14.3.1991   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 67/11


VERORDENING (EEG) Nr. 595/91 van de Raad

van 4 maart 1991

betreffende onregelmatigheden in het kader van de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en terugvordering van bedragen die in dat kader onverschuldigd zijn betaald, alsmede de organisatie van een informatiesysteem op dit gebied en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 283/72

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad van 21 april 1970 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2048/88 (2), inzonderheid op artikel 8, lid 3,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1676/85 van de Raad van 11 juni 1985 inzake de waarde van de rekeneenheid en de omrekeningskoersen die in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid worden toegepast (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2205/90 (4), inzonderheid op artikel 2, lid 4,

Gezien het voorstel van de Commissie (5),

Gezien het advies van het Europese Parlement (6),

Overwegende dat in artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 729/70 de beginselen zijn vastgelegd volgens welke de Gemeenschap voornemens is onregelmatigheden beter te bestrijden en de verloren gegane bedragen terug te vorderen ; dat de Raad ingevolge lid 3 van dit artikel de algemene regels hiervoor dient vast te stellen ;

Overwegende dat de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 283/72 (7) dienen te worden aangepast om de toepassing ervan in de Lid-Staten te harmoniseren en de bestrijding van onregelmatigheden op grond van de opgedane ervaring te versterken ; dat ter wille van de duidelijkheid Verordening (EEG) nr. 283/72 in haar geheel dient te worden vervangen ;

Overwegende dat dient te worden gepreciseerd welke nationale voorschriften ter kennis van de Commissie moeten worden gebracht, zodat de Gemeenschap een beter inzicht krijgt in de voorschriften van de Lid-Staten tot bestrijding van onregelmatigheden ;

Overwegende dat het noodzakelijk is te bepalen dat de Commissie elk kwartaal mededeling ontvangt van onregelmatigheden, zodat de aard van de bedriegelijke handelwijzen en de financiële gevolgen van de onregelmatigheden bekend worden en de onverschuldigd betaalde bedragen kunnen worden teruggevorderd ; dat deze mededeling moet worden aangevuld met gegevens betreffende het verloop van de gerechtelijke of administratieve procedures ;

Overwegende dat het dienstig is dat de Commissie systematisch van de gerechtelijke of administratieve procedures tegen personen die zich schuldig hebben gemaakt aan onregelmatigheden, in kennis wordt gesteld ; dat het eveneens dienstig lijkt dat systematisch inlichtingen worden verstrekt over de door de Lid-Staten genomen maatregelen om de financiële belangen van de Gemeenschap veilig te stellen ;

Overwegende dat nader moet worden aangegeven welke procedures in de betrekkingen tussen de Lid-Staten en de Commissie gelden indien blijkt dat ten gevolge van een onregelmatigheid verloren gegane bedragen niet meer kunnen worden terugverkregen ;

Overwegende dat de Commissie, wanneer zij een Lid-Staat verzoekt een onderzoek in te stellen, eventueel over de voorbereiding van dat onderzoek en over de uitkomsten ervan dient te worden ingelicht ; dat de rechten van de ambtenaren van de Commissie die aan dergelijke onderzoeken deelnemen, dienen te worden omschreven ;

Overwegende dat op de nationale regels betreffende de strafrechtelijke procedure en de gerechtelijke bijstand tussen de Lid-Staten op strafrechtelijk gebied geen inbreuk dient te worden gemaakt door de onderhavige verordening ;

Overwegende dat het dienstig is te voorzien in een financiële bijdrage van de Gemeenschap in de kosten van het onderzoek en de terugvordering op grondslag van de teruggekregen bedragen ; dat het eveneens dienstig is te voorzien in de mogelijkheid van een gemeenschappelijke deelname in de gerechtskosten en in de kosten die rechtstreeks verband houden met de gerechtelijke procedure ;

Overwegende dat, om onregelmatigheden te voorkomen, de samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie moet worden versterkt, mits daarbij een grote terughoudendheid aan de dag wordt gelegd ;

Overwegende dat het dienstig is de gezamenlijke resultaten elk kwartaal ter kennis van het Comité van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, en jaarlijks ter kennis van het Europese Parlement en de Raad te brengen ;

