31993R0084

Verordening (EEG) nr. 84/93 van de Commissie van 19 januari 1993 betreffende de specifieke steun die aan de telersverenigingen in de sector ruwe tabak wordt toegekend

Publicatieblad Nr. L 012 van 20/01/1993 blz. 0005 - 0008
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 48 blz. 0003
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 48 blz. 0003


VERORDENING (EEG) Nr. 84/93 VAN DE COMMISSIE van 19 januari 1993 betreffende de specifieke steun die aan de telersverenigingen in de sector ruwe tabak wordt toegekend

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2075/92 van de Raad van 30 juni 1992 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector ruwe tabak (1), en met name op artikel 12, lid 3,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 3813/92 van de Raad van 28 december 1992 betreffende de rekeneenheid en de omrekeningskoersen die in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid moeten worden toegepast (2), en met name op artikel 6, lid 2,

Overwegende dat in artikel 12 van Verordening (EEG) nr. 2075/92 is bepaald dat specifieke steun ten bedrage van 10 % van de premie wordt toegekend wanneer de teeltcontracten zijn gesloten tussen een bedrijf voor eerste bewerking en een erkende telersvereniging en die contracten betrekking hebben op de levering van de volledige produktie van de leden van de vereniging;

Overwegende dat dient te worden bepaald onder welke voorwaarden de telersverenigingen worden erkend om in aanmerking te komen voor deze specifieke steun;

Overwegende dat, ten einde de marktstructuur niet te verstoren, dient te worden bepaald dat een teler, afgezien van bepaalde bijzondere gevallen, slechts bij één enkele vereniging mag zijn aangesloten;

Overwegende dat in de geest van artikel 12 van Verordening (EEG) nr. 2075/92, en met name om concurrentiedistorsies en moeilijkheden bij de controle te voorkomen, dient te worden gepreciseerd dat de activiteit van de telersverenigingen niet de eerste bewerking van tabak mag omvatten; dat een bewerkingsbedrijf dat ook tabak teelt echter als tabaksteler lid kan zijn van een telersvereniging;

Overwegende dat bepaalde details betreffende de erkenningsaanvraag, de erkenning, de intrekking van de erkenning en de controle op de erkenningsvoorwaarden moeten worden geregeld, om enige uniformiteit inzake administratieve procedures te garanderen;

Overwegende dat, met het oog op een doeltreffende besteding, dient te worden bepaald dat de specifieke steun uitsluitend voor bepaalde doeleinden mag worden gebruikt, waaronder met name de toekenning van een aanvullende vergoeding aan de telers;

Overwegende dat, gezien het specifieke karakter van deze steun, de uitkering ervan anders dient te worden geregeld dan die voor de premie;

Overwegende dat moet worden bepaald dat de premie, uitgedrukt in nationale valuta, voor alle telers die in een bepaalde periode hun tabak aan de bewerkers leveren gelijk is, waarbij de omrekeningskoers moet worden aangehouden die geldt aan het begin van het jaar na de oogst;

Overwegende dat, in verband met de tijd die nodig is voor de tenuitvoerlegging van deze verordening in de Lid-Staten, voor de oogst 1993 bijzondere bepalingen moeten worden vastgesteld;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor tabak,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Voor de toepassing van artikel 12 van Verordening (EEG) nr. 2075/92 erkennen de Lid-Staten de telersverenigingen die daarom verzoeken, voor zover die verenigingen voldoen aan de in deze verordening vastgestelde voorwaarden.

2. Wanneer alle leden of een deel van de leden van een telersvereniging zelf telersverenigingen zijn, moet ieder van deze verenigingen voldoen aan de in deze verordening vastgestelde voorwaarden.

3. Vanaf de oogst 1994 mag de activiteit van de telersverenigingen niet de eerste bewerking van tabak omvatten.

4. Een tabaksteler mag niet bij meer dan een telersvereniging zijn aangesloten, tenzij hij meerdere tabakssoorten teelt en de telersverenigingen in zijn produktiegebied niet voor alle betrokken soortengroepen zijn erkend.

Artikel 2

1. De telersverenigingen moeten aan de volgende eisen voldoen:

a) zij moeten opgericht zijn op initiatief van hun leden;

b) zij moeten door hun activiteiten bijdragen tot het bereiken van de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag;

c) zij moeten opgericht zijn om gezamenlijk de produktie van de aangesloten telers aan de eisen van de markt aan te passen;

d) zij moeten gemeenschappelijke regels voor de produktie en de afzet vaststellen en doen toepassen door hun leden, met name regels inzake de kwaliteit van de produkten en de toepassing van teeltmethoden, en gezamenlijk zaaizaad, meststoffen en andere produktiemiddelen aankopen;

e) zij moeten beschikken over statuten betreffende het functioneren van de vereniging. De statuten moeten voor de aangesloten telers ten minste voorzien in de verplichting:

- de gehele voor verkoop bestemde produktie door bemiddeling van de vereniging op de markt te brengen,

- zich te houden aan de gemeenschappelijke regels voor de produktie;

f) zij moeten, voor elke soortengroep waarop de activiteit van de telersvereniging betrekking heeft,

- ten minste 120 leden hebben, met teeltcertificaten of quotumattesten voor een totale hoeveelheid van ten minste 200 ton, dan wel

- beschikken over teeltcertificaten of quotumattesten voor een totale hoeveelheid van ten minste 2 500 ton, en ten minste 50 leden hebben.

