31993R2085

Verordening (EEG) nr. 2085/93 van de Raad van 20 juli 1993 houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 4256/88 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2052/88 met betrekking tot het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Oriëntatie

Publicatieblad Nr. L 193 van 31/07/1993 blz. 0044 - 0047
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 51 blz. 0102
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 51 blz. 0102


VERORDENING (EEG) Nr. 2085/93 VAN DE RAAD van 20 juli 1993 houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 4256/88 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2052/88 met betrekking tot het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Oriëntatie

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat de Raad Verordening (EEG) nr. 2081/93 (4) tot wijzing van Verordening (EEG) nr. 2052/88 van de Raad van 24 juni 1988 betreffende de taken van de Fondsen met structurele strekking, hun doeltreffendheid alsmede de cooerdinatie van hun bijstandsverlening onderling en met die van de Europese Investeringsbank en de andere bestaande financieringinstrumenten (5) heeft vastgesteld;

Overwegende dat de Raad Verordening (EEG) nr. 2082/93 (6) houdende wijzing van Verordening (EEG) nr. 4253/88 van de Raad van 19 december 1988 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 2052/88 met betrekking tot de cooerdinatie van de bijstandsverlening uit de onderscheiden Structuurfondsen enerzijds en van die bijstandsverlening met die van de Europese Investeringsbank en de andere bestaande financieringsinstrumenten anderzijds (7) heeft vastgesteld;

Overwegende dat om rekening te houden met de wijzigingen in de bovenvermelde verordeningen en met de opgedane ervaring, Verordening (EEG) nr. 4256/88 van de Raad van 19 december 1988 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2052/88 met betrekking tot het EOGFL, afdeling Oriëntatie (8), moet worden aangepast;

Overwegende dat de begeleidende maatregelen inzake milieubescherming in de landbouw, bebossing en vervroegde uittreding, die in het kader van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn vastgesteld, voortaan uit de begroting voor het EOGFL, afdeling Garantie, worden gefinancierd;

Overwegende dat de lijst van de uit hoofde van de doelstellingen 1 en 5 b) voor bijstand in aanmerking komende maatregelen moet worden aangepast in het licht van de ervaring, en met inachtneming van de noodzaak de plattelandsontwikkeling eveneens te baseren op de niet-agrarische activiteiten en op de spreiding van de activiteiten van de landbouwers (m/v), ten einde de tendens van economische en sociale achteruitgang en ontvolking van het platteland om te buigen, waarbij met name meer plaats moet worden ingeruimd voor maatregelen die op verkoopbevordering voor lokale produkten en milieuvriendelijke landbouw-, tuinbouw- en veeteelmethoden, preventie van natuurrampen, dorpsvernieuwing en bescherming en instandhouding van het landelijk erfgoed zijn gericht;

Overwegende dat het Fonds in het kader van zijn bijdrage aan het bereiken van de doelstellingen 1 en 5 b) acties moet kunnen financieren die gericht zijn op de duurzame ontwikkeling van het plattelandsmilieu, met inbegrip van de ontwikkeling en de versterking van de land- en bosbouwstructuren die gebruik maken van milieuvriendelijke methoden en technieken; dat het Fonds eveneens de stimulering van investeringen in toeristische en ambachtelijke sectoren, met inbegrip van verbetering van het woongedeelte van landbouwbedrijven en van het wonen op het platteland, moet kunnen financieren;

Overwegende dat, met het oog op een betere integratie van de component plattelandsontwikkeling in de bijstandsverlening op grond van artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 4256/88 en de versterking van de maatregelen inzake voorlichting en verspreiding van kennis, de werkingssfeer van dit artikel moet worden uitgebreid;

Overwegende dat de maatregelen met betrekking tot de visserijsector in een specifieke verordening zijn opgenomen en dus niet meer binnen de werkingssfeer van deze verordening vallen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De artikelen 1 tot en met 11 van Verordening (EEG) nr. 4256/88 worden vervangen door:

"Artikel 1

1. Het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Oriëntatie, hierna "het Fonds" genoemd, kan de acties ter vervulling van de in artikel 3, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2052/88 bedoelde taken met het oog op het bereiken van de in artikel 1 van die verordening vermelde doelstellingen 1, 5 a) en 5 b), met uitzondering van acties uit hoofde van doelstelling 5 a) met betrekking tot de visserijstructuur, financieren met inachtneming van de criteria en doelstellingen die zijn aangegeven in de onderhavige verordening.

