31992R3888

Verordening (EEG) nr. 3888/92 van de Commissie van 23 december 1992 tot vaststelling van enige overgangsbepalingen voor de sector rundvlees in afwachting van de toepassing van het geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen

Publicatieblad Nr. L 391 van 31/12/1992 blz. 0046 - 0049
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 47 blz. 0116
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 47 blz. 0116


VERORDENING (EEG) Nr. 3888/92 VAN DE COMMISSIE van 23 december 1992 tot vaststelling van enige overgangsbepalingen voor de sector rundvlees in afwachting van de toepassing van het geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 805/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2066/92 (2), en met name op artikel 4b, lid 8, artikel 4c, lid 4, artikel 4d, lid 8, artikel 4e, lid 5, artikel 4g, lid 5, artikel 4h, lid 2, en artikel 4k, lid 2,

Overwegende dat de bepalingen inzake de steunaanvragen, de identificatie en registratie van runderen en de controles die zijn vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad van 27 november 1992 tot instelling van een geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen (3) (hierna "geïntegreerd systeem" te noemen), pas vanaf 1 februari 1993 van toepassing zijn; dat, opdat de premieregelingen die in het kader van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn ingesteld in de sector rundvlees, vanaf 1 januari 1993 volledig operationeel zullen zijn, enige overgangsbepalingen dienen te worden vastgesteld; dat deze overgangsbepalingen zoveel mogelijk moeten aansluiten bij de oplossingen waarvoor is gekozen in het kader van het geïntegreerde systeem;

Overwegende dat voor de aanvragen die overeenkomstig deze overgangsverordening worden ingediend, ook sommige bepalingen van het geïntegreerde systeem zullen gelden, met name ten aanzien van het voederareaal, de controles, de sancties en de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen; dat de aandacht van de betrokken producenten daarop dient te worden gevestigd;

Overwegende dat bepaalde preciseringen van het begrip "voederareaal" nodig zijn opdat de producenten richting kunnen geven aan hun produktie;

Overwegende dat het landbouwbedrijf de referentie-eenheid is voor het beheer van de bovenbedoelde steunregelingen; dat, om te voorkomen dat het stabiliserende effect van de hervorming op de landbouwproduktie te niet wordt gedaan door een kunstmatige splitsing van bedrijven die vóór de hervorming bestonden, voor de Lid-Staten de mogelijkheid dient te worden geopend om onder bepaalde omstandigheden dergelijke splitsingen niet te erkennen;

Overwegende dat, met inachtneming van de beheers- en controlebehoeften ten aanzien van de betrokken premieregelingen, de verplichte inhoud van de steunaanvraag "dieren" moet worden gepreciseerd;

Overwegende dat op doeltreffende wijze moet worden gecontroleerd of de bepalingen inzake communautaire steunverlening worden nageleefd; dat het raadzaam is deze verordening wegens de korte toepassingsduur ervan beperkt te houden tot basisbepalingen inzake de controle op dieren; dat evenwel, aangezien de toekenning van de speciale premie bij het slachten of de eerste afzet op de markt vanaf 1 januari 1993 volledig operationeel is, de desbetreffende controlecriteria dienen te worden gepreciseerd;

Overwegende dat, in het licht van de opgedane ervaring en met inachtneming van het proportionaliteitsbeginsel en van de bijzondere problemen die door overmacht en door natuurlijke omstandigheden kunnen worden veroorzaakt, bepalingen voor een doeltreffende preventie en bestraffing van onregelmatigheden en fraude dienen te worden vastgesteld; dat daartoe, met name rekening houdend met de specifieke kenmerken van de regelingen voor dieren, dient te worden voorzien in sancties die zijn gedifferentieerd al naar de ernst van de onregelmatigheid en die gaan tot algehele uitsluiting van de mogelijkheid om voor het betrokken jaar en het daaropvolgende jaar van een regeling gebruik te maken;

Overwegende dat het Comité van beheer voor rundvlees geen advies heeft uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. De bepalingen van deze verordening zijn van toepassing op de steunaanvragen "dieren" die vóór de datum waarop de uitvoeringsbepalingen inzake het geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen van toepassing worden, worden ingediend in het kader van de regelingen inzake:

- de speciale premie,

- de seizoencorrectiepremie,

- de zoogkoeienpremie en

- de aanvullende premie

als bedoeld in de artikelen 4a tot en met 4h en 4k van Verordening (EEG) nr. 805/68.

2. Onverminderd de bepalingen van artikel 4, zullen de bepalingen inzake steunaanvragen "oppervlakten", administratieve controles en controles ter plaatse, sancties met betrekking tot het voederareaal en terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen die gelden voor de in lid 1 bedoelde aanvragen, echter later worden vastgesteld in het kader van het geïntegreerde systeem.