Wanneer het produktiegebieden betreft die van andere produktiegebieden voor dezelfde soortengroep afgezonderd en ver verwijderd zijn gelegen, kan een vereniging evenwel worden erkend als zij ten minste twee derde van de telers vertegenwoordigt en over twee derde van de hoeveelheden die op de betrokken teeltcertificaten of quotumattesten zijn vermeld, beschikt.

De Lid-Staten bepalen welke gebieden aan de in de tweede alinea bedoelde voorwaarden voldoen, rekening houdend met de economische criteria en de criteria inzake infrastructuur. Zij mogen bijkomende minimumvoorwaarden vaststellen inzake het aantal telers en de betrokken produktie;

g) in hun statuten moet zijn bepaald dat leden die hun lidmaatschap willen opzeggen, zulks kunnen doen

- na ten minste één jaar lidmaatschap van de vereniging, te rekenen vanaf het tijdstip waarop deze is erkend, en

- op voorwaarde dat zij de vereniging daarvan uiterlijk op 31 oktober schriftelijk in kennis stellen, waarbij het lidmaatschap aan het begin van de eerstvolgende oogst afloopt.

Deze bepalingen zijn van toepassing onverminderd de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die tot doel hebben de vereniging of haar schuldeisers in nader bepaalde gevallen te beschermen tegen de financiële gevolgen die het uittreden van een aangeslotene zou kunnen hebben, of uittreding van een aangeslotene in de loop van het begrotingsjaar te verhinderen;

h) bij hun oprichting en bij al hun activiteiten moet elke discriminatie die de werking van de gemeenschappelijke markt en het bereiken van de algemene doelstellingen van het Verdrag belemmert, en inzonderheid elke discriminatie op grond van nationaliteit of plaats van vestiging

- tussen telers of verenigingen die lid kunnen worden, of

- tussen hun economische partners

uitgesloten zijn;

i) zij moeten rechtspersoonlijkheid bezitten, dan wel voldoende handelingsbevoegdheid om volgens de nationale wetgeving rechten en verplichtingen te kunnen hebben;

j) voor hun activiteiten waarop de erkenning betrekking heeft moet een afzonderlijke boekhouding worden gevoerd, die het de bevoegde autoriteit mogelijk maakt de aanwending van de specifieke steun door de vereniging volledig te controleren;

k) zij mogen geen dominante machtspositie in de Gemeenschap innemen, tenzij dat noodzakelijk is voor het nastreven van de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag;

l) in hun statuten moet voorts bepaald zijn dat zij ertoe gehouden zijn hun leden de verplichtingen als bedoeld onder d) en e) te doen naleven, en wel uiterlijk

- met ingang van de datum waarop de erkenning ingaat, of

- met ingang van de datum van hun toetreding, indien deze plaatsvindt na de erkenning.

2. Het op de markt brengen van de produktie door de vereniging in de zin van lid 1, onder e), omvat ten minste

- het sluiten door de vereniging, onder haar eigen naam en voor eigen rekening, van de teeltcontracten voor de totale produktie van de leden van de vereniging,

- de aanvoer van de volledige, volgens gemeenschappelijke normen opgemaakte produktie van de leden, voor levering aan de bewerkers.

Artikel 3

1. De Lid-Staat waar de telersvereniging haar maatschappelijke zetel heeft, is bevoegd voor de erkenning van de telersverenigingen.

2. De betrokken Lid-Staat

- stelt binnen twee maanden nadat de erkenningsaanvraag is ingediend een ontwerp op voor het verlenen van de erkenning, of wijst de aanvraag af, en

- zendt de ontwerp-erkenningen door naar de Commissie, die binnen twee maanden besluit ze goed te keuren of af te wijzen. De Commissie kan aan haar goedkeuring voorwaarden verbinden ten aanzien van het functioneren van de telersvereniging.

3. De Lid-Staat bepaalt op welke datum de erkenning ingaat. Die datum kan ten vroegste de datum zijn waarop de vereniging effectief begint te functioneren.

Artikel 4

1. De erkenning van een telersvereniging wordt door de betrokken Lid-Staat ingetrokken

a) wanneer de specifieke steun voor andere dan de in artikel 7 genoemde doeleinden wordt gebruikt,

b) wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor erkenning,

c) wanneer de erkenning op onjuiste gegevens berust,

d) wanneer de vereniging de erkenning op onregelmatige wijze heeft verkregen,

e) wanneer de Commissie constateert dat artikel 85, lid 1, van het Verdrag van toepassing is op de overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen.

