen een Lid-Staat van de EG of een EVA-Staat en derde landen?

f) tussen derde landen in het transitovervoer door een of meer Lid-Staten van de EG en/of EVA-Staten?

IV. Uiteenzetting waarom de voorwaarden vervuld zijn voor een vrijstelling van de overeenkomst, het besluit, of de onderling afgestemde feitelijke gedraging van het verbod van artikel 2.

Gelieve een verklaring te geven waaruit blijkt

1. in hoeverre de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging bijdraagt

- tot verbetering van de kwaliteit van de vervoersdiensten,

- tot bevordering van een grotere continuïteit en stabiliteit in en de bevrediging van de vervoersbehoeften, op markten die onderhevig zijn aan sterke schommelingen in de tijd van vraag en aanbod,

- tot verhoging van de produktiviteit van de ondernemingen,

- tot bevordering van de technische of economische vooruitgang;

2. in hoeverre daarbij in redelijke mate rekening wordt gehouden met de belangen van de gebruikers;

3. in hoeverre de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging voor het bereiken van de onder 1 genoemde doelstellingen onmisbaar is en

4. in hoeverre de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging niet voor een wezenlijk deel van de betrokken vervoermarkt de mededinging uitschakelt.

V. Aangegeven dient te worden of, en zo ja op welke punten wordt overwogen de motivering aan te vullen.

De ondergetekenden verklaren dat de hierboven en in de bijlagen verstrekte gegevens juist zijn. Zij zijn bekend met de bepalingen van artikel 22, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 1017/68.

. . . . . ., de . . . . . .

Handtekeningen:

COMMISSIE

VAN DE

EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Directoraat-generaal Concurrentie

Brussel, . . . . . .

Aan . . . . . . . . . . . .

ONTVANGSTBEVESTIGING

(Een exemplaar van dit formulier zal aan het bovenvermelde adres worden teruggezonden, indien het bovenste gedeelte is ingevuld door de persoon die het verzoek heeft ingediend)

Uw verzoek van . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . betreffende:

a) bij de overeenkomst betrokken parijen:

1. .

2. . en anderen

(de overige partijen behoeven niet te worden vermeld)

b) voorwerp: .

.

.

(korte beschrijving van de beperking van de mededinging)

is op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ontvangen

en ingeschreven onder nr. IV/TR. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Gelieve in alle correspondentie het bovenstaande nummer te vermelden.

FORMULIER III (5) Dit formulier met bijlagen dient in vijftienvoud, het bewijs van bevoegdheid tot vertegenwoordiging in enkelvoud te worden ingediend.

Indien de ruimte naast de vragen niet voldoende is, gebruike men extra bladen waarop nauwkeurig dient te worden verwezen naar het punt van het formulier, waarop de bladen betrekking hebben.

AAN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Directoraat-generaal Concurrentie

Wetstraat 200

B-1049 Brussel

Aanmelding van een overeenkomst, besluit of onderling afgestemde feitelijke gedraging overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1017/68 van de Raad, met het oog op de afgifte van een verklaring inzake de niet-toepassing van het verbod van artikel 2 in geval van een crisistoestand als bedoeld in artikel 6 van deze verordening (6)

I. Gegevens over de betrokkenen

1. Naam, voornaam en adres van de persoon die de aanmelding verricht. Wanneer deze als vertegenwoordiger optreedt, dienen bovendien naam en adres van de vertegenwoordigde onderneming of vertegenwoordigde ondernemersvereniging, alsmede naam, voornaam en adres van de eigenaren of leden, bij rechtspersonen van de wettelijke vertegenwoordigers, opgegeven te worden.

De bevoegdheid tot vertegenwoordiging dient te worden aangetoond.

Indien de aanmelding door verschillende personen of uit naam van verschillende ondernemingen wordt ingediend, dienen de gegevens voor alle personen en ondernemingen te worden verstrekt.

2. Naam en adres van de ondernemingen die betrokken zijn bij de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging, alsmede naam, voornaam en adres van de eigenaren of leden, bij rechtspersonen van de wettelijke vertegenwoordigers (tenzij deze gegevens reeds in punt I.1 zijn vermeld).

Indien niet alle betrokken ondernemingen de aanmelding verrichten, dient te worden aangegeven op welke wijze de overige ondernemingen hiervan op de hoogte zijn gesteld.

Deze gegevens vervallen bij standaardovereenkomsten (zie punt II, 2, onder b)).

3. Indien op grond van de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging een vennootschap of een gemeenschappelijk kantoor is opgericht, dienen naam en adres van deze vennootschap of van dit kantoor alsmede naam, voornaam en adres van hun vertegenwoordigers te worden opgegeven.

4. Indien de uitvoering van de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging aan een vennootschap of een gemeenschappelijk kantoor is toevertrouwd, dienen naam en adres van deze vennootschap of dit kantoor alsmede naam, voornaam en adres van hun vertegenwoordigers te worden opgegeven.

Als bijlage dient een afschrift van de statuten te worden bijgevoegd.

5. Bij besluiten van ondernemersverenigingen dienen naam en adres van de vereniging alsmede naam, voornaam en adres van haar vertegenwoordigers te worden opgegeven.

Als bijlage dient een afschrift van de statuten te worden bijgevoegd.

6. Bij ondernemingen waarvan de plaats van vestiging of de zetel buiten het grondgebied van de EER is gelegen, dienen naam en adres opgegeven te worden van een vertegenwoordiger of een dochteronderneming die op het grondgebied van de EER is gevestigd.

II. Gegevens over de inhoud van de overeenkomst, van het besluit of van de onderling afgestemde feitelijke gedraging

1. Heeft de overeenkomst, het besluit, of de onderling afgestemde feitelijke gedraging betrekking op

- vervoer per spoor

- vervoer over de weg

- vervoer over de binnenwateren

of op overeenkomstige werkzaamheden van tussenpersonen op het gebied van het vervoer?

2. Indien de inhoud schriftelijk is vastgelegd, dient als bijlage een afschrift van de volledige tekst bijgevoegd te worden, onder voorbehoud van het onder a) en b) bepaalde.

a) Betreft het hier uitsluitend een raamovereenkomst of een raambesluit?

Zo ja, dan dient tevens als bijlage een afschrift van de volledige tekst van de afzonderlijke overeenkomsten en uitvoeringsvoorschriften bijgevoegd te worden.

b) Betreft het hier een standaardovereenkomst, dit wil zeggen een overeenkomst welke de aanmeldende onderneming regelmatig met bepaalde personen of groepen van personen afsluit?

Zo ja, dan kan worden volstaan met bijvoeging van een exemplaar van de standaardovereenkomst.

3. Indien de inhoud niet of niet volledig schriftelijk is vastgelegd, dient deze hiernaast vermeld te worden.

4. In ieder geval dienen de volgende aanvullende gegevens te worden vermeld:

a) Datum waarop de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging tot stand is gekomen.

b) Datum van inwerkingtreding en eventueel de beoogde geldigheidsduur.

c) Voorwerp: nauwkeurige beschrijving van de betrokken vervoerdiensten of enig ander voorwerp van de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging.

d) Doel van de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging.

e) Voorwaarden voor toetreding, opzegging en uittreding.

f) Maatregelen die tegen de betrokken ondernemingen kunnen worden genomen (boetebedingen, uitsluiting, enz.).

III. Middelen om de doelstellingen van de overeenkomst, van het besluit of van de onderling afgestemde feitelijke gedraging te bereiken

1. Aangegeven moet worden of en in hoeverre de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging betrekking heeft op:

- het toepassen van bepaalde vrachtprijzen, vervoervoorwaarden of andere voorwaarden,

- het beperken of controleren van het vervoersaanbod, de technische ontwikkeling of de investeringen,

- het verdelen van de vervoermarkten,

- het beperken van de vrijheid om met derden vervoersovereenkomsten te sluiten (exclusief-verkeersovereenkomsten) of

- het toepassen van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties.

2. Hebben de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging betrekking op vervoerdienstverleningen:

a) uitsluitend binnen een Lid-Staat van de EG of een EVA-Staat?

b) tussen Lid-Staten van de EG?

c) tussen EVA-Staten?

d) tussen de Gemeenschap en een of meer EVA-Staten?

e) tussen een Lid-Staat van de EG of een EVA-Staat en derde landen?

f) tussen derde landen in het transitovervoer door een of meer Lid-Staten van de EG en/of een of meer EVA-Staten?

IV. Uiteenzetting waarom de voorwaarden vervuld zijn voor een vrijstelling van de overeenkomst, het besluit, of de onderling afgestemde feitelijke gedraging van het verbod van artikel 2.

Gelieve een verklaring te geven waaruit blijkt

1. in hoeverre er van een storing van de vervoermarkt sprake is,

2. in hoeverre de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging onmisbaar zijn om deze storing te verminderen,

3. in hoeverre de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedragingen niet voor een wezenlijk deel van de betrokken vervoermarkt de mededinging uitschakelen.

V. Aangegeven dient te worden of, en zo ja op welke punten wordt overwogen de motivering aan te vullen.

De ondergetekenden verklaren dat de hierboven en in de bijlagen verstrekte gegevens juist zijn. Zij zijn bekend met de bepalingen van artikel 22, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 1017/68.

. . . . . ., de . . . . . .

Handtekeningen:

COMMISSIE

VAN DE

EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Directoraat-generaal Concurrentie

Brussel, . . . . . .

Aan . . . . . . . . . . . .

ONTVANGSTBEVESTIGING

(Een exemplaar van dit formulier zal aan het bovenvermelde adres worden teruggezonden, indien het bevenste gedeelte door de aanmelder is ingevuld)

Uw aanmelding van . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . betreffende:

a) bij de overeenkomst betrokken partijen:

1. .

2. . en anderen

(De overige partijen behoeven niet te worden vermeld)

b) voorwerp: .

.

.

(Korte beschrijving van de beperking van de mededinging)

is op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ontvangen

en ingeschreven onder nr. IV/TR. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Gelieve in alle correspondentie het bovenstaande nummer te vermelden.

(1) Verzoeken met gebruikmaking van het door de de Commissie opgestelde formulier I en met gebruikmaking van het door de EVA-zijde opgestelde formulier I zijn in dezelfde mate geldig. Wanneer naar de EVA-Staten wordt verwezen, worden die EVA-Staten bedoeld welke overeenkomstsluitende partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.(2) Zie ook deze verordening zoals gewijzigd met het oog op de EER (punt 10 van bijlage XIV bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna "EER-Overeenkomst" genoemd).(3) Verzoeken met gebruikmaking van het door de Commissie opgestelde formulier II en met gebruikmaking van het door de EVA-zijde opgestelde formulier II zijn in dezelfde mate geldig. Wanneer naar de EVA-Staten wordt verwezen, worden die EVA-Staten bedoeld welke overeenkomstsluitende partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.(4) Zie ook deze verordening zoals gewijzigd met het oog op de EER (punt 10 van bijlage XIV bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna "EER-Overeenkomst" genoemd).(5) Aanmeldingen met gebruikmaking van het door de Commissie opgestelde formulier III en met gebruikmaking van het door de EVA-zijde opgestelde formulier III zijn in dezelfde mate geldig. Wanneer naar de EVA-Staten wordt verwezen, worden die EVA-Staten bedoeld welke overeenkomstsluitende partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.(6) Zie ook deze verordening zoals gewijzigd met het oog op de EER (punt 10 van bijlage XIV bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna "EER-Overeenkomst" genoemd.

Bijlage 3

FORMULIER MAR Verordening (EEG) nr. 4260/88 FORMULIER MAR Noot: Dit formulier moet vergezeld gaan van een bijlage met de gegevens die zijn omschreven in de toelichting.

Het formulier en de bijlage moeten in vijftienvoud worden ingediend (twee exemplaren voor de Commissie, een voor elke Lid-Staat en een voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA). De betrokken overeenkomsten moeten in drievoud worden ingediend. Van andere documenten ter adstructie moet slechts één exemplaar worden overgelegd.

Niet vergeten de bijgevoegde ontvangstbevestiging in te vullen.

Indien er naast de vragen niet voldoende ruimte is, kunnen extra bladen worden gebruikt waarop nauwkeurig dient te worden verwezen naar het punt van het formulier waarop de bladen betrekking hebben.

AAN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Directoraat-generaal Concurrentie

Wetstraat 200

B-1049 Brussel

Verzoek in toepassing van artikel 12 van Verordening (EEG) nr. 4056/86 van de Raad om een beschikking uit hoofde van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of van artikel 53, lid 3, van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1)

Identiteit van de partijen

1. Identiteit van de verzoeker

Volledige naam en adres, telefoon-, telex-, en telefaxnummers en een korte beschrijving van de ondernemingen, of ondernemersverenigingen die het verzoek indienen.

Gelieve bij deelgenootschappen, individuele handelaren of andere lichamen zonder rechtspersoonlijkheid die onder een handelsnaam opereren ook de naam, voornamen en het adres van de eigenaren of partners op te geven.

Indien het verzoek wordt ingediend namens een derde of door meer dan een persoon wordt ingediend, moeten naam, adres en hoedanigheid van de vertegenwoordiger of gemeenschappelijke vertegenwoordiger worden opgegeven, met stukken waaruit zijn vertegenwoordigingsbevoegheid blijkt. Indien het verzoek wordt ingediend door of namens meer dan een persoon, moeten deze een gemeenschappelijke vertegenwoordiger aanwijzen (Verordening (EEG) nr. 4260/88 van de Commissie, artikel 3, leden 2 en 3).

2. Gegevens over de andere partijen

Volledige naam, adres en korte beschrijving van andere partijen bij de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging, hierna "de regelingen" genoemd.

