Richtlijn 91/682/EEG van de Raad van 19 december 1991 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van siergewassen, alsmede van siergewassen
Publicatieblad Nr. L 376 van 31/12/1991 blz. 0021 - 0028
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 40 blz. 0009
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 40 blz. 0009
RICHTLIJN VAN DE RAAD van 19 december 1991 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van siergewassen, alsmede van siergewassen (91/682/EEG) DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43, Gezien het voorstel van de Commissie (1), Gezien het advies van het Europese Parlement (2), Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3), Overwegende dat in de agrarische produktie van de Gemeenschap de teelt van siergewassen een belangrijke plaats inneemt; Overwegende dat bevredigende resultaten bij de teelt van siergewassen in ruime mate afhangen van de kwaliteit en de gezondheid van het materiaal dat voor de teelt van de siergewassen wordt gebruikt en van de siergewassen zelf; dat een aantal Lid-Staten dan ook voorschriften hebben vastgesteld om te garanderen dat het op de markt gebrachte teeltmateriaal en de op de markt gebrachte siergewassen van goede kwaliteit fytosanitair in orde zijn; Overwegende dat het uiteenlopende beleid van de Lid-Staten ten aanzien van teeltmateriaal en siergewassen handelsbelemmeringen kan veroorzaken en zo voor het vrije verkeer van deze goederen binnen de Gemeenschap een hinderpaal kan zijn; dat, met het oog op de totstandkoming van de interne markt, deze handelsbelemmeringen moeten worden opgeheven door de nationale voorschriften door communautaire voorschriften te vervangen; Overwegende dat vaststelling van geharmoniseerde voorschriften op communautair niveau de kopers in de gehele Gemeenschap de zekerheid zal geven dat het teeltmateriaal en de siergewassen die zij ontvangen, fytosanitair in orde en van goede kwaliteit zijn; Overwegende dat, wat het fytosanitaire aspect betreft, de geharmoniseerde voorschriften coherent moeten zijn met het bepaalde in Richtlijn 77/93/EEG van de Raad van 21 december 1976 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen op het grondgebied van de Lid-Staten van voor planten of voor plantaardige produkten schadelijke organismen (4), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/683/EEG (5); Overwegende dat in eerste instantie communautaire voorschriften moeten worden vastgesteld voor geslachten en soorten van siergewassen die voor de Gemeenschap van groot economisch belang zijn, waarbij moet worden voorzien in een communautaire procedure om later nog andere geslachten en soorten onder deze voorschriften te brengen; Overwegende dat het, onverminderd de planteziektenkundige voorschriften van Richtlijn 77/93/EEG, niet dienstig is de communautaire voorschriften voor het in de handel brengen toe te passen op teeltmateriaal en siergewassen waarvan wordt aangetoond dat zij voor uitvoer naar derde landen bestemd zijn, aangezien de in die landen geldende voorschriften van de bij deze richtlijn vastgestelde kunnen afwijken; Overwegende dat voor de vaststelling van fytosanitaire eisen en kwaliteitsnormen voor elk geslacht en elke soort uitvoerig en gedetailleerd technisch en wetenschappelijk onderzoek is vereist; dat daartoe derhalve moet worden voorzien in een adequate procedure; Overwegende dat het in de eerste plaats de taak is van de leveranciers van teeltmateriaal en/of siergewassen om ervoor te zorgen dat hun produkten aan de voorschriften van deze richtlijn voldoen; Overwegende dat de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten via controles en keuringen erop moeten toezien dat de leveranciers deze voorschriften naleven; Overwegende dat communautaire controlemaatregelen moeten worden getroffen om te garanderen dat de normen van deze richtlijn in alle