Overwegende dat het minimumbedrag waarboven onregelmatigheden automatisch door de Lid-Staten moeten worden gemeld, moet worden opgetrokken ; dat, met het oog op een eenvormige, vergelijkbare en door de betrokken nationale overheidsinstanties gemakkelijk toe te passen aanpak, dit bedrag, in afwijking van artikel 2, lid l, van Verordening (EEG) nr. 1676/85, aan de hand van een de economische werkelijkheid weerspiegelende wisselkoers wordt bepaald ;

Overwegende dat dient te worden bepaald dat de onderhavige verordening eveneens van toepassing is op de gevallen waarin een in het kader van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie, hierna „Fonds” genoemd, door een marktdeelnemer te verrichten betaling als gevolg van een onregelmatigheid niet is uitgevoerd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

Artikel 1

De in deze verordening bedoelde maatregelen hebben betrekking op alle uitgaven van het Europees Oriëntatie-en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie.

Deze verordening blijft van toepassing op met de uitgaven van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Oriëntatie, verband houdende onregelmatigheden waarvan vóór l januari 1989 mededeling is gedaan.

Deze verordening laat de toepassing in de Lid-Staten van de regels inzake de strafrechtelijke procedure of de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen Lid-Staten onverlet.

Artikel 2

1.   De Lid-Staten doen de Commissie binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening mededeling van:

de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de in artikel 8, lid l, van Verordening (EEG) nr. 729/70 voorgeschreven maatregelen ;

de lijst van diensten en instellingen belast met de uitvoering van deze maatregelen alsook van de voornaamste bepalingen die betrekking hebben op de taakomschrijving en de werking van deze diensten en instellingen en op de procedures die zij moeten toepassen.

2.   De Lid-Staten delen de Commissie onverwijld de wijzigingen mede betreffende de uit hoofde van lid l verstrekte gegevens.

3.   De Commissie onderzoekt de mededelingen van de Lid-Staten en stelt het Comité van het Fonds in kennis van de conclusies die zij hieruit denkt te trekken. Zij onderhoudt met de Lid-Staten, in voorkomend geval in het Comité van het Fonds, de contacten die nodig zijn voor de toepassing van dit artikel.

Artikel 3

1.   De Lid-Staten zenden aan de Commissie binnen twee maanden na het einde van elk kwartaal een lijst met de onregelmatigheden ten aanzien waarvan een eerste administratief of gerechtelijk proces-verbaal is opgemaakt.

Daartoe verstrekken zij zoveel mogelijk nadere gegevens omtrent:

het voorschrift dat werd overtreden,

de aard en de omvang van de uitgaven ; indien geen betaling is verricht, de bedragen die onverschuldigd zouden zijn betaald indien de onregelmatigheid niet was geconstateerd, behalve wanneer het door marktdeelnemers begane vergissingen of verzuimen betreft die vóór de betaling zijn ontdekt en geen aanleiding geven tot administratieve of gerechtelijke sancties,

de gemeenschappelijke marktordeningen en het betrokken produkt of de betrokken produkten dan wel de desbetreffende maatregel,

het tijdstip waarop of de periode waarin de onregelmatigheid werd begaan,

de bij de onregelmatigheid toegepaste praktijken,

de ontdekking van de onregelmatigheid,

de nationale diensten of instellingen die de onregelmatigheid hebben vastgesteld,

de financiële gevolgen ervan en de mogelijkheden tot terugvordering,

de datum waarop voor het eerst inlichtingen zijn verstrekt die tot het vermoeden hebben geleid dat een onregelmatigheid is begaan, en de bron van die inlichtingen,

de datum waarop de onregelmatigheid is geconstateerd,

eventueel, de betrokken Lid-Staten en derde landen,

de identiteit van de natuurlijke en rechtspersonen die bij de zaak zijn betrokken, behalve indien deze informatie, gezien de aard van de desbetreffende onregelmatigheid, voor de bestrijding van de onregelmatigheden geen nut heeft.

2.   Ingeval sommige van deze gegevens, met name die omtrent de bij de onregelmatigheid toegepaste praktijken en de ontdekking van de onregelmatigheid, niet beschikbaar zijn, vullen de Lid-Staten die gegevens voor zover mogelijk aan wanneer zij de volgende kwartaallijsten aan de Commissie toezenden.

3.   Indien de nationale bepalingen voorzien in geheimhouding van het onderzoek, kunnen deze inlichtingen slechts met toestemming van de bevoegde rechterlijke instantie worden medegedeeld.