Gelieve te vermelden op welke wijze deze andere partijen van dit verzoek in kennis zijn gesteld.

Deze inlichtingen zijn niet nodig ten aanzien van standaardovereenkomsten welke de onderneming die het verzoek doet met een aantal partijen heeft afgesloten of wil sluiten.

Doel van dit verzoek

(Zie toelichting)

(Gelieve elke vraag met ja of nee te beantwoorden)

Zoudt u zich tevreden stellen met een administratieve brief? (Zie toelichting, punt VIII, in fine)

De ondergetekenden verklaren dat de hierboven en in de . . . . . . bijlagen verstrekte inlichtingen naar hun beste weten juist zijn, dat ramingen als zodanig zijn aangemerkt en hun beste ramingen van de onderliggende feiten zijn, en dat alle ingenomen standpunten oprecht zijn.

Zij zijn bekend met de bepalingen van artikel 19, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 4056/86 (zie toelichting).

Plaats en datum: . . . . . .

Handtekeningen:

COMMISSIE

VAN DE

EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Directoraat-generaal Concurrentie

Brussel, . . . . . .

Aan . . . . . . . . . . . .

ONTVANGSTBEVESTIGING

(Een exemplaar van dit formulier zal aan het bovenvermelde adres worden teruggezonden, indien het bovenste gedeelte door de verzoeker is ingevuld)

Uw verzoek van . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

betreffende: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Uw referentie: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Bij de overeenkomst betrokken partijen:

1. .

2. . en anderen

(De overige partijen behoeven niet te worden vermeld)

(In te vullen door de Commissie)

is ontvangen op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

en ingeschreven onder nr. IV/MAR/. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Gelieve in alle correspondentie het bovenstaande nummer te vermelden.

Voorlopig adres:

Wetstraat 200

B-1049 Brussel

Telefoon:

Directe lijn: 29 . . . . . . . . . . . . . . .

Centrale: 299 11 11

Telefaxnummer: 29 . . . . . . . . . . . . . . .

(1) Hierna "EER-Overeenkomst" genoemd.

Bijlage 4

FORMULIER AER Verordening (EEG) nr. 4261/88 FORMULIER AER Noot: Dit formulier moet vergezeld gaan van een bijlage met de gegevens die zijn omschreven in toelichting.

Het formulier en de bijlage moeten in vijftienvoud worden ingediend (twee exemplaren voor de Commissie, één voor elke Lid-Staat en één voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA). De betrokken overeenkomsten moeten in drievoud worden ingediend. Van andere documenten ter adstructie moet slechts één exemplaar worden overgelegd.

Niet te vergeten de bijgevoegde ontvangstbevestiging in te vullen.

Indien er naast de vragen niet voldoende ruimte is, kunnen extra bladen worden gebruikt waarop nauwkeurig dient te worden verwezen naar het punt van het formulier waarop de bladen betrekking hebben.

AAN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Directoraat-generaal Concurrentie

Wetstraat 200

B-1049 Brussel

A. Verzoek om een negatieve verklaring als bedoeld in artikel 3, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 3975/87 van de Raad met betrekking tot de toepassing van artikel 85, lid 1, of artikel 86 van het EG-Verdrag en/of van artikel 53, lid 1, en/of artikel 54 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1).

B. Verzoek als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 3975/87 van de Raad ter verkrijging van een beschikking krachtens artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of van artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst.

Identiteit van de partijen

1. Identiteit van de verzoeker/aanmelder

Volledige naam en adres, telefoon-, telex-, en telefaxnummers en een korte beschrijving van de ondernemingen of ondernemersverenigingen die het verzoek indienen.

Gelieve bij deelgenootschappen, individuele handelaren of andere lichamen zonder rechtspersoonlijkheid die onder een handelsnaam opereren ook de naam, voornamen en het adres van de eigenaren of partners op te geven.

Indien het verzoek wordt ingediend namens een derde of door meer dan een persoon wordt ingediend, moeten naam, adres en hoedanigheid van de vertegenwoordiger of gemeenschappelijke vertegenwoordiger worden opgegeven, met stukken waaruit zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid blijkt. Indien het verzoek wordt ingediend door of namens meer dan een persoon, moeten deze een gemeenschappelijke vertegenwoordiger aanwijzen (Verordening (EEG) nr. 4261/88 van de Commissie, artikel 2).

2. Gegevens over de andere partijen

Volledige naam, adres en korte beschrijving van andere partijen bij de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging (hierna "de regelingen" genoemd).

Gelieve te vermelden op welke wijze deze andere partijen van dit verzoek in kennis zijn gesteld.

Deze inlichtingen zijn niet nodig ten aanzien van standaardovereenkomsten welke de onderneming die het verzoek doet met een aantal partijen heeft afgesloten of wil sluiten (bij voorbeeld een overeenkomst waarbij distributeurs worden benoemd).

Doel van dit verzoek

(Zie toelichting)

(Gelieve elke vraag met ja of nee te beantwoorden)

Verzoekt u alleen om een negatieve verklaring? (Zie voor de gevolgen van zulk een verzoek de toelichting, punt V, eerste alinea, in fine)

Verzoekt u om een negatieve verklaring en tevens om een beschikking krachtens artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst in geval de Commissie geen negatieve verklaring verleent?

Verzoekt u alleen aan om een beschikking krachtens artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst te verkrijgen?

Zoudt u zich tevreden stellen met een administratieve brief? (Zie toelichting, punt VIII, in fine)

De ondergetekenden verklaren dat de hierboven en in de . . . . . . bijlagen verstrekte inlichtingen naar hun beste weten juist zijn, dat ramingen als zodanig zijn aangemerkt en hun beste ramingen van de onderliggende feiten zijn, en dat alle ingenomen standpunten oprecht zijn.

Zij zijn bekend met de bepalingen van artikel 12, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 3975/87 (zie toelichting).

Plaats en datum . . . . . .

Handtekeningen:

COMMISSIE

VAN DE

EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Directoraat-generaal Concurrentie

Brussel, . . . . . .

Aan . . . . . . . . . . . .

ONTVANGSTBEVESTIGING

(Een exemplaar van dit formulier zal aan het bovenvermelde adres worden teruggezonden, indien het bovenste gedeelte door de verzoeker of aanmelder is ingevuld)

Uw verzoek van . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

betreffende: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Uw referentie: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Bij de overeenkomst betrokken partijen:

1. .

2. . en anderen

(De overige partijen behoeven niet te worden vermeld)

(In te vullen door de Commissie)

is ontvangen op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

en ingeschreven onder nr. IV/AER/. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Gelieve in alle correspondentie het bovenstaande nummer te vermelden.

Voorlopig adres:

Wetstraat 200

B-1049 Brussel

Telefoon:

Directe lijn: 29 . . . . . . . . . . . . . . .

Centrale: 299 11 11

Telefaxnummer: 29 . . . . . . . . . . . . . . .

TOELICHTING Inhoud I. Doelvan de EG- en EER-mededingingsregels

II. Bevoegdheid van de Commissie en van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA inzake de toepassing van de EER-mededingingsregels

III. Negatieve verklaring

IV. Beschikkingen krachtens artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst

V. Doel van het formulier

VI. Aard van het formulier

VII. De noodzaak van volledige en juiste informatie

VIII. Verdere procedure

IX. Geheimhouding

X. Verdere inlichtingen en opschriften die in de bijlage bij de formulieren moeten worden gebruikt

XI. Talen

Bijlage I: Tekst van de artikelen 85 en 86 van het EG-Verdrag, van de artikelen 53, 54 len 56 van de EER-Overeenkomst, van de artikelen 2, 3 en 4 van Protocol 22 van die Overeenkomst en van de artikelen 1 en 2 van het Protocol tot aanpassing van de EER-Overeenkomst

Bijlage II: Lijst van toepasselijke teksten

Bijlage III: Lijst van de Lid-Staten van de EG en van de EVA-Staten, adres van de Commissie en van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, lijst van de voorlichtingsbureaus van de Commissie in de Gemeenschap en in de EVA-Staten en adressen van de bevoegde autoriteiten in de EVA-Staten

Toevoegingen aan of wijzigingen van de in deze bijlagen gegeven informatie zullen van tijd tot tijd door de Commissie worden bekendgemaakt.

Nota bene: Ondernemingen die in twijfel verkeren hoe een verzoek moet worden ingediend, of die nadere uitleg verlangen, kunnen contact opnemen met het Directoraat-generaal Concurrentie (DG IV) of het Directoraat Concurrentie van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA te Brussel. Ook de voorlichtingsbureaus van de Commissie (die binnen de Gemeenschap en in de EVA-Staten zijn vermeld in bijlage III) kunnen van advies dienen of de naam opgeven van een ambtenaar in Brussel die de gewenste taal van de Gemeenschap of de officiële taal van een van de EVA-Staten spreekt (2).

I. DOEL VAN DE EG- EN EER-MEDEDINGINGSREGELS 1. Doel van de communautaire mededingingsregels

Deze regels hebben ten doel, de vervalsing van de mededinging op de gemeenschappelijke markt door concurrentiebeperkende praktijken of misbruik van een machtspositie te voorkomen; zij zijn van toepassing op alle ondernemingen die rechtstreeks of indirect op de gemeenschappelijke markt handel drijven, ongeacht waar zijn gevestigd.

Artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag (de tekst van de artikelen 85 en 86 is afgedrukt in bijlage 1 verbiedt concurrentiebeperkende overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de handel tussen Lid-Staten ongunstig kunnen beïnvloeden volgens artikel 85, lid 2, zijn nietig overeenkomsten of besluiten die dergelijke beperkingen bevatten (hoewel het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft uitgesproken dat indien concurrentiebeperkende clausules uit overeenkomsten kunnen worden losgemaakt, alleen deze clausules nietig zijn); volgens artikel 85, lid 3, kan echter voor gedragingen die een gunstige werking hebben ontheffing worden verleend, mits aan de daarin vastgestelde voorwaarden is voldaan.

Artikel 86

verbiedt het misbruik van een machtspositie waardoor de handel tussen Lid-Staten ongunstig kan worden beïnvloed. De oorspronkelijke procedures ter uitvoering van deze artikelen, die voorzien in een "negatieve verklaring" en beschikkingen krachtens artikel 85, lid 3, zijn voor het zeevervoer neergelegd in Verordening (EEG) nr. 4056/86 en voor het luchtvervoer in Verordening (EEG) nr. 3975/87 (Voor nadere gegevens inzake die verordeningen en de andere voorschriften die in deze toelichting zijn vermeld of die van belang zijn voor verzoeken op de formulieren, zie bijlage II).

2. Doel van de EER-mededingingsregels

De mededingingsregels van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (3), gesloten tussen de Gemeenschap, de Lid-Staten van de EG en de EVA-Staten (4), zijn gebaseerd op dezelfde beginselen die zijn vervat in de communautaire mededingingsregels en hebben hetzelfde doel, namelijk de vervalsing van de mededinging op het EER-grondgebied door concurrentiebeperkende praktijken of misbruik van een machtspositie te voorkomen. Zij zijn van toepassing op alle ondernemingen die rechtstreeks of indirect op het EER-grondgebied handel drijven, ongeacht waar zij zijn gevestigd.

Artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst (de tekst van de artikelen 53, 54 en 56 van de EER-Overeenkomst is afgedrukt in bijlage I) verbiedt concurrentiebeperkende overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de handel tussen de Gemeenschap en een of meer EVA-Staten, of tussen EVA-Staten, ongunstig kunnen beïnvloeden, en volgens artikel 53, lid 2, zijn nietig overeenkomsten en besluiten die dergelijke beperkingen bevatten (hoewel het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft uitgesproken dat indien concurrentiebeperkende clausules uit overeenkomsten kunnen worden losgemaakt, alleen deze clausules nietig zijn; krachtens artikel 53, lid 3, kan echter voor gedragingen die een gunstige werking hebben ontheffing worden verleend, mits in de daarin vastgestelde voorwaarden is voldaan. Artikel 54 verbiedt het misbruik van een machtspositie waardoor de handel tussen de Gemeenschap en een of meer EVA-Staten, of tussen EVA-Staten, ongunstig kan worden beïnvloed. De procedures ter uitvoering van deze artikelen, die voorzien in een negatieve verklaring en in een ontheffing krachtens artikel 53, lid 3, staan voor het zeevervoer in Verordening (EEG) nr. 4056/86 en voor het luchtvervoer in Verordening (EEG) nr. 3975/87, die met het oog op de EER, werden aangevuld door de Protocollen 21, 22 en 23 van de EER-Overeenkomst.

II. BEVOEGDHEID VAN DE COMMISSIE EN VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA INZAKE DE TOEPASSING VAN DE EER-MEDEDINGINGSREGELS De bevoegdheid van de Commissie en van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA inzake de toepassing van de EER-mededingingsregels vloeit voort uit artikel 56 van de EER-Overeenkomst. Aanmeldingen en verzoeken betreffende concurrentiebeperkende overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de handel tussen de Lid-Staten van de EG ongunstig kunnen beïnvloeden, dienen aan de Commissie te worden gericht, tenzij zij geen merkbare invloed hebben op de handel tussen de Lid-Staten van de EG of de mededinging binnen de Gemeenschap in de zin van de bekendmaking van de Commissie van 1986 betreffende overeenkomsten van geringe betekenis (PB nr. C 231 van 12. 9. 1986, blz. 2). Daarnaast dienen alle concurrentiebeperkende overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de handel tussen een Lid-Staat van de EG en een of meer EVA-Staten ongunstig beïnvloeden, bij de Commissie te worden aangemeld indien de betrokken ondernemingen meer dan 67 % van hun totale EER-omzet in de Gemeenschap realiseren (5). Indien die overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen evenwel geen merkbare invloed hebben op de mededinging in de Gemeenschap, moet de aanmelding worden gericht aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA. Alle overige overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die onder de toepassing vallen van artikel 53 van de EER-Overeenkomst moeten worden aangemeld bij de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA (waarvan het adres is vermeld in bijlage III).

