31991D0385

BESLUIT VAN DE RAAD van 22 juli 1991 tot instelling van de tweede fase van het Tedis-programma (Trade Electronic Data Interchange Systems) (91/385/EEG) -

Publicatieblad Nr. L 208 van 30/07/1991 blz. 0066 - 0071
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 13 Deel 20 blz. 0226
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 13 Deel 20 blz. 0226


BESLUIT VAN DE RAAD van 22 juli 1991 tot instelling van de tweede fase van het Tedis-programma (Trade Electronic Data Interchange Systems) (91/385/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 235,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat de Gemeenschap met name tot taak heeft, door het instellen van een gemeenschappelijke markt en door het geleidelijk nader tot elkaar brengen van het economische beleid van de Lid-Staten, de harmonische ontwikkeling van de economische activiteiten binnen de gehele Gemeenschap en nauwere betrekkingen tussen de in de Gemeenschap verenigde Staten te bevorderen;

Overwegende dat in het Witboek van de Commissie over de voltooiing van de interne markt wordt gewezen op het belang dat voortaan wordt gehecht aan de ontwikkeling van nieuwe grensoverschrijdende diensten en aan de bijdrage van op gemeenschappelijke normen gebaseerde telecommunicatienetten tot de verwezenlijking van een markt zonder handelsbelemmeringen op communautair vlak;

Overwegende dat elektronische gegevensuitwisseling (EDI) in toenemende mate kan bijdragen tot het versterken van het concurrentievermogen van de Europese ondernemingen, zowel in de produktie- als in de dienstensector;

Overwegende dat tegenwoordig steeds meer openbare en particuliere initiatieven worden genomen met het oog op het opzetten, op het niveau van een onderneming, een groep ondernemingen of een activiteitensector, en eveneens op nationaal en internationaal vlak, van systemen voor elektronische gegevensuitwisseling die onderling niet compatibel zijn;

Overwegende dat door de verscheidenheid en de versnippering van de binnen een land of, algemener, binnen een onderneming, een groep ondernemingen of een activiteitensector ondernomen stappen op het gebied van elektronische gegevensuitwisseling het gevaar bestaat dat nietcompatibele systemen in het leven worden geroepen, die ook niet met elkaar kunnen communiceren, zodat noch de leveranciers van apparatuur en diensten noch de gebruikers optimaal profijt kunnen halen uit de voordelen die door de ontwikkeling van elektronische gegevensuitwisseling worden geboden;

Overwegende dat het, in de geest van de resolutie van de Raad van 22 januari 1990 inzake de transeuropese netwerken (4) en de conclusies van de Europese Raad van Straatsburg en die van Dublin, voor de goede werking van de interne markt vereist is dat de ondernemingen en de overheidsinstellingen die op deze markt actief zijn, de voor hun activiteiten en hun opdracht noodzakelijke gegevens kunnen uitwisselen met behulp van compatibele systemen, zodat er werkelijk transeuropese netwerken voor de uitwisseling van gegevens kunnen worden opgebouwd;

Overwegende dat het van belang is een nauwe verstrengeling te bereiken met het specifieke programma voor onderzoek en technologische ontwikkeling op het gebied van de communicatietechnologieën (1990-1994), het specifieke programma voor onderzoek en technologische ontwikkeling op het gebied van de telematica (1990-1994) en het specifieke programma op het gebied van de informatietechnologie (1990-1994) van het derde kaderprogramma voor onderzoek van de Gemeenschap;

Overwegende dat de reeds tijdens de eerste fase van het Tedis-programma (1988-1989), ingesteld bij Besluit 87/499/EEG (5), aangevangen werkzaamheden op het gebied van elektronische gegevensuitwisseling (EDI) zicht geven op de opbouw van dergelijke transeuropese netwerken, mits deze werkzaamheden worden voortgezet en uitgebreid door de instelling van een tweede fase in dit programma;

Overwegende dat er een programma met een looptijd van drie jaar dient te worden vastgesteld;

Overwegende dat een bedrag van 25 miljoen ecu noodzakelijk wordt geacht voor de tenuitvoerlegging van dit meerjarenprogramma; dat het noodzakelijk geachte bedrag voor de periode 1991-1992 in het kader van de huidige financiële vooruitzichten 10 miljoen ecu bedraagt;