Artikel 4

Elke Lid-Staat stelt de andere belanghebbende Lid-Staten en de Commissie onverwijld in kennis van de geconstateerde of vermoede onregelmatigheden waarvan te vrezen valt dat deze zeer spoedig gevolgen buiten zijn grondgebied zullen hebben, alsmede van de onregelmatigheden waaruit het gebruik van een nieuwe frauduleuze praktijk blijkt.

Artikel 5

1.   Binnen twee maanden na elk kwartaal doen de Lid-Staten de Commissie mededeling van de procedures die zijn ingeleid naar aanleiding van de onregelmatigheden die uit hoofde van artikel 3 zijn meegedeeld, alsmede van de belangrijke wijzigingen die tijdens deze procedures hebben plaatsgevonden, met name van:

de bedragen van de verrichte of verwachte terugvorderingen ;

de door de Lid-Staten getroffen voorlopige maatregelen om veilig te stellen dat de ten onrechte betaalde bedragen worden teruggekregen ;

de administratieve en gerechtelijke procedures die met het oog op het terugkrijgen van de ten onrechte betaalde bedragen en met het oog op de toepassing van sancties zijn ingeleid ;

de redenen van een eventueel staken van de terugvorderingsprocedure ; voor zover mogelijk wordt de Commissie hiervan op de hoogte gebracht alvorens ter zake een besluit wordt genomen ;

het eventuele staken van de strafvervolging.

De Lid-Staten stellen de Commissie van de administratieve of van de gerechtelijke besluiten met betrekking tot de beëindiging van deze procedures of van de wezenlijke elementen van genoemde besluiten in kennis.

2.   Wanneer een Lid-Staat van mening is dat de totale terugvordering van een bedrag niet kan worden gerealiseerd of verwacht, geeft hij, door middel van een speciale kennisgeving, het bedrag aan dat niet kan worden teruggekregen, alsmede de redenen waarom dit bedrag, naar zijn mening, ten laste van de Gemeenschap of van de Lid-Staat komt.

Deze gegevens moeten voldoende gedetailleerd zijn om de Commissie de mogelijkheid te bieden, overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 729/70, een besluit te nemen over de vraag aan wie de financiële gevolgen moeten worden toegerekend. Dit besluit wordt overeenkomstig de procedure van artikel 5 van genoemde verordening genomen.

Artikel 6

1.   Wanneer de Commissie van oordeel is dat in één of meer Lid-Staten onregelmatigheden zijn begaan, brengt zij de betrokken Lid-Staat, onderscheidenlijk Lid-Staten, op de hoogte, die dan zo spoedig mogelijk een onderzoek instelt, onderscheidenlijk instellen, waaraan ambtenaren van de Commissie kunnen deelnemen.

In de zin van dit artikel wordt onder „onderzoek” verstaan, elke controle, verificatie en handeling, die door ambtenaren van de nationale overheidsdiensten bij de uitoefening van hun functie wordt verricht met het oog op de vaststelling van het bestaan van een onregelmatigheid, uitgezonderd handelingen die op verzoek of onder rechtstreeks gezag van een rechterlijke instantie worden verricht.

2.   De Lid-Staat stelt de Commissie onverwijld van de bevindingen van het onderzoek in kennis.

Indien uit het onderzoek het bestaan van een onregelmatigheid blijkt, dient de Lid-Staat de Commissie daarvan overeenkomstig de artikelen 3, 4 en 5 en de betrokken Lid-Staten in voorkomend geval overeenkomstig artikel 4 in kennis te stellen.

3.   Ingeval ambtenaren van de Commissie aan een onderzoek deelnemen, wordt de betrokken Lid-Staat daarvan in kennis gesteld. Behoudens in urgente gevallen stelt de Lid-Staat de Commissie ten minste één week tevoren in kennis van de wezenlijke elementen van het onderzoek.

4.   Wanneer ambtenaren van de Commissie aan een onderzoek deelnemen, is de leiding van dat onderzoek permanent in handen van de ambtenaren van de Lid-Staat ; de ambtenaren van de Commissie kunnen niet op eigen initiatief de controlebevoegdheden uitoefenen die aan de nationale ambtenaren zijn toegekend ; wel hebben zij toegang tot dezelfde lokalen en documenten als laatstgenoemden.

