31993R2825

Verordening (EEG) nr. 2825/93 van de Commissie van 15 oktober 1993 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de vaststelling en de toekenning van aangepaste restituties voor in de vorm van bepaalde alcoholhoudende dranken uitgevoerde granen betreft

Publicatieblad Nr. L 258 van 16/10/1993 blz. 0006 - 0010
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 53 blz. 0024
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 53 blz. 0024


VERORDENING (EEG) Nr. 2825/93 VAN DE COMMISSIE van 15 oktober 1993 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de vaststelling en de toekenning van aangepaste restituties voor in de vorm van bepaalde alcoholhoudende dranken uitgevoerde granen betreft

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad van 30 juni 1992 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2193/93 (2), en met name op artikel 13, lid 5,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 3813/92 van de Raad van 28 december 1992 betreffende de rekeneenheid en de omrekeningskoersen die in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid moeten worden toegepast (3), en met name op artikel 6, lid 2,

Overwegende dat in artikel 13, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 1766/92 is bepaald dat, voor zover nodig in verband met de bijzondere bereidingswijze van bepaalde alcoholhoudende dranken uit granen, de criteria voor de toekenning van de uitvoerrestituties aan deze bijzondere situatie kunnen worden aangepast; dat het noodzakelijk blijkt te voorzien in een dergelijke aanpassing voor bepaalde alcoholhoudende dranken waarvoor enerzijds de prijs van de granen op het tijdstip van uitvoer niet gebonden is aan de prijs van de granen op het tijdstip van bereiding en waarvoor anderzijds, omdat het eindprodukt het resultaat is van een mengsel van talrijke produkten, het onmogelijk is geworden de identiteit te volgen van de granen die zijn verwerkt in het uit te voeren eindprodukt, te meer daar de genoemde alcoholhoudende dranken ook zijn onderworpen aan een verplichte rijping van ten minste drie jaar;

Overwegende dat deze moeilijkheden zich met name voordoen bij Scotch whisky, Irish whiskey en Spaanse whisky;

Overwegende dat de gebruikelijke restitutieregeling, voor zover mogelijk, op overeenkomstige wijze dient te worden toegepast; dat derhalve voor de granen die voldoen aan het bepaalde in artikel 9, lid 2, van het Verdrag een restitutie dient te worden uitbetaald die in verhouding staat tot de uit te voeren hoeveelheden alcoholhoudende dranken; dat daarom op de gedistilleerde hoeveelheden van deze granen een algemene, forfaitaire coëfficiënt dient te worden toegepast die wordt berekend op de grondslag van de door de betrokken Lid-Staten verstrekte nationale statistische gegevens; dat aanwending van de verhouding tussen de totale uitgevoerde hoeveelheid van de desbetreffende alcoholhoudende dranken en de totale ten verkoop aangeboden hoeveelheden een redelijke en eenvoudige grondslag vormt; dat moet worden bepaald wat onder "in totaal uitgevoerde hoeveelheden" en "in totaal in de handel gebrachte hoeveelheden" wordt verstaan; dat voor de bepaling van de hoeveelheden granen die zijn gedistilleerd en voor de bepaling van de coëfficiënt, de hoeveelheden die het voorwerp vormen van actief veredelingsverkeer buiten beschouwing moeten worden gelaten;

Overwegende dat moet worden voorzien in aanpassing van de coëfficiënt met name om zich te beveiligen tegen de mogelijkheid dat betaling van deze restituties ook leidt tot abnormale verhoging van de voorraden;

Overwegende dat in artikel 13, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1766/92 wordt voorzien in de mogelijkheid de restitutie te differentiëren naar gelang van de bestemming; dat derhalve objectieve criteria dienen te worden vastgesteld die leiden tot opheffing van de restitutie voor bepaalde bestemmingen;