Lid-Staten op gelijke wijze worden toegepast; Overwegende dat het in het belang is van de koper van teeltmateriaal en siergewassen dat de benaming van het ras of de plantengroep bekend is en dat de identiteit wordt gevrijwaard; Overwegende dat de specifieke kenmerken van de bedrijven in de siergewassensector een complicatie vormen; dat bovengenoemde doelstelling derhalve het best kan worden bereikt door algemene rasbekendheid of, indien het een ras of plantengroep betreft, door een rasbeschrijving die wordt opgesteld en bewaard door de leverancier; Overwegende dat met het oog op een geordende afzet en een correcte identificatie van teeltmateriaal en siergewassen communautaire voorschriften moeten worden vastgesteld met regels betreffende het apart houden van de partijen en de waarmerking; dat op het waarmerkstrookje alle gegevens moeten worden vermeld die voor de officiële controle nodig zijn, en alle gegevens waarover de teler moet kunnen beschikken; Overwegende dat regels moeten worden vastgesteld op grond waarvan bij tijdelijke moeilijkheden op het gebied van de voorziening, teeltmateriaal en siergewassen in de handel mogen worden gebracht die aan minder strenge eisen voldoen dan die welke bij deze richtlijn zijn vastgesteld; Overwegende dat, als een eerste stap naar geharmoniseerde voorschriften, de Lid-Staten een verbod moet worden opgelegd om voor teeltmateriaal en siergewassen van de in de bijlage bedoelde geslachten en soorten waarvoor een schema zal worden opgesteld nog andere eisen of afzetbeperkingen vast te stellen dan die welke bij deze richtlijn zijn vastgesteld; Overwegende dat moet worden bepaald dat in derde landen gekweekt teeltmateriaal en in derde landen gekweekte siergewassen mogen worden verhandeld in de Gemeenschap, doch steeds op voorwaarde dat voor deze produkten dezelfde garanties worden gegeven als voor het teeltmateriaal en de siergewassen die in de Gemeenschap worden geproduceerd en die aan de communautaire voorschriften voldoen; Overwegende dat om de verschillende, in de Lid-Staten toegepaste technische controlemethoden te harmoniseren en het in de Gemeenschap gekweekte teeltmateriaal en de in de Gemeenschap gekweekte siergewassen te kunnen vergelijken met de produkten uit derde landen, vergelijkingsproeven moeten worden uitgevoerd om na te gaan of het teeltmateriaal en de siergewassen aan de bij deze richtlijn vastgestelde eisen voldoen; Overwegende dat, om de bij deze richtlijn vastgestelde regeling vlot te doen functioneren, de Commissie moet worden opgedragen maatregelen ter uitvoering van deze richtlijn en ter aanpassing van de bijlagen vast te stellen; dat dergelijke maatregelen moeten worden vastgesteld volgens een procedure waarbij de Commissie en de Lid-Staten nauw met elkaar samenwerken in het kader van een Permanent Comité voor teeltmateriaal en siergewassen, HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: Artikel 1 1. Deze richtlijn is van toepassing op het in de handel brengen in de Gemeenschap van teeltmateriaal van siergewassen, alsmede van siergewassen. 2. De voorschriften van de artikelen 2 tot en met 20 en van artikel 24 gelden voor de in de bijlage genoemde geslachten en soorten. Bovengenoemde artikelen gelden ook voor onderstammen van andere geslachten of soorten wanneer één van de bovengenoemde geslachten of soorten daarop wordt geënt. 