31993R1431

Verordening (EEG) nr. 1431/93 van de Commissie van 10 juni 1993 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 120/89 tot vaststelling van de gemeenschappelijke bepalingen voor de toepassing van heffingen en belastingen bij uitvoer van landbouwprodukten

Publicatieblad Nr. L 140 van 11/06/1993 blz. 0027 - 0028
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 50 blz. 0003
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 50 blz. 0003


VERORDENING (EEG) Nr. 1431/93 VAN DE COMMISSIE van 10 juni 1993 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 120/89 tot vaststelling van de gemeenschappelijke bepalingen voor de toepassing van heffingen en belastingen bij uitvoer van landbouwprodukten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening nr. 136/66/EEG van de Raad van 22 september 1966 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2046/92 (2), en met name op artikel 19, lid 3, en op artikel 20, lid 3, alsmede op de overeenkomstige bepalingen van de overige verordeningen houdende een gemeenschappelijke ordening der markten voor landbouwprodukten,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2180/71 van de Raad van 12 oktober 1971 houdende vaststelling van de algemene voorschriften die moeten worden toegepast in de sector melk en zuivelprodukten in geval van moeilijkheden bij de voorziening (3), en met name op artikel 2, lid 1,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1603/74 van de Raad van 25 juni 1974 betreffende heffing van een belasting bij de uitvoer van bepaalde produkten waaraan suiker is toegevoegd op basis van granen, rijst en melk in geval van moeilijkheden met de suikervoorziening (4), en met name op artikel 1, lid 3,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2747/75 van de Raad van 29 oktober 1975 tot vaststelling van de algemene voorschriften die ingevolge verstoring gelden in de sector granen (5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1766/92 (6), en met name op artikel 4, lid 1,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1432/76 van de Raad van 21 juni 1976 tot vaststelling van de algemene voorschriften die in geval van verstoring gelden in de sector rijst (7), en met name op artikel 4, lid 1,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 520/77 van de Raad van 14 maart 1977 betreffende de heffing, in geval van moeilijkheden met de suikervoorziening, van een belasting bij de uitvoer van bepaalde verwerkte produkten op basis van groenten en fruit waaraan suiker is toegevoegd (8), en met name op artikel 1, lid 4,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1650/86 van de Raad van 26 mei 1986 betreffende de restituties en heffingen bij uitvoer van olijfolie (9), en met name op artikel 6,

Overwegende dat bij Verordening (EEG) nr. 120/89 van de Commissie (10) de gemeenschappelijke bepalingen zijn vastgesteld voor de toepassing van heffingen en belastingen op landbouwprodukten; dat produkten waarvoor een heffing bij uitvoer geldt en die worden vervoerd van een Lid-Staat naar een andere en die daarbij het grondgebied van de Gemeenschap verlaten zonder dat de uitvoerformaliteiten zijn vervuld, onder een toezichtprocedure moeten worden geplaatst; dat het gevaar dat dergelijke goederen de Gemeenschap verlaten zonder dat de heffingen zijn betaald, slechts voor vervoer van goederen over zee bestaat; dat namelijk voor het vervoer over land over het grondgebied van een derde land, een transitprocedure moet worden gevolgd;

Overwegende dat rekening dient te worden gehouden met de procedurewijzigingen sedert 1 januari 1993 als uitvloeisel van Verordening (EEG) nr. 2726/90 van de Raad van 17 september 1990 betreffende communautair douanevervoer (11), Verordening (EEG) nr. 1214/92 van de Commissie van 21 april 1992 houdende uitvoeringsbepalingen en vereenvoudigingsmaatregelen betreffende de regeling voor communautair douanevervoer (12), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3712/92 (13), en Verordening (EEG) nr. 3269/92 van de Commissie van 10 november 1992 tot vaststelling van toepassingsbepalingen voor de artikelen 161, 182 en 183 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek, met betrekking tot de douaneregeling, uitvoer, de wederuitvoer en de goederen die het douanegebied van de Gemeenschap verlaten (14);

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van alle betrokken Comités van beheer,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De artikelen 7 tot en met 10 van Verordening (EEG) nr. 120/89 worden als volgt gewijzigd:

"Artikel 7

Zodra de aangifte ten uitvoer voor de in artikel 2, onder a), bedoelde produkten is aanvaard, worden zij geacht niet langer onder artikel 9, lid 2, van het Verdrag te vallen en geldt voor het handelsverkeer van deze produkten het bepaalde in artikel 3, lid 2, onder c), van Verordening (EEG) nr. 2726/90 van de Raad (*).

Artikel 8

1. Wanneer het handelsverkeer tussen twee Lid-Staten van produkten waarvoor een heffing bij uitvoer geldt, overeenkomstig het bepaalde in titel IX van Verordening (EEG) nr. 1214/92 van de Commissie (**) gebeurt, is ook het bepaalde in de leden 2 en 3 van toepassing.