Verzoeken om een negatieve verklaring in verband met artikel 54 van de EER-Overeenkomst moeten worden ingediend bij de Commissie, indien de machtspositie enkel bestaat in de Gemeenschap en bij de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, indien de machtspositie enkel bestaat binnen het grondgebied, of een wezenlijk deel daarvan, van de EVA. Enkel indien er sprake is van een machtspositie op beide grondgebieden zullen de hierboven uiteengezette regels betreffende artikel 53 van toepassing zijn.

Bij de beoordeling zal de Commissie de mededingingsregels van het EG-Verdrag als grondslag nemen. Indien de zaak onder de toepassing van de EER-Overeenkomst valt en uit hoofde van artikel 56 van deze Overeenkomst aan de Commissie is toegewezen, zal deze terzelfder tijd de EER-regels toepassen.

III. NEGATIEVE VERKLARING Het verzoek om een negatieve verklaring speelt alleen bij het luchtvervoer een rol. Het heeft ten doel de ondernemingen in staat te stellen na te gaan of de Commissie al dan niet van mening is dat een van hun regelingen of gedragingen verboden is uit hoofde van artikel 85, lid 1, of artikel 86 van het EG-Verdrag en/of uit hoofde van artikel 53, lid 1, of artikel 54 van de EER-Overeenkomst. Deze verklaring is geregeld in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 3975/87. Zij wordt gegeven in de vorm van een beschikking van de Commissie waarbij wordt vastgesteld dat er op grond van de haar bekende gegevens geen reden is om uit hoofde van artikel 85, lid 1, of artikel 86 van het EG-Verdrag en/of uit hoofde van de artikel 53, lid 1, of artikel 54 van de EER-Overeenkomst tegen de regelingen of de gedragingen op te treden.

Alle partijen kunnen een negatieve verklaring aanvragen, zelfs zonder toestemming, maar niet zonder medeweten van andere partijen bij de regelingen De aanvraag heeft echter weinig zin, indien de regelingen of de gedraging klaarblijkelijk niet vallen onder artikel 85, lid 1, of artikel 86 van het EG-Verdrag en/of onder artikel 53, lid 1, of artikel 54 van de EER-Overeenkomst naar gelang van het geval. De Commissie is niet verplicht, een negatieve verklaring af te geven. Artikel 3, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 3975/87 luidt: "de Commissie kan een verklaring afgeven . . .". De geeft in het algemeen geen beschikking houdende negatieve verklaring in gevallen die naar haar oordeel zo duidelijk vallen buiten het verbod van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag en/of van artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst, dat er geen redelijke twijfel kan bestaan die door een dergelijke beschikking zou moeten worden weggenomen.

IV. BESCHIKKING KRACHTENS ARTIKEL 85, LID 3, VAN HET EG-VERDRAG EN/OF ARTIKEL 53, LID 3, VAN DE EER-OVEREENKOMST Het verzoek om een beschikking in toepassing van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst stelt de ondernemingen in de gelegenheid een overeenkomst te sluiten die, al is zij concurrentiebeperkend, economische voordelen oplevert. Deze procedure is geregeld in de artikelen 12 en 13 van Verordening (EEG) nr. 4056/86 en in de artikelen 4, 5 en 6 van Verordening (EEG) nr. 3975/87. Wat betreft bestaande overeenkomsten die onder de toepassing vallen van artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst als gevolg van de inwerkingtreding daarvan, wordt de procedure geregeld in de artikelen 5 tot en met 13 van Protocol 21 van de EER-Overeenkomst. Na zulk een verzoek neemt de Commissie een beschikking waarbij zij artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst buiten toepassing verklaart voor de in de beschikking omschreven overeenkomst. Zij moet de geldigheidsduur van de beschikking vaststellen. Zij kan aan haar beschikking voorwaarden en verplichtingen verbinden; zij kan haar beschikking ook intrekken of wijzigen dan wel partijen onder bepaalde omstandigheden bepaalde handelingen verbieden, met name indien de beschikking berust op onjuiste gegevens of indien de feitelijke situatie ten aanzien van een essentieel onderdeel is gewijzigd.

Alle partijen bij een overeenkomst kunnen zulk een verzoek indienen zelfs zonder toestemming, maar niet zonder medeweten van de andere partijen.

De Verordeningen (EEG) nr. 4056/86 en (EEG) nr. 3975/87 bevatten een "oppositieprocedure" die een versnelling van het onderzoek van de verzoeken mogelijk maakt. Indien een verzoek krachtens de aangevoerde verordening ontvankelijk en volledig is en indien de overeenkomst waarop het betrekking heeft geen aanleiding heeft gegeven tot een klacht of een ambtshalve ingeleide procedure, publiceert de Commissie een samenvatting van het verzoek in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen en nodigt zij belanghebbende derden, de Lid-Staten van de EG en, wanneer het verzoek betrekking heeft op artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst, de EVA-Staten uit om haar hun opmerkingen kenbaar te maken. Tenzij de Commissie de verzoekers binnen een termijn van 90 dagen te rekenen vanaf de bekendmaking mededeelt dat er ernstige twijfel bestaat ten aanzien van de toepasselijkheid van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst, wordt de overeenkomst geacht voor de voorafgaande periode en voor maximaal zes jaar na de datum van de bekendmaking te zijn vrijgesteld van het kartelverbod. Indien de Commissie de verzoekers in kennis stelt van het bestaan van ernstige twijfel, dan wordt de procedure gevolgd welke in punt VIII is beschreven.

De Commissie heeft een aantal verordeningen vastgesteld waarbij vrijstelling wordt verleend voor bepaalde groepen overeenkomsten in de sector luchtvervoer (zie bijlage II voor de meest recente lijst). Deze groepsvrijstellingen gelden ook ten aanzien van de EER.

Een beschikking krachtens artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst kan terugwerkende kracht hebben. Indien de Commissie vaststelt dat de regelingen waarop het verzoek betrekking heeft inderdaad verboden zijn krachtens artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst en niet in aanmerking komen voor toepassing van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst en derhalve een beschikking houdende veroordeling van deze regelingen neemt, zijn de partijen niettemin vanaf de datum van het verzoek gevrijwaard tegen de oplegging van geldboeten wegens de inbreuken die in het verzoek zijn beschreven (artikel 19, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 4056/86 en artikel 12, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 3975/87).

V. DOEL VAN HET FORMULIER Formulier AER geeft ondernemingen of ondernemersverenigingen, waar zij ook gevestigd zijn, de mogelijkheid de Commissie om een negatieve verklaring te verzoeken voor regelingen of gedragingen, dan wel ontheffing te vragen van het verbod van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag krachtens artikel 85, lid 3, en/of artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst krachtens artikel 53, lid 3. Het formulier geeft tevens de ondernemingen die om een negatieve verklaring verzoeken de gelegenheid terzelfder tijd een beschikking te vragen in toepassing van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst. Alleen een verzoek om toepassing van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst biedt vrijwaring tegen de oplegging van een geldboete. Het formulier MAR maakt alleen een verzoek om toepassing van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst mogelijk.

Om geldig te zijn moeten verzoeken betreffende het zeevervoer worden ingediend op formulier MAR (overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 4260/88 van de Commissie) en betreffende het luchtvervoer op formulier AER (overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 4261/88 van de Commissie).

De aanmeldingen die worden verricht op een door de EVA-zijde afgegeven MAR- en AER-formulieren, zijn evenzeer geldig. Indien de betrokken regeling of gedraging echter uitsluitend onder de toepassing van de artikelen 85 of 86 van het EG-Verdrag valt, dat wil zeggen op geen enkele wijze verband houdt met de EER, verdient het aanbeveling om het onderhavige door de Commissie opgestelde formulier te gebruiken.

VI. AARD VAN DE FORMULIEREN De formulieren bestaan uit een blad waarop de gegevens van de verzoekers en van alle andere partijen moeten worden ingevuld. Deze gegevens moeten worden aangevuld met verdere informatie onder de hoofden en verwijzingen die hieronder zijn aangegeven (zie punt X). Bij voorkeur A4-papier (21 × 29,7 cm - hetzelfde formaat als het formulier), maar geen groter papier , gebruiken. Gelieve een kantlijn van ten minste 25 mm of één inch aan de linkerkant van het blad en, indien beide zijden worden benut, aan de rechterkant van de ommezijde open te laten.

VII. DE NOODZAAK VAN VOLLEDIGE EN JUISTE INFORMATIE Het is van belang dat de verzoeker alle essentiële feiten vermeldt. Hoewel de Commissie het recht heeft aan de verzoekers of derden verdere inlichtingen te vragen en verplicht is een samenvatting van het verzoek te publiceren alvorens een negatieve verklaring of een ontheffing op grond van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst te geven, zal zij haar beschikking gewoonlijk gronden op de inlichtingen die door de verzoeker zijn verstrekt. Een beschikking op grond van onvolledige inlichtingen zou nietig kunnen zijn in het geval van een negatieve verklaring of zou in het geval van een beschikking in toepassing van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst kunnen worden ingetrokken. Om dezelfde redenen is het ook van belang dat de Commissie in kennis wordt gesteld van alle wijzigingen van betekenis die na het verzoek in uw regelingen worden aangebracht.

Volledige inlichtingen zijn van bijzonder belang indien u verzoekt om toepassing van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst via de oppositieprocedure. Deze procedure kan namelijk slechts worden ingeschakeld indien de Commissie in het bezit is van alle beschikbare bewijsmateriaal.

Bovendien dient u te letten op de bepalingen van artikel 19, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 4056/86 en artikel 12, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3975/87, die de Commissie de mogelijkheid geven ondernemingen en ondernemersverenigingen geldboeten op te leggen tot een bedrag van ten minste honderd en ten hoogste vijfduizend ecu (6), wanneer zij opzettelijk of uit onachtzaamheid bij de indiening van een verzoek onjuiste of verdraaide gegevens, respectievelijk onjuiste of misleidende inlichtingen verstrekken.

De sleutelwoorden zijn hier, "onjuiste of verdraaide gegevens" en "onjuiste of misleidende inlichtingen". In hoeverre gegevens, respectievelijk inlichtingen, moeten worden verstrekt, blijft echter dikwijls een kwestie van opvatting. Om de aanmelding te vergemakkelijken, aanvaardt de Commissie ramingen indien nauwkeuriger gegevens niet zonder meer beschikbaar zijn. Ten slotte vraagt de Commissie niet slechts de opgave van feiten maar ook de mening daarover van partijen.

De Commissie zal derhalve van haar bevoegdheid geldboeten op te leggen alleen gebruik maken wanneer de verzoekers opzettelijk of uit onachtzaamheid onjuiste inlichtingen hebben verstrekt, grovelijk onjuiste ramingen hebben opgegeven, gemakkelijk toegankelijke inlichtingen of ramingen hebben achtergehouden dan wel opzettelijk verkeerde standpunten hebben ingenomen om een negatieve verklaring of een beschikking in toepassing van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst te verkrijgen.

VIII. VERDERE PROCEDURE Het verzoek wordt ingeschreven bij de griffie van het Directoraat-generaal Concurrentie (DG IV). De datum van ontvangst door de Commissie, of de datum van het poststempel in het geval van verzending per aangetekende brief, is de feitelijke datum van indiening. Het verzoek kan als ongeldig worden beschouwd indien het klaarblijkelijk onvolledig is of niet op het voorgeschreven formulier heeft plaatsgevonden.

Verdere inlichtingen kunnen worden ingewonnen bij de verzoekers of bij derden en er kunnen voorstellen worden gedaan voor wijzigingen in de regelingen, waardoor zij aanvaardbaar zouden worden.

De Commissie kan verzet doen tegen een verzoek om een verklaring krachtens artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst, hetzij omdat zij niet vindt dat de regelingen voor deze toepassing in aanmerking komen hetzij om het inwinnen van meer inlichtingen mogelijk te maken.

Indien de Commissie na onderzoek voornemens is een beschikking in toepassing van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst te geven moet zij van het verzoek een samenvatting publiceren en derden verzoeken hun opmerkingen kenbaar te maken. Vervolgens moet het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities op het gebied van het luchtvervoer of het zeevervoer een ontwerp van beschikking worden voorgelegd. Indien de zaak onder de toepassing van de EER-Overeenkomst valt, zullen vertegenwoordigers van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en van de EVA-Staten worden uitgenodigd aan de werkzaamheden van het Comité deel te nemen. De leden van het Adviescomité en de vertegenwoordigers van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en van de EVA-Staten zullen reeds een kopie van het verzoek hebben ontvangen. Eerst dan kan de Commissie, mits er niets is gebeurd om haar voornemen te wijzigen, een beschikking geven.

Soms worden dossiers zonder formele beschikking gesloten, bij voorbeeld omdat is gebleken dat de regelingen reeds onder een generieke vrijstelling vallen, dan wel omdat de verzoekers zijn tevredengesteld door een minder formele brief van de diensten van de Commissie (ook "administratieve brief" genaamd), waarin wordt medegedeeld dat de regelingen, althans in de omstandigheden van het moment, geen optreden van de Commissie nodig maken. Een administratieve brief is geen beschikking. Hij vormt een aanwijzing wat de diensten van de Commissie in het licht van de gegevens waarover zij beschikken, vinden van de betrokken zaak. Dat wil zeggen dat de Commissie zo nodig - bij voorbeeld indien zou blijken dat een overeenkomst nietig is op grond van artikel 85, lid 2, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 2, van de EER-Overeenkomst - een beschikking met die strekking zou kunnen geven.

