91/304/EEG: Beschikking van de Commissie van 17 december 1990 betreffende steunmaatregelen van de Bondsrepubliek Duitsland en van de Regering van de deelstaat Beieren aan een producent van polyamide- en polypropyleengarens in Selbitz (Reinhold KG) (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)
Publicatieblad Nr. L 156 van 20/06/1991 blz. 0033 - 0038
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 17 december 1990 betreffende steunmaatregelen van de Bondsrepubliek Duitsland en van de Regering van de deelstaat Beieren aan een producent van polyamide- en polypropyleengarens in Selbitz ( Reinhold KG ) ( Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek ) ( 91/304/EEG ) DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, met name op artikel 93, lid 2, eerste alinea, Na de belanghebbenden overeenkomstig artikel 93 te hebben aangemaand hun opmerkingen kenbaar te maken en gezien deze opmerkingen, Overwegende hetgeen volgt : I Op 24 november 1989 stelde de Duitse Permanente Vertegenwoordiging de Commissie in kennis van het voornemen van de Duitse autoriteiten om aan de onderneming Heinrich Reinhold KG, hierna "Reinhold" te noemen, steun te verlenen in de vorm van een subsidie en een zachte lening voor de door die onderneming in de jaren 1987-1989 gedane investeringen . Desgevraagd ontving de Commissie op respectievelijk 26 januari en 28 februari 1990 nadere gegevens over de ontvanger van de steun en over de steunmaatregelen zelf . Bij schrijven van 26 november 1990 heeft de Commissie om nadere informatie verzocht omtrent de datum waarop de zachte lening van 1,8 miljoen DM werd uitbetaald . De Duitse Regering werd medegedeeld dat, indien een antwoord op dit verzoek uitbleef, 1 april 1989 zou worden beschouwd als datum met ingang waarvan de in de zachte lening vervatte steunelementen een rol zouden spelen . De Duitse autoriteiten hebben dit verzoek eigenlijk niet beantwoord . De kennisgeving had betrekking op de op 19 november 1987 en 9 maart 1988 door Reinhold bij het Bundesamt fuer Wirtschaft ingediende subsidieaanvragen in verband met de uitbreiding van haar fabriek in Selbitz, waarmee in de periode van december 1987 tot december 1988 een investering van 3 440 000 DM was gemoeid . De op grond van het door de Commissie bij schrijven van 7 december 1987 goedgekeurde "Investitionszulagengesetz" aangevraagde subsidie bedroeg 344 000 DM ( 10 %). Tevens werd ten laste van de begroting van de deelstaat Beieren een lening van 1,8 miljoen DM toegekend op grond van het door de Commissie bij schrijven van 27 december 1988 goedgekeurde Beierse regionale steunprogramma ( Bayerisches Regionales Foerderprogramm ); de lening heeft een looptijd van acht jaar, tegen een rente van 4 %, met een aflossingsvrije periode van twee jaar . Het totale bedrag van de investeringen in aanmerking nemend, beloopt het nettosubsidie-equivalent van de verscheidene steunmaatregelen ongeveer 12,4 %. Voor de synthetische vezelindustrie geldt een kaderregeling inzake Staatssteun, die in 1977 is ingevoerd en sindsdien om de twee jaar, laatstelijk in 1989, is verlengd ( mededeling aan de Lid-Staten van 6 juli 1989 ). De produktie van Reinhold - polyamide - en polypropyleengarens - valt onder deze regeling ( die tot juli 1989 voor textielvezels en -garens en vanaf juli 1989 voor alle gebruiksbestemmingen geldt ), waarin wordt bepaald dat alle steunvoornemens, van welke aard ook, ten gunste van bedrijven in de sector synthetische vezels lang genoeg van tevoren bij de Commissie moeten worden aangemeld om haar opmerkingen hierover te kunnen maken en, zo nodig, ten aanzien van de voorgestelde maatregelen de procedure van artikel 93, lid 2, van het Verdrag in te leiden . In dezelfde kaderregeling worden ook de mogelijk toegestane uitzonderingen op het algemene verbod van steunmaatregelen van de Staten beperkt tot één enkel geval, namelijk stimuleringsmaatregelen voor desinvestering uit de sector, om de vrijgekomen bedragen in andere sectoren te besteden, terwijl daarin ten aanzien van alle maatregelen die vergroting van de nettoproduktiecapaciteit van synthetische vezels tot gevolg hebben, algemeen een afwijzend standpunt wordt ingenomen . Op grond van de door de Duitse Regering verstrekte gegevens oordeelde de Commissie dat met de investeringen waarop de steun betrekking heeft, geen vermindering van de produktiecapaciteit van de onderneming op het