31993L0060

Richtlijn 93/60/EEG van de Raad van 30 juni 1993 houdende wijziging van Richtlijn 88/407/EEG tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in diepgevroren sperma van runderen en de invoer daarvan, en houdende uitbreiding van de werkingssfeer tot vers sperma van runderen

Publicatieblad Nr. L 186 van 28/07/1993 blz. 0028 - 0031
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 51 blz. 0071
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 51 blz. 0071


RICHTLIJN 93/60/EEG VAN DE RAAD van 30 juni 1993 houdende wijziging van Richtlijn 88/407/EEG tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in diepgevroren sperma van runderen en de invoer daarvan, en houdende uitbreiding van de werkingssfeer tot vers sperma van runderen

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,

Gezien het voorstel van de Commissie(1) ,

Gezien het advies van het Europees Parlement(2) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(3) ,

Overwegende dat bij Richtlijn 88/407/EEG van de Raad(4) de veterinairrechtelijke voorschriften zijn vastgesteld die van toepassing zijn op het intracommunautaire handelsverkeer van diepgevroren sperma van runderen en op de invoer daarvan;

Overwegende dat artikel 4 van genoemde richtlijn voorziet in voorlopige maatregelen voor het handelsverkeer in sperma van stieren die serumpositief zijn voor infectieuze boviene rhinotracheïtis; dat deze voorschriften opnieuw dienen te worden bekeken op basis van een verslag van de Commissie; dat uit dat verslag blijkt dat het gebruik van stieren die serumpositief waren of waarvan de gezondheidsstatus onbekend was voordat zij in het centrum werden gevaccineerd, vóór 1998 geleidelijk moet worden afgeschaft en dat het mogelijk moet blijven om in de toekomst in een centrum te vaccineren; dat artikel 4 derhalve moet worden gewijzigd;

Overwegende dat sedert augustus 1991 in de Gemeenschap niet meer routinematig tegen mond- en klauwzeer wordt gevaccineerd; dat Richtlijn 88/407/EEG derhalve moet worden gewijzigd om met deze ontwikkeling rekening te houden; dat als gevolg van deze ontwikkeling het handelsverkeer in vers sperma van runderen nu ook in het kader van geharmoniseerde voorschriften kan plaatsvinden;

Overwegende dat het dienstig is genoemde richtlijn op een aantal andere punten te wijzigen om een aantal zaken te verduidelijken, om rekening te houden met de vooruitgang van de techniek, met name met betrekking tot de behandeling van stieren tegen leptospirose, en om de voorschriften met betrekking tot brucellose, tuberculose en leukose af te stemmen op Richtlijn 64/432/EEG(5) ;

Overwegende dat dient te worden voorzien in de mogelijkheid om de bijlagen te wijzigen volgens een procedure waarbij een nauwe samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie tot stand wordt gebracht in het kader van het Permanent Veterinair Comité,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 88/407/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1. in de titel en in artikel 1 wordt het woord "diepgevroren" geschrapt;

2. artikel 4, lid 1, wordt vervangen door:

"1. Onverminderd lid 2 staan de Lid-Staten het binnenbrengen toe van sperma van stieren die negatief hebben gereageerd op de serumneutralisatietest of de Elisa-test voor de opsporing van infectieuze boviene rhinotracheïtis of infectieuze pustulaire vulvovaginitis (IBR/IPV) of die positief hebben gereageerd na inenting overeenkomstig deze richtlijn.

De Lid-Staten mogen tot en met 31 december 1998 het binnenbrengen toestaan van sperma van stieren die positief hebben gereageerd op de serumneutralisatietest of de Elisa-test voor de opsporing van IBR/IPV en die niet zijn ingeënt overeenkomstig deze richtlijn.

In dat geval moet elke partij aan de hand van inoculatie bij een levend dier en/of een virusisolatietest worden onderzocht.

Deze eis geldt niet voor sperma van dieren die, vóór de eerste routinevaccinatie in het inseminatiecentrum, negatief hebben gereageerd op de in de eerste alinea bedoelde tests. Het sperma van dieren die vanwege het uitbreken van IBR een spoedvaccinatie hebben ondergaan, moet evenwel aan een virusisolatietest worden onderworpen.