Voor zover op grond van de nationale bepalingen inzake de strafrechtelijke procedure bepaalde handelingen voorbehouden zijn aan ambtenaren die daartoe specifiek door de nationale wet zijn aangewezen, nemen de ambtenaren van de Commissie niet deel aan deze handelingen. Zij nemen in geen geval deel aan huiszoekingen of aan officiële ondervragingen van personen in het kader van de strafwetgeving van de Lid-Staat. Zij hebben echter wel toegang tot de informatie die aldus ingewonnen is.

Om te kunnen meewerken aan de in lid l bedoelde controles leggen de ambtenaren van de Commissie een schriftelijk mandaat voor waarin hun identiteit en hun hoedanigheid zijn aangegeven.

Artikel 7

1.   Wanneer de terugverkregen bedragen ter beschikking van het Fonds worden gesteld, kan de Lid-Staat 20 % van deze bedragen inhouden indien geen ernstige inbreuk is gepleegd op de voorschriften van deze verordening.

2.   Indien de bevoegde instanties van een Lid-Staat op uitdrukkelijk verzoek van de Commissie besluiten ter terugvordering van ten onrechte uitbetaalde bedragen een gerechtelijke procedure in te leiden dan wel voort te zetten, kan de Commissie zich ertoe verbinden om tegen overlegging van bewijsstukken de gerechts- en proceskosten volledig of ten dele aan de Lid-Staat terug te betalen, ook indien deze procedure niet tot resultaten leidt.

Artikel 8

1.   De Commissie onderhoudt met de belanghebbende Lid-Staten de geëigende contacten ten einde de verstrekte gegevens omtrent de in artikel 3 bedoelde onregelmatigheden en de in artikel 5 bedoelde procedures, en in het bijzonder omtrent de mogelijkheden tot terugvordering, aan te vullen.

2.   Onverminderd deze contacten, wordt de zaak bij het Comité van het Fonds aanhangig gemaakt wanneer de aard van de onregelmatigheid doet vermoeden dat identieke of soortgelijke praktijken in andere Lid-Staten zouden kunnen voorkomen.

3.   Bovendien organiseert de Commissie op communautair niveau voorlichtingsbijeenkomsten voor de betrokken vertegenwoordigers van de Lid-Staten, ten einde te zamen met hen de op grond van de artikelen 3, 4 en 5, en van lid l van dit artikel, verkregen inlichtingen te onderzoeken, met name met het oog op de daaruit te trekken lering wat de onregelmatigheden, de preventieve maatregelen en de vervolging betreft. Voor zover zulks nodig is, houdt zij het Comité van het Fonds van deze werkzaamheden op de hoogte en raadpleegt zij het Comité over ieder voorstel betreffende de voorkoming van onregelmatigheden, dat zij aan de Raad denkt voor te leggen.

4.   Ingeval de toepassing van bepaalde vigerende bepalingen een leemte laat zien die schadelijk is voor de belangen der Gemeenschap, treden de Lid-Staten hetzij op verzoek van een van hen, hetzij onder de in lid 3 genoemde voorwaarden op verzoek van de Commissie, en eventueel in het Comité van het Fonds of een andere bevoegde instantie, met elkaar in overleg ten einde in deze leemte te voorzien.

Artikel 9

Het Comité van het Fonds wordt elk kwartaal door de Commissie op de hoogte gesteld van de orde van grootte van de bedragen die met de ontdekte onregelmatigheden zijn gemoeid alsmede van de verschillende soorten onregelmatigheden ingedeeld naar aard en onder vermelding van hun aantal. In een bijzonder hoofdstuk van het jaarverslag over het beheer van het Fonds, bedoeld in artikel 10 van Verordening (EEG) nr. 729/70, doet de Commissie mededeling van het aantal gevallen dat is aangemeld en van het aantal gevallen dat is afgehandeld, en van de bedragen die zijn teruggekregen en zijn afgeschreven.

Artikel 10

1.   De Lid-Staten en de Commissie treffen de noodzakelijke beveiligingsmaatregelen opdat de onderling uitgewisselde gegevens vertrouwelijk blijven.

2.   De in lid l bedoelde gegevens mogen met name niet worden doorgegeven aan andere personen dan die welke, in de Lid-Staten of bij de instellingen van de Gemeenschap, uit hoofde van hun functie daarvan kennis dienen te nemen, tenzij de Lid-Staat die deze gegevens heeft verstrekt daartoe uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven.