Overwegende dat de bedragen die voor de financiering van het programma moeten worden vastgelegd voor de periode na het begrotingsjaar 1992, moeten worden ingepast in het dan geldende communautaire financiële kader;

Overwegende dat de Raad bij Besluit 89/241/EEG (6) het aanvankelijke besluit met betrekking tot het Tedis-programma heeft gewijzigd om het mogelijk te maken dat derde landen, en met name de Lid-Staten van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA), bij het Tedis-programma worden betrokken en de Commissie, overeenkomstig artikel 228 van het Verdrag, heeft gemachtigd met de lid-staten van de EVA te onderhandelen over de overeenkomsten;

Overwegende dat de Raad bij de Besluiten 89/689/EEG (7), 89/690/EEG (8), 89/691/EEG (9), 89/692/EEG (10), 89/693/EEG (11) en 89/694/EEG (12) de overeenkomsten betreffende datacommunicatie voor de handel tussen de Europese Economische Gemeenschap en respectievelijk Oostenrijk, Finland, IJsland, Noorwegen, Zweden en Zwitserland heeft goedgekeurd;

Overwegende dat het Verdrag, afgezien van artikel 235, niet voorziet in de bevoegdheden voor de aanneming van dit besluit,

BESLUIT:

Artikel 1

1. Er wordt een tweede fase ingesteld van het communautaire Tedis-programma (Trade Electronic Data Interchange Systems) voor de elektronische gegevensuitwisseling (EDI) op het gebied van handel, industrie en overheidsdiensten, hierna "programma" genoemd.

Het programma heeft een looptijd van drie jaar.

2. Het voor de tenuitvoerlegging van dit programma noodzakelijk geachte bedrag aan communautaire financiële middelen beloopt 25 miljoen ecu, waarvan 10 miljoen ecu voor de periode 1991-1992 in het kader van de financiële vooruitzichten 1988-1992.

Voor de verdere toepassingsperiode van het programma moet het bedrag in het dan geldende communautaire financiële kader worden ingepast.

3. De begrotingsautoriteit stelt de voor elk begrotingsjaar beschikbare kredieten vast, rekening houdend met de beginselen van goed beheer als bedoeld in artikel 2 van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 2

Het programma moet ervoor zorgen dat de installatie in de Gemeenschap van systemen voor elektronische gegevensuitwisseling, gezien het sociaal-economische belang van deze systemen, optimaal verloopt en dat de nodige middelen worden ingezet om deze optimalisatie op communautair niveau te garanderen.

Artikel 3

Met het oog op de verwezenlijking van de in artikel 2 genoemde doelstellingen worden,

- werkzaamheden op het gebied van de normalisatie van EDI-berichten,

- werkzaamheden inzake de specifieke behoeften van EDI op het gebied van telecommunicatie,

- werkzaamheden op het gebied van de juridische aspecten van EDI,

- werkzaamheden in verband met de beveiliging van de EDI-berichten,

- intersectoriële en transeuropese projecten,

- een analyse van de effecten van EDI op het beheer van ondernemingen, en

- werkzaamheden met het oog op bewustmaking,

gestart en voortgezet.

Een lijst van overwogen werkzaamheden staat in bijlage I. Deze werkzaamheden worden uitgevoerd volgens de procedure van de artikelen 6 en 7.

Artikel 4

Het programma wordt uitgevoerd in cooerdinatie met de bestaande of voorgenomen beleidslijnen en maatregelen van de Gemeenschap op het gebied van telecommunicatie, in het bijzonder betreffende zo nodig de initiatieven in de context van Kaderrichtlijn 90/387/EEG (13) inzake Open Netwerk Provision, de informatiemarkt (Impact-programma), de beveiliging van informatiesystemen, de normalisatie, alsmede in het bijzonder met het Caddia-programma en het CD-project, zodat wordt gezorgd voor de nodige synergie met de specifieke behoeften van elektronische gegevensuitwisseling.

Artikel 5

De contracten voor het programma worden uitgevoerd door ondernemingen, ook uit het midden- en kleinbedrijf, onderzoekinstellingen, nationale overheidsinstanties en andere organisaties die zijn gevestigd in de Gemeenschap, in de lid-staten van de Europese Vrijhandelsassociatie of in een derde land waarmee de Gemeenschap een overeenkomst heeft gesloten waardoor dit land bij het programma wordt betrokken.

