31993R1541

Verordening (EEG) nr. 1541/93 van de Raad van 14 juni 1993 tot vaststelling van het in artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 1765/92 bedoelde percentage braak te leggen landbouwgronden in geval van vaste braak

Publicatieblad Nr. L 154 van 25/06/1993 blz. 0001 - 0002
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 50 blz. 0068
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 50 blz. 0068


VERORDENING (EEG) Nr. 1541/93 VAN DE RAAD van 14 juni 1993 tot vaststelling van het in artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 1765/92 bedoelde percentage braak te leggen landbouwgronden in geval van vaste braak

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1765/92 van de Raad van 30 juni 1992 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen (1), inzonderheid op artikel 7, lid 1,

Overwegende dat op grond van artikel 7, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 1765/92 vaste braak kan worden toegestaan in ruil voor een hoger percentage braak te leggen grond; dat dit percentage een produktievermindering moet garanderen die vergelijkbaar is met de vermindering die bereikt wordt met wisselbraak; dat uit een wetenschappelijke vergelijkende studie naar de doeltreffendheid van beide soorten braaklegging is gebleken dat een verschil van 5 procentpunten boven het bij wisselbraak geldende percentage voldoende is om de door de Gemeenschap beoogde produktiebeheersing te bereiken;

Overwegende dat er in de Gemeenschap zones bestaan die moeten worden aangewezen als kwetsbaar in verband met de verontreiniging van het water door nitraten; dat de bescherming van het water in deze zones of zelfs op het gehele grondgebied van een Lid-Staat, ingevolge Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (2), een verplichte regeling inzake de beperking van meststoffen moet omvatten; dat een dergelijke regeling onder bepaalde voorwaarden kan leiden tot een aanzienlijke vermindering van het mestgebruik ten opzichte van de gebruikelijke praktijk, en aldus aanvullende waarborgen kan bieden voor de beheersing van de produktie; dat tegelijkertijd een stimulans voor vaste braak in die zones het verwezenlijken van de doelstellingen van die richtlijn kan vergemakkelijken; dat voor die zones het verschil ten opzichte van de wisselbraak op 3 procentpunten moet worden vastgesteld;

Overwegende dat de verschillende instituten die hebben deelgenomen aan de studie, zijn uitgegaan van verschillende hypothesen ten aanzien van de invloed van de wisselbouw op de rendementen; dat deze studie, die een jaar heeft geduurd, niet heeft geleid tot een definitieve conclusie omtrent deze nijpende kwestie; dat het dus nodig is een grondigere studie in betere omstandigheden te verrichten; dat deze nieuwe studie moet worden verricht op een voldoende groot oppervlak, zonder evenwel het doel - de produktiebeheersing - in gevaar te brengen; dat een periode van twee jaar nodig is om deze studie tot een goed einde te brengen; dat, aangezien het extreme geval zich voordoet in een Lid-Staat, zowel vanwege de omvang van het braak te leggen areaal als door het zichtbare verschil in doeltreffendheid tussen vaste braak en wisselbraak dit experiment in die Lid-Staat moet plaatsvinden; dat, met het oog op een ruime deelneming aan de vaste braaklegging enerzijds, en ten einde de voor deze studie vereiste voorwaarden tot stand te brengen anderzijds, het aanvullende percentage minder dan 5 procentpunten moet bedragen; dat in dit verband voornoemd aanvullend percentage op 3 procentpunten moet worden vastgesteld voor iedere Lid-Staat waar, aan de hand van de laatst beschikbare ramingen, het braak te leggen areaal meer zal bedragen dan 13 % van het basisareaal in het eerste jaar; dat de beste ramingen die beschikbaar zijn, in het voorontwerp van begroting 1994 zijn te vinden;

Overwegende dat het bepaalde in deze verordening geen afbreuk doet aan de verplichtingen die voor de Lid-Staten voortvloeien uit Richtlijn 91/676/EEG,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Bij vaste braak wordt het percentage braak te leggen grond, bedoeld in artikel 7, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 1765/92, vastgesteld op het voor wisselbraak als bedoeld in dat artikel geldende percentage plus 5 procentpunten.

2. Een met slechts 3 procentpunten verhoogd percentage is evenwel toegestaan:

- in de in Richtlijn 91/676/EEG bedoelde kwetsbare zones of op het gehele grondgebied van een Lid-Staat die kiest voor de toepassing van de in die richtlijn bedoelde actieprogramma's, op voorwaarde dat er sprake is van een aanzienlijke vermindering van het mestgebruik, die als zodanig door de Commissie wordt erkend;

- voor de braaklegging met het oog op de verkoopseizoenen 1994/1995 en 1995/1996 in elke Lid-Staat waar, volgens de ramingen van het voorontwerp van begroting 1994, het tijdens het eerste jaar van het stelsel braak te leggen areaal meer zal bedragen dan 13 % van het bij Verordening (EEG) nr. 845/93 (3) vastgestelde basisareaal.

Artikel 2

1. Aan het einde van het verkoopseizoen 1995/1996 stelt de Commissie verslag op over de weerslag op de produktie van de toepassing van artikel 1, lid 2, eerste streepje, zo nodig vergezeld van passende voorstellen.

2. Tijdens de in artikel 1, lid 2, tweede streepje, bedoelde periode verricht de Commissie een studie om de gevolgen van de wisselbraak op de rendementen in de betrokken Lid-Staten te bepalen. Als uit die studie blijkt dat de drie aanvullende procentpunten voor de vaste braak in termen van produktiebeheersing niet dezelfde garantie bieden als het percentage voor de wisselbraak, wordt het in de Lid-Staten toe te passen percentage voor vaste braak vanaf het verkoopseizoen 1996/1997 verhoogd overeenkomstig de resultaten van deze studie, met als maximum het in artikel 1, lid 1, vermelde percentage.

Artikel 3

De toepassingsbepalingen van deze verordening, inzonderheid de definitie van het in artikel 1, lid 2, vermelde begrip "aanzienlijke vermindering", alsmede het percentage voor vaste braak dat in de in artikel 1, lid 2, tweede streepje, bedoelde Lid-Staten zal worden toegepast vanaf het verkoopseizoen 1996/1997 worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 12 van Verordening (EEG) nr. 1765/92.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Luxemburg, 14 juni 1993.

Voor de Raad

De Voorzitter

B. WESTH

(1) PB nr. L 181 van 1. 7. 1992, blz. 12. Verordening gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 364/93 (PB nr. L 42 van 19. 2. 1993, blz. 3).(2) PB nr. L 375 van 31. 12. 1991, blz. 1.(3) PB nr. L 88 van 8. 4. 1993, blz. 27.