3. Wijzigingen in de lijst van de in de bijlage genoemde geslachten en soorten worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 22. Artikel 2 Onverminderd de gezondheidsvoorschriften van Richtlijn 77/93/EEG is deze richtlijn niet van toepassing op teeltmateriaal en siergewassen waarvan wordt aangetoond dat zij voor uitvoer naar derde landen bestemd zijn, mits zij duidelijk als zodanig zijn geïdentificeerd en in voldoende mate apart worden gehouden. De uitvoeringsmaatregelen van de eerste alinea, met name wat betreft de identificatie en het apart houden, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 21. Artikel 3 In deze richtlijn wordt verstaan onder: a) teeltmateriaal: zaad, plantedelen en alle plantmateriaal, bestemd voor de vermeerdering en de produktie van siergewassen; b) siergewassen: planten die bestemd zijn om, nadat zij in de handel zijn gebracht, te worden uitgeplant of herplant; c) leverancier: elke natuurlijke of rechtspersoon die beroepshalve ten minste één van de volgende activiteiten verricht met betrekking tot teeltmateriaal of siergewassen: vermeerderen, produceren, beschermen en/of behandelen en in de handel brengen; d) in de handel brengen: het ter beschikking of in voorraad houden, tentoonstellen of te koop aanbieden, verkopen en/of leveren aan een andere persoon, in gelijk welke vorm, van teeltmateriaal of siergewassen; e) verantwoordelijke officiële instantie: 1. de enige door de Lid-Staat onder toezicht van de nationale regering opgerichte of aangewezen centrale instantie die verantwoordelijk is voor vraagstukken inzake de kwaliteit; 2. een overheidsinstantie, die - hetzij op nationaal niveau is ingesteld, - hetzij - onder toezicht van de nationale autoriteiten, binnen door de grondwet van de betrokken Lid-Staat vastgestelde grenzen - op regionaal niveau is ingesteld. De onder 1 en 2 bedoelde instanties kunnen, overeenkomstig de nationale wetgeving, hun in deze richtlijn bedoelde taken die onder hun gezag en toezicht moeten worden verricht, overdragen aan een publiek- of privaatrechtelijk rechtspersoon die, krachtens zijn officieel goedgekeurde statuten, uitsluitend belast is met specifieke taken van openbaar belang, op voorwaarde dat deze rechtspersoon en de leden daarvan geen enkel persoonlijk voordeel trekken uit het resultaat van de maatregelen die zij nemen. De Lid-Staten zorgen voor een nauwe samenwerking van de in punt 2 bedoelde instanties met de in punt 1 bedoelde instanties. Bovendien kan, overeenkomstig de procedure van artikel 21, een andere namens de onder 1 bedoelde instantie ingestelde rechtspersoon die onder het gezag en toezicht van een dergelijke instantie handelt, worden erkend, op voorwaarde dat deze rechtspersoon geen enkel persoonlijk voordeel trekt uit het resultaat van de maatregelen die hij neemt. De Lid-Staten stellen de Commissie in kennis van hun verantwoordelijke officiële instanties. De Commissie zendt deze informatie toe aan de andere Lid-Staten; f) officiële maatregelen: door de verantwoordelijke officiële instantie genomen maatregelen; g) oficieel onderzoek: door de verantwoordelijke officiële instantie verricht onderzoek; h) officiële verklaring: door de verantwoordelijke officiële instantie of onder haar verantwoordelijkheid afgegeven verklaring; i) partij: een aantal eenheden van één produkt, identificeerbaar door zijn homogene samenstelling en oorsprong; j) laboratorium: een openbare of particuliere dienst die analysen uitvoert en adequate diagnoses stelt aan de hand waarvan de producent op de kwaliteit van de produktie kan controleren. Artikel 4 Voor elk geslacht en elke soort, vermeld in de bijlage, wordt volgens de procedure van artikel 22 een schema opgesteld waarin wordt verwezen naar de fytosanitaire eisen van Richtlijn 77/93/EEG die op het betrokken geslacht of de betrokken soort van toepassing zijn; dat schema bevat: 1. de voorwaarden betreffende de kwaliteit waaraan teeltmateriaal en siergewassen moeten voldoen, met name de voorwaarden met betrekking tot het toegepaste vermeerderingssysteem, de zuiverheid van het staand gewas en in voorkomend geval de raskenmerken; 2. de voorwaarden waaraan onderstammen van andere geslachten of soorten moeten voldoen wanneer materiaal van het betrokken geslacht of de betrokken soort daarop wordt geënt. Artikel 5 1. De Lid-Staten zien erop toe dat de leveranciers alle noodzakelijke maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat in alle fasen van de produktie en het in de handel brengen van teeltmateriaal van siergewassen, alsmede van siergewassen aan de voorschriften van deze richtlijn wordt voldaan. 