IX. GEHEIMHOUDING De Commissie, de Lid-Staten van de EG, de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de EVA-Staten zijn gehouden inlichtingen die naar hun aard vallen onder de geheimhoudingsplicht, niet openbaar te maken. Anderzijds moet de Commissie een samenvatting van het verzoek bekendmaken, indien zij dit wil inwilligen, alvorens de betrokken beschikking te geven. Bij deze bekendmaking wordt rekening gehouden met het rechtmatige belang van de ondernemingen dat hun zakengeheimen niet aan de openbaarheid worden prijsgegeven. In dit verband gelieve, indien u meent dat uw belangen zouden worden geschaad indien de inlichtingen welke u worden gevraagd zouden worden bekendgemaakt of anderszins aan anderen worden medegedeeld, al deze informatie in een tweede bijlage op te nemen, waarbij iedere bladzijde duidelijk met "zakengeheim" is gemerkt; in de voornaamste bijlage gelieve onder de betrokken titel te vermelden "zie tweede bijlage" of "zie ook tweede bijlage"; in de tweede bijlage gelieve de betrokken titels en wijzigingen te herhalen en de inlichtingen te verstrekken welke u niet bekendgemaakt wenst te zien, met opgave van redenen. Vergeet niet dat de Commissie wellicht een samenvatting van uw verzoek moet publiceren.

Alvorens over te gaan tot de publikatie van een samenvatting van uw verzoek legt de Commissie de betrokken ondernemingen een kopie van het concept voor.

X. VERDERE INLICHTINGEN EN OPSCHRIFTEN DIE IN DE BIJLAGE BIJ DE FORMULIEREN MOETEN WORDEN GEBRUIKT De verdere informatie moet worden gegeven onder de volgende opschriften en referentienummers. Waar mogelijk gelieve informatie te verstrekken. Indien deze niet onmiddellijk beschikbaar is, gelieve uw beste ramingen te geven en aan te duiden wat u als raming opgeeft. Bent u van oordeel dat een opgevraagd detail niet beschikbaar of relevant is, gelieve te verklaren waarom. Dit kan met name het geval zijn wanneer een partij alleen, zonder medewerking van haar contractpartners een aanmelding verricht. Weet dat de ambtenaren van de Commissie bereid zijn over de relevantie van de details met u te spreken (zie de nota bene aan het begin van deze toelichting).

1. Korte beschrijving

Geef een korte beschrijving van de regelingen of gedraging (aard, doel, data en duur) (bijzonderheden worden hieronder verlangd).

2. Markt

De aard van de vervoerdiensten waarop de regelingen of de gedraging betrekking hebben. Een korte beschrijving van de marktstructuren voor de betrokken diensten: bij voorbeeld wie er aanbiedt, wie er koopt, de geografische omvang, de omzet, de mate van concurrentie die er heerst, of het voor nieuwe leveranciers gemakkelijk is de markt binnen te komen, of er vervangingsdiensten zijn. Indien u een standaardovereenkomst aanmeldt, gelieve aan te geven hoeveel individuele contracten u denkt te sluiten. Indien u marktstudies bekend zijn, gelieve deze op te geven.

3. Nadere bijzonderheden over de partijen

Gelieve op te geven:

3.1. of één van partijen deel uitmaakt van een groep van vennootschappen. Een groepsrelatie wordt aanwezig geacht wanneer een firma

- méér dan de helft van het kapitaal of de activa bezit,

- de bevoegdheid heeft meer dan de helft van de stemrechten uit te oefenen,

- de bevoegdheid heeft meer dan de helft van de leden van de raad van toezicht, de raad van bestuur of lichamen die de ondernemingen wettelijk vertegenwoordigen te benoemen, dan wel

- het recht heeft de zaken van een andere onderneming te beheren.

Zo ja, gelieve op te geven:

- de naam en het adres van de hoogste moedervennootschap:

- een korte beschrijving van de activiteit van de groep (en, zo mogelijk, een exemplaar van de laatste exploitatierekening van de groep);

- naam en adres van alle andere vennootschappen in de groep die concurreren op een markt waarop de regelingen betrekking hebben of een daaraan verwante markt, dat wil zeggen iedere andere vennootschap die de partijen rechtstreeks of indirect concurrentie aandoet (betrokken verbonden vennootschappen);

3.2. de laatste beschikbare totale omzet en totale omzet in de EER van elk van partijen en eventueel van de groepen waarvan zij deel uitmaken. Het kan ook nuttig zijn een exemplaar van de laatste jaarrekening over te leggen. De cijfers en het percentage van de totale EER-omzet die binnen de Gemeenschap en binnen het grondgebied van de EVA-Staten werd verwezenlijkt;

3.3. de verkopen of het markaandeel van elk van partijen in de diensten waarop de regelingen betrekking hebben, in de Gemeenschap, in het grondgebied van de EVA-Staten, in het EER-grondgebied en in de wereld. Indien de omzet in de Gemeenschap, in het grondgebied van de EVA-Staten of in het EER-grondgebied van betekenis is (marktaandeel boven 5 %), gelieve ook de cijfers voor iedere Lid-Staat en voor elke EVA-Staat (7) en voor de voorgaande boekjaren op te geven ten einde belangrijke tendensen aan te tonen alsmede de verkoop- en omzetprognoses van elke partij voor de toekomst. Dezelfde cijfers aangaande alle betrokken verbonden vennootschappen. Vooral onder deze titel is uw beste schatting wellicht het enige dat u kunt leveren.

3.4. Gelieve voor elk van de verkoopcijfers of omzetten die in punt 3.3 worden verstrekt het aandeel op te geven dat deze cijfers volgens schatting in de Gemeenschap, het grondgebied van de EVA-Staten en in het EER-grondgebied als geheel, vertegenwoordigen op de marken voor de in punt 2 beschreven diensten.

3.5. Heeft u een omvangrijk belang in, maar niet de controle over een andere vennootschap die concurreert op een markt waarop de regelingen betrekking hebben (meer dan 25 %, maar minder dan 50 %), of heeft zulk een andere vennootschap een omvangrijk belang in uw vennootschap, dan gelieve haar naam en adres en enkele bijzonderheden op te geven.

4. Volledige gegevens over de regelingen

4.1. Indien de inhoud van de regelingen op schrift is gesteld, gelieve het doel van de regelingen mede te delen en drie afschriften van de tekst bij te voegen. Zuiver technische beschrijvingen kunnen worden weggelaten. In dat geval echter mededelen welke delen zijn weggelaten.

Is de inhoud niet of slechts ten dele op schrift gesteld, gelieve dan er een volledige beschrijving van te geven.

4.2. Gelieve de beperkingen op te geven welke een regeling met zich brengt voor de onafhankelijke commerciële besluitvorming van partijen, bij voorbeeld betreffende

- de aan- of verkoopprijzen, de kortingen of andere handelsvoorwaarden,

- de aard, de frequentie of de capaciteit van de aangeboden diensten,

- de investeringen of de technische ontwikkeling,

- de keuze van de markten of de bevoorradingsbronnen,

- aankopen bij of verkopen aan derden,

- de toepassing van gelijke leveringscondities voor gelijkwaardige diensten en

- het afzonderlijk of gezamenlijk aanbod van onderscheiden diensten.

4.3. Gelieve op te geven tussen welke Lid-Staten van de EG en/of EVA-Staten (8) het handelsverkeer door de regelingen ongunstig kan worden beïnvloed en of de handel tussen de Gemeenschap of het EER-grondgebied en een of meer derde landen ongunstig wordt beïnvloed.

5. Gronden voor een negatieve verklaring

Indien u een negatieve verklaring aanvraagt, gelieve onder dit punt te vermelden:

5.1. waarom u het verzoek indient, met andere woorden: welke bepaling of gevolgen van de regelingen of de gedraging kunnen volgens u vragen doen rijzen inzake de verenigbaarheid met de communautaire en/of EER-concurrentieregels. Dit punt heeft ten doel de Commissie een zo duidelijk mogelijk beeld te geven van de twijfel welke u aangaande uw regelingen of gedraging koestert en welke u bij een beschikking houdende negatieve verklaring wenst weggenomen te zien.

Gelieve vervolgens onder de volgende twee punten een samenvatting te geven van de betrokken feiten en de redenen waarom u artikel 85, lid 1, of artikel 86 van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 1, of artikel 54 van de EER-Overeenkomst niet van toepassing acht, te weten:

5.2. waarom de regelingen of de gedraging niet ten doel of ten gevolge hebben de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt of binnen het grondgebied van de EVA-Staten in waarneembare omvang te verhinderen, te beperken of te vervalsen, of waarom uw onderneming geen machtspositie inneemt of bij haar gedrag geen misbruik van een machtspositie maakt en/of

5.3. waarom de regelingen of de gedraging niet ten doel of ten gevolge hebben de mededinging binnen het EER-grondgebied in waarneembare omvang te verhinderen, te beperken of te vervalsen, of waarom uw onderneming geen machtspositie inneemt of bij haar gedrag geen misbruik van een machtspositie maakt en/of

5.4. waarom de regelingen of de gedraging niet van dien aard zijn dat zij de handel tussen Lid-Staten of tussen de Gemeenschap en een of meer EVA-Staten, of tussen EVA-Staten in waarneembare omvang ongunstig kunnen beïnvloeden.

6. Gronden voor de beschikking krachtens artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst

Indien u de toepassing vraagt van artikel 85, lid 3, van het EG-Verdrag en/of artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst, gelieve uiteen te zetten hoe

6.1. de regelingen bijdragen tot verbetering van de produktie, de verdeling van de produkten of de bevordering van de technische of economische vooruitgang;

6.2. een billijk aandeel in de uit dergelijke verbeteringen of vooruitgang voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komt;

6.3. alle concurrentiebeperkende bepalingen in de regelingen onmisbaar zijn om de in punt 6.1 vermelde doelstellingen te bereiken:

6.4. de regelingen niet de mededinging voor een wezenlijk deel van de betrokken diensten uitschakelen.

7. Andere informatie

7.1. Gelieve alle vroegere procedures of informele contacten met de Commissie of de Toezichthoudende Autorieit van de EVA waarvan u kennis draagt en alle vroegere procedures met autoriteiten of rechterlijke instanties van de Lid-Staten van de EG of de EVA-Staten die, zelfs indirect, betrekking hebben op de overeenkomsten of de gedraging, te vermelden.

7.2. Gelieve alle andere informatie te verstrekken die momenteel beschikbaar is en naar uw oordeel de Commissie kan helpen te beoordelen of er in de overeenkomst beperkingen aanwezig zijn en welke voordelen deze beperkingen eventueel kunnen rechtvaardigen.

7.3. Gelieve op te geven of u voornemens bent, verdere feiten of argumenten aan te voeren die nog niet beschikbaar zijn en zo ja, op welke punten.

7.4. Gelieve, met redenen omkleed, te verklaren hoe dringend uw verzoek of aanmelding is.

XI. TALEN U kunt uw overeenkomsten aanmelden in een van de officiële talen van de Europese Gemeenschap of van een EVA-Staat. Om een snelle behandeling van de zaak te garanderen wordt u evenwel verzocht, indien mogelijk, in het geval van een aanmelding bij de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, een van de officiële talen van een EVA-Staat of de werktaal van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, het Engels, te gebruiken en, in het geval van aanmelding bij de Commissie, een van de officiële talen van de Europese Gemeenschap of de werktaal van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA.

(1) Hierna "EER-Overeenkomst" genoemd.(2) Wanneer in deze toelichting naar de EVA-Staten wordt verwezen, worden daarbij die EVA-Staten bedoeld welke overeenkomstsluitende partij zijn bij de EER-Overeenkomst. Zie de desbetreffende tekst van het Protocol tot aanpassing van de EER-Overeenkomst in bijlage II, alsmede de lijst in bijlage III.(3) Hierna "EER-Overeenkomst" genoemd.(4) Zie lijst in bijlage III.(5) Voor een definitie van "omzet", zie de in bijlage I opgenomen artikelen 2, 3 en 4 van Protocol 22 van de EER-Overeenkomst.(6) De waarde van de ecu wordt dagelijks gepubliceerd in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, reeks C.(7) Zie lijst in bijlage III.(8) Zie lijst in bijlage III.

BIJLAGE I

ARTIKELEN 85 EN 86 VAN HET EG-VERDRAG, ARTIKELEN 53, 54 EN 56 VAN DE EER-OVEREENKOMST, ARTIKELEN 2, 3 EN 4 VAN PROTOCOL 22 VAN DIE OVEREENKOMST EN ARTIKELEN 1 EN 2 VAN HET PROTOCOL TOT AANPASSING VAN DE OVEREENKOMST BETREFFENDE DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE ARTIKEL 85 VAN HET EG-VERDRAG 1. Onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt en verboden zijn alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen welke de handel tussen Lid-Staten ongunstig kunnen beïnvloeden en ertoe strekken of tot gevolg hebben dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst en met name die welke bestaan in:

a) het rechtstreeks of zijdelings bepalen van de aan- of verkoopprijzen of van andere contractuele voorwaarden,

b) het beperken of controleren van de produktie, de afzet, de technische ontwikkeling of de investeringen,

c) het verdelen van de markten of van de voorzieningsbronnen,

d) het ten opzichte van handelspartners toepassen van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties, hun daarmede nadeel berokkenend bij de mededinging,

e) het afhankelijk stellen van het sluiten van overeenkomsten van de aanvaarding door de handelspartners van bijkomende prestaties welke naar hun aard of volgens het handelsgebruik geen verband houden met het onderwerp van deze overeenkomsten.