Deze onderzoeken kunnen, in onderling overleg, worden verricht in het land van winning of in het land van bestemming.

In dat geval moet ten minste 10 % van het sperma van elke winning (doch minimaal vijf rietjes) worden onderzocht.

De protocollen voor de overeenkomstig dit artikel te gebruiken tests worden opgesteld volgens de procedure van artikel 18.";

3. artikel 4, lid 3, wordt vervangen door:

"3. De Lid-Staten mogen zich niet verzetten tegen het binnenbrengen van sperma afkomstig van stieren die tegen mond- en klauwzeer zijn ingeënt. Wanneer het sperma evenwel afkomstig is van een stier die tegen mond- en klauwzeer is ingeënt in de laatste twaalf maanden vóór de spermawinning, moet 5 % van elke voor verzending naar een andere Lid-Staat bestemde gewonnen partij (doch minimaal vijf rietjes) in een laboratorium van de Lid-Staat van bestemming of in een door die Lid-Staat aangewezen laboratorium aan een virusisolatietest voor de opsporing van mond- en klauwzeer zijn onderworpen, met negatief resultaat.";

4. artikel 12 wordt vervangen door:

"Artikel 12

De bij Richtlijn 90/675/EEG van de Raad van 10 december 1990 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor produkten uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht(*) vastgestelde voorschriften zijn met name van toepassing op de organisatie van en het gevolg dat moet worden gegeven aan de door de Lid-Staten te verrichten controles, alsmede op de toe te passen vrijwaringsmaatregelen.

(*) PB nr. L 373 van 31. 12. 1990, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1601/92 (PB nr. L 173 van 27. 6. 1992, blz. 13).";

5. de artikelen 13 en 14 vervallen;

6. in bijlage A, hoofdstuk II, wordt aan punt f) i), de volgende tekst toegevoegd:

"voorts mogen diepgevroren embryo's in erkende centra worden opgeslagen, voor zover

- deze opslag aan toestemming van de bevoegde instantie is onderworpen;

- de embryo's voldoen aan de eisen van Richtlijn 89/556/EEG van de Raad van 25 september 1989 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in embryo's van als huisdier gehouden runderen en de invoer daarvan uit derde landen (*);

- de embryo's in aparte recipiënten worden opgeslagen in de erkende lokalen voor de opslag van sperma.

(*) PB nr. L 302 van 19. 10. 1989, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Richlijn 90/425/EEG (PB nr. L 224 van 18. 8. 1990, blz. 29).";

7. bijlage A, hoofdstuk II, onder f) vii), wordt vervangen door:

"vii) iedere afzonderlijke dosis sperma op zodanige wijze zichtbaar wordt gemerkt dat de datum van verkrijging van het sperma, het ras en de identificatie van het donordier, de naam van het centrum alsmede de serologische status van het donordier inzake infectieuze boviene rhinotracheïtis en infectieuze postulaire vulvovaginitis, in voorkomend geval in de vorm van een code, gemakkelijk zijn vast te stellen; de kenmerken en het model van dit merk worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 19 van de richtlijn.";

8. bijlage B, hoofdstuk I, punt 1, onder b), wordt vervangen door:

"b) vóór het verblijf in onder a) bedoelde afzonderingsruimten deel hebben uitgemaakt van een beslag dat officieel tuberculosevrij en officieel brucellosevrij is overeenkomstig Richtlijn 64/432/EEG. De dieren mogen voordien niet hebben verbleven in een of meer beslagen met een lagere gezondheidsstatus.";

9. bijlage B, hoofdstuk I, punt 1, onder c), eerste alinea, wordt vervangen door:

"afkomstig zijn uit een beslag dat vrij is van endemische runderleukose als omschreven in Richtlijn 64/432/EEG, of geboren zijn uit een moederdier dat negatief heeft gereageerd op een agar-gel-immunodiffusietest overeenkomstig bijlage G bij Richtlijn 64/432/EEG, nadat de dieren van het moederdier zijn gespeend. In geval van dieren die zijn voortgekomen uit embryotransplantatie wordt onder moederdier verstaan het dier dat het embryo heeft ontvangen.";