2. Te dien einde moeten deze leveranciers controles op de volgende grondslagen uitvoeren dan wel laten uitvoeren door een erkende leverancier of de verantwoordelijke officiële instantie: - identificatie van de kritische punten in hun produktieproces op basis van de toegepaste produktiemethoden; - uitwerking en toepassing van methoden voor toezicht op en controle van de in het eerste streepje bedoelde kritische punten; - nemen van monsters voor analyse in een door de verantwoordelijke officiële instantie erkend laboratorium ten einde te controleren of aan de normen van deze richtlijn is voldaan; - bijhouden van een schriftelijk of een ander onuitwisbaar register van de in het eerste, tweede en derde streepje bedoelde gegevens, alsmede van registers betreffende de produktie en het in de handel brengen van teeltmateriaal en siergewassen, welke registers ter beschikking moeten worden gehouden van de verantwoordelijke officiële instantie. Deze documenten en registers dienen ten minste één jaar te worden bewaard. Leveranciers die hun activiteiten in dit verband beperken tot enkel distributie van teeltmateriaal en siergewassen dat/die niet op hun eigen bedrijf is/zijn geproduceerd en verpakt, dienen echter alleen een schriftelijk of een onuitwisbaar register bij te houden van de aan- en verkoop en/of levering van teeltmateriaal en siergewassen. De bepalingen van dit lid zijn niet van toepassing op leveranciers die hun activiteiten in dit verband beperken tot het leveren van kleine hoeveelheden teeltmateriaal en siergewassen aan niet-professionele eindverbruikers. 3. Indien uit hun eigen controles of uit enige informatie waarover de in lid 1 bedoelde leveranciers beschikken, blijkt dat één of meer van de in de overeenkomstig artikel 4 opgestelde schema's genoemde schadelijke organismen voorkomen, dienen de leveranciers dit onmiddellijk aan de verantwoordelijke officiële instantie te melden en dienen zij de door deze instantie opgelegde maatregelen uit te voeren. Leveranciers dienen registers bij te houden van alle gevallen waarin schadelijke organismen op hun bedrijf zijn voorgekomen en van alle maatregelen die in verband met die gevallen zijn genomen. 4. De voorschriften voor de toepassing van lid 2, tweede alinea, worden volgens de procedure van artikel 21 vastgesteld. Artikel 6 1. De verantwoordelijke officiële instantie erkent leveranciers wanneer zij heeft vastgesteld dat hun produktieproces en bedrijf voldoen aan de eisen van deze richtlijn met betrekking tot de aard van hun activiteiten. Wanneer een leverancier besluit andere activiteiten te verrichten dan die waarvoor hij is erkend, is een nieuwe erkenning nodig. 2. De verantwoordelijke officiële instantie erkent laboratoria wanneer zij heeft vastgesteld dat het laboratorium, de procédés en de bedrijfsvoorzieningen voldoen aan de volgens de procedure van artikel 21 nader te bepalen eisen van deze richtlijn met betrekking tot hun proefnemingen. Wanneer een laboratorium besluit andere activiteiten te verrichten dan die waarvoor het is erkend, is er een nieuwe erkenning nodig. 3. De verantwoordelijke officiële instanties nemen de nodige maatregelen wanneer niet meer aan de in de leden 1 en 2 bedoelde eisen wordt voldaan. Daartoe houden zij in het bijzonder rekening met de conclusies van de overeenkomstig artikel 7 uitgevoerde controles. 