Artikel 6

1. De Commissie is verantwoordelijk voor de uitvoering van het programma. De Commissie wordt bijgestaan door een comité van raadgevende aard, bestaande uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie, advies uit over dit ontwerp, zo nodig door middel van een stemming.

3. Het advies wordt in de notulen opgenomen; voorts heeft iedere Lid-Staat het recht te verzoeken dat zijn standpunt in de notulen wordt opgenomen.

4. De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het door het comité uitgebrachte advies. Zij brengt het comité op de hoogte van de wijze waarop zij rekening heeft gehouden met dat advies.

Artikel 7

1. Onverminderd het bepaalde in artikel 6 wordt de volgende procedure gevolgd bij de invulling van het in bijlage I vermelde werkprogramma, de verdeling van de begrotingsuitgaven ter zake en de beoordeling van de in die bijlage vermelde projecten en acties met een totale waarde van meer dan 200 000 ecu en de geschatte communautaire bijdrage aan die projecten en acties.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

3. De Commissie stelt maatregelen vast die onmiddellijk van toepassing zijn. Indien deze maatregelen echter niet in overeenstemming zijn met het advies dat het comité heeft uitgebracht, worden zij onverwijld door de Commissie ter kennis van de Raad gebracht.

4. In dat geval stelt de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij heeft besloten, uit voor een termijn van drie maanden na de datum van kennisgeving.

De Raad kan binnen de in de eerste alinea genoemde termijn met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

Artikel 8

Aan het einde van het Tedis-programma dient de Commissie bij het Europese Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité een eindverslag in waarin onafhankelijke deskundigen, aan de hand van de in bijlage II bij dit besluit vermelde criteria en indicatoren, beoordelen in welke mate de voor dit programma gestelde doeleinden zijn verwezenlijkt.

Artikel 9

Dit besluit wordt van kracht op 1 juli 1991. Gedaan te Brussel, 22 juli 1991. Voor de Raad

De Voorzitter

P. DANKERT

(1) PB nr. C 311 van 12. 12. 1990, blz. 6. (2) PB nr. C 106 van 22. 4. 1991, blz. 167. (3) PB nr. C 102 van 18. 4. 1991, blz. 13. (4) PB nr. C 27 van 6. 2. 1990, blz. 8. (5) PB nr. L 285 van 8. 10. 1987, blz. 35. (6) PB nr. L 97 van 11. 4. 1989, blz. 46. (7) PB nr. L 400 van 30. 12. 1989, blz. 1. (8) PB nr. L 400 van 30. 12. 1989, blz. 6. (9) PB nr. L 400 van 30. 12. 1989, blz. 11. (10) PB nr. L 400 van 30. 12. 1989, blz. 16. (11) PB nr. L 400 van 30. 12. 1989, blz. 21. (12) PB nr. L 400 van 30. 12. 1989, blz. 26. (13) PB nr. L 192 van 24. 7. 1990, blz. 1.

BIJLAGE I

1. Normalisatie van de EDI-berichten

- Het steunen van de werkzaamheden voor de ontwikkeling van de internationale Edifact-norm en vooral van de werkzaamheden van de Edifact-Board voor West-Europa; het cooerdineren van de werkzaamheden voor de samenstelling van Edifact-berichten en het bieden van de nodige technische steun.

- Het inzetten van passende middelen om de conformiteit van EDI-berichten, alsmede van conversieprogrammatuur aan Edifact te garanderen.

- Zo nodig, het aanpassen van de Edifact-norm aan nieuwe EDI-ontwikkelingen, zoals grafische EDI, technische EDI en interactieve EDI.

- Het ondersteunen van de zogenaamde "migratie" naar het gebruik van internationale normen en met name het gebruik van Edifact.

- Het streven naar compatibiliteit van de Amerikaanse norm ANSI X12 met de internationale Edifact-norm.