gebied van synthetische garens wordt beoogd en dat deze ook geen omschakeling naar andere sectoren in de zin van de kaderregeling inhouden . De Commissie kon, integendeel, vaststellen dat vergroting van de verwerkingscapaciteit het voornaamste oogmerk ervan was . Voorts was de Commissie van oordeel dat op de markt van de Europese Gemeenschap voor polyamide - en polypropyleengarens, die door de aanwezigheid van verscheidene producenten die op alle nationale markten actief zijn, sterk concurrerend is en door een stagnerende vraag, kapitaalintensieve investeringen en smalle winstmarges wordt gekenmerkt, de bewuste steun de handel tussen de Lid-Staten ongunstig kan beïnvloeden en daarom met de in artikel 92, lid 1, van het Verdrag vermelde bepalingen voor de gemeenschappelijke markt onverenigbaar is . De Commissie was daarom van mening dat deze steunmaatregelen niet beantwoorden aan de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om voor toepassing van één van de in artikel 92 bedoelde uitzonderingen in aanmerking te komen, en heeft de in artikel 93, lid 2, eerste alinea, van het Verdrag bedoelde procedure ingeleid . Bij schrijven van 17 april 1990 maande zij de Duitse Regering aan haar opmerkingen kenbaar te maken . De overige Lid-Staten en belanghebbenden werden hiervan in kennis gesteld door bekendmaking van de mededeling aan de Duitse Regering ( 1 ). II In de opmerkingen, die de Duitse Regering overeenkomstig de in artikel 93, lid 2, van het Verdrag vermelde procedure bij schrijven van 11 mei 1990 kenbaar maakte, bevestigde zij het bij haar kennisgeving reeds ingenomen standpunt, dat de produktie van Reinhold betrekking heeft op de specifieke sector van ruwe vezels, die ( op het tijdstip waarop de investeringen werden gedaan ) volgens de verklaring van de ontvanger van de steun wordt gekenmerkt door een grote vraag, zowel op Europees niveau als, meer in het bijzonder, bij de klanten van die onderneming zelf . De Duitse Regering kwam derhalve tot de slotsom dat de steunmaatregelen verenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt . In diezelfde opmerkingen wezen de Duitse autoriteiten tevens erop dat de zachte lening van 1,8 miljoen DM met een looptijd van acht jaar, een aflossingsvrije periode van twee jaar en een rente van 4 % in het voorjaar van 1989 aan Reinhold was toegekend; de Commissie is eerst nadien van het steunvoornemen in kennis gesteld . Sterker nog, op dezelfde datum waarop de opmerkingen werden toegezonden ( 11 mei 1990 ), werd de investeringspremie van 10 % ( 344 000 DM ) niet uitbetaald wegens het ontbreken van de in artikel 2 van het "Investitionszulagengesetz" bedoelde verklaring dat het project in economisch opzicht zeker steun verdiende . In het kader van dezelfde procedure ontving de Commissie de opmerkingen van een ondernemersvereniging uit de sector . Deze opmerkingen werden op 19 oktober 1990 aan de Duitse Regering voorgelegd, die daaromtrent in geen enkel opzicht commentaar verschafte . III De financiële steun die aan Reinhold is toegekend op grond van het door de Commissie bij schrijven van 7 december 1987 goedgekeurde "Investitionszulagengesetz" alsook op grond van het bij schrijven van 27 december 1988 goedgekeurde "Bayerisches regionales Foerderprogramm" is steun in de zin van artikel 92, lid 1, van het Verdrag omdat het de onderneming in de gelegenheid stelt de bovenvermelde bedragen te investeren zonder alle kosten daarvan te dragen . De Commissie dient van deze steunmaatregel op de hoogte te worden gebracht, zoals bepaald in artikel 93, lid 3, omdat zij, overeenkomstig de steuncode voor synthetische vezels en garens, van alle steunvoornemens, ongeacht van welke aard, aanmelding vooraf verlangt, ook wanneer het toepassing betreft van goedgekeurde steunmaatregelen ten behoeve van ondernemingen in de sector synthetische vezels en garens . Aangezien de Duitse Regering de betrokken zachte lening niet heeft aangemeld alvorens deze toe te kennen, was het de Commissie niet mogelijk zich over de maatregel, alvorens deze werd uitgevoerd, uit te spreken . Deze steunmaatregel is derhalve vanaf het tijdstip van inwerkingtreding Gemeenschapsrechtelijk onrechtmatig . De situatie die zich ten gevolge van deze niet-naleving van de verplichtingen voordoet, is bijzonder ernstig, omdat de steun al aan de ontvanger is betaald . In dit geval heeft de steunmaatregel gevolgen gehad die als onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden beschouwd . In gevallen waarin een steunmaatregel onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt kan de Commissie - gebruik makend van de mogelijkheid die het Hof van Justitie daartoe in zijn arresten van 12 juli 1973 in zaak 70/72, Commissie tegen Bondsrepubliek Duitsland ( 2 ), van 21 maart 1990 in zaak 142/87, Koninkrijk België tegen Commissie ( 3 ), en van 20 september 1990 in zaak 5/89, Commissie tegen Bondsrepubliek Duitsland ( 4 ), heeft geschapen - van de Lid-Staten verlangen dat zij onrechtmatig toegekende steun van de genieters ervan terugvorderen . Het volume van de handel in synthetische garens, met name polyamide - en polypropyleengarens, is zeer groot en ongeveer een derde van de totale produktie in de Gemeenschap wordt binnen de Gemeenschap verhandeld . De betrokken onderneming heeft een aandeel van 0,6 % in de totale produktiecapaciteit in de Gemeenschap voor polyamide - en polypropyleengarens ( ruim 600 000 ton ). Zij heeft haar produktiecapaciteit van garens ( polyamide, polypropyleen ) van 2 250 ton in 1982 tot 4 000 ton in 1988 vergroot . De uitvoer bedraagt 16 % van de omzet ( cijfers voor 1987 ). Met de voorgenomen investeringen wordt beoogd deze capaciteit door middel van een extra, derde produktielijn met 50 % te vergroten tot ongeveer 6 000 ton . De nieuwe produktiecapaciteit vertegenwoordigt ongeveer 1 % van de totale produktiecapaciteit van de Gemeenschap . De polyamide - en polypropyleengarenproduktie in de Gemeenschap vertoont een aanzienlijke overcapaciteit als gevolg van een verdere verschuiving van de produktie naar de Derde Wereld . In 1988 bedroeg de bezettingsgraad van de polyamidecapaciteit 76 %, terwijl deze in 1986 nog 81 % bedroeg met een totale overcapaciteit die op 41 000 ton werd geraamd . De bezettingsgraad voor polypropyleengaren bedroeg in 1988 83 %, onveranderd ten opzichte van 1986, met een totale, geschatte overcapaciteit van 8 000 ton . Het feit dat in de synthetische vezel - en garenindustrie van de Gemeenschap een zeer hoge bezettingsgraad is vereist, vloeit voort uit twee sectorgebonden factoren : felle concurrentie op de markten voor afgewerkte produkten die voor de klanten van garenproducenten een reden is om sterk op de prijzen te letten en de zeer actieve aanwezigheid van producenten zowel uit lage-lonenlanden, die hierdoor ten opzichte van de Gemeenschap in het voordeel zijn, als uit sterk geïndustrialiseerde landen ( Verenigde Staten en Japan ), waar de bezettingsgraad vrijwel volledig is . In een dergelijke situatie betekent iedere overheidsmaatregel die kostenvermindering tot gevolg heeft, voor een bepaalde onderneming ongetwijfeld een niet gering voordeel ten opzichte van de concurrenten . In het geval van Reinhold leiden de bewuste steunmaatregelen tot een aanzienlijke vermindering van zowel de rechtstreekse als de financiële kosten van haar investeringen en werken voorts versterking van deze financiële positie in de hand ten opzichte van de concurrenten die een dergelijke bijstand niet ontvangen . De concurrentievervalsing is aanzienlijk . De steunbedragen ( lening en subsidie ) belopen 12,4 % nettosubsidie -equivalent . Wanneer financiële steun van de Staat de positie van een onderneming ten opzichte van concurrenten in het intracommunautaire handelsverkeer versterkt, moet dit worden geacht door die steun ongunstig te worden beïnvloed . In dat geval kunnen de steunmaatregelen, waardoor de investeringskosten welke de te Selbitz gevestigde onderneming normalerwijs zelf zou moeten dragen, worden verlaagd, dit handelsverkeer ongunstig beïnvloeden en de mededinging tussen Lid-Staten vervalsen of dreigen te vervalsen, doordat die onderneming wordt begunstigd in de zin van artikel 92, lid 1, van het Verdrag . In artikel 92, lid 1, van het Verdrag is het beginsel vervat dat steun die de omschreven aspecten vertoont, onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt . IV De uitzonderingen op het beginsel van onverenigbaarheid zoals bedoeld in artikel 92, lid 2, onder a ) en b ), van het Verdrag zijn in dit geval niet van toepassing gezien de aard van de steun, die bovendien niet een dergelijk oogmerk had . In artikel 92, lid 2, onder c ), van het Verdrag wordt voorgeschreven dat steun aan de economie van bepaalde gebieden van de Bondsrepubliek Duitsland, die nadeel ondervinden van de deling