4. Op gezette tijden worden de leveranciers, bedrijven en laboratoria onderworpen aan toezicht en controle door of onder verantwoordelijkheid van de verantwoordelijke officiële instantie, die te allen tijde vrije toegang dient te hebben tot alle delen van de bedrijven, ten einde zich ervan te vergewissen dat aan de eisen van deze richtlijn wordt voldaan. Volgens de procedure van artikel 21 kunnen uitvoeringsbepalingen betreffende het toezicht en de controle worden vastgesteld. Indien bij het toezicht en de controles blijkt dat niet aan de eisen van deze richtlijn wordt voldaan, neemt de verantwoordelijke officiële instantie passende maatregelen. Artikel 7 1. Zo nodig kunnen deskundigen van de Commissie in samenwerking met de verantwoordelijke officiële instanties van de Lid-Staten controles ter plaatse verrichten om een uniforme toepassing van deze richtlijn te waarborgen. Zij mogen in het bijzonder nagaan of de leveranciers de voorschriften van deze richtlijn daadwerkelijk in acht nemen. De Lid-Staat op het grondgebied waarvan een controle wordt verricht, dient de deskundigen alle nodige bijstand te verlenen bij de uitvoering van hun taken. De Commissie stelt de Lid-Staten in kennis van het resultaat van het onderzoek. 2. De uitvoeringsbepalingen van lid 1 worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 21. Artikel 8 1. Teeltmateriaal en siergewassen mogen alleen door erkende leveranciers in de handel worden gebracht, mits zij daarenboven voldoen aan de eisen voor teeltmateriaal en siergewassen die in het in artikel 4 bedoelde schema vervat zijn. 2. Onverminderd het bepaalde in Richtlijn 77/93/EEG is lid 1 niet van toepassing op: a) teeltmateriaal en siergewassen bestemd voor proeven of voor wetenschappelijke doeleinden; b) teeltmateriaal en siergewassen bestemd voor selectie. Artikel 9 1. Teeltmateriaal en siergewassen worden in de handel gebracht met een verwijzing, hetzij naar het ras, hetzij naar de plantengroep waartoe zij behoren. 2. De rassen waarnaar overeenkomstig lid 1 wordt verwezen, moeten: - hetzij algemeen bekend zijn, beschermd zijn overeenkomstig bepalingen betreffende de bescherming van kweekprodukten, of op al dan niet vrijwillige basis officieel geregistreerd zijn, - hetzij met hun benaming en een gedetailleerde beschrijving voorkomen op lijsten van de leveranciers. De verantwoordelijke officiële instantie van de betrokken Lid-Staat moet op verzoek toegang hebben tot deze lijsten. Van ieder ras moet een beschrijving worden gegeven en voor zover mogelijk moet het ras in alle Lid-Staten dezelfde benaming hebben, overeenkomstig aanvaarde internationale richtsnoeren. 3. Wanneer naar een plantengroep wordt verwezen, dient de leverancier een beschrijving van deze plantengroep te geven en de benaming ervan te vermelden om verwarring met één van de in lid 2 bedoelde rassen te voorkomen. 4. Behalve wanneer het aspect ras uitdrukkelijk wordt genoemd in het in artikel 4 bedoelde schema, heeft het bepaalde in de leden 1, 2 en 3 geen verdere gevolgen voor de verantwoordelijke officiële instantie. 5. Volgens de procedure van artikel 21 kan een regeling worden ingesteld om rassen en andere plantengroepen aan de verantwoordelijke officiële instanties van de Lid-Staten mee te delen. Volgens de bovengenoemde procedure kunnen ook aanvullende toepassingsmaatregelen met betrekking tot lid 2, tweede streepje, worden vastgesteld. Artikel 10 1. Tijdens de groei, tijdens het rooien of tijdens het wegnemen bij het uitgangsmateriaal worden teeltmateriaal en siergewassen in afzonderlijke partijen gehouden. 2. Wanneer teeltmateriaal en siergewassen van verschillende oorsprong bij verpakking, opslag, vervoer of levering worden samengevoegd of gemengd, houdt de leverancier een register bij met de volgende gegevens: samenstelling van de partij en oorsprong van de samenstellende delen. 