2. De Lid-Staat trekt de erkenning in met werking vanaf de datum waarop niet meer aan de voorwaarden voor erkenning wordt voldaan.

Steun die is uitgekeerd op of na deze datum, wordt teruggevorderd, verhoogd met rente over de periode die begint op de dag van uitkering van de steun en eindigt op de dag van teruggave. De toe te passen rentevoet is de rentevoet die geldt voor soortgelijke terugvorderingen volgens het nationaal recht.

3. Ingeval de erkenning is ingetrokken wegens ernstige fouten, wordt het terug te vorderen steunbedrag met 30 % verhoogd.

In dat geval kan de vereniging niet eerder dan twaalf maanden na de intrekking van de erkenning opnieuw worden erkend.

Artikel 5

1. De Lid-Staat controleert de verenigingen regelmatig om na te gaan of nog altijd aan de voorwaarden voor de erkenning wordt voldaan en of de specifieke steun wordt aangewend overeenkomstig artikel 7.

2. Elke erkende vereniging verstrekt elk jaar vóór 15 november bijgewerkte gegevens betreffende de erkenning en deelt de Lid-Staat de wijzigingen mede die zich eventueel ten opzichte van de voorafgaande periode hebben voorgedaan.

Artikel 6

Wanneer een Lid-Staat de erkenning van een vereniging weigert of intrekt, stelt hij de Commissie daarvan binnen twee maanden na de mededeling van het besluit aan de vereniging in kennis, onder opgaaf van de redenen voor de weigering of intrekking van de erkenning.

Artikel 7

1. De verenigingen mogen de specifieke steun slechts voor de volgende doeleinden gebruiken:

- de toekenning aan de leden van een volgens de geleverde kwaliteit gedifferentieerde aanvullende vergoeding, waarvan is uitgesloten de laagste kwaliteitscategorie die door de vereniging in aanmerking wordt genomen;

- het inschakelen van technisch personeel dat de leden bijstaat bij de kwalitatieve verbetering van hun produktie;

- het ter beschikking van de leden stellen van gecertificeerd zaaizaad of pootgoed en van andere produktiemiddelen die bijdragen aan de kwalitatieve verbetering van het produkt;

- het uitvoeren van infrastructuurmaatregelen waardoor de marktwaarde van de produkten van de leden kan worden verhoogd, met name tabakssorteerinstallaties.

2. Aan de in lid 1, eerste streepje, bedoelde uitgaven mag niet minder dan 75 % en niet meer dan 90 % van het totale bedrag van de specifieke steun worden besteed. Van de specifieke steun mag door de vereniging in geen geval enig bedrag worden ingehouden.

Artikel 8

1. De specifieke steun wordt door de Lid-Staat waarin de telersvereniging is gevestigd in één enkel bedrag uitbetaald aan de telersverenigingen die daarom verzoeken, op grond van de volgende gegevens:

- het bewijs dat de vereniging een bedrag heeft ontvangen dat gelijk is aan de premie die voor de betrokken hoeveelheid is betaald door het bedrijf dat de tabak heeft bewerkt;

- het bewijs dat het in het eerste streepje bedoelde bedrag aan het bewerkingsbedrijf is vergoed overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EEG) nr. 3478/92 van de Commissie (3) of dat de desbetreffende zekerheid overeenkomstig artikel 15, lid 3, van voornoemde verordening is vrijgegeven, en

- de door de Lid-Staat noodzakelijk geachte bijkomende documenten en bewijsstukken.

2. Indien de specifieke steun wordt uitgekeerd door een andere Lid-Staat dan die waar de bewerking plaatsvindt, zendt deze laatste de met de uitkering van de steun belaste Lid-Staat op verzoek de in lid 1 bedoelde bewijzen, documenten en bewijsstukken waarover hij beschikt.

3. De landbouwomrekeningskoers die wordt gehanteerd voor de omrekening in nationale valuta van het bedrag van de specifieke steun, is die welke geldt op 1 januari van het jaar na dat van de oogst.

Artikel 9

Voor de oogst 1993 mogen de Lid-Staten de specifieke steun ook uitkeren aan telersverenigingen

- die niet het op grond van artikel 2, lid 1, onder f), vereiste aantal leden hebben,

- waarvan de statuten niet de in artikel 2, lid 1, onder g), bedoelde bepaling bevatten,

op voorwaarde dat zij door de betrokken Lid-Staat zijn erkend vóór 1 juli 1992 en tabak van de oogst 1992 hebben geproduceerd in het kader van de activiteiten waarop de erkenning betrekking had.

Artikel 10

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van de oogst 1993.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 19 januari 1993.

Voor de Commissie

René STEICHEN

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 215 van 30. 7. 1992, blz. 70.

(2) PB nr. L 387 van 31. 12. 1992, blz. 1.

(3) PB nr. L 351 van 2. 12. 1992, blz. 17.