2. Specifieke behoeften van EDI op het gebied van telecommunicatie

- Voorstellen doen voor het verbeteren van de technische onderlinge koppelingen tussen de Europese EDI-gebruikers, waarbij wordt gezorgd voor nauwe samenhang met de bestaande activiteiten van de Europese Gemeenschap op dit gebied en in het bijzonder met ONP, en met name:

a) het gebruik wordt gestimuleerd van aan de EDI aangepaste, genormaliseerde communicatieprotocollen in ondersteunende communicatiediensten zoals P-edi, X400 (1988) of X500, waarbij zo nodig wordt gezorgd voor cooerdinatie met de ONP-plannen voor harmonisatie van bij voorbeeld normen voor pakketgeschakelde datatransmissie en huurlijnen;

b) het realiseren van aansluitingsmogelijkheden tussen de bestaande EDI-diensten wordt gestimuleerd;

c) hulp wordt verleend bij het opzetten op Europees niveau van een stelsel van registratie-instanties waardoor de problemen inzake identificatie van naam en adres van EDI-gebruikers in een multisectoriële en transeuropese context kunnen worden opgelost.

- Het stimuleren van het gebruik van digitale netwerken voor geïntegreerde diensten voor EDI.

- Het dichter bij elkaar brengen van de diverse EDI-groepen die gespecialiseerd zijn in de studie van communicatieproblemen.

- Het stimuleren van het praktische gebruik van één toegangspunt voor de EDI-gegevensuitwisseling.

3. Juridische aspecten van EDI

- De laatste hand leggen aan het ontwerp van een Europese modelovereenkomst voor EDI.

- Het op gang brengen en voortzetten van een grondige studie naar de juridische belemmeringen en behoeften op specifieke gebieden.

- Het verrichten van een grondige juridische analyse van informatiedragers en middelen voor het bewaren van informatie, alsmede van elektronische handtekeningen voor EDI-berichten.

- Het opstellen van een discussiestuk over de aanpassing en de harmonisatie van de Europese wetgevingen ten einde de bepalingen die nodig zijn voor het gebruik van EDI in de rechtsstelsels te verwerken; het formuleren van de nodige voorstellen voor aanpassing en harmonisatie.

- Zich uit juridisch oogpunt ervan vergewissen dat de door de EDI-berichten vervulde functies ook geldig zijn als het gaat om functies van wettelijke en regelgevende aard.

- Het analyseren van de effecten van EDI-berichten op de traditionele functies inzake verhandelbaarheid.

- Het volgen van de evolutie van de vraagstukken inzake de bescherming van persoonlijke en vertrouwelijke gegevens ten einde toe te zien op de specifieke behoeften die zich zouden kunnen voordoen met de ontwikkelingen van EDI.

- Met betrekking tot de juridische aspecten van EDI zorgen voor de cooerdinatie tussen de Lid-Staten en deelnemen aan de internationale cooerdinatie.

4. Beveiliging van EDI-berichten

- Het oprichten van een informele groep deskundigen op dit specifieke terrein.

- Het jaarlijks organiseren van werkgroepen die diverse onderwerpen in verband met de beveiliging van EDI-berichten aansnijden.

- Het bewust maken van EDI-gebruikers en andere relevante groepen van de noodzaak de EDI-berichten te beveiligen.

- Het vergemakkelijken van de ontwikkeling van procedures, methoden, diensten en normen die samenhangen met de EDI-beveiliging.

- Het bestuderen van de gebruikersomgeving, het omschrijven van eisen, het becijferen van risico's en, zo mogelijk, het zoeken naar een passend model met het oog op de EDI-beveiliging.

- Het bestuderen van de veiligheidseisen inzake nieuwe vormen van EDI en de invloed van nieuwe technologieën.

- Het evalueren van de diensten en produkten die beschikbaar zijn voor de beveiliging van EDI-berichten en, zo nodig, het bestuderen van het vraagstuk van de certificering.

- Het bestuderen, uit het oogpunt van de EDI-beveiliging, van het open multidienstenverkeer.

5. Intersectoriële en paneuropese projecten

- Het samenstellen en bijhouden van een permanent overzicht van bestaande of potentiële EDI-projecten in Europa.

- Het zorgen voor cooerdinatie van de sectoriële projecten om in te spelen op behoeften van industrie en gebruikers.

- Het steunen van de ontwikkeling van een intersectorieel forum van EDI-gebruikers.

- Aanmoediging tot het starten van intersectoriële projecten om in te spelen op behoeften van industrie en gebruikers.

- Het stimuleren van deelneming van de nationale overheidsinstanties en de communautaire instellingen aan intersectoriële projecten.

- Steun voor het promoten van EDI-systemen om te zorgen voor een verbreiding van het gebruik van EDI in Europa.