3. De Lid-Staten vergewissen zich er door middel van officiële controles van dat de in de leden 1 en 2 bedoelde voorschriften in acht worden genomen. Artikel 11 Onverminderd artikel 10, lid 2, mogen teeltmateriaal en siergewassen slechts in voldoende homogene partijen in de handel worden gebracht. Teeltmateriaal en siergewassen moeten in ieder geval voldoen aan de voorschriften van deze richtlijn en moeten worden gewaarmerkt met een document dat door de leverancier is opgemaakt in overeenstemming met de voorwaarden als opgenomen in het overeenkomstig artikel 4 opgestelde schema. Wanneer op dit document een officiële verklaring voorkomt, moet deze duidelijk van de rest van de inhoud van het document gescheiden zijn. Zo nodig worden de voorschriften inzake het waarmerken en/of plomberen en verpakken van teeltmateriaal en/of siergewassen opgenomen in het overeenkomstig artikel 4 opgestelde schema. Bij de levering van teeltmateriaal en siergewassen door de kleinhandel aan eindverbruikers die geen beroepsbeoefenaren zijn, kunnen de etiketteringsvoorschriften worden beperkt tot de noodzakelijke informatie betreffende het produkt. Artikel 12 De Lid-Staten kunnen ontheffing verlenen: - van toepassing van artikel 11, aan kleine producenten waarvan de volledige produktie en verkoop van teeltmateriaal en siergewassen bestemd is voor uiteindelijk gebruik door personen op de lokale markt die niet beroepshalve betrokken zijn bij de produktie van gewassen ("lokaal verkeer"), - van de in artikel 18 bedoelde officiële controle, voor lokaal verkeer van teeltmateriaal en siergewassen, voortgebracht door aldus vrijgestelde personen. Overeenkomstig de procedure van artikel 21 worden toepassingsmaatregelen aangenomen betreffende andere eisen inzake de in de eerste alinea, eerste en tweede streepje, bedoelde ontheffingen, in het bijzonder voor de begrippen "kleine producenten" en "lokale markt" en betreffende de procedures dienaangaande. Artikel 13 Onverminderd de fytosanitaire voorschriften van Richtlijn 77/93/EEG kunnen in geval van tijdelijke moeilijkheden bij de levering van teeltmateriaal en siergewassen die voldoen aan de eisen van deze richtlijn, volgens de procedure van artikel 21 voorschriften inzake het in de handel brengen van teeltmateriaal en siergewassen worden aangenomen die minder stringent zijn dan voornoemde eisen. Artikel 14 Voor het in de handel brengen van teeltmateriaal en siergewassen die voldoen aan de eisen en voorwaarden van deze richtlijn, mogen geen andere dan de in deze richtlijn vastgestelde beperkingen gelden wat de leverancier, de fytosanitaire aspecten, het substraat en de voorschriften met betrekking tot het onderzoek betreft. Artikel 15 Voor het in de handel brengen van de in de bijlage bedoelde produkten leggen de Lid-Staten geen stringentere voorwaarden of andere beperkingen op dan die van de overeenkomstig artikel 4 opgestelde schema's of, bij ontstentenis daarvan, dan die welke bij de aanneming van deze richtlijn bestaan. Artikel 16 1. Volgens de procedure van artikel 21 wordt besloten of teeltmateriaal en siergewassen die in een derde land zijn geproduceerd en dezelfde garanties bieden inzake verplichtingen van de leverancier, identiteit, kenmerken, fytosanitaire toestand, substraat, verpakking, voorschriften met betrekking tot onderzoek, waarmerking en plombering, in deze opzichten gelijkwaardig zijn aan teeltmateriaal en siergewassen die in de Gemeenschap zijn geproduceerd en aan de eisen en voorschriften van deze richtlijn voldoen. 2. In afwachting van de in lid 1 bedoelde besluiten kunnen de Lid-Staten tot 1 januari 1993 op de invoer van teeltmateriaal en siergewassen uit derde landen voorwaarden toepassen die gelijkwaardig zijn met de voorwaarden die voor de produktie en het in de handel brengen van in de Gemeenschap verkregen produkten gelden. In afwachting van de in lid 1 bedoelde besluiten kan vorengenoemde termijn volgens de procedure van artikel 21 voor derde landen verlengd worden. Voor teeltmateriaal en siergewassen die door een Lid-Staat worden ingevoerd overeenkomstig een besluit dat die Lid-Staat overeenkomstig de