Artikel 2

1. Voor de toepassing van deze verordening geldt het volgende:

a) een perceel dat zowel bomen als een gewas als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 3508/92 bevat, wordt als een perceel landbouwgrond beschouwd mits dat gewas kan worden verbouwd onder omstandigheden die vergelijkbaar zijn met die op percelen zonder bomen in dezelfde regio;

b) wanneer een voederareaal gezamenlijk wordt gebruikt, verdeelt de bevoegde instantie dit areaal over de belanghebbende bedrijfshoofden in verhouding tot het gebruik dat zij van dit areaal maken, of tot hun gebruiksrechten op dit areaal;

c) elk voederareaal moet gedurende een periode van ten minste zeven maanden die begint op een door de Lid-Staat te bepalen datum tussen 1 januari en 31 maart, beschikbaar zijn voor het houden van dieren.

2. De bevoegde instantie beschouwt meerdere bedrijven als een enkel bedrijf indien deze afzonderlijke bedrijven na 30 juni 1992 zijn opgericht en indien, gelet op alle economische en juridische omstandigheden van het betrokken geval, deze oprichting hoofdzakelijk tot doel heeft de bepalingen inzake maxima voor de verkrijging van de premies als bedoeld in de artikelen 4a tot en met 4k van Verordening (EEG) nr. 805/68, te ontwijken.

De voorgaande alinea is niet van toepassing indien de belanghebbenden kunnen aantonen dat de fysieke of financiële structuur van het bedrijf een aanzienlijke verandering heeft ondergaan die op zichzelf de transformatie van het vroegere bedrijf zou kunnen rechtvaardigen.

3. Voor de toepassing van het geïntegreerde systeem geldt dat, wanneer een voederareaal in een andere Lid-Staat ligt dan die waar de agrarische vestigingsplaats zich bevindt van het bedrijfshoofd dat dit areaal gebruikt, dit areaal op verzoek van de producent wordt geacht deel uit te maken van het bedrijf van dit bedrijfshoofd op voorwaarde dat

- dit areaal zich in de onmiddellijke nabijheid van dit bedrijf bevindt en

- het relatief grootste deel van alle door die producent gebruikte cultuurgrond is gelegen in de Lid-Staat waar diens vestigingsplaats zich bevindt.

Artikel 3

1. Om voor toepassing van een van de in artikel 1 bedoelde regelingen in aanmerking te komen moet elke producent een of meer steunaanvragen "dieren" (hierna "aanvragen" te noemen) indienen uiterlijk op de data die voor de betrokken regelingen zijn vastgesteld.

2. Onverminderd de eisen die in Verordening (EEG) nr. 3886/92 van de Commissie (4) worden gesteld ten aanzien van de premieaanvragen, moet de aanvraag alle nodige gegevens bevatten, en met name:

- de identificatie van de producent;

- het aantal runderen waarvoor een premie wordt aangevraagd;

- in voorkomend geval de verbintenis van de producent om deze runderen op zijn bedrijf aan te houden gedurende de periode die daarvoor is voorgeschreven, en de plaats of plaatsen waar deze dieren gedurende deze periode zullen worden gehouden, alsmede in voorkomend geval de desbetreffende periode of perioden en het identificatienummer van deze runderen; indien deze plaats gedurende deze periode wordt gewijzigd, moet de producent de bevoegde instantie daarvan vooraf schriftelijk in kennis stellen;

- in voorkomend geval het individuele maximum voor de betrokken dieren;

- in voorkomend geval de individuele referentiehoeveelheid melk die aan het bedrijfshoofd is toegekend aan het begin van het in het betrokken kalenderjaar begonnen tijdvak van 12 maanden voor de toepassing van de regeling inzake de extra heffing; indien deze hoeveelheid niet bekend is op de datum waarop de aanvraag wordt ingediend, moet zij zo spoedig mogelijk aan de bevoegde instantie worden medegedeeld;

- een verklaring van de producent dat hij kennis heeft genomen van de voorwaarden voor toekenning van de betrokken steun.

De Lid-Staat kan besluiten dat sommige van deze gegevens niet in de steunaanvraag hoeven te worden vermeld, indien de betrokken gegevens reeds aan de bevoegde instantie zijn medegedeeld.

3. Indien een aanvraag vergezeld moet gaan van aanvullende documenten, worden deze documenten geacht deel van de aanvraag uit te maken.

4. De Lid-Staten kunnen besluiten dat een enkele aanvraag als verschillende steunaanvragen "dieren" geldt, waarbij zij evenwel de data of periodes die in de communautaire regeling voor de indiening van aanvragen zijn vastgesteld, in acht moeten nemen.