- Nagaan met welke maatregelen op lange termijn de opbouw en de geleidelijke koppeling van EDI-systemen in de landen in het Middellandse-Zeegebied en in Midden- en Oost-Europa kan worden gestimuleerd.

6. Invloed van EDI op het beheer van ondernemingen/Economische en sociale gevolgen van EDI

- Nagaan welke veranderingen in de beheers- en organisatiemethoden als gevolg van de invoering van EDI plaatsvinden en deze veranderingen analyseren; vooral aan het midden- en kleinbedrijf (MKB) zal aandacht worden besteed.

- Het onderzoeken van de economische en sociale gevolgen van EDI.

- Het evalueren van de kosten/batenverhouding van de invoering van EDI in de particuliere of de overheidssector.

- Het uitwerken van een model voor de algemene invoering van EDI in de overheidsinstanties, de particuliere en de overheidsbedrijven.

- Het onderzoeken van de wenselijkheid om een cooerdinatiemechanisme op Europees niveau inzake op EDI gebaseerde relaties tussen bedrijven in te stellen.

7. Bewustmaking

- Het regelmatig houden van enquêtes naar de ontwikkeling van EDI in Europa en de beschikbare EDI-produkten en -diensten.

- Het verrichten van gedetailleerde studies over in het bijzonder bepaalde landen of industriële sectoren.

- Het laten publiceren van studies, analyses en andere resultaten van de in het kader van het programma ondernomen werkzaamheden.

- Het steunen van de oprichting van nationale en/of regionale centra voor bewustmaking. Het zorgen voor de cooerdinatie, het verlenen van materiële steun en het deelnemen aan de bewustmakingsacties van die centra.

- Het aanmoedigen van in het bijzonder acties tot bewustmaking van het MKB ten aanzien van EDI.

BIJLAGE II

Richtlijnen voor de beoordeling van de mate waarin de doelstellingen van het Tedis-programma zijn bereikt

Om de in artikel 2 genoemde doelstellingen te verwezenlijken, zullen verschillende in artikel 3 genoemde werkzaamheden en projecten worden uitgevoerd en voortgezet. Er moet inzicht worden verkregen in de mate waarin deze werkzaamheden en projecten tot een goed einde zijn gebracht.

1. Wat de normalisatiewerkzaamheden betreft, moet worden beoordeeld welke invloed het Tedis-programma heeft op:

a) de ontwikkeling en toepassing van de Edifact-norm in West-Europa;

b) de beschikbaarheid en het gebruik van conversieprogrammatuur en de mate waarin deze voldoet aan de internationale Edifact-norm.

2. Wat de onderlinge koppeling van EDI-diensten betreft, moet de invloed van het Tedis-programma op de interoperabiliteit van datanetten en de beschikbaarheid van paneuropese EDI-diensten worden gemeten.

3. Wat de werkzaamheden op het gebied van de juridische aspecten betreft, moet worden onderzocht op welke wijze de werkzaamheden in het kader van het Tedis-programma ertoe hebben bijgedragen dat in elke Lid-Staat de rechtsgeldigheid van EDI-gegevensuitwisseling wordt gegarandeerd en op welke wijze zij hebben bijgedragen tot de ontwikkeling van "papierloze handel".

4. Wat de werkzaamheden in verband met de beveiliging van de berichten betreft, moet worden onderzocht op welke wijze het Tedis-programma heeft bijgedragen tot de bescherming van het EDI-bericht zelf en tot de beveiliging van EDI-berichten in het verkeer tussen bedrijven.

5. Wat de intersectoriële en paneuropese projecten betreft, moet worden gemeten in hoeverre de steun voor het starten van intersectoriële proefprojecten heeft bijgedragen tot de sectoriële en geografische integratie van de EDI-projecten.

6. Wat de werkzaamheden in verband met het beheer betreft, moet een beeld worden verkregen van de waarde van de studies en analyses - met name die welke betrekking hebben op het MKB - die in het kader van het Tedis-programma zijn verricht om de invloed van EDI op het beheer van ondernemingen, alsmede de economische en sociale gevolgen van EDI te beoordelen.

7. Wat de werkzaamheden met het oog op bewustmaking betreft, moeten de effecten van deze werkzaamheden in het kader van het Tedis-programma op het gebruik van EDI in West-Europa worden beoordeeld.