eerste alinea heeft genomen, mogen ten aanzien van de in lid 1 vermelde punten in andere Lid-Staten geen beperkingen ten aanzien van het in de handel brengen gelden. Artikel 17 De Lid-Staten dragen er zorg voor dat teeltmateriaal en siergewassen tijdens de produktie en het in de handel brengen ten minste steekproefsgewijs officieel worden gecontroleerd, ten einde na te gaan of de eisen en voorwaarden van deze richtlijn in acht worden genomen. Artikel 18 Volgens de procedure van artikel 21 kunnen toepassingsbepalingen betreffende het in de artikelen 5, 10 en 17 bedoelde officiële onderzoek, inclusief bemonsteringsmethoden, worden vastgesteld. Artikel 19 1. Wanneer bij het toezicht en de controles als bedoeld in artikel 6, lid 4, de officiële controle bedoeld in artikel 17 of de proeven bedoeld in artikel 20 blijkt dat in de handel gebracht teeltmateriaal of in de handel gebrachte siergewassen niet aan de eisen van deze richtlijn voldoet c.q. voldoen, neemt de verantwoordelijke officiële instantie van de betrokken Lid-Staat passende maatregelen om te bewerkstelligen dat dat teeltmateriaal en die siergewassen aan het bepaalde in deze richtlijn voldoen of, indien zulks niet mogelijk is, om het in de handel brengen ervan in de Gemeenschap te verbieden. 2. Wanneer blijkt dat teeltmateriaal en siergewassen die door een bepaalde leverancier in de handel worden gebracht, niet aan de eisen en voorwaarden van deze richtlijn voldoen, draagt de betrokken Lid-Staat er zorg voor dat tegen deze leverancier passende maatregelen worden genomen. Wanneer deze leverancier geen teeltmateriaal of siergewassen in de handel mag brengen, stelt de Lid-Staat de Commissie en de bevoegde nationale instanties in de Lid-Staten in kennis van dit verbod. 3. Krachtens lid 2 genomen maatregelen worden ingetrokken zodra met voldoende zekerheid is vastgesteld dat het teeltmateriaal en de siergewassen die bestemd zijn om door de leverancier in de handel te worden gebracht, voortaan aan de eisen en voorwaarden van deze richtlijn zullen voldoen. Artikel 20 1. In de Lid-Staten worden, zo nodig, op monsters proeven of tests uitgevoerd om na te gaan of het teeltmateriaal en de siergewassen voldoen aan de eisen en voorwaarden van deze richtlijn, met inbegrip van de fytosanitaire voorschriften. De Commissie kan toezicht door vertegenwoordigers van de Lid-Staten en van de Commissie op de proeven organiseren. 2. Volgens de procedure van artikel 21 kan worden beslist of het noodzakelijk is op communautair niveau proeven of tests uit te voeren met hetzelfde doel als beoogd in lid 1. De Commissie kan toezicht door vertegenwoordigers van de Lid-Staten en van de Commissie op de communautaire proeven organiseren. 3. De in de leden 1 en 2 bedoelde proeven of tests zijn erop gericht de technische methoden voor het onderzoek van teeltmateriaal en siergewassen te harmoniseren. Over de proeven of tests worden voortgangsrapporten opgesteld die als vertrouwelijk document aan de Lid-Staten en aan de Commissie worden toegezonden. 4. De Commissie zorgt ervoor dat in passende gevallen in het in artikel 21 bedoelde Permanent Comité regelingen worden getroffen voor cooerdinatie en uitvoering van en toezicht op de in de leden 1 en 2 bedoelde proeven alsmede voor de beoordeling van de uitkomsten van die proeven. Wanneer fytosanitaire aspecten ter sprake komen, brengt de Commissie het Permanent Planteziektenkundig Comité op de hoogte. Zo nodig worden specifieke regelingen vastgesteld. Bij de proeven worden ook teeltmateriaal en siergewassen onderzocht die in derde landen zijn geproduceerd. Artikel 21 In de gevallen waarin naar de in dit artikel bedoelde procedure wordt verwezen, wordt de Commissie bijgestaan door een Comité, genaamd "Permanent Comité voor teeltmateriaal en siergewassen", voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie. De