Overwegende dat de dag moet worden vastgesteld die bepalend is voor de toe te passen restitutievoet; dat deze dag in de eerste plaats gerelateerd moet zijn aan het tijdstip waarop het graan onder controle geplaatst wordt en, wat de daarna gedistilleerde hoeveelheden betreft, aan elke fiscale distillatieperiode; dat de restitutie pas wordt betaald nadat door overlegging van een distillatieaangifte is aangetoond dat de granen zijn gedistilleerd; dat in de distillatieaangifte de gegevens moeten zijn vermeld die nodig zijn voor het berekenen van de restituties; dat de eerste dag van elke fiscale distillatieperiode eveneens het ontstaansfeit kan zijn voor de landbouwomrekeningskoers, overeenkomstig de in artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 3813/92 bepaalde criteria;

Overwegende dat het voor de toepassing van deze verordening noodzakelijk is te weten of de produkten het grondgebied van de Gemeenschap hebben verlaten en, in bepaalde gevallen, ook hun bestemming te kennen; dat het daartoe noodzakelijk is een beroep te doen op, enerzijds, de definitie van uitvoer als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (4) en, anderzijds, op de bewijsstukken voorgeschreven bij Verordening (EEG) nr. 3665/87 van de Commissie van 27 november 1987 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van de restituties bij uitvoer voor landbouwprodukten (5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1708/93 (6);

Overwegende dat het, met het oog op de bepaling van de coëfficiënt, dienstig is het verstrekken van bepaalde bewijsstukken inzake de uitvoer van de hoeveelheden alcoholhoudende dranken verplicht te stellen; dat dient te worden bepaald dat, voor naar het grondgebied van de Gemeenschap terugkerende goederen, artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 754/76 van de Raad van 25 maart 1976 betreffende de tariefbehandeling die van toepassing is op naar het douanegebied van de Gemeenschap terugkerende goederen (7), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1147/86 (8), van toepassing is indien aan de bijzondere voorwaarden is voldaan;

Overwegende dat dient te worden bepaald dat de Lid-Staten aan de Commissie de nodige inlichtingen moeten verstrekken;

Overwegende dat, om de ononderbroken verlening van uitvoerrestituties voor de betrokken produkten te waarborgen, deze verordening, met uitzondering van de daarin vastgestelde nieuwe aangifte- en controlevoorschriften en van bepaalde percentages en coëfficiënten, terugwerkend tot op 1 juli 1993 van toepassing dient te worden verklaard;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. In deze verordening worden de uitvoeringsbepalingen vastgesteld voor de vaststelling en de toekenning van uitvoerrestituties voor granen die worden uitgevoerd in de vorm van alcoholhoudende dranken, als bedoeld in artikel 13, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 1766/92, waarvoor een rijpingsperiode van ten minste drie jaar een onderdeel van het verplichte bereidingsproces vormt.

2. Onverminderd het bepaalde in artikel 6, lid 1, is Verordening (EEG) nr. 3035/80 van de Raad (9) niet van toepassing op de in lid 1 bedoelde alcoholhoudende dranken.

Artikel 2

Voor de in artikel 1 bedoelde restituties komen in aanmerking de granen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 9, lid 2, van het Verdrag en worden gebruikt voor de produktie van de alcoholhoudende dranken van de GN-codes 2208 30 91 en 2208 30 99 die zijn bereid overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1576/89 van de Raad (10).

Artikel 3

Voor de toepassing van deze verordening verstaat men onder:

a) "bepaalde distillatieperiode": een periode die overeenkomt met de distillatieperiode die voor de controle van de accijnsrechten wordt afgesproken tussen de begunstigde en de douanediensten of andere bevoegde instanties (fiscale periode);

b) "in totaal uitgevoerde hoeveelheden": de hoeveelheden alcoholhoudende dranken die aan de voorwaarden van artikel 9, lid 2, van het Verdrag voldoen en worden uitgevoerd naar een bestemming waarvoor de restitutie geldt. Daartoe moeten de in artikel 13 bedoelde bewijzen worden geleverd;

c) "in totaal in de handel gebrachte hoeveelheden": de hoeveelheden alcoholhoudende dranken die aan de voorwaarden van artikel 9, lid 2, van het Verdrag voldoen en definitief de produktie- en opslaginrichtingen verlaten hebben om voor menselijke consumptie te worden verkocht;

d) "onder controle plaatsen": het onder een regeling voor douanecontrole of onder een administratieve regeling die gelijkwaardige waarborgen biedt, plaatsen van granen die bestemd zijn voor de bereiding van de in artikel 2 bedoelde gedistilleerde dranken.