3.   Namen van natuurlijke of rechtspersonen mogen aan een andere Lid-Staat of aan een andere instelling van de Gemeenschap alleen worden medegedeeld, wanneer deze gegevens nodig zijn om onregelmatigheden te voorkomen of te vervolgen of om vermoede onregelmatigheden te constateren.

4.   De gegevens, in welke vorm zij ook medegedeeld of verkregen zijn uit hoofde van deze verordening, vallen onder het beroepsgeheim en genieten de bescherming die gelijksoortige gegevens genieten krachtens de nationale wetgeving van de Lid-Staat die de gegevens ontvangen heeft en krachtens de overeenkomstige bepalingen die op de communautaire Instellingen van toepassing zijn.

Bovendien mogen deze gegevens niet gebruikt worden voor andere doeleinden dan die waarin deze verordening voorziet, tenzij de autoriteiten die deze gegevens verstrekt hebben daartoe uitdrukkelijk toestemming hebben gegeven, en op voorwaarde dat het mededelen of gebruiken van deze gegevens niet strijdig is met de bepalingen die van kracht zijn in de Lid-Staat waarin de ontvangende autoriteit zich bevindt.

5.   De voorafgaande leden beletten niet dat de krachtens deze verordening verkregen gegevens worden gebruikt bij gerechtelijke procedures of rechtsvervolgingen die later worden ingesteld wegens niet-naleving van de landbouwvoorschriften. De bevoegde autoriteit van de Lid-Staat die deze gegevens heeft verstrekt, wordt onverwijld in kennis gesteld van een dergelijk gebruik.

6.   Wanneer een Lid-Staat de Commissie ervan in kennis stelt dat een natuurlijke of rechtspersoon, wiens naam haar krachtens de bepalingen van deze verordening is medegedeeld, na een aanvullend onderzoek niet bij een onregelmatigheid blijkt betrokken te zijn, brengt de Commissie degenen aan wie zij overeenkomstig deze verordening de naam heeft meegedeeld daarvan onverwijld op de hoogte. Deze persoon wordt niet meer behandeld als een op grond van de eerste kennisgeving bij de onregelmatigheid in kwestie betrokken persoon.

Artikel 11

Wanneer een maatregel door het Fonds en een Lid-Staat gezamenlijk is gefinancierd, worden de teruggekregen bedragen tussen de Gemeenschap en de Lid-Staat naar verhouding van hun onderscheiden uitgaven gedeeld.

Artikel 12

1.   Ingeval de onregelmatigheden betrekking hebben op bedragen van minder dan 4 000 ecu, delen de Lid-Staten de inlichtingen, bedoeld in de artikelen 3 en 5, aan de Commissie slechts mede indien deze er uitdrukkelijk om verzoekt.

2.   Het in lid l genoemde bedrag wordt in de nationale valuta omgerekend aan de hand van de op de eerste werkdag van het jaar waarin de gegevens over de onregelmatigheden zijn medegedeeld, geldende en in de C-reeks van het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakte wisselkoers.

Artikel 13

Deze verordening is van overeenkomstige toepassing op bedragen waarvoor het Fonds had moeten worden gecrediteerd, doch die niet zijn gestort overeenkomstig de betrokken bepalingen.

Artikel 14

1.   Verordening (EEG) nr. 283/72 wordt ingetrokken.

2.   Verwijzingen naar Verordening (EEG) nr. 283/72 worden beschouwd als verwijzingen naar de onderhavige verordening.

Artikel 15

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 3, lid l, tweede alinea, laatste vier streepjes, is van toepassing vanaf de mededeling betreffende het tweede kwartaal van 1991.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 4 maart 1991.

Voor de Raad

De Voorzitter

R. STEICHEN


(1)  PB nr. L 94 van 28. 4. 1970, blz. 13.

(2)  PB nr. L 185 van 15. 7. 1988, blz. 1.

(3)  PB nr. L 164 van 24. 6. 1985, blz. 1.

(4)  PB nr. L 201 van 31. 7. 1990, blz. 9.

(5)  PB nr. C 138 van 7. 6. 1990, blz. 6.

(6)  PB nr. C 324 van 24. 12. 1990.

(7)  PB nr. L 36 van 10. 2. 1972, blz. 1.