2. De krachtens dit artikel verboden overeenkomsten of besluiten zijn van rechtswege nietig.

3. De bepalingen van lid 1 van dit artikel kunnen echter buiten toepassing worden verklaard

- voor elke overeenkomst of groep van overeenkomsten tussen ondernemingen,

- voor elk besluit of groep van besluiten van ondernemersverenigingen, en

- voor elke onderling afgestemde feitelijke gedraging of groep van gedragingen

die bijdragen tot verbetering van de produktie of van de verdeling der produkten of tot verbetering van de technische of economische vooruitgang, mits een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen de gebruiker ten goede komt, en zonder nochtans aan de betrokken ondernemingen

a) beperkingen op te leggen welke voor het bereiken van deze doelstellingen niet onmisbaar zijn;

b) de mogelijkheid te geven, voor een wezenlijk deel van de betrokken produkten de mededinging uit te schakelen.

ARTIKEL 86 VAN HET EG-VERDRAG Onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt en verboden, voor zover de handel tussen Lid-Staten daardoor ongunstig kan worden beïnvloed, is het, dat een of meer ondernemingen misbruik maken van een machtspositie op de gemeenschappelijke markt of op een wezenlijk deel daarvan.

Dit misbruik kan met name bestaan in:

a) het rechtstreeks of zijdelings opleggen van onbillijke aan- of verkoopprijzen of van andere onbillijke contractuele voorwaarden,

b) het beperken van de produktie, de afzet of de technische ontwikkeling ten nadele van de verbruikers,

c) het toepassen ten opzichte van handelspartners van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties, hun daarmede nadeel berokkenend bij de mededinging,

d) het feit dat het sluiten van overeenkomsten afhankelijk wordt gesteld van het aanvaarden door de handelspartners van bijkomende prestaties, welke naar hun aard of volgens het handelsgebruik geen verband houden met het onderwerp van deze overeenkomsten.

ARTIKEL 53 VAN DE EER-OVEREENKOMST 1. Onverenigbaar met de werking van deze Overeenkomst en verboden zijn alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen welke de handel tussen de overeenkomstsluitende partijen ongunstig kunnen beïnvloeden en ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging op het door deze Overeenkomst bestreken grondgebied wordt verhinderd, beperkt of vervalst en met name die welke bestaan in:

a) het rechtstreeks of zijdelings bepalen van de aan- of verkoopprijzen of van andere contractuele voorwaarden;

b) het beperken of controleren van de produktie, de afzet, de technische ontwikkeling of de investeringen;

c) het verdelen van de markten of van de voorzieningsbronnen;

d) het ten opzichte van handelspartners toepassen van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties, hun daarmede nadeel berokkenend bij de mededinging;

e) het afhankelijk stellen van het sluiten van overeenkomsten van de aanvaarding door de handelspartners van bijkomende prestaties welke naar hun aard of volgens het handelsgebruik geen verband houden met het onderwerp van deze overeenkomsten.

2. De krachtens dit artikel verboden overeenkomsten of besluiten zijn van rechtswege nietig.

3. De bepalingen van lid 1 van dit artikel kunnen echter buiten toepassing worden verklaard:

- voor elke overeenkomst of groep van overeenkomsten tussen ondernemingen,

- voor elk besluit of groep van besluiten van ondernemersverenigingen, en

- voor elke onderling afgestemde feitelijke gedraging of groep van gedragingen

die bijdragen tot verbetering van de produktie of van de verdeling der produkten of tot verbetering van de technische of economische vooruitgang, mits een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komt, en zonder nochtans aan de betrokken ondernemingen

a) beperkingen op te leggen welke voor het bereiken van deze doelstellingen niet onmisbaar zijn;

b) de mogelijkheid te geven, voor een wezenljik deel van de betrokken produkten de mededinging uit te schakelen.

ARTIKEL 54 VAN DE EER-OVEREENKOMST Onverenigbaar met de werking van deze Overeenkomst en verboden, voor zover de handel tussen de overeenkomstsluitende partijen daardoor ongunstig kan worden beïnvloed, is het, dat een of meer ondernemingen misbruik maken van een machtspositie op het door deze Overeenkomst bestreken grondgebied of op een wezenlijk deel daarvan.

Dit misbruik kan met name bestaan in:

a) het rechtstreeks of zijdelings opleggen van onbillijke aan- of verkoopprijzen of van andere onbillijke contractuele voorwaarden;

b) het beperken van de produktie, de afzet of de technische ontwikkeling ten nadele van de verbruikers;

c) het toepassen ten opzichte van handelspartners van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties, hun daarmede nadeel berokkenend bij de mededinging;

d) het feit dat het sluiten van overeenkomsten afhankelijk wordt gesteld van het aanvaarden door de handelspartners van bijkomende prestaties, welke naar hun aard of volgens het handelsgebruik geen verband houden met het onderwerp van deze overeenkomsten.

ARTIKEL 56 VAN DE EER-OVEREENKOMST 1. Over afzonderlijke gevallen waarop artikel 53 van toepassing is, wordt door de toezichthoudende autoriteiten overeenkomstig de volgende bepalingen beslist:

a) over afzonderlijke gevallen waarin alleen de handel tussen de EVA-Staten ongunstig wordt beïnvloed, wordt beslist door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA;

b) onverminderd het bepaalde onder c) beslist de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, zoals bepaald in artikel 58, Protocol 21 en de uitvoeringsbepalingen daarvan, Protocol 23 en bijlage XIV, over de gevallen waarin de omzet van de betrokken ondernemingen op het grondgebied van de EVA-Staten 33 % of meer bedraagt van hun omzet op het door deze overeenkomst bestreken grondgebied;

c) over de overige gevallen alsmede over de onder b) bedoelde gevallen waarin de handel tussen de Lid-Staten van de EG ongunstig wordt beïnvloed, beslist de Commissie van de EG met inachtneming van het bepaalde in artikel 58, Protocol 21, Protocol 23 en bijlage XIV.

2. Over afzonderlijke gevallen waarop artikel 54 van toepassing is, wordt beslist door de Toezichthoudende Autoriteit op het rechtsgebied waarvan het bestaan van een machtspositie is geconstateerd. Het in lid 1, onder b) en c), bepaalde is slechts van toepassing indien er een machtspositie bestaat binnen het rechtsgebied van beide toezichthoudende autoriteiten.

3. Over afzonderlijke gevallen waarop lid 1, onder c), van toepassing is en waarvan de gevolgen voor de handel tussen de Lid-Staten van de EG of voor de mededinging binnen de Gemeenschap niet merkbaar zijn, wordt beslist door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA.

4. De termen "ondernemingen" en "omzet" worden voor de toepassing van dit aritkel in Protocol 22 gedefinieerd.

ARTIKELEN 2, 3 EN 4 VAN PROTOCOL 2 VAN DE EER-OVEREENKOMST Artikel 2

"Omzet" in de zin van artikel 56 van de Overeenkomst omvat de bedragen met betrekking tot de verkoop van goederen en het leveren van diensten door de betrokken ondernemingen tijdens het laatste boekjaar, in het kader van de normale bedrijfsuitoefening, onder aftrek van kortingen, alsmede van belasting over de toegevoegde waarde en andere rechtstreeks met de omzet samenhangende belastingen.

Artikel 3

De omzet wordt vervangen door:

a) bij kredietinstellingen en andere financiële instellingen: de totale activa, vermenigvuldigd met de verhouding tussen de vorderingen op de kredietinstellingen en op de cliëntèle die het resultaat zijn van transacties met ingezetenen van het grondgebied waarop de Overeenkomst betrekking heeft, en het totale bedrag van deze vorderingen;

b) bij verzekeringsmaatschappijen: de waarde van de bruto geboekte premies, die afkomstig zijn van ingezetenen van het grondgebied waarop deze Overeenkomst betrekking heeft en die alle uit hoofde van de door of namens de verzekeringsonderneming gesloten verzekeringsovereenkomsten ontvangen en te ontvangen bedragen omvatten, met inbegrip van de aan herverzekering afgestane premies en na aftrek van belastingen en parafiscale bijdragen of heffingen over het bedrag van de afzonderlijke premies of het totale premievolume.

Artikel 4

1. In afwijking van de voor de toepassing van artikel 56 van de Overeenkomst in artikel 2 van dit Protocol opgenomen definitie van omzet wordt de in aanmerking te nemen omzet gevormd:

a) voor wat betreft overeenkomsten en besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die verband houden met afspraken over verdeling en voorziening tussen niet met elkaar concurrerende ondernemingen, door de opbrengsten die worden verkregen uit de verkoop van goederen of de verlening van diensten waarop deze overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen betrekking hebben, en de opbrengsten van andere goederen en diensten die de gebruiker daarmee qua kenmerken, prijs en gebruiksdoeleinden vergelijkbaar acht;

b) voor wat betreft overeenkomsten en besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die verband houden met afspraken over de overdracht van technologie tussen ondernemingen die niet met elkaar concurreren, door de opbrengsten verkregen uit de verkoop van goederen of de verlening van diensten die voortvloeien uit de technologie waarop de overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen betrekking hebben, en uit de verkoop van die goederen of de verlening van die diensten, ter verbetering of vervanging waarvan deze technologie dient.

2. Wanneer echter op het moment van de totstandkoming van de in lid 1, onder a) en b), omschreven afspraken geen aantoonbare omzet uit de verkoop van goederen of de verlening van diensten aanwezig is, zijn de algemene bepalingen van artikel 2 van toepassing.

ARITKELEN 1 EN 2 VAN HET PROTOCOL TOT AANPASSING VAN DE OVEREENKOMST BETREFFENDE DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE Artikel 1

1. De EER-Overeenkomst, zoals bij dit Protocol gewijzigd, treedt in werking op de dag waarop dit Protocol tussen de Europese Economische Gemeenschap, de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, hun Lid-Staten en de Republiek Finland, de Republiek IJsland, het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Oostenrijk en het Koninkrijk Zweden in werking treedt.

2. Wat het Vorstendom Liechtenstein betreft, treedt de EER-Overeenkomst, zoals bij dit Protocol gewijzigd, in werking op de datum die door de EER-Raad word vastgesteld, mits de EER-Raad

- besloten heeft dat aan de voorwaarde van artikel 121, onder b), van de EER-Overeenkomst is voldaan, namelijk dat de goede werking van de Overeenkomst niet wordt geschaad, en

- de nodige besluiten heeft genomen met name wat de toepassing op Liechtenstein betreft van de door de Raad en het Gemengde Comité van de EER reeds vastgestelde maatregelen.

3. Liechtenstein zal worden uitgenodigd aan de in lid 2 bedoelde besluiten van de Raad van de EER deel te nemen.

Artikel 2

1. Daar de Zwitserse Bondsstaat de EER-Overeenkomst niet heeft bekrachtigd, is deze geen partij meer bij de Overeenkomst en wordt de vermelding van "DE ZWITSERSE BONDSSTAAT", als een van de overeenkomstsluitende partijen, in de preambule van de Overeenkomst geschrapt.

2. Artikel 2, onder b), van de EER-Overeenkomst wordt vervangen door:

" "EVA-Staten": de Republiek Finland, de Republiek IJsland, het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Oostenrijk en het Koninkrijk Zweden en, op de voorwaarden vastgesteld bij artikel 1, lid 2, van het Protocol tot Aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, het Vorstendom Liechtenstein.".

3. De EER-Overeenkomst wordt overeenkomstig de artikelen 3 tot en met 20 van dit Protocol verder aangepast.

BIJLAGE II

LIJST VAN TOEPASSELIJKE TEKSTEN (op 1 januari 1993)

(Indien u van mening bent dat uw regelingen wellicht niet behoeven te worden aangemeld omdat zij onder een van de volgende verordeningen of bekendmakingen vallen, verdient het aanbeveling de betrokken teksten te raadplegen.)

UITVOERINGSVERORDENINGEN (1) Verordening (EEG) nr. 4056 van de Raad van 22 december 1986 tot vaststelling van de wijze van toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag op het zeevervoer (PB nr. L 378 van 31. 12. 1986, blz. 4).

Verordening (EEG) nr. 4260/88 van de Commissie van 16 december 1988 betreffende de mededelingsverplichtingen, de klachten, de verzoeken en het horen van belanghebbenden en derden, zoals bedoeld in Verordening (EEG) nr. 4056/86 van de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag op het zeevervoer (PB nr. L 376 van 31. 12. 1988, blz. 1).

Verordening (EEG) nr. 3975/87 van de Raad van 14 december 1987 tot vaststelling van de wijze van toepassing van de mededingingsregelingen op ondernemingen in de sector luchtvervoer (PB nr. L 374 van 31. 12. 1987, blz. 1); zoals gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1284/91 van 14 mei 1991 (PB nr. L 122 van 17. 5. 1991, blz. 2 en bij Verordening (EEG) nr. 2410/92 (PB nr. L 240 van 24. 8. 1992, blz. 18).

Verordening (EEG) nr. 4261/88 van de Commissie van 16 december 1988 betreffende de klachten en verzoeken en het horen van belanghebbenden en derden, zoals bedoeld in Verordening (EEG) nr. 3975/87 van de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van de mededingingsregelingen op ondernemingen in de sector luchtvervoer (PB nr. L 376 van 31. 12. 1988, blz. 10).

VERORDENINGEN HOUDENDE GENERIEKE VRIJSTELLING Verordening (EEG) nr. 83/91 van de Commissie van 5 december 1990 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op bepaalde groepen overeenkomsten tussen ondernemingen met betrekking tot geautomatiseerde boekingssystemen voor luchtvervoerdiensten (PB nr. L 10 van 15. 1. 1991, blz. 9), zoals gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3618/92 (PB nr. L 367 van 16. 12. 1992, blz. 16).