Artikel 4

1. De hoeveelheden waarvoor de restitutie word toegekend zijn de hoeveelheden granen die door de rechthebbenden gedurende een bepaalde distillatieperiode onder controle zijn geplaatst en gedistilleerd en waarop een jaarlijks voor elke betrokken Lid-Staat vast te stellen coëfficiënt wordt toegepast die voor iedere betrokken rechthebbende geldt; deze coëfficiënt drukt - wat de betrokken alcoholhoudende dranken betreft - de verhouding uit tussen de in totaal uitgevoerde hoeveelheden en de in totaal in de handel gebrachte hoeveelheden van de betrokken alcoholhoudende drank op basis van de ontwikkeling van die hoeveelheden tijdens het aantal jaren dat overeenkomt met de gemiddelde rijpingsperiode van de betrokken gedistilleerde drank.

Voor de bepaling van de hoeveelheden granen die zijn gedistilleerd en voor de bepaling van de coëfficiënt worden de hoeveelheden die het voorwerp vormen van het actief veredelingsverkeer buiten beschouwing gelaten.

2. Bij de berekening van de coëfficiënt wordt eveneens rekening gehouden met de ontwikkeling van de voorraden van een van de betrokken alcoholhoudende dranken.

3. De coëfficiënt kan worden gedifferentieerd naar gelang van de gebruikte granen.

4. De bevoegde instanties volgen op gezette tijden de omvang van de verrichte uitvoer en de omvang van de voorraden.

Artikel 5

De in artikel 4, lid 1, bedoelde coëfficiënt wordt ieder jaar vóór 1 juli vastgesteld.

Hij geldt met ingang van 1 juli tot en met 30 juni van het daaropvolgende jaar.

De coëfficiënt wordt vastgesteld aan de hand van de door de Lid-Staten verstrekte gegevens over het tijdvak van 1 januari tot en met 31 december van de jaren die aan de vaststelling van de coëfficiënt voorafgaan.

Artikel 6

1. De toe te passen restitutievoet is de restitutievoet die is vastgesteld overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 3035/80.

2. De restitutievoet en de landbouwomrekeningskoers zijn die welke gelden op de dag waarop de granen onder controle geplaatst worden.

Voor de hoeveelheden die gedistilleerd worden in elk van de betrokken fiscale distillatieperiode die volgt op die waaronder de granen onder controle geplaatst zijn, zijn het echter die welke gelden op de eerste dag van elke betrokken fiscale distillatieperiode.

Artikel 7

1. Wanneer de situatie op de wereldmarkt op de specifieke eisen van bepaalde markten zulks nodig maken, wordt de restitutie voor bepaalde bestemmingen ingetrokken.

2. Wanneer de restitutie wordt ingetrokken op grond van lid 1 en wanneer zij opnieuw wordt ingesteld, wordt de in artikel 4, lid 1, bedoelde coëfficiënt verminderd, respectievelijk vermeerderd, naar gelang van de verhouding tussen de hoeveelheden die in het voorafgaande jaar werden uitgevoerd naar de bestemmingen waarvoor de restitutie ingetrokken op opnieuw ingesteld werd en de in hetzelfde jaar in totaal uitgevoerde hoeveelheden.

Artikel 8

Voor de toepassing van deze verordening kunnen granen worden vervangen door mout.

In dat geval wordt de mout in gerst omgerekend aan de hand van een coëfficiënt van 1,30.

Wanneer de onder controle geplaatste mout evenwel groene mout is met een vochtgehalte tussen 43 en 47 %, wordt voor de omrekening van groene mout in mout met een vochtgehalte van 7 % de coëfficiënt 0,57 toegepast.