2. De bij Verordening (EEG) nr. 4253/88 vastgestelde voorwaarden en criteria gelden voor de acties die op grond van de onderhavige verordening worden gefinancierd, behoudens de uitzonderingen waarin bij de onderhavige verordening of de overeenkomstig artikel 2, lid 1, vastgestelde bepalingen wordt voorzien.

TITEL I

Versnelde aanpassing van de landbouwstructuur in het kader van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid

(Doelstelling 5 a))

Artikel 2

1. Het Fonds kan de gemeenschappelijke acties financieren waartoe de Raad volgens de procedure van artikel 43, lid 2, derde alinea, van het Verdrag heeft besloten om de aanpassing van de landbouwstructuur te versnellen, met name in het kader van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

2. De in lid 1 bedoelde gemeenschappelijke acties kunnen met name betrekking hebben op:

- maatregelen ter begeleiding van het marktbeleid die bijdragen aan het herstel van het evenwicht tussen de produktie en de capaciteit van de markten, voor zover in de financiering hiervan niet is voorzien uit hoofde van het EOGFL, afdeling Garantie;

- de ondersteuning van de landbouwinkomens en de instandhouding van een leefbare landbouwgemeenschap in berg- en probleemgebieden via steunmaatregelen voor de landbouw, zoals het compenseren van permanente natuurlijke belemmeringen;

- concrete maatregelen om de vestiging van jonge landbouwers (m/v) te bevorderen;

- maatregelen ter verbetering van de efficiëntie van de bedrijfsstructuren, met name investeringen die erop gericht zijn de produktiekosten te drukken, de kwaliteit te verbeteren, de levens- en arbeidsomstandigheden van de landbouwers (m/v) en hun echtgenotes of partners die hun hoofdberoep op het bedrijf uitoefenen te verbeteren alsmede de diversificatie van hun produktie en activiteit, met inbegrip van de produktie van niet voor de voeding bestemde landbouwprodukten, aan te moedigen en de gezondheidssituatie, de hygiënische omstandigheden in de veehouderijen en het welzijn van dieren te bevorderen, en de natuur in stand te houden en te verbeteren;

- maatregelen ter verbetering van de afzet, ook op de boerderij, en van de verwerking van land- en bosbouwprodukten alsmede ter aanmoediging van de oprichting van producentenverenigingen;

- maatregelen om hulpverlening aan landbouwers (m/v) en oprichting van samenwerkingsverbanden te bevorderen ten einde de produktieomstandigheden te verbeteren.

3. De gemeenschappelijke acties die momenteel van toepassing zijn op het in de onderhavige titel bedoelde gebied blijven van toepassing todat zij overeenkomstig artikel 11 bis zijn aangepast.

TITEL II

Bevordering van de plattelandsontwikkeling en structurele aanpassing van regio's met een ontwikkelingsachterstand

(Doelstelling 1)

Artikel 3

1. Het Fonds kan in het kader van zijn bijdrage tot het bereiken van de in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 2052/88 genoemde doelstelling 1, acties financieren die op duurzame plattelandsontwikkeling, inclusief ontwikkeling en versterking van de structuur van land- en bosbouw, en op instandhouding, verbetering en herstel van het landschap zijn gericht.

2. De bijstand van het Fonds in regio's die onder doelstelling 1 vallen omvat met name maatregelen ter oplossing van problemen in verband met door een achterstand gekenmerkte landbouwstructuren.

Artikel 4

De bijstand van het Fonds voor de in artikel 5 beoogde acties wordt overwegend verleend in de vorm van operationele programma's, ook volgens een geïntegreerde aanpak, en globale subsidies.