10. bijlage B, hoofdstuk I, punt 1, onder d) ii), wordt vervangen door:

"ii) een serumagglutinatietest overeenkomstig de in bijlage C bij Richtlijn 64/432/EEG beschreven procedure, waarbij een brucellatiter van minder dan 30 internationale agglutinatie-eenheden IU per millimeter moet blijken of een aanvullende complementbindingsreactie waarbij een brucellatiter van minder dan 20 EEG-eenheden per millimeter (20 ICFT-eenheden) moet blijken;";

11. bijlage B, hoofdstuk I, punt 1, onder e) i), wordt vervangen door:

"i) een serumagglutinatietest overeenkomstig de in bijlage C bij Richtlijn 64/432/EEG beschreven procedure, waarbij een brucellatiter van minder dan 30 internationale agglutinatie-eenheden IU per milliliter moet blijken of een complementbindingsreactie waarbij een brucellatiter van minder dan 20 EEG-eenheden per milliliter (20 ICFT-eenheden) moet blijken;";

12. in bijlage B, hoofdstuk I, punt 1, onder e), eerste zin, wordt in fine de zinsnede "en een behandeling tegen leptospirose met twee injecties streptomycine met een interval van 14 dagen (25 mg per kg levend gewicht)" geschrapt;

13. bijlage B, hoofdstuk I, wordt met het volgende punt aangevuld:

"6. De Lid-Staten mogen evenwel tot 1 juli 1995 in de erkende spermacentra runderen toelaten die afkomstig zijn van brucellosevrije beslagen. In dat geval moeten de dieren in bovengenoemde periode zijn onderworpen aan een complementbindingsreactie waarbij een brucellatiter van minder dan 20 EEG-eenheden per milliliter (20 ICFT-eenheden) moet blijken zoals thans is voorgeschreven in punt 1, onder d) ii) en e) i).";

14. bijlage B, hoofdstuk II, punt 1, onder ii), wordt vervangen door:

"ii) een serumagglutinatietest voor brucellose volgens de procedure van bijlage C bij Richtlijn 64/432/EEG, waarbij een titer van minder dan 30 internationale agglutinatie-eenheden (IU) per milliliter moet blijken of een complementbindingsreactie waarbij een brucellatiter van minder dan 20 EEG-eenheden per milliliter (20 ICFT-eenheden) moet blijken;";

15. bijlage B, hoofdstuk II, punt 1, onder iii), wordt vervangen door:

"iii) een test voor de opsporing van endemische runderleukose, uitgevoerd overeenkomstig bijlage G van Richtlijn 64/432/EEG, met negatief resultaat.";

16. in bijlage B, hoofdstuk II, punt 1, onder iv), worden de woorden "tot en met 31 december 1992" geschrapt;

17. bijlage B, hoofdstuk II, punt 3, derde alinea, wordt vervangen door:

"Deze bepalingen zijn niet van toepassing op serumpositieve stieren die vóór hun eerste inenting overeenkomstig de onderhavige richtlijn in een inseminatiecentrum negatief hebben gereageerd op de serumneutralisatietest of de Elisa-test op IBR/IPV.

De in artikel 4, lid 1, tweede alinea, bedoelde serumpositieve stieren moeten worden geïsoleerd, met dien verstande dat het sperma van deze dieren in het intracommunautaire handelsverkeer mag worden gebracht overeenkomstig de bepalingen betreffende de handel in sperma van dergelijke stieren.";

18. bijlage C, punt 1, onder b), wordt vervangen door:

"b) i) niet tegen mond- en klauwzeer zijn ingeënt in de laatste twaalf maanden vóór de spermawinning, of

ii) tegen mond- en klauwzeer zijn ingeënt in de laatste twaalf maanden vóór de spermawinning; in dat geval moet 5 % (met een minimum van vijf rietjes) van elke winning, met negatief resultaat zijn onderworpen aan een virusisolatietest op mond- en klauwzeer;";