Artikel 9

1. De rechthebbende op de restitutie moet een in de Gemeenschap gevestigd bedrijf zijn.

2. Vóór het begin van iedere fiscale distillatieperiode dient het distillatiebedrijf bij de bevoegde autoriteiten een aangifte in met alle gegevens die nodig zijn voor de bepaling van de uitvoerrestitutie, en met name:

a) de omschrijving van de granen of de mout overeenkomstig de nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief, eventueel uitgesplitst per homogene partij;

b) het nettogewicht en het vochtgehalte van de produkten, voor iedere onder a) bedoelde partij;

c) een verklaring dat de granen voldoen aan de voorwaarden van artikel 9, lid 2, van het Verdrag;

d) de plaats waar de granen zijn opgeslagen en gedistilleerd worden.

Gedurende de fiscale distillatieperiode, kan deze verklaring aangepast worden als gevolg van de evolutie van het distillatieproces om rekening te houden met de hoeveelheden die in feite meer of minder gedistilleerd worden.

3. Na iedere fiscale distillatieperiode dient het distillatiebedrijf bij de bevoegde autoriteiten een aangifte in, hierna "distillatieaangifte" genoemd, waarbij de rechthebbende bevestigt dat hij in de betrokken distillatieperiode de granen die zijn vermeld in de in lid 2 bedoelde aangifte, gedistilleerd heeft met het oog op de bereiding van één van de betrokken gedistilleerde dranken. Bovendien wordt daarin de verkregen hoeveelheid gedistilleerde produkten aangegeven. Deze aangifte wordt bevestigd door de autoriteiten die de produkten onder controle plaatsen.

4. De restitutie wordt betaald wanneer wordt aangetoond dat de granen onder controle zijn geplaatst en gedistilleerd zijn.

5. Voor de betaling moet worden uitgegaan van het nettogewicht van de granen indien het vochtgehalte daarvan niet hoger is dan 15 %. Bedraagt het vochtgehalte van de gebruikte granen meer dan 15 % doch niet meer dan 16 %, dan moet voor de betaling worden uitgegaan van het nettogewicht verminderd met 1 %. Bedraagt het vochtgehalte van de gebruikte granen meer dan 16 % doch niet meer dan 17 %, dan geldt een vermindering met 2 %. Bedraagt het vochtgehalte van de gebruikte granen meer dan 17 %, dan geldt een vermindering met 2 % per procent vocht boven het vochtgehalte van 15 %.

Voor wat andere mout dan de in artikel 8 bedoelde groene mout betreft, moet voor de betaling worden uitgegaan van het nettogewicht van de mout indien het vochtgehalte niet hoger is dan 7 %. Bedraagt het vochtgehalte van de gebruikte mout meer dan 7 %, doch niet meer dan 8 %, dan moet voor de betaling worden uitgegaan van het nettogewicht verminderd met 1 %. Bedraagt het vochtgehalte van de mout meer dan 8 % dan geldt een vermindering met 2 % per procent vocht boven een vochtgehalte van 7 %.

De communautaire referentiemethode voor de bepaling van het vochtgehalte van de granen en van de mout die bestemd zijn voor de bereiding van de in deze verordening bedoelde alcoholhoudende dranken, is de methode die is beschreven in bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 1908/84 van de Commissie (11).

Artikel 10

De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen om na te gaan of de in artikel 9 bedoelde aangiften correct zijn; verder treffen zij de nodige maatregelen in verband met de fysieke controle van de granen, het distillatieproces en de bestemming van het distillaat.

Artikel 11

1. Bij de verwerking verkregen bijprodukten zijn van controle vrijgesteld wanneer vaststaat dat de hoeveelheid niet groter is dan de gewoonlijk verkregen hoeveelheid bijprodukten.

2. Er wordt geen restitutie toegekend wanneer de granen of de mout niet van gezonde handelskwaliteit zijn.

Artikel 12

1. De restitutie wordt betaald door de Lid-Staat waarin de in artikel 9 bedoelde aangiften zijn aanvaard.

2. Het bedrag wordt slechts betaald op schriftelijk verzoek van het bedrijf. De Lid-Staten mogen voorschrijven dat daarvoor een bijzonder formulier moet worden gebruikt.

3. Behoudens in gevallen van overmacht moeten de documenten betreffende de verlening van de restituties worden ingediend binnen de twaalf maanden volgende op de dag waarop de autoriteiten die de produkten onder controle plaatsen, de distillatieaangifte hebben bevestigd, op straffe van verval van het recht op de restitutie.