Artikel 4

1. De Lid-Staat onderwerpt de aanvragen aan een administratieve controle.

2. De administratieve controles worden aangevuld met controles ter plaatse.

3. De administratieve controles en de controles ter plaatse worden uitgevoerd op zodanige wijze dat een doeltreffende verificatie van de naleving van de voorwaarden voor toekenning van de premies is gewaarborgd.

4. De controles ter plaatse worden onverwacht uitgevoerd en hebben betrekking op alle dieren waarvoor een of meer aanvragen zijn ingediend. Een dergelijke controle mag echter worden aangekondigd, doch slechts zo lang van tevoren als strikt noodzakelijk is en als algemene regel niet meer dan 48 uur vooraf.

5. In geval van toekenning van de speciale premie bij het slachten of bij het voor het eerst op de markt brengen voor de slacht overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 3886/92 omvat elke controle ter plaatse in afwijking van het voorgaande lid met name:

- een controle aan de hand van het door de producent bijgehouden particuliere register om na te gaan of alle dieren waarop de tot de datum van de controle ter plaatse ingediende aanvragen betrekking hebben, gedurende de gehele voorgeschreven periode zijn aangehouden, en

- een controle om na te gaan of alle op het bedrijf aanwezige mannelijke dieren van meer dan 30 dagen oud naar behoren zijn geïdentificeerd en in het genoemde particuliere register zijn ingeschreven.

Artikel 5

Behoudens overmacht leidt het te laat indienen van een aanvraag tot een verlaging van de premiebedragen waarop de aanvraag betrekking heeft en waarop de producent recht zou hebben indien hij de aanvraag tijdig had ingediend, met 1 % per werkdag. In geval van een vertraging van meer dan 20 dagen is de aanvraag onontvankelijk en kan deze niet langer tot toekenning van een bedrag leiden.

Artikel 6

1. In de gevallen waarin een individueel maximum geldt, wordt het in premieaanvragen vermelde aantal dieren beperkt tot het voor de betrokken producent vastgestelde maximumaantal.

2. Wanneer wordt vastgesteld dat het aantal bij de controle geconstateerde feitelijk in aanmerking komende runderen kleiner is dan het aantal in een premieaanvraag aangegeven dieren, wordt het premiebedrag berekend op basis van het aantal geconstateerde dieren. Behoudens overmacht en na toepassing van lid 5 wordt het premiebedrag per eenheid echter verlaagd:

a) in geval van een aanvraag voor niet meer dan 20 dieren, met:

- het percentage dat overeenkomt met het vastgestelde verschil indien dit verschil niet groter is dan 2 dieren,

- het dubbele van het percentage dat overeenkomt met het vastgestelde verschil indien dit verschil groter dan 2 doch niet groter dan 4 dieren is.

Er wordt geen premie toegekend wanneer het vastgestelde verschil meer dan 4 dieren bedraagt;

b) in de andere gevallen, met:

- het percentage dat overeenkomt met het vastgestelde verschil wanneer dit laatste niet meer dan 5 % bedraagt;

- 20 % wanneer het vastgestelde verschil meer dan 5 % en niet meer dan 10 % bedraagt;

- 40 % wanneer het vastgestelde verschil meer dan 10 % en niet meer dan 20 % bedraagt.

Er wordt geen premie toegekend wanneer het vastgestelde verschil meer dan 20 % bedraagt.

De onder a) bedoelde percentages worden op basis van het in de aanvraag aangegeven aantal dieren berekend en de onder b) bedoelde percentages op basis van het geconstateerde aantal.

Is evenwel opzettelijk of door grove nalatigheid een onjuiste aangifte gedaan, dan wordt de betrokken producent uitgesloten van toepassing van:

- de betrokken steunregeling voor het betrokken kalenderjaar en

- dezelfde steunregeling voor het volgende kalenderjaar.

Indien de producent zijn verplichting om dieren aan te houden wegens overmacht niet heeft kunnen nakomen, blijft het recht op de premie gelden voor het aantal dieren dat er feitelijk voor in aanmerking kwam op het tijdstip waarop het betrokken geval van overmacht zich voordeed.

In geen geval worden premies toegekend voor een groter aantal dieren dan het in de steunaanvraag vermelde aantal.

Voor de toepassing van dit lid worden de dieren waarvoor een verschillende premie kan worden toegekend, afzonderlijk in aanmerking genomen.