Artikel 5

De financiële deelneming van het Fonds kan, behalve op de in artikel 2 bedoelde maatregelen, met name op de volgende acties betrekking hebben:

a) omschakeling, diversificatie, heroriëntatie en aanpassing van het produktiepotentieel, inclusief de produktie van niet voor de voeding bestemde landbouwprodukten,

b) verkoopbevordering, instelling van kwaliteitskeurmerken en investeringen voor kwalifitatief hoogstaande lokale en regionale landbouw- en bosbouwprodukten,

c) onderstaande maatregelen, voor zover deze niet gefinancierd worden door het EFRO in het kader van een communautair bestek, en voor zover zij verenigbaar zijn met de taken van de Fondsen zoals omschreven in artikel 3, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2052/88:

- ontwikkeling en verbetering van de plattelandsinfrastructuur in samenhang met de ontwikkeling van land- en bosbouw,

- maatregelen die zijn gericht op diversificatie, met name om landbouwers (m/v) de mogelijkheid te bieden verscheidene activiteiten te combineren of andere bronnen van inkomsten aan te boren,

- dorpsvernieuwing en -ontwikkeling en bescherming en instandhouding van het landelijk erfgoed,

d) ruilverkaveling, met inbegrip van de daarmee samenhangende werken, van gronden van land- en bosbouwbedrijven, onder voorwaarden die verenigbaar zijn met het behoud van het landschap en het natuurlijk milieu en met inachtneming van de wettelijke voorschriften van de betrokken Lid-Staat,

e) individuele of collectieve verbetering van akkerland en weidegrond,

f) irrigatie, renovatie en verbetering van irrigatienetten en kleine stuwbekkens inbegrepen, met name terwille van een doelmatiger watergebruik; aanleg van collectieve irrigatienetten die worden aangesloten op bestaande hoofdkanalen, en aanleg van kleine irrigatiesystemen die niet door collectieve netten van water worden voorzien; renovatie en aanpassing van drainagesystemen,

g) stimulering van investeringen in toeristische en ambachtelijke sectoren, met inbegrip van verbetering van het woongedeelte van landbouwbedrijven,

h) herstel van het produktiepotentieel in land- en bosbouw dat door een natuurramp is gehavend en invoering van adequate preventieve instrumenten, met name in ultraperifere gebieden met een hoog natuurrampenrisico,

i) voor zover de financiering ervan niet is geregeld bij de begeleidende maatregelen in het kader van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid:

- ontwikkeling en valorisatie van de bossen overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 1610/89 van de Raad van 29 mei 1989 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EEG) nr. 4256/88 met betrekking tot de ontwikkeling en valorisatie van de bossen in de landelijke gebieden van de Gemeenschap (1),

- bescherming van het milieu en maatregelen inzake natuurbehoud op het platteland, alsmede landschapsherstel,

j) ontwikkeling van de landbouw- en bosbouwvoorlichting en verbetering van de beroepsopleiding in land- en bosbouw,

k) financiële instrumentering ten behoeve van landbouw- en bosbouwbedrijven, en van ondernemingen voor de verwerking en de afzet van landbouw- en bosbouwprodukten,

l) maatregelen op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling in de landbouw en de bosbouw.

(1) PB nr. L 165 van 15. 6. 1989, blz. 3.

TITEL III

Bevordering van de plattelandsontwikkeling in zones die onder doelstelling 5 b) vallen

Artikel 6

De bijstand van het Fonds voor de in artikel 7 beoogde acties wordt overwegend verleend in de vorm van operationele programma's, ook volgens een geïntegreerde aanpak, en globale subsidies en heeft betrekking op een of meer in artikel 5 genoemde acties.

Artikel 7

Onverminderd de in artikel 11 bis, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 2052/88 en in artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 4253/88 bedoelde gegevens bevatten de plannen voor plattelandsontwikkeling een opgave van de landbouwstructuurproblemen op een relevant geografisch niveau. Deze plannen bestrijken in de regel een periode van zes jaar en kunnen jaarlijks worden bijgesteld.

TITEL IV

Algemene en overgangsbepalingen

Artikel 8

In het kader van zijn taken als aangegeven in artikel 3, lid 3, tweede alinea, en van de bijstandsverlening als bedoeld in artikel 5, lid 2, onder e), van Verordening (EEG) nr. 2052/88, kan het Fonds, ten belope van ten hoogste 1 % van zijn jaarlijkse middelen, bijdragen aan de financiering van:

- maatregelen inzake voorbereiding, beoordeling vooraf, toezicht, evaluatie achteraf en voorlichting, inclusief technische bijstand en algemene studies,

- de uitvoering van proefprojecten inzake aanpassing van de land- en bosbouwstructuur en bevordering van de plattelandsontwikkeling,

- de uitvoering van demonstratieprojekten, inclusief projecten inzake de ontwikkeling en valorisatie van de bossen alsmede inzake het verwerken en de afzet van landbouwprodukten, die de werkelijke mogelijkheden moeten laten zien van produktie- en beheersystemen, -methoden en -technieken die aansluiten bij de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid,

- de maatregelen die nodig zijn om op communautair niveau de kennis en ervaring op het gebied van plattelandsontwikkeling en verbetering van de landbouwstructuur, en de resultaten van de desbetreffende werkzaamheden te verspreiden.