Verordening (EEG) nr. 84/91 van de Commissie van 5 december 1990 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op bepaalde groepen overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die betrekking hebben op de gezamenlijke planning en cooerdinatie van de capaciteit , op het overleg over passagiers- en vrachtvervoertarieven bij geregelde luchtdiensten en op de toekenning van landings- en starttijden op luchthavens (PB nr. L 10 van 15. 1. 1991, blz. 14), zoals gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3618/92 (PB nr. L 367 van 16. 12. 1992, blz. 16).

BEKENDMAKINGEN MET ALGEMEEN TOEPASSINGSBEREIK (2) Bekendmaking van de Commissie inzake de overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van geringe betekenis die niet onder artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag vallen (PB nr. C 231 van 12. 9. 1986, blz. 1). In het algemeen die waarin partijen te zamen minder dan 5 % van de markt bezetten en een gezamenlijke jaaromzet van minder dan 200 miljoen ecu realiseren.

Een verzameling van deze teksten (bijgewerkt tot 31 december 1989) is gepubliceerd door het Bureau voor Officiële Publikaties der Europese Gemeenschappen (ref. Volume I: ISBN 92-826-1307-0, Catalogusnr. CV-42-90-001-NL-C). Een bijgewerkte verzameling is in voorbereiding.

In het licht van de EER-Overeenkomst zullen deze teksten ook de Europese Economische Ruimte bestrijken.

(1) Wat betreft de door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA toegepaste procedureregels, zie artikel 3 van Protocol 21 van de EER-Overeenkomst en de desbetreffende bepalingen in Protocol 4 van de Overeenkomst tussen de EVA-Staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie.(2) Zie ook de hiermee samenhangende bekendmakingen die werden gepubliceerd door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA.

BIJLAGE III

LIJST VAN LID-STATEN VAN DE EG EN VAN EVA-STATEN, ADRES VAN DE COMMISSIE EN VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA, LIJST VAN DE PERS- EN VOORLICHTINGSBUREAUS VAN DE COMMISSIE IN DE GEMEENSCHAP EN IN DE EVA-STATEN EN ADRES VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEITEN IN DE EVA-STATEN Lid-Staten op de datum van deze bijlage zijn: België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal, Spanje en het Verenigd Koninkrijk.

EVA-Staten die overeenkomstsluitende partijen zijn op de datum van deze bijlage, zijn: Finland, IJsland, Liechtenstein, Noorwegen, Oostenrijk en Zweden.

Adres van het Directoraat-generaal Concurrentie van de Commissie:

Commissie van de Europese Gemeenschappen

Directoraat-generaal Concurrentie

Wetstraat 200

B-1049 Brussel

Tel. (32-2) 299 11 11

Adres van het Directoraat Concurrentie van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA:

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

Directoraat Concurrentie

Maria Theresiastraat 1-3

B-1040 Brussel

Tel. (32-2) 286 17 11

De adressen van de pers- en voorlichtingsbureaus van de Commissie in de Gemeenschap zijn:

BELGIË

Archimedesstraat 73

B-1040 Brussel

Tel. (32-2) 299 11 11

DENEMARKEN

Hoejbrohus

OEstergade 61

Postboks 144

DK-1004 Koebenhavn K

Tel. (45-33) 14 41 40

FRANKRIJK

288, boulevard Saint-Germain

F-75007 Paris

Tel. (33-1) 40 63 38 00

CMCI

2, rue Henri Barbusse

F-13241 Marseille, Cedex 01

Tel. (33-91) 91 46 00

DUISLAND

Zitelmannstrasse 22

D-53113 Bonn

Tel. (49-228) 53 00 90

Kurfuerstendamm 102

D-10711 Berlin 31

Tel. (49-89) 896 09 30

Erhardtstrasse 27

D-80331 Muenchen

Tel. (49-89) 202 10 11

ITALIË

Via Poli 29

I-00187 Roma

Tel. (39-6) 699 11 60

Corso Magenta 59

I-20123 Milano

Tel. (39-2) 480 15 05

LUXEMBURG

Bâtiment Jean-Monnet

Rue Alcide de Gasperi

L-2920 Luxembourg

Tel. (352) 430 11

NEDERLAND

Postbus 30465

NL-2500 GL Den Haag

Tel. (31-70) 346 93 26

PORTUGAL

Centro Europeu Jean Monnet

Largo Jean Monnet, 1-10o

P-1200 Lisboa

Tel. (351-1) 54 11 44

SPANJE

Calle de Serrano 41

5o Planta

E-28001 Madrid

Tel. (34-1) 435 17 00

Av. Diagonal, 407 bis

18 Planta

E-08008 Barcelona

Tel. (34-3) 415 81 77

GRIEKENLAND

2 Vassilissis Sofias

Case Postale 11002

GR-Athina 10674

Tel. (30-1) 724 39 82/83/84

IERLAND

39 Molesworth Street

IRL-Dublin 2

Tel. (353-1) 71 22 44

VERENIGD KONINKRIJK

8 Storey's Gate

UK-London SW1P 3AT

Tel. (44-71) 973 19 32

Windsor House

9/15 Bedford Street

UK-Belfast BT2 7EG

Tel. (44-232) 24 07 08

4 Cathedral Road

UK-Cardiff CF1 9SG

Tel. (44-222) 37 16 31

9 Alva Street

UK-Edinburgh EH2 4PH

Tel. (44-31) 225 20 58

De adressen van de pers- en voorlichtingsbureaus van de Commissie in de EVA-Staten zijn:

OOSTENRIJK

Hoyosgasse 5

A-1040 Wien

Tel. (43-1) 505 33 79

NOORWEGEN

Postboks 1643 Vika 0119 Oslo 1

Haakon's VII Gate No 6

0161 Oslo 1

Tel. (47-2) 83 35 83

FINLAND

31 Pohjoisesplanadi

00100 Helsinki

Tel. (358-0) 65 64 20

ZWEDEN

PO Box 16396

Hamngatan 6

11147 Stockholm

Tel. (46-8) 611 11 72

Formulieren voor aanmeldingen en verzoeken, alsmede gedetailleerde informatie over de mededingingsregels van de EER, kunnen ook worden verkregen bij de volgende bureaus:

OOSTENRIJK

Federaal Ministerie van Economische Zaken

Tel. (43-1) 71 100

FINLAND

Bureau Vrije Mededinging

Tel. (358-0) 73 141

IJSLAND

Directoraat Mededinging en eerlijke handel

Tel. (354-1) 27 422

LIECHTENSTEIN

Bureau Nationale Economie

Afdeling Economie en Statistiek

Tel. (41-75) 61 11

NOORWEGEN

Directoraat Prijzen

Tel. (47-22) 40 09 00

ZWEDEN

Autoriteit Mededinging

Tel. (46-8) 700 16 00

Bijlage 5

Betreffende de aanmelding van een concentratie ingevolge Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad

BIJLAGE

FORMULIER CO BETREFFENDE DE AANMELDING VAN EEN CONCENTRATIE INGEVOLGE VERORDENING (EEG) nr. 4064/89 VAN DE RAAD A. Inleiding In dit formulier wordt een overzicht gegeven van de inlichtingen die door een onderneming of ondernemingen moeten worden verstrekt wanneer zij een concentratie met een communautaire dimensie bij de Commissie aanmelden. De begrippen "concentratie" en "communautaire dimensie" worden gedefinieerd in artikel 3, respectievelijk in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 4064/89.

Uw aandacht wordt in het bijzonder gevestigd op Verordening (EEG) nr. 4064/89, artikel 57 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1) (punt 1 van bijlage XIV bij de EER-Overeenkomst en Protocol 4 van de Overeenkomst tussen de EVA-Staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie), Verordening (EEG) nr. 2367/90 van de Commissie alsmede de Protocollen 21, 22 en 24 van de EER-Overeenkomst en artikel 1 alsmede de goedgekeurde notulen van het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. Met name wordt erop gewezen dat:

a) alle in dit formulier gevraagde inlichtingen moeten worden verstrekt. Indien u echter te goeder trouw niet in staat bent een vraag te beantwoorden of op grond van de beschikbare inlichtingen slechts een gedeeltelijk antwoord kunt geven, dient u dit te melden met opgave van redenen. Indien u van mening bent dat de Commissie bepaalde in dit formulier gevraagde inlichtingen wellicht niet nodig heeft voor haar onderzoek, kunt u haar verzoeken u vrij te stellen van de verplichting deze inlichtingen te verstrekken overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2367/90;

b) tenzij alle afdelingen volledig zijn ingevuld of goede redenen zijn gegeven waarom het niet mogelijk was open gelaten vragen te beantwoorden (bij voorbeeld omdat geen informatie beschikbaar is over een doelonderneming gedurende een bestreden aanbod), deze aanmelding onvolledig zal zijn en eerst geldig zal worden op de datum waarop alle inlichtingen zijn ontvangen. De kennisgeving zal geacht worden onvolledig te zijn als onjuiste of misleidende inlichtingen zijn verstrekt;

c) indien doelbewust of door onachtzaamheid onjuiste of misleidende inlichtingen zijn verstrekt, dit ertoe kan leiden dat u een geldboete wordt opgelegd.

d) aanmeldingen met gebruikmaking van het door de EG-Commissie opgestelde formulier CO en met gebruikmaking van het door de EVA-zijde afgegeven formulier CO in dezelfde mate geldig zijn.

B. Wie moet de aanmelding verrichten? In het geval van een fusie in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 4064/89 of in het geval van het verkrijgen van gezamenlijke zeggenschap in een onderneming in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van Verordening (EEG) nr. 4064/89, moeten naar gelang van het geval de partijen bij de fusie of degenen die gezamenlijke zeggenschap verkrijgen, gezamenlijk de aanmelding verrichten.

In het geval van verwerving van zeggenschap in een onderneming door een andere moet de verwerver de aanmelding verrichten.

In het geval van een openbaar aanbod tot overneming van een onderneming moet de aanbieder de aanmelding verrichten.

Elke partij die de aanmelding verricht, is verantwoordelijk voor de juistheid van de daarbij verstrekte informatie.

Voor de doeleinden van dit formulier is bij "de partijen bij de concentratie" (hierna "de partijen" genoemd) inbegrepen de onderneming waarover zeggenschap wordt verworven of die onderwerp is van een openbaar aanbod.

C. Bijlagen De ingevulde aanmelding moet vergezeld gaan van

a) de definitieve of meest recente versies van alle documenten waarmee de concentratie tot stand wordt gebracht, bij overeenkomst tussen de betrokken partijen, door verwerving van zeggenschap of door een openbaar aanbod;

b) in geval van een openbaar aanbod, het aanbiedingsdocument. Indien het ten tijde van de aanmelding niet beschikbaar is moet dit document zo spoedig mogelijk worden ingediend en niet later dan wanneer het aan de aandeelhouders wordt gezonden;

c) de meest recente jaarverslagen en jaarrekeningen van alle partijen;

d) rapporten of analyses die werden opgesteld voor doeleinden van de concentratie en waaraan gegevens zijn ontleend voor het verstrekken van de in de afdelingen 5 en 6 verlangde inlichtingen;

e) een lijst en korte inhoudsbeschrijving van alle analyses, rapporten, studies en onderzoeken die werden opgesteld door of voor een of meer van de aanmeldende partijen met het doel de beoogde concentratie te beoordelen of te analyseren uit het oogpunt van concurrentievoorwaarden, feitelijke en potentiële concurrenten, en marktomstandigheden. Bij elk in de lijst genoemd document moet de naam en functie van de auteur worden vermeld.

D. Hoe moet de aanmelding worden verricht? De aanmelding moet worden verricht in een van de officiële talen van de Europese Gemeenschap. Deze taal zal vervolgens voor alle aanmeldende partijen de taal zijn waarin de procedures worden gevoerd. Indien aanmeldingen krachtens artikel 12 van Protocol 24 van de EER-Overeenkomst worden verricht in een officiële taal van een EVA-Staat die niet de officiële taal is van de Gemeenschap, zal van de aanmelding en van alle bijlagen terzelfder tijd een vertaling worden bijgevoegd in een officiële taal van de Gemeenschap.

Bij de verstrekking van de in dit formulier gevraagde inlichtingen moet de indeling van het formulier - afdelingen en paragraafnummers - worden gevolgd.

De bijlagen moeten worden ingediend in de oorspronkelijke taal; als dit niet een officiële taal van de Gemeenschap is, moeten zij worden vertaald in de taal van de procedure (artikel 2, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 2367/90).

De bijlagen mogen originelen of afschriften van originelen zijn. In het laatste geval moet de aanmeldende partij verklaren dat zij eensluidend en volledig zijn.

De financiële gegevens die in afdeling 2, punt 4, worden verlangd, moeten in ecu worden uitgedrukt met gebruikmaking van de gemiddelde wisselkoersen voor de betrokken jaren of andere periode.

Elke aanmelding moet in 21 exemplaren worden ingediend en alle bijlagen in 16 exemplaren.

De aanmelding moet worden toegezonden aan:

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Directoraat-generaal Concurrentie (DG IV)

Werkgroep Concentratiecontrole (Kort 150)

Wetstraat 200

B-1049 Brussel

of tijdens de normale werktijden van de Commissie worden afgegeven op het volgende adres:

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Directoraat-generaal Concurrentie (DG IV)

Werkgroep Concentratiecontrole

Kortenberglaan 150

B-1040 Brussel.