Artikel 13

1. Voor de toepassing van artikel 4 moet worden aangetoond dat de hoeveelheden alcoholhoudende dranken die aan de voorwaarden van artikel 9, lid 2, van het Verdrag voldoen, zijn uitgevoerd.

2. De te leveren bewijzen zijn die welke zijn voorgeschreven bij Verordening (EEG) nr. 3665/87.

3. In deze verordening wordt onder uitvoer verstaan:

- uitvoer in de zin van de artikelen 161 en 162 van Verordening (EEG) nr. 2913/92,

en

- leveranties aan de in artikel 34 van Verordening (EEG) nr. 3665/87 bedoelde bestemmingen.

4. Produkten die in een bevoorradingsdepot dat is erkend overeenkomstig artikel 38 van Verordening (EEG) nr. 3665/87 zijn gebracht, worden ook beschouwd als zijnde uitgevoerd. Wanneer de produkten in deze bevoorradingsdepots zijn gebracht, zijn de artikelen 38 tot en met 41 van de vorengenoemde verordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14

1. De alcoholhoudende dranken worden als uitgevoerd geboekt op de dag waarop de douaneformaliteiten bij uitvoer vervuld zijn.

2. De bij de vervulling van de douaneformaliteiten bij uitvoer over te leggen aangifte moet de volgende gegevens bevatten:

a) de omschrijving van de alcoholhoudende dranken volgens de gemeenschappelijke nomenclatuur;

b) de in liter zuivere alcohol uitgedrukte hoeveelheden alcoholhoudende dranken die zullen worden uitgevoerd;

c) de samenstelling van de alcoholhoudende dranken of een verwijzing naar die samenstelling, aan de hand waarvan de gebruikte graansoort kan worden bepaald;

d) de producerende Lid-Staat.

3. Voor de toepassing van lid 2, onder c), is het voldoende, wanneer de alcoholhoudende drank uit verschillende graansoorten en door een latere vermenging verkregen is, zulks op de aangifte te vermelden.

Artikel 15

1. Om een hoeveelheid alcoholhoudende dranken als uitgevoerd te kunnen boeken, moeten de in artikel 13 bedoelde bewijsstukken binnen zes maanden na de dag waarop de douaneformaliteiten bij uitvoer zijn vervuld, bij de daartoe aangewezen autoriteiten worden ingediend.

2. Wanneer de bewijsstukken niet binnen de voorgeschreven termijn zijn overgelegd hoewel de exporteur het nodige gedaan heeft om ze binnen die termijn te verkrijgen, kunnen hem extra termijnen worden toegekend die in totaal niet langer dan zes maanden mogen zijn.

Wanneer het bewijs van uitvoer wordt geleverd en daarbij de termijn wordt overschreden om de betrokken uitvoer nog toe te rekenen aan het kalenderjaar waarin die uitvoer plaatsgevonden heeft, wordt die uitvoer bij de uitvoertransacties van het daaropvolgende kalenderjaar geboekt.

Artikel 16

1. Wanneer de regeling voor communautair douanevervoer van toepassing is, geldt de regeling voor extern communautair douanevervoer voor het vervoer van de in artikel 13, lid 1, bedoelde dranken.

2. In de zin van Verordening (EEG) nr. 754/76 worden de in artikel 13, lid 1, bedoelde alcoholhoudende dranken beschouwd als goederen waarvoor de met het oog op de toekenning van uitvoerrestituties voorgeschreven douaneformaliteiten bij uitvoer zijn vervuld. Genoemde dranken mogen niet in het vrije verkeer worden gebracht, tenzij een met de uitvoerrestitutie overeenkomend bedrag is terugbetaald.

Artikel 17

Voor de toepassing van artikel 7 moet bovendien het bewijs worden geleverd dat de betrokken alcoholhoudende dranken de bestemming hebben bereikt waarvoor de restitutie is vastgesteld.

In dat geval is het bewijs van invoer in een derde land waarvoor de restitutie geldt, het in de artikelen 17 en 18 van Verordening (EEG) nr. 3665/87 bedoelde bewijsmiddel.

