31993D0053

93/53/EEG: Besluit van de Commissie van 21 december 1992 tot instelling van een wetenschappelijk comité voor oorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen en specificiteitscertificering

Publicatieblad Nr. L 013 van 21/01/1993 blz. 0016 - 0017
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 48 blz. 0018
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 48 blz. 0018


BESLUIT VAN DE COMMISSIE van 21 december 1992 tot instelling van een wetenschappelijk comité voor oorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen en specificiteitscertificering

(93/53/EEG)DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Overwegende dat de registratie van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen in het kader van de communautaire bescherming daarvan, een onderzoek van vraagstukken kan vergen in verband met, enerzijds, het karakter van soortnaam van een benaming en de omschrijvingselementen van de oorsprongsbenaming en de geografische aanduiding van landbouwprodukten en levensmiddelen en, anderzijds, de toepassing van de criteria inzake eerlijke handelstransacties en het gevaar voor misleiding van de consument, als bedoeld in de artikelen 13 en 14 van Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad (1) in de gevallen waarin de oorsprongsbenaming of de geografische aanduiding in conflict is met de merken, de homoniemen of met de bestaande, wettelijk in de handel zijnde produkten;

Overwegende dat de registratie van de specificiteit in het kader van de communautaire bescherming daarvan een onderzoek van vraagstukken kan vergen die met de beoordeling van het traditionele karakter van landbouwprodukten en levensmiddelen verband houden;

Overwegende dat de oplossing van deze vraagstukken tot inschakeling van hooggekwalificeerde deskundigen op agrarisch en juridisch gebied, en met name op dat van de intellectuele eigendom, noopt;

Overwegende dat het daarom wenselijk is bij de Commissie een wetenschappelijk comité in te stellen,

BESLUIT:

Artikel 1

Er wordt een wetenschappelijk comité ingesteld, dat de Commissie bijstaat, hierna "het Comité" te noemen.

Artikel 2

Het Comité heeft tot taak om, op verzoek van de Commissie, alle technische vraagstukken in verband met de toepassing van de Verordeningen (EEG) nr. 2081/92 en (EEG) nr. 2082/92 van de Raad (2) betreffende de registratie van de namen van landbouwprodukten en van levensmiddelen, alsmede de bezwaren van Lid-Staten te onderzoeken, en met name

1. de omschrijvingselementen van de geografische aanduiding en van de oorsprongsbenaming en de uitzonderingen daarop, inzonderheid de kenmerken "faam en bekendheid",

2. het karakter van soortnaam,

3. het karakter van "traditioneel" te zijn,

4. de criteria inzake de eerlijkheid van handelstransacties en het gevaar voor misleiding van de consument in de gevallen waarin de oorsprongsbenaming of de geografische aanduiding in conflict is met het merk, de homoniemen of met de bestaande, wettelijk in de handel zijnde produkten.

Artikel 3

1. De leden van het Comité worden door de Commissie benoemd uit hooggekwalificeerde deskundigen die op de in artikel 2 bedoelde gebieden deskundig zijn.

2. Het Comité bestaat uit zeven leden en zeven plaatsvervangende leden, die aan de vergaderingen mogen deelnemen.

Artikel 4

1. Het Comité kiest uit zijn midden een voorzitter en een vice-voorzitter. Zij worden bij gewone meerderheid van stemmen gekozen.

2. Het secretariaat van het Comité wordt waargenomen door de Commissie.

Artikel 5

Het Comité kan slechts geldig besluiten, wanneer alle leden aanwezig zijn. Het Comité brengt een gunstig advies uit wanneer meer stemmen vóór dan tegen worden uitgebracht. Bij staking van stemmen wordt een onthouding als ja-stem beschouwd.

Artikel 6

1. De leden worden voor vijf jaar benoemd. Zij zijn herbenoembaar. De voorzitter en de vice-voorzitter worden evenwel voor slechts twee jaar benoemd. Na een ambtstermijn van twee opeenvolgende periodes van twee jaar mogen zij echter niet onmiddellijk worden herkozen. Voor de uitoefening van deze functies wordt geen beloning genoten.

2. Na afloop van de periode van vijf, respectievelijk twee jaar, blijven de voorzitter, de vice-voorzitter en de leden van het Comité in functie totdat zij zijn vervangen of hun ambtstermijn in verlengd.

3. Indien een lid, de voorzitter of de vice-voorzitter zijn/haar functie niet meer kan uitoefenen of ontslag neemt, wordt hij/zij, naar gelang van het geval, voor de resterende periode van zijn/haar ambtstermijn vervangen volgens de procedure van artikel 3, respectievelijk artikel 4.

Artikel 7

1. Het Comité wordt door een vertegenwoordiger van de Commissie bijeengeroepen.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie en de betrokken ambtenaren, respectievelijk de betrokken andere personeelsleden van de Commissie, nemen aan de vergaderingen van het Comité deel.

3. De vertegenwoordiger van de Commissie kan vooraanstaande personen die met betrekking tot de te bespreken onderwerpen een bijzondere deskundigheid bezitten, uitnodigen om deze vergaderingen eveneens bij te wonen.

Artikel 8

1. De besprekingen van het Comité hebben betrekking op de onderwerpen waarover de Commissie een advies heeft gevraagd.

De Commissie kan de termijn vaststellen waarbinnen het advies moet worden uitgebracht.

2. Indien over het gevraagde advies in het Comité eenstemmigheid bestaat, worden gemeenschappelijke conclusies opgesteld. Indien geen eenstemmigheid bestaat, worden de verschillende, tijdens de besprekingen naar voren gebrachte standpunten vermeld in een verslag dat door het secretariaat van het Comité wordt opgesteld.

Artikel 9

De leden van het Comité zijn verplicht de inlichtingen die hun in verband met de werkzaamheden van het Comité ter kennis zijn gekomen, niet openbaar te maken, als de vertegenwoordiger van de Commissie hun meedeelt dat het gevraagde advies op een aangelegenheid van vertrouwelijke aard betrekking heeft.

Gedaan te Brussel, 21 december 1992.

Voor de Commissie

Ray MAC SHARRY

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 208 van 24. 7. 1992, blz. 1.

(2) PB nr. L 208 van 24. 7. 1992, blz. 9.