19. bijlage C, punt 1, onder d), wordt vervangen door:

"d) ten minste gedurende de laatste dertig dagen voordat het sperma is verkregen, zonder onderbreking hebben verbleven in een erkend spermacentrum, wanneer het een winning van vers sperma betreft;";

20. bijlage C, punt 1, onder f) en g), wordt vervangen door:

"f) verblijven in spermacentra die sedert ten minste drie maanden voordat het sperma is verkregen en tot dertig dagen na die spermawinning of, wanneer het vers sperma betreft, tot de dag van verzending vrij zijn geweest van mond- en klauwzeer en die gelegen zijn in het centrum van een gebied met een straal van 10 km waarin zich in ten minste dertig dagen geen geval van mond- en klauwzeer heeft voorgedaan;

g) verblijven in spermacentra die in de periode die begint dertig dagen voor en eindigt dertig dagen na de dag waarop het sperma wordt verkregen of, wanneer het vers sperma betreft, tot de dag van verzending vrij zijn geweest van runderziekten ten aanzien waarvan overeenkomstig bijlage E bij Richtlijn 64/432/EEG een aangifteplicht geldt.";

21. bijlage C, punt 3, onder i), wordt vervangen door:

"i) het moet ten minste in de laatste dertig dagen vóór de verzending zijn opgeslagen onder erkende voorwaarden. Deze eis geldt niet voor vers sperma;";

22. in bijlage D, IV, punt 4, onder iii), wordt het woord "zending" vervangen door "winning";

23. bijlage D, IV, punt 5, wordt vervangen door:

"5. het hierboven omschreven sperma afkomstig is van stieren:

i) die niet tegen mond- en klauwzeer zijn ingeent in de laatste twaalf maanden vóór de winning(6) , of

ii) die tegen mond- en klauwzeer zijn ingeënt in de laatste twaalf maanden vóór de winning; in dat geval is het sperma afkomstig van een winning waarvan 5 % van elke voor het handelsverkeer bestemde winning (met een minimum van vijf rietjes) met negatief resultaat is onderworpen aan een virusisolatietest voor de opsporing van mond- en klauwzeer in het laboratorium . . .(7) .";

24. in bijlage D, IV, wordt het volgende punt toegevoegd:

"6. het sperma ten minste in de laatste dertig dagen vóór de verzending onder erkende voorwaarden is opgeslagen(8) .";

25. in bijlage D, voetnoot (2), worden de woorden "artikel 4, lid 1, tweede alinea" vervangen door "artikel 4";

26. in bijlage D, wordt de volgende voetnoot toegevoegd:

"(9) Mag worden doorgehaald in geval van vers sperma.".

Artikel 2

De Commissie legt de Raad vóór 1 januari 1998 een verslag voor over deze richtlijn waarin rekening is gehouden met de opgedane ervaring en de ontwikkelingen op technisch en wetenschappelijk gebied, met name inzake de bestrijding en uitroeiing van ziekten, welk verslag eventueel vergezeld gaat van passende voorstellen. De Raad neemt uiterlijk op 30 juni 1998 met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit over die voorstellen.

Artikel 3

1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om vóór 1 juli 1994 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

2. De Lid-Staten delen de Commissie de teksten mee van de belangrijkste bepalingen van nationaal recht die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Luxemburg, 30 juni 1993.

Voor de RaadDe VoorzitterS. BERGSTEIN

(1) PB nr. C 324 van 10. 12. 1992, blz. 13.

(2) PB nr. C 72 van 15. 3. 1993, blz. 153.

(3) PB nr. C 108 van 19. 4. 1993, blz. 12.

(4) PB nr. L 194 van 22. 7. 1988, blz. 10. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 90/425/EEG (PB nr. L 224 van 18. 8. 1990, blz. 29).

(5) Richtlijn van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (PB nr. L 121 van 29. 7. 1964, blz. 1977/64). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 92/102/EEG (PB nr. L 355 van 5. 12. 1992, blz. 32).