3. Wanneer in het kader van de toepassing van de toekenning van de speciale premie bij het slachten of bij de eerste afzet op de markt wordt geconstateerd dat het aantal dieren dat op het bedrijf aanwezig is en waarvoor een aanvraag kan worden gedaan, niet overeenstemt met het aantal in het particuliere register ingeschreven dieren, wordt het totaalbedrag aan speciale premies die voor het betrokken kalenderjaar aan de producent moeten worden toegekend, behoudens overmacht verhoudingsgewijs verlaagd, onverminderd het bepaalde in het voorgaande lid.

Evenwel wordt:

- voor het betrokken kalenderjaar geen enkele premie toegekend indien het bij een controle ter plaatse geconstateerde verschil ten minste 20 % van het aantal aanwezige dieren bedraagt of indien bij twee controles in hetzelfde kalenderjaar telkens een verschil van ten minste 3 % en ten minste 2 dieren wordt geconstateerd;

- de betrokken producent voor het lopende en het volgende kalenderjaar uitgesloten van toepassing van de regeling inzake de speciale premie indien hij opzettelijk of door grove nalatigheid zo heeft gehandeld dat het register niet correct is bijgehouden.

4. De runderen worden slechts in aanmerking genomen indien het de in de steunaanvraag geïdentificeerde dieren en, in geval van toepassing van lid 3, de in het register ingeschreven dieren betreft.

Een voor de premie aangegeven zoogkoe kan echter worden vervangen door een andere zoogkoe op voorwaarde dat deze vervanging plaatsvindt binnen 20 dagen na de datum waarop het dier het bedrijf heeft verlaten, en mits deze vervanging uiterlijk op de derde dag na de dag van de vervanging in het register wordt genoteerd.

5. Indien de producent door oorzaken die verband houden met natuurlijke omstandigheden die het leven van dieren in kuddeverband kenmerken, zich niet kan houden aan zijn verbintenis om de voor een premie aangemelde dieren aan te houden gedurende de periode waarin deze dieren moeten worden aangehouden, wordt het recht op de premie gehandhaafd voor het aantal feitelijk in aanmerking komende dieren die gedurende de voorgeschreven periode zijn aangehouden, op voorwaarde dat de producent de bevoegde instantie schriftelijk van dat feit in kennis heeft gesteld binnen tien werkdagen nadat de vermindering van het aantal van de betrokken dieren is vastgesteld.

Artikel 7

1. De in deze verordening bepaalde sancties gelden onverminderd extra sancties waarin op nationaal niveau is voorzien.

2. De kennisgeving van de gevallen van overmacht en de bewijzen die daarvan ten genoegen van de bevoegde instantie worden geleverd, moeten schriftelijk bij de bevoegde instantie worden ingediend binnen tien werkdagen vanaf het tijdstip dat dit voor het bedrijfshoofd mogelijk is.

3. Onverminderd concrete omstandigheden waarmee in individuele gevallen rekening moet worden gehouden, kunnen de bevoegde instanties met name de volgende gevallen van overmacht aanvaarden:

a) het overlijden van de producent;

b) langdurige arbeidsongeschiktheid van de producent;

c) onteigening van een belangrijk deel van het landbouwareaal van het door de producent beheerde bedrijf, indien deze onteigening op de dag van indiening van de aanvraag niet te voorzien was;

d) een ernstige natuurramp die het landbouwareaal van het bedrijf in belangrijke mate beïnvloedt;

e) het door een ongeluk te niet gaan van de voor de rundveehouderij bestemde gebouwen van de producent;

f) een epizooetie die de gehele rundveestapel van de producent of een deel ervan heeft getroffen.

De Lid-Staten stellen de Commissie in kennis van de gevallen die zij als een geval van overmacht erkennen.

Artikel 8

Behoudens overmacht wordt, indien een controle ter plaatse door toedoen van de aanvrager niet kan plaatsvinden, de aanvraag afgewezen.

Artikel 9

De Lid-Staten nemen alle voor de toepassing van deze verordening benodigde aanvullende maatregelen. Zij verlenen elkaar naar behoefte bijstand voor de in deze verordening bedoelde controles.

Artikel 10

Voor de periode waarin de onderhavige verordening van toepassing is, moeten verwijzingen in Verordening (EEG) nr. 3886/92 naar de bepalingen die in het kader van het geïntegreerde systeem van toepassing zijn, worden opgevat als verwijzingen naar de bepalingen van de onderhavige verordening.

Artikel 11

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1993. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 23 december 1992. Voor de Commissie

Ray MAC SHARRY

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 148 van 28. 6. 1968, blz. 24. (2) PB nr. L 215 van 30. 7. 1992, blz. 49. (3) PB nr. L 355 van 5. 12. 1992, blz. 1. (4) Zie bladzijde 20 van dit Publikatieblad.