E. Geheimhouding Artikel 214 van het Verdrag en artikel 17, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 4064/89 alsmede artikel 122 van de EER-Overeenkomst, artikel 9 van Protocol 24 van de EER-Overeenkomst en artikel 17, lid 2, van hoofdstuk XIII van Protocol 4 bij de Overeenkomst tussen de EVA-Staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie (ESA-Overeenkomst) houden in dat de Commissie, de Lid-Staten van de EG, de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de EVA-Staten, hun ambtenaren en overige personeelsleden verplicht zijn de inlichtingen die zij bij de toepassing van de verordening hebben ingewonnen en die naar hun aard onder de geheimhoudingsplicht vallen, niet openbaar te maken. Hetzelfde beginsel moet tevens worden toegepast ter bescherming van de vertrouwelijkheid tussen de aanmeldende partijen.

Gelieve, indien u van mening bent dat uw belangen geschaad zouden worden als een of meer van de van u gevraagde inlichtingen openbaar gemaakt of anderszins aan andere partijen bekendgemaakt zouden worden, deze inlichtingen afzonderlijk in te dienen onder duidelijke vermelding op elke bladzijde van "zakengeheimen". U dient tevens de redenen op te geven waarom deze inlichtingen niet bekend of openbaar gemaakt mogen worden.

In het geval van fusies of gezamenlijke verwervingen of in andere gevallen waarin de aanmelding door meer dan een van de partijen wordt verricht, kunnen bedrijfsgeheimen separaat worden ingediend met verwijzing daarnaar in de aanmelding als naar een bijlage. In deze gevallen zal de aanmelding geacht worden volledig te zijn na ontvangst van al deze bijlagen.

F. Verwijzingen De verwijzingen in dit formulier betreffen de betrokken artikelen en leden van artikelen van Verordening (EEG) nr. 4064/89.

Afdeling 1 1.1. Inlichtingen betreffende de aanmeldende partij of partijen

Vermeld

1.1.1. Naam en adres van de onderneming.

1.1.2. Aard van de activiteiten van de onderneming.

1.1.3. Naam, adres, telefoon, telefax en/of telex, en functie van de te contacteren persoon.

1.2. Inlichtingen betreffende de andere partijen bij de concentratie (2)

Vermeld voor elke partij bij de concentratie (uitgezonderd de aanmeldende partij):

1.2.1. Naam en adres van de onderneming.

1.2.2. Aard van de activiteiten van de onderneming.

1.2.3. Naam, adres, telefoon, telefax en/of telex en functie van de te contacteren persoon.

1.3. Gekozen domicilie

Vermeld een eventueel adres in Brussel waaraan alle mededelingen kunnen worden gedaan en documenten afgegeven, overeenkomstig artikel 1, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 2367/90.

1.4. Benoeming van vertegenwoordigers

In artikel 1, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2367/90 is bepaald dat indien vertegenwoordigers van ondernemingen een aanmelding ondertekenen, zij hun bevoegdheid tot vertegenwoordiging bij geschrifte moeten aantonen. Deze schriftelijke machtiging moet bij de aanmelding worden gevoegd en de volgende gegevens betreffende de vertegenwoordigers van de aanmeldende partij of partijen en andere partijen bij de concentratie moeten worden vermeld:

1.4.1. Is dit een gezamenlijke aanmelding?

1.4.2. Zo ja, werd een gezamenlijke vertegenwoordiger benoemd?

Zo ja, gelieve nadere gegevens te vermelden zoals gevraagd in 1.4.3 tot en met 1.4.6.

Zo neen, gelieve nadere gegevens te vermelden van de vertegenwoordigers die bevoegd zijn te handelen namens de partijen bij de concentratie, onder vermelding van wie zij vertegenwoordigen.

1.4.3. Naam van de vertegenwoordiger.

1.4.4. Adres van de vertegenwoordiger.

1.4.5. Naam van de te contacteren persoon (en adres indien verschillend van 1.4.4).

1.4.6. Telefoon, telefax en/of telex.

Afdeling 2 Gegevens inzake de concentratie 2.1. Beschrijf beknopt de aard van de concentratie die wordt aangemeld. Vermeld daarbij

- of de voorgenomen concentratie een volledige fusie in rechte is, een overneming, een concentrerende joint venture of een overeenkomst of andere methode waarbij rechtstreekse of indirecte controle wordt overgedragen in de zin van artikel 3, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 4064/89;

- of partijen in hun geheel of voor een deel bij de concentratie zijn betrokken;

- of een openbaar aanbod op de aandelen/effecten van één partij door een andere de steun heeft van de raden van toezicht, raden van bestuur of andere wettelijk vertegenwoordigende lichamen van de eerstgenoemde.

2.2. Noem de bedrijfstakken die bij de concentratie zijn betrokken.

2.3. Geef een beknopte uiteenzetting van de economische en financiële aspecten van de concentratie. Verschaf waar dienstig inlichtingen aangaande:

- eventuele financiële of andere steun uit ongeacht welke bron (inclusief van de overheid) aan een van de partijen en de aard en het bedrag daarvan;

- de voorgestelde of verwachte datum van belangrijke gebeurtenissen die strekken tot de voltooiing van de concentratie;

- de beoogde structuur van eigendom en zeggenschap na de voltooiing van de concentratie.

2.4. Voor elk van de partijen dient de aanmeldende partij de volgende gegevens voor de afgelopen drie boekjaren te vermelden:

2.4.1. omzet in de wereld (3);

2.4.2. omzet in de Gemeenschap (4) (5);

2.4.3. omzet in de EVA (6) (7);

2.4.4. omzet in elke Lid-Staat (8) (9);

2.4.5. omzet in elke EVA-Staat (10) (11);

2.4.6. eventueel, de Lid-Staat waarin meer dan twee derde van de omzet in de Gemeenschap wordt verwezenlijkt (12) (13);

2.4.7. eventueel, de EVA-Staat waarin meer dan twee derde van de omzet in de EVA wordt verwezenlijkt (14) (15);

2.4.8. winst vóór belastingen, gerekend over de gehele wereld (16);

2.4.9. aantal werknemers, gerekend over de gehele wereld (17).

2.5. Gelieve met betrekking tot het laatste boekjaar de volgende inlichtingen te verschaffen:

2.5.1. bedraagt de gecombineerde omzet van de betrokken ondernemingen in het grondgebied van de EVA-Staten 25 % of meer van hun totale omzet in het grondgebied van de EER?

2.5.2. heeft elk van ten minste twee betrokken ondernemingen een omzet van meer dan 250 miljoen ecu in het grondgebied van de EVA-Staten?

Afdeling 3 Eigendom en zeggenschap (18) Geef voor elk van de partijen een opsomming van alle ondernemingen die tot dezelfde groep behoren. Deze opsomming moet omvatten:

3.1. alle ondernemingen waarover de partijen direct of indirect zeggenschap hebben in de zin van artikel 3, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 4064/89;

3.2. alle ondernemingen of personen die direct of indirect zeggenschap hebben over de partijen in de zin van artikel 3, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 4064/89;

3.3. voor elke onder 3.2 genoemde onderneming of persoon een volledige opsomming van alle ondernemingen waarover zij direct of indirect zeggenschap hebben in de zin van artikel 3.3, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 4064/89.

Voor elk van de vermelde ondernemingen of personen dient aangegeven te worden op grond van welke omstandigheden de zeggenschap wordt uitgeoefend.

3.4. Geef bijzonderheden aangaande de in de afgelopen drie jaar voor bovengenoemde groepen (uitgevoerde overnemingen van ondernemingen die actief zijn op de betrokken markten (deze laatste zijn gedefinieerd in afdeling 5).

De hier te vermelden gegevens kunnen toegelicht worden met grafieken of diagrammen voor zover dit bijdraagt tot een betere begrip van de structuur van eigendom en zeggenschap van de ondernemingen vóór de concentratie.

Afdeling 4 Persoonlijke en financiële banden Verstrek met betrekking tot elk van de in antwoord op afdeling 3 genoemde ondernemingen of personen

4.1. een lijst van alle andere op de betrokken markten (betrokken markten worden gedefinieerd in afdeling 5) werkzame ondernemingen waarin de ondernemingen van de groep alleen of gezamenlijk 10 % of meer van de stemrechten of van het uitgegeven aandelenkapitaal bezitten; vermeld voor elk geval het desbetreffende percentage van de stemrechten of het aandelenkapitaal;

4.2. een lijst van alle andere ondernemingen die werkzaam zijn op de betrokken markten waarin de in antwoord of afdeling 3 vermelde personen 10 % of meer van de stemrechten of van het uitgegeven aandelenkapitaal bezitten; vermeld voor elk geval het desbetreffende percentage van de stemrechten of het aandelenkapitaal;

4.3. voor elke onderneming een lijst van de leden van haar raad van bestuur die ook lid zijn van de raad van bestuur of de raad van toezicht van een of meer andere ondernemingen die werkzaam zijn op de betrokken markten, alsmede waar van toepassing, voor elke onderneming een lijst van de leden van haar raad van toezicht die ook lid zijn van de raad van bestuur van een of meer andere ondernemingen die werkzaam zijn op de betrokken markten; vermeld voor elk geval de naam van de andere onderneming en de functie die wordt bekleed.

De hier te verstrekken gegevens kunnen toegelicht worden met grafieken of diagrammen indien dit bijdraagt tot een beter begrip.

Afdeling 5 Inlichtingen over de betrokken markten De aanmeldende partij dient de verlangde gegevens te verstrekken, rekening houdende met de volgende definties:

Produktmarkten

Een relevante produktmarkt omvat alle produkten en/of diensten die door de verbruiker beschouwd worden als verwisselbaar of substitueerbaar op grond van de kenmerken van de produkten, hun prijzen en het doel waarvoor zij bestemd zijn.

Een relevante produktmarkt kan in sommige gevallen bestaan uit een aantal verschillende produktgroepen. Een produktgroep is een produkt of een kleine groep van produkten die grotendeels dezelfde fysieke of technische kenmerken hebben en volledig verwisselbaar zijn. Het verschil tussen de produkten in de groep is klein en wordt gewoonlijk bepaald door een merk en/of imago. De produktmarkt zal gewoonlijk door de onderneming gebruikt worden bij de onderverdeling van haar verkoopactiviteiten.

Relevante geografische markt

De relevante geografische markt omvat het gebied waar de betrokken ondernemingen produkten of diensten aanbieden, waar de concurrentievoorwaarden voldoende homogeen zijn en dat van nabijgelegen gebieden kan worden onderscheiden doordat met name de concurrentievoorwaarden in die gebieden heel anders zijn.

Facotren die van belang zijn voor de identificatie van de relevante geografische markt, zijn onder meer de aard en kenmerken van de betrokken produkten of diensten, het bestaan van toegangsbelemmeringen of consumentenvoorkeur, aanzienlijke verschillen met betrekking tot de marktaandelen van de ondernemingen in vergelijking met nabijgelegen gebieden of belangrijke prijsverschillen.

Betrokken markten

Betrokken markten zijn relevante produktmarkten of produktgroepen in het EER-grondgebied in de Gemeenschap, in het grondgebied van de EVA-Staten, een Lid-Staat van de EG of in een EVA-Staat of, indien verschillend, in een relevante geografische markt wanneer

a) twee of meer van de partijen (met inbegrip van ondernemingen die behoren tot dezelfde groep zoals gedefinieerd in afdeling 3) bedrijfsactiviteiten uitoefenen in dezelfde produktmarkt of produktgroep en de concentratie zal leiden tot een gecombineerd marktaandeel van 10 % of meer. Dit zijn horizontale relaties; of

b) een van de partijen (met inbegrip van ondernemingen die behoren tot dezelfde groep, als gedefinieerd in afdeling 3) bedrijfsactiviteiten uitoefent in een produktmarkt die in de bedrijfskolom een voorafgaande of volgende markt is van een produktmarkt of een produktgroep waarin een andere partij actief is, en een van hun marktaandelen 10 % of meer bedraagt, ongeacht of er al dan niet een leverancier/afnemerrelatie tussen de betrokken partijen bestaat. Dit zijn verticale relaties.

I. Beschrijving van de betrokken produktmarkten

5.1. Beschrijf elk van de betrokken produktmarkten en zet uiteen waarom de produkten en/of diensten in deze markten zijn opgenomen - en waarom andere zijn uitgesloten - op grond van hun kenmerken, prijs en het gebruik waarvoor zij bestemd zijn.

5.2. Geef een opsomming van de intern door uw onderneming voor verkoopdoeleinden gedefinieerde produktgroepen die deel uitmaken van elk van de bij 5.1 beschreven relevante produktmarken.

