31993R1938

Verordening (EEG) nr. 1938/93 van de Commissie van 19 juli 1993 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3002/92 met name ten aanzien van de vrijgave van de zekerheid gesteld met het oog op de uitvoer van produkten uit interventie

Publicatieblad Nr. L 176 van 20/07/1993 blz. 0012 - 0013
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 51 blz. 0015
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 51 blz. 0015


VERORDENING (EEG) Nr. 1938/93 VAN DE COMMISSIE van 19 juli 1993 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3002/92 met name ten aanzien van de vrijgave van de zekerheid gesteld met het oog op de uitvoer van produkten uit interventie

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening nr. 136/66/EEG van de Raad van 22 september 1966 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2046/92 (2), en met name op artikel 12, lid 4, op artikel 26, lid 3, en op de overeenkomstige bepalingen van de overige verordeningen houdende een gemeenschappelijke ordening der markten voor landbouwprodukten,

Overwegende dat de Lid-Staten meer tijd dient te worden gelaten om eventueel hun controlediensten te kunnen reorganiseren, zodat het gebruik en/of de bestemming van de betrokken produkten, ongeacht de oorsprong ervan, voor iedere specifieke maatregel of ieder specifiek onderdeel van een maatregel door een bepaalde controle-instantie wordt gecontroleerd;

Overwegende dat in bepaalde gevallen de interventieprodukten worden verkocht tegen een prijs bij de berekening waarvan rekening is gehouden met de restitutie die geldt voor derde landen of voor een bepaald derde land; dat in die gevallen het bedrag van de uitvoerrestitutie dus in mindering is gebracht op de verkoopprijs;

Overwegende dat om te garanderen dat de transactie tot een goed einde wordt gebracht, een zekerheid moet worden gesteld; dat bij het berekenen van het bedrag van deze zekerheid rekening wordt gehouden met diverse aspecten van de betrokken transactie en met name met het risico voor verlegging van het handelsverkeer en de effectieve uitvoering van de door de koper aangegane verbintenissen;

Overwegende dat de ervaring heeft geleerd dat het noodzakelijk is de consequenties van de afzet van interventieprodukten op de markten van andere derde landen dan die welke aanvankelijk waren bedoeld, opnieuw te bezien;

Overwegende dat het daartoe dienstig is de regels voor het vrijgeven van de zekerheden aan te passen aan de werkelijk bereikte geografische bestemming, zonder evenwel de doeltreffendheid van de voor de verkoop van de interventieprodukten vastgestelde maatregelen te verminderen; dat, gezien de diversiteit van de situaties, het slechts mogelijk blijkt op horizontaal niveau regels te voorzien voor de vrijgave van de zekerheid, die zich beperken tot het aspect restitutie;

Overwegende dat derhalve Verordening (EEG) nr. 3002/92 van de Commissie (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1231/93 (4), dient te worden gewijzigd;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van alle betrokken Comités van beheer,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 3002/92 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 2, lid 1, derde alinea worden de woorden "zes maanden" vervangen door "tien maanden".

2. In artikel 11 wordt lid 2 als volgt gelezen:

"2. De in lid 1, onder a) tot en met d), bedoelde voorwaarden zijn primaire eisen in de zin van artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2220/85, onverminderd het bepaalde in artikel 15, lid 2.".

3. Artikel 15 wordt als volgt gelezen:

"Artikel 15

1. Vrijgave van de zekerheid geschiedt tegen overlegging van de in artikel 4 bedoelde bewijsstukken, en

- wanneer de produkten zijn bestemd om in een specifiek derde land te worden ingevoerd,

of

- wanneer de produkten zijn bestemd om uit de Gemeenschap te worden uitgevoerd en er ernstige twijfel bestaat omtrent de werkelijke bestemming ervan,

tegen overlegging van het in de artikelen 17 en 18 van Verordening (EEG) nr. 3665/87 bedoelde bewijs.

De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten kunnen bijkomende bewijsstukken verlangen om genoegzaam aan te tonen dat de produkten in het derde land van invoer daadwerkelijk op de markt zijn gebracht.

Wanneer ernstige twijfel bestaat omtrent de werkelijke bestemming van de produkten, kan de Commissie de Lid-Staten verzoeken de bepalingen van dit lid toe te passen.

2. Wanneer het produkt bestemd is om in een bepaald derde land te worden ingevoerd, het bedrag van de restitutie in mindering is gebracht op de verkoopprijs en de in lid 1 bedoelde bewijzen dienaangaande niet worden geleverd:

a) wordt een deel van de zekerheid vrijgegeven na overlegging van het bewijs dat het produkt het douanegebied van de Gemeenschap heeft verlaten; dit deel komt overeen met de laagste restitutievoet, in de zin van artikel 20, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 3665/87, die van toepassing was op de dag waarop de aangifte ten uitvoer is aanvaard;

b) wordt, naast het onder a) bedoelde deel, het deel van de zekerheid dat overeenkomt met het verschil tussen de laagste restitutievoet en de restitutievoet die op de dag waarop de aangifte ten uitvoer is aanvaard, van toepassing was voor het derde land waarin de produkten daadwerkelijk zijn ingevoerd voor zover dit bedrag niet hoger is dan de restitutievoet die geldt voor de verplichte bestemming, vrijgegeven wanneer

- de uitvoer naar het oorspronkelijke land van bestemming wegens overmacht niet heeft kunnen plaatsvinden en

- de bewijzen betreffende de invoer in het andere land van bestemming worden geleverd overeenkomstig het bepaalde in lid 1.".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 1, punt 1, is van toepassing met ingang van 1 juli 1993.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 19 juli 1993.

Voor de Commissie

René STEICHEN

Lid van de Commissie

(1) PB nr. 172 van 30. 9. 1966, blz. 3025/66.

(2) PB nr. L 215 van 30. 7. 1992, blz. 1.

(3) PB nr. L 301 van 17. 10. 1992, blz. 17.

(4) PB nr. L 124 van 20. 5. 1993, blz. 25.