2. Het kantoor van vertrek in de zin van Verordening (EEG) nr. 2726/90 treft de nodige maatregelen om de onder c) bedoelde heffing bij uitvoer te innen, wanneer:

a) op een document voor intern communautair douanevervoer waarop als kantoor van bestemming een kantoor is vermeld dat onder een Lid-Staat ressorteert, niet de vermelding als bedoeld in artikel 21 van Verordening (EEG) nr. 1214/92, is aangebracht, omdat bij de geldigverklaring van de aangifte voor intern communautair douanevervoer voor het betrokken produkt geen heffing bij uitvoer gold,

en,

b) op grond van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de EVA-landen over een gemeenschappelijke regeling voor douanevervoer, het produkt wordt aangeboden op een kantoor van bestemming dat onder een EVA-land ressorteert,

en

c) op de datum waarop het produkt op het kantoor van bestemming wordt aangeboden een heffing bij uitvoer geldt die is ingevoerd na de datum van geldigverklaring van de aangifte voor intern communautair douanevervoer.

3. Wanneer de exporteur voor de bevoegde instantie het bewijs levert dat de produkten het douanegebied van de Gemeenschap hebben verlaten op een datum waarop de heffing bij uitvoer niet bestond of lager was dan de in lid 2 bedoelde heffing, wordt geen, of in voorkomend geval de lagere heffing bij uitvoer toegepast.

4. Wanneer het handelsverkeer tussen twee Lid-Staten van produkten waarvoor een heffing bij uitvoer geldt, niet overeenkomstig het bepaalde in titel IX van Verordening (EEG) nr. 1214/92 gebeurt, gelden de bepalingen van artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 3269/92 van de Commissie (***).

Artikel 9

1. Wanneer het handelsverkeer van produkten plaatsvindt met toepassing van titel IX van Verordening (EEG) nr. 1214/92 of artikel 31 van Verordening (EEG) nr. 3269/92, wordt een zekerheid gesteld om ervoor te zorgen dat de verschuldigde heffing bij uitvoer wordt geïnd, als deze produkten niet opnieuw het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht; deze zekerheid wordt gesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 68, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1214/92 of op dezelfde wijze bij toepassing van artikel 31 van Verordening (EEG) nr. 3269/92.

2. Zodra in de Lid-Staat van vertrek het bewijs wordt geleverd dat de produkten opnieuw het douanegebied van de Gemeenschap zijn binnengebracht, wordt de zekerheid vrijgegeven naar rata van de hoeveelheid waarvoor dit bewijs wordt geleverd.

Artikel 10

Wanneer een produkt onder een van de in titel X, hoofdstuk 1, van Verordening (EEG) nr. 1214/92 bedoelde vereenvoudigde regelingen wordt geplaatst om naar een station van bestemming binnen het douanegebied van de Gemeenschap te worden vervoerd of aan een geadresseerde binnen dat gebied te worden geleverd, mag het kantoor van vertrek een wijziging van het vervoercontract die tot gevolg heeft dat het vervoer buiten genoemd douanegebied eindigt, slechts toestaan na met het oog op de inning van de verschuldigde heffing bij uitvoer de nodige maatregelen te hebben genomen. In dat geval wordt de heffing bij uitvoer toegepast die geldt op de datum waarop de aangifte voor uitvoer naar derde landen door het kantoor van vertrek wordt aanvaard.

(*) PB nr. L 262 van 26. 9. 1990, blz. 1.

(**) PB nr. L 132 van 16. 5. 1992, blz. 1.

(***) PB nr. L 326 van 12. 11. 1992, blz. 11.".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 10 juni 1993.

Voor de Commissie

René STEICHEN

Lid van de Commissie

(1) PB nr. 172 van 30. 9. 1966, blz. 3025/66.

(2) PB nr. L 215 van 30. 7. 1992, blz. 1.

(3) PB nr. L 231 van 14. 10. 1971, blz. 1.

(4) PB nr. L 172 van 27. 6. 1974, blz. 9.

(5) PB nr. L 281 van 1. 11. 1975, blz. 82.

(6) PB nr. L 181 van 1. 7. 1992, blz. 21.

(7) PB nr. L 166 van 25. 6. 1976, blz. 39.

(8) PB nr. L 73 van 21. 3. 1977, blz. 26.

(9) PB nr. L 145 van 30. 5. 1986, blz. 8.

(10) PB nr. L 16 van 20. 1. 1989, blz. 19.

(11) PB nr. L 262 van 26. 9. 1990, blz. 1.

(12) PB nr. L 132 van 16. 5. 1992, blz. 1.

(13) PB nr. L 378 van 23. 12. 1992, blz. 15.

(14) PB nr. L 326 van 12. 11. 1992, blz. 11.