31992R1180

Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 1180/92 van de Raad van 30 april 1992 tot vaststelling van een aanpassingscoëfficiënt welke van toepassing is op de bezoldigingen van de te München werkzame ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen

Publicatieblad Nr. L 123 van 08/05/1992 blz. 0001 - 0002


VERORDENING (EEG, EURATOM, EGKS) Nr. 1180/92 VAN DE RAAD van 30 april 1992 tot vaststelling van een aanpassingscoëfficiënt welke van toepassing is op de bezoldigingen van de te Muenchen werkzame ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot instelling van één Raad en één Commissie welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben,

Gelet op het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, welke zijn vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 (1), en laatstelijk zijn gewijzigd bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 571/92 (2), inzonderheid op artikel 64 van het Statuut, artikel 9 van bijlage XI bij het Statuut, alsmede op artikel 20, eerste alinea, en artikel 64 van de regeling,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende dat het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen enquêtes heeft verricht voor het meten van het niveau van de kosten van levensonderhoud te Muenchen;

Overwegende dat het Hof, bij zijn arrest van 23 januari 1992 in zaak C-301/90, Commissie tegen Raad, voor recht heeft verklaard:

". . .

Ook valt erop te wijzen dat de kosten van levensonderhoud te Muenchen, eind 1987, 8,3 % hoger waren dan die in de toenmalige hoofdstad Bonn. Een dergelijk percentage vormt een aanzienlijk verschil dat, bij ontbreken van een speciale aanpassingscoëfficiënt, voor de te Muenchen werkzame ambtenaren een koopkrachtvermindering inhoudt ten opzichte van hun collega's die te Bonn zijn tewerkgesteld.

Inzonderheid mag, gelet op een zo belangrijk verschil als hetgeen in het onderhavige geval werd vastgesteld, de verplichting tot het invoeren van een speciale aanpassingscoëfficiënt niet afhankelijk zijn van het min of meer hoge aantal ambtenaren of andere personeelsleden van de betrokken Gemeenschappen.

Uit al deze overwegingen vloeit voort dat de gewraakte verordening moet worden vernietigd, aangezien er geen, met ingang van 1 januari 1988 toe te passen, speciale aanpassingscoëfficiënt voor Muenchen in is vastgesteld.";

Overwegende dat aan dit arrest gevolg moet worden gegeven door het vaststellen van een speciale, met ingang van 1 januari 1988 toe te passen aanpassingscoëfficiënt voor Muenchen en door het vanaf dit tijdstip tot 1 juli 1991 bijwerken van die coëfficiënt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Met ingang van 1 januari 1988 wordt de aanpassingscoëfficiënt die van toepassing is op de bezoldiging van te Muenchen werkzame ambtenaren en andere personeelsleden vastgesteld op 107,8.

Artikel 2

Met ingang van 1 juli 1988 wordt de aanpassingscoëfficiënt die van toepassing is op de bezoldiging van te Muenchen werkzame ambtenaren en andere personeelsleden vastgesteld op 108,3.

Artikel 3

Met ingang van 1 juli 1989 wordt de aanpassingscoëfficiënt die van toepassing is op de bezoldiging van te Muenchen werkzame ambtenaren en andere personeelsleden vastgesteld op 107,3.

Artikel 4

Met ingang van 1 juli 1990 wordt de aanpassingscoëfficiënt die van toepassing is op de bezoldiging van te Muenchen werkzame ambtenaren en andere personeelsleden vastgesteld op 103,3.

Artikel 5

Met ingang van 1 juli 1991 wordt de aanpassingscoëfficiënt die van toepassing is op de bezoldiging van te Muenchen werkzame ambtenaren en andere personeelsleden vastgesteld op 102,8.

Artikel 6

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Luxemburg, 30 april 1992. Voor de Raad

De Voorzitter

José da SILVA PENEDA

(1) PB nr. L 56 van 4. 3. 1968, blz. 1. (2) PB nr. L 62 van 7. 3. 1992, blz. 1.