II. Marktgegevens over de betrokken markten

Verstrek voor elke betrokken produktmarkt en, indien verschillend, elke produktgroep, voor elk van de laatste drie boekjaren:

a) voor het EER-grondgebied;

b) voor de Gemeenschap als geheel;

c) voor het grondgebied van de EVA-Staten als geheel;

d) afzonderlijk voor elke Lid-Staat waar de partijen (met inbegrip van ondernemingen die behoren tot dezelfde groep, zoals gedefinieerd in afdeling 3) bedrijfsactiviteiten uitoefenen;

e) afzonderlijk voor elke EVA-Staat waar de partijen (met inbegrip van ondernemingen die behoren tot dezelfde groep, zoals gedefinieerd in afdeling 3) bedrijfsactiviteiten uitoefenen;

f) en, indien verschillend, voor elke relevante geografische markt

de volgende gegevens:

5.3. een schatting van de waarde van de markt en, indien van toepassing, van het volume, bij voorbeeld in verzonden of geleverde eenheden van de markt (19). Voeg, voor zover beschikbaar, statistieken toe die ontleend zijn aan andere bronnen ten einde uw antwoorden toe te lichten. Verstrek tevens een raming van de ontwikkeling van de vraag op de betrokken markten;

5.4. de omzet van elk van de groepen waartoe de partijen behoren (zoals gedefinieerd in afdeling 3);

5.5. een schatting van het marktaandeel van elk van de groepen waartoe de partijen behoren;

5.6. een schatting van het marktaandeel, in waarde en indien van toepassing in volume, van alle concurrenten die een marktaandeel hebben van ten minste 10 % op de betrokken geografische markt. Vermeld naam, adres en telefoonnummer van deze ondernemingen;

5.7. een vergelijking van de door de groepen waartoe de partijen behoren in elk van de Lid-Staten en in elk van de EVA-Staten in rekening gebrachte prijzen en een overeenkomstige vergelijking van deze prijsniveaus tussen de Gemeenschap, de EVA-Staten en hun voornaamste handelspartners (bij voorbeeld de Verenigde Staten van Amerika en Japan);

5.8. een schatting van de waarde, en indien van toepassing van het volume, en de oorsprong van de invoer in de relevante geografische markt;

5.9. het aandeel in deze invoer dat afkomstig is van de groepen waartoe de partijen behoren;

5.10. een schatting van de mate waarin elk van deze invoerstromen beïnvloed wordt door tarifaire of non-tarifaire handelsbelemmeringen.

III. Marktgegevens over verzamelaspecten

Indien er geen horizontale of vertikale relaties zijn en een van de partijen, met inbegrip van ondernemingen die behoren tot dezelfde groep zoals gedefinieerd in afdeling 3, een marktaandeel van 25 % of meer heeft voor een of meer produktmarkten of produktgroepen, dient u de volgende gegevens te verstrekken:

5.11. een beschrijving van elk van de relevante produktmarkten en een uitleg waarom de produkten en/of diensten in deze markten zijn opgenomen, en waarom andere zijn uitgesloten, op grond van hun kenmerken, prijzen en het gebruik waarvoor zij bestemd zijn;

5.12. een opsomming van de intern door uw onderneming voor verkoopdoeleinden gedefinieerde produktgroepen die deel uitmaken van elk van de beschreven relevante produktmarkten;

5.13. een schatting van de waarde van de markt en de marktaandelen van elk van de groepen waartoe de partijen behoren voor elke betrokken relevante produktmarkt en, indien verschillend, produktgroep, voor het laatste boekjaar:

a) voor het EER-grondgebied als geheel;

b) voor de Gemeenschap als geheel;

c) voor het grondgebied van de EVA-Staten als geheel;

d) afzonderlijk voor elke Lid-Staat waar de groepen waartoe de partijen behoren, bedrijfsactiviteiten uitoefenen;

e) afzonderlijk voor elke EVA-Staat waar de groepen waartoe de partijen behoren, bedrijfsactiviteiten uitoefenen;

f) en,indien verschillend, voor elke relevante geografische markt.

Bij elk van de antwoorden in afdeling 5 dient de aanmeldende partij uitleg te geven over de grondslagen waarop de schattingen en veronderstellingen zijn gebaseerd.

Afdeling 6 Algemene kenmerken van de betrokken markten De volgende gegevens dienen te worden verstrekt met betrekking tot de betrokken produktmarkten en, indien deze daarvan verschillen, de betrokken produktgroepen:

Ontwikkelingen met betrekking tot toetredingen tot de markt

6.1. Zijn in de afgelopen vijf jaar, of een langere periode indien dit zinvoller is, in belangrijke mate ondernemingen tot deze markten in de Gemeenschap of in het grondgebied van de EVA-Staten toegetreden? Zo ja, geef inlichtingen omtrent deze toegetreden ondernemingen, met een schatting van hun huidige marktaandelen.

6.2. Zijn er naar het oordeel van de aanmeldende partij ondernemingen, met inbegrip van die welke thans uitsluitend op markten buiten de Gemeenschap of markten buiten de EER werkzaam zijn, die zouden kunnen toetreden tot de communautaire markten of de EVA-markten? Zo ja, geef inlichtingen over deze potentiële toetredende ondernemingen.

6.3. Wat is naar het oordeel van de aanmeldende partij de waarschijnlijkheid dat in de komende vijf jaar in belangrijke mate ondernemingen tot de markt toetreden?

Factoren die van invloed zijn op toetredingen tot de markt

6.4. Beschrijf de verschillende factoren die in het onderhavige geval van invloed zijn op het toetreden van ondernemingen tot de betrokken markten, waarbij de toetreding zowel uit een geografisch als uit een produktoogpunt wordt beschouwd. Houd daarbij rekening met het volgende, indien van toepassing:

- de totale kosten van toetreding (kapitaal, verkoopbevordering, reclame, vereiste distributiesystemen, serviceverlening, enz.) op een schaal die overeenkomt met een significante levensvatbare concurrent, onder vermelding van het marktaandeel van een dusdanige concurrent;

- in welke mate wordt toetreding tot de markten beïnvloed door het vereiste van een vergunning van de overheid of door in enigerlei vorm gestelde normen? Bestaan er wettelijke of bestuursrechtelijke controles op de toetreding tot deze markten?

- in welke mate wordt toetreding tot de markten beïnvloed door de beschikbaarheid van grondstoffen?

- in welke mate wordt toetreding tot de markten beïnvloed door de looptijd van de contracten tussen een onderneming en haar leveranciers en/of afnemers?

- beschrijf de betekenis van octrooilicenties, know-how-licenties en andere rechten op deze markten.

Verticale integratie

6.5. Beschrijf de aard en de mate van de verticale integratie van elk van de partijen.

Onderzoek en ontwikkeling

6.6. Geef een beschrijving van het belang van onderzoek en ontwikkeling voor het concurrentievermogen op lange termijn van een onderneming die werkzaam is op de betrokken markt. Beschrijf de aard van het onderzoek en de ontwikkeling op de betrokken markten door de ondernemingen die bij de concentratie zijn betrokken.

Houd daarbij rekening met het volgende, indien van toepassing:

- de onderzoek- en ontwikkelingsintensiteiten (20) voor deze markten en schat de relevante onderzoek- en ontwikkelingsintensiteiten voor de betrokken partijen;

- de tendens van de technologische ontwikkeling voor deze markten over een passend tijdvak (inclusief ontwikkelingen betreffende produkten en/of diensten, produktieprocessen, afzetsystemen, enz.);

- de voornaamste innovaties die op deze markten in dit tijdvak hebben plaatsgevonden en de ondernemingen die verantwoordelijk waren voor deze innovaties;

- de innovatiecyclus op deze markten en waar de partijen zich in deze innovatiecyclus bevinden;

- de mate waarin de betrokken partijen licentiegevers of licentienemers zijn met betrekking tot octrooien, know-how en andere rechten in de betrokken markten.

Distributie- en servicesystemen

6.7. Beschrijf de distributiekanalen en servicenetten die bestaan op de betrokken markten. Houd daarbij rekening met het volgende, indien van toepassing:

- de meest gangbare distributiesystemen op de markt en hun betekenis. In welke mate vindt distributie plaats door derde partijen en/of door ondernemingen die tot dezelfde groep behoren als de in afdeling 3 genoemde partijen?

- de meest gangbare servicenetten (bij voorbeeld voor onderhoud en reparatie) en hun betekenis in deze markten. In welke mate worden deze diensten verricht door derde partijen en/of door ondernemingen die behoren tot dezelfde groep als de in afdeling 3 genoemde partijen?

Concurrentieverhoudingen

6.8. Geef bijzonderheden (namen, adressen en contacten) van de vijf grootste leveranciers van de aanmeldende partijen en het aandeel dat elk daarvan heeft in de aankopen van de aanmeldende partijen.

6.9. Geef bjzonderheden (namen, adressen en contacten) van de vijf grootste afnemers van de aanmeldende partijen en het aandeel dat elk daarvan heeft in de verkopen van de aanmeldende partijen.

6.10. Beschrijf de structuur van vraag en aanbod op de betrokken markten. Deze uiteenzetting dient de Commissie in staat te stellen zich een nader oordeel te vormen over de concurrentieverhoudingen waaronder de partijen hun bedrijf uitoefenen. Houd daarbij rekening met het volgende, indien van toepassing:

- de fasen van de markten in termen van bij voorbeeld start, expansie, rijpheid en achteruitgang. In welke fasen bevinden zich naar het oordeel van de aanmeldende partij de betrokken produkten?

- de structuur van het aanbod. Geef bijzonderheden over de verschillendee aanwijsbare categorieën die deel uitmaken van de aanbodzijde en beschrijf de "typische leverancier" van elke categorie;

- de structuur van de vraag. Geef bijzonderheden over de verschillende aanwijsbare groepen die deel uitmaken van de vraagzijde en beschrijf de "typische afnemer" van elke groep;

- de vraag of overheidslichamen, overheidsdiensten of staatsondernemingen of vergelijkbare lichamen belangrijke deelnemers als bronnen van vraag of aanbod zijn. Geef telkens waar dit zo is, bijzonderheden over deze deelneming;

- de totale capaciteit voor de gehele Gemeenschap en voor de EVA als geheel voor de afgelopen drie jaar. Welk was in deze periode het aandeel van de partijen in elk van deze capaciteiten en wat was hun respectieve bezettingsgraad?

Samenwerkingsovereenkomsten

6.11. In welke mate bestaan er in de betrokken markten horizontale en/of verticale samenwerkingsovereenkomsten?

6.12. Geef bijzonderheden van de belangrijkste samenwerkingsovereenkomsten, overeenkomsten inzake onderzoek en ontwikkeling, specialisatie- en distributieovereenkomsten en overeenkomsten voor leveringen gedurende lange perioden en uitwisseling van informatie.

Bedrijfsverenigingen

6.13. Vermeld de namen en adressen van de voornaamste bedrijfsverenigingen in de betrokken markten.

Wereldomvattende context

6.14. Beschrijf de wereldomvattende context van de voorgestelde concentratie onder vermelding van de positie van de partijen in deze markt.

Afdeling 7 Algemene aangelegenheden 7.1. Beschrijf welke invloed de voorgestelde concentratie waarschijnlijk zal hebben op de belangen van intermediaire en finale afnemers en op de ontwikkeling van de technische vooruitgang.

7.2. Voor het geval de Commissie tot de conclusie komt dat de aangemelde verrichting niet een concentratie vormt in de zin van artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 4064/89, verzoekt u dan dat de aanmelding behandeld wordt als een verzoek in de zin van artikel 2 of een kennisgeving in de zin van artikel 4 van Verordening nr. 17, als een verzoek in de zin van artikel 12 of een kennisgeving in de zin van artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 1017/68, als een verzoek in de zin van artikel 12 van Verordening (EEG) nr. 4056/86 of als een verzoek in de zin van artikel 3, lid 2, of artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 3975/87?

Afdeling 8 Verklaring De aanmelding moet worden gevolgd door de onderstaande verklaring, die moet worden ondertekend door of namens alle aanmeldende partijen.

De ondergetekenden verklaren dat de in deze aanmelding verstrekte inlichtingen naar hun beste weten juist zijn, dat ramingen als zodanig aangeduid en hun beste ramingen van de onderliggende feiten zijn, en dat alle ingenomen standpunten oprecht zijn.

Zij zijn bekend met het bepaalde in artikel 14, lid 1, onder b), van Verordening (EEG) nr. 4064/89.

Plaats en datum

Handtekeningen:

(1) Hierna "EER-Overeenkomst" genoemd. Wanneer naar de EVA-Staten wordt verwezen, worden die EVA-Staten bedoeld welke overeenkomstsluitende partij zijn bij de EER-Overeenkomst.(2) Dit omvat de doelonderneming in het geval van een bestreden aanbod, in welk geval de gegevens zo volledig mogelijk moeten worden verstrekt.(3) Zie artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 4064/89 voor de definitie van omzet en de bijzondere bepalingen voor kredietinstellingen, verzekeringsmaatschappijen, andere financiële instellingen en gemeenschappelijke dochterondernemingen. Voor verzekeringsmaatschappijen, kredietinstellingen en andere financiële instellingen worden ingezetenen van de Gemeenschap en ingezetenen van een Lid-Staat gedefinieerd als natuurlijke of rechtspersonen die in een Lid-Staat gevestigd zijn overeenkomstig de respectievelijke nationale wettelijke voorschriften. Een cliënt die een rechtspersoon is, dient te worden behandeld als een ingezetene van het land waar de zetel is gevestigd. Dezelfde regels zijn van toepassing inzake het begrip ingezetene van het grondgebied van de EVA-Staten. Voor de berekening van de omzet dient de aanmeldende partij tevens te verwijzen naar de voorbeelden: toelichting I voor kredietinstellingen en andere financiële instellingen; toelichting II voor verzekeringsmaatschappijen; toelichting III voor gemeenschappelijke dochterondernemingen.(4) Zie toelichting IV voor de berekening van de omzet in een Lid-Staat ten opzichte van de omzet in de Gemeenschap.(5) Onder "winst vóór belastingen" wordt verstaan winst op gewone activiteiten vóór belasting op winsten.(6) Onder werknemers worden verstaan alle personen die in dienst van de onderneming zijn of die een arbeidscontract hebben en bezoldigd worden.(7) Zie artikel 3, leden 3, 4 en 5, van Verordening (EEG) nr. 4064/89.(8) De waarde en het volume van een markt dienen weer te geven de produktie verminderd met de uitvoer uit en vermeerderd met de invoer in de betrokken geografische markt.(9) Onderzoek- en ontwikkelingsintensiteit wordt gedefinieerd als uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling in verhouding tot de omzet.