vertegenwoordiger van de Commissie legt aan het Permanent Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het Permanent Comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het Permanent Comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij stemming in het Comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel. De Commissie stelt maatregelen vast die onmiddellijk van toepassing zijn. Indien deze maatregelen echter niet in overeenstemming zijn met het advies dat het Comité heeft uitgebracht, worden zij onverwijld door de Commissie ter kennis van de Raad gebracht. In dat geval kan de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij heeft besloten voor ten hoogste één maand na deze kennisgeving uitstellen. De Raad kan binnen de in de voorgaande alinea genoemde termijn met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen. Artikel 22 In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel bedoelde procedure, wordt de Commissie bijgestaan door het Permanent Comité voor teeltmateriaal en siergewassen, voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de Voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het Comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij de stemming in het Comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De Voorzitter neemt niet aan de stemming deel. De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité. Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen. Indien de Raad, na verloop van een termijn van drie maanden na de indiening van het voorstel bij de Raad, geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld. Artikel 23 Wijzigingen van de overeenkomstig artikel 4 opgestelde schema's en van de voorwaarden en de gedetailleerde voorschriften ter uitvoering van deze richtlijn worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 21. Artikel 24 1. De Lid-Staten dragen er zorg voor dat teeltmateriaal en siergewassen die op hun grondgebied worden geproduceerd om in de handel te worden gebracht, voldoen aan de eisen van deze richtlijn. 2. Wanneer uit een officieel onderzoek blijkt dat teeltmateriaal of siergewassen niet in de handel mogen worden gebracht omdat niet aan een fytosanitaire eis is voldaan, neemt de betrokken Lid-Staat passende officiële maatregelen om daaraan verbonden fytosanitaire gevaren weg te nemen. Artikel 25 1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 1992 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis. Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten. 2. Wat de artikelen 5 tot en met 11, 14, 15, 17, 19 en 24 betreft, wordt de toepassingsdatum voor elk in de bijlage bedoeld geslacht of soort volgens de procedure van artikel 21 vastgesteld bij de opstelling van het in artikel 4 bedoelde schema. Deze data mogen niet later liggen dan 1 januari 1993. Artikel 26 Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten. Gedaan te Brussel, 19 december 1991. Voor de Raad De Voorzitter P. DANKERT (1) PB nr. C 52 van 3. 3. 1990, blz. 16 en PB nr. C 307 van 27. 11. 1991, blz. 15. (2) PB nr. C 240 van 16. 9. 1991, blz. 197. (3) PB nr. C 182 van 23. 7. 1990, blz. 21. (4) PB nr. L 26 van 31. 1. 1977, blz. 20. (5) Zie bladzijde 29 van dit Publikatieblad. BIJLAGE Lijst van de in artikel 1, lid 2, bedoelde geslachten en soorten - Begonia x hiemalis Fotsch begonia, Eliator-rassen - Pelargonium L. pelargonium (zonale pelargonium, hangpelargonium, regale pelargonium) - Dendranthema x grandiflorum (Ramat.) Kitam. chrysant (potchrysant) - Dianthus caryophyllus L. en hybriden anjer - Euphorbia pulcherrima wild ex Kletzsch - Gerbera L. gerbera - Phoenix - Rosa - Citrus (sierdoeleinden) - Malus Miller (sierdoeleinden) sierappel - Pinus nigra (sierdoeleinden) - Prunus L. (sierdoeleinden) sierkers - Pyrus L. (sierdoeleinden) sierpeer - Lilium L. lelie - Gladiolus L. gladiool - Narcissus L. narcis