Artikel 18

1. De betrokken Lid-Staten delen de Commissie naam en adres van de voor de toepassing van deze verordening bevoegde diensten mede.

2. De betrokken Lid-Staten delen de Commissie ieder jaar vóór 16 juni de volgende gegevens mede:

a) de hoeveelheden granen en mout, onderverdeeld volgens de gecombineerde nomenclatuur, die aan de voorwaarden van artikel 9, lid 2, van het Verdrag voldoen en die in het tijdvak van 1 januari tot en met 31 december van het voorafgaande jaar zijn gedistilleerd;

b) de hoeveelheden granen en mout, onderverdeeld volgens de gecombineerde nomenclatuur, waarop in hetzelfde tijdvak de regeling actieve veredeling van toepassing was;

c) de in artikel 2 bedoelde hoeveelheden alcoholhoudende dranken, onderverdeeld overeenkomstig artikel 19, de hoeveelheden die in hetzelfde tijdvak zijn uitgevoerd en die welke in hetzelfde tijdvak in de handel zijn gebracht;

d) de hoeveelheden alcoholhoudende dranken, onderverdeeld overeenkomstig artikel 19, die in hetzelfde tijdvak in het kader van de regeling actieve verdeling zijn verkregen en naar derde landen zijn verzonden;

e) de op 31 december van het voorafgaande jaar opgeslagen hoeveelheden alcoholhoudende dranken, alsmede de hoeveelheden in hetzelfde tijdvak verkregen produkten.

3. Jaarlijks vóór 16 oktober, 16 januari en 16 april delen de betrokken Lid-Staten de Commissie eveneens de onder a) tot en met d) bedoelde gegevens mede die voor de overeenkomstige kwartalen beschikbaar zijn.

Artikel 19

Voor de toepassing van artikel 18

a) wordt "grain whisky" geacht te zijn verkregen uit mout en granen;

b) wordt "malt whisky" geacht uitsluitend uit mout te zijn verkregen;

c) wordt "Irish whiskey categorie A" geacht te zijn verkregen uit mout en granen. Het aandeel van de mout bedraagt minder dan 30 %;

d) wordt "Irish whiskey categorie B" geacht te zijn verkegen uit gerst en mout, met ten minste 30 % mout;

e) wordt het procentuele aandeel van de verschillende graansoorten die bij de bereiding van de in artikel 14, lid 3, bedoelde alcoholhoudende dranken zijn gebruikt, bepaald aan de hand van de totale hoeveelheden van de verschillende graansoorten die worden gebruikt voor de bereiding van de in artikel 2 bedoelde "alcoholhoudende dranken".

Artikel 20

Het bepaalde in artikel 1, artikel 4, lid 1, en artikel 10 van Verordening (EEG) nr. 1842/81 van de Commissie (12) blijft van toepassing van 1 juli 1993 tot de datum waarop het bepaalde in artikel 8, artikel 9, leden 2, 3 en 5, en artikel 10 van deze verordening van toepassing wordt.

Artikel 21

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 1993, behalve de bepalingen van artikel 8, artikel 9, leden 2, 3 en 5, en artikel 10, die van toepassing worden met ingang van de eerste fiscale distillatieperiode na de inwerkingtreding van deze verordening.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 15 oktober 1993.

Voor de Commissie

René STEICHEN

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 181 van 1. 7. 1992, blz. 21.

(2) PB nr. L 196 van 5. 8. 1993, blz. 22.

(3) PB nr. L 387 van 31. 12. 1992, blz. 1.

(4) PB nr. L 302 van 19. 10. 1992, blz. 1.

(5) PB nr. L 351 van 14. 12. 1987, blz. 1.

(6) PB nr. L 159 van 1. 7. 1993, blz. 77.

(7) PB nr. L 89 van 2. 4. 1976, blz. 1.

(8) PB nr. L 105 van 22. 4. 1986, blz. 1.

(9) PB nr. L 323 van 29. 11. 1980, blz. 27.

(10) PB nr. L 160 van 12. 6. 1989, blz. 1.

(11) PB nr. L 178 van 5. 7. 1984, blz. 22.

(12) PB nr. L 183 van 4. 7. 1981, blz. 10.