De op initiatief van de Commissie uitgevoerde maatregelen kunnen, bij wijze van uitzondering, voor 100 % worden gefinancierd; voor rekening van de Commissie uitgevoerde maatregelen worden altijd voor 100 % gefinancierd. Voor de overige maatregelen gelden de in artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 2052/88 vermelde percentages.

Artikel 9

In de passende gevallen verstrekken de Lid-Staten de Commissie volgens de bijzondere procedures van de diverse beleidssectoren de gegevens over de naleving van artikel 7, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2052/88.

Artikel 10

De betalingsverplichtingen voor de gedeelten van de bedragen die zijn vastgelegd uit hoofde van de bijstand voor projecten waarover de Commissie vóór 1 januari 1989 een beschikking heeft gegeven in het kader van de Verordeningen (EEG) nr. 17/64 (1), (EEG) nr. 355/77 (2), (EEG) nr. 1760/78 (3), (EEG) nr. 269/79 (4), (EEG) nr. 1938/81 (5), (EEG) nr. 1941/81 (6), (EEG) nr. 1943/81 (7), (EEG) nr. 2088/85 (8) en (EEG) nr. 3974/86 (9), en waarvoor vóór 31 maart 1995 geen definitief betalingsverzoek is ingediend, worden uiterlijk op 30 september 1995 automatisch ongedaan gemaakt door de Commissie, onverminderd projecten die uit hoofde van een gerechtelijke procedure zijn geschorst.

(1) PB nr. 34 van 27. 2. 1964, blz. 1586/64.

(2) PB nr. L 51 van 23. 2. 1977, blz. 1.

(3) PB nr. L 204 van 28. 7. 1978, blz. 78.

(4) PB nr. L 38 van 14. 2. 1979, blz. 1.

(5) PB nr. L 197 van 20. 7. 1981, blz. 1.

(6) PB nr. L 197 van 20. 7. 1981, blz. 13.

(7) PB nr. L 197 van 20. 7. 1981, blz. 23.

(8) PB nr. L 197 van 27. 2. 1985, blz. 1.

(9) PB nr. L 370 van 30. 12. 1986, blz. 9.

Artikel 11

De bepalingen van Verordening (EEG) nr. 729/70, met uitzondering van artikel 1, leden 1, 2 en 3, zijn niet van toepassing met betrekking tot het Fonds, onverminderd artikel 15 van Verordening (EEG) nr. 2052/88 en artikel 33 van Verordening (EEG) nr. 4253/88.

Artikel 11

bis

Onverminderd artikel 33 van Verordening (EEG) nr. 4253/88, neemt de Raad, op voorstel van de Commissie en volgens de procedure van artikel 43 van het Verdrag, uiterlijk op 31 december 1993 een besluit over de aanpassing van de op grond van artikel 2 van de overhavige verordening gefinancierde gemeenschappelijke acties die nodig is om de in Verordening (EEG) nr. 2052/88 genoemde doelstellingen te bereiken met inachtneming van de bepalingen van de Verordening (EEG) nr. 2052/88 en (EEG) nr. 4253/88 en van de onderhavige verordening.".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 20 juli 1993.

Voor de Raad

De Voorzitter

W. CLAES

(1) PB nr. C 131 van 11. 5. 1993, blz. 6.(2) Advies uitgebracht op 14 juli 1993 (nog niet verschenen in het Publikatieblad).(3) PB nr. C 201 van 26. 7. 1993, blz. 52.(4) Zie bladzijde 5 van dit Publikatieblad.(5) PB nr. L 185 van 15. 7. 1988, blz. 9.(6) Zie bladzijde 20 van dit Publikatieblad.(7) PB nr. L 374 van 31. 12. 1988, blz. 1.(8) PB nr. L 374 van 31. 12. 1988, blz. 25.