van Duitsland, verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt . De Commissie is nimmer van oordeel geweest dat het "Zonenrandgebiet" automatisch is vrijgesteld van het toezicht op steunmaatregelen van de Staten ten behoeve van de industriesectoren die aan een specifieke, ter bestrijding van een ernstige crisis geformuleerde steuncode zijn onderworpen . Zij heeft de Duitse Regering met name in haar schrijven van 6 november 1981 betreffende het Tiende Kaderplan van Bondsregering en Laender van dit sectoriële voorbehoud in kennis gesteld . Dit voorbehoud is nooit door de Duitse Regering betwist . Bovendien is dit beleid geconcretiseerd toen de Commissie in 1985 en 1986 verbood Staatssteun te verlenen aan producenten van synthetische garens te Neumuenster ( 5 ) en te Deggendorf ( 6 ) in het "Zonenrandgebiet ". Derhalve moet worden geconcludeerd dat de aan de onderneming te Selbitz verleende of te verlenen steun niet voor de afwijking in artikel 92, lid 2, onder c ), van het Verdrag in aanmerking kan komen . In artikel 92, lid 3, worden de steunmaatregelen opgesomd welke verenigbaar kunnen worden geacht met de gemeenschappelijke markt . De verenigbaarheid met het Verdrag moet worden beoordeeld op de gevolgen van de maatregel voor de Gemeenschap als geheel en niet voor één enkele Lid-Staat . Ten einde de goede werking van de gemeenschappelijke markt te waarborgen en om de beginselen van artikel 3, onder f ), van het Verdrag in acht te nemen, moeten de in artikel 92, lid 3, vervatte uitzonderingen op het beginsel van lid 1 van dat artikel bij de beoordeling van een steunregeling of een individueel geval van toepassing ervan strikt worden uitgelegd . Deze uitzonderingen mogen met name alleen worden toegepast wanneer de Commissie van mening is dat het vrije spel van de krachten op de markt alleen, zonder de steun, de potentiële ontvanger van de steun niet tot een gedrag kan brengen dat tot verwezenlijking van een van de genoemde doelstellingen bijdraagt . Toepassing van de uitzonderingsbepalingen op gevallen die niet tot zulk een doelstelling bijdragen of op gevallen waarin de steun voor dat doel niet noodzakelijk is, zou betekenen dat bedrijfstakken of ondernemingen uit bepaalde Lid-Staten op oneerlijke wijze worden bevoordeeld, doordat alleen hun financiële positie wordt versterkt, en dat de omstandigheden waaronder het handelsverkeer tussen Lid-Staten plaatsvindt, ongunstig worden beïnvloed en de mededinging wordt vervalst zonder dat het belang van de Gemeenschap dit op enigerlei wijze rechtvaardigt in de zin van artikel 92, lid 3, van het Verdrag . De Duitse Regering heeft geen elementen kunnen aanvoeren die de gevolgtrekking wettigen dat de voorgenomen steunmaatregelen onder één van de categorieën uitzonderingen van artikel 92, lid 3, van het Verdrag vallen noch heeft de Commissie zulk een rechtvaardiging kunnen ontwaren . De in artikel 92, lid 3, onder a ), van het Verdrag bedoelde afwijking is van toepassing op steun die de economische ontwikkeling bevordert van gebieden met een abnormaal lage levensstandaard of een ernstig gebrek aan werkgelegenheid . In haar methode voor de toepassing van artikel 92, lid 3, onder a ), op regionale steunmaatregelen ( 7 ), waarnaar hier uitdrukkelijk wordt verwezen, bepaalde de Commissie dat alleen regio's die een BBP/KKS per hoofd vertonen van 75 % van het communautaire gemiddelde of lager, waaruit een abnormaal lage levensstandaard of een ernstig gebrek aan werkgelegenheid blijkt, in aanmerking komen voor een uitzonderingsregeling uit hoofde van artikel 92, lid 3, onder a ), van het Verdrag . Zoals blijkt uit de lijst van in aanmerking komende regio's ( 8 ), is de Commissie van mening dat de economische en sociale toestand in de Bondsrepubliek Duitsland, binnen de grenzen van vóór 3 oktober 1990, toepassing van artikel 92, lid 3, onder a ), voor het land als geheel of voor regio's afzonderlijk niet rechtvaardigt . Wat de afwijking vervat in artikel 92, lid 3, onder b ), van het Verdrag betreft, moet duidelijk zijn dat met de betrokken steunmaatregelen niet wordt beoogd om de verwezenlijking van een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang te bevorderen, noch om een ernstige verstoring in de Duitse economie op te heffen . Steunmaatregelen ten behoeve van één onderneming in de synthetische garenindustrie zijn niet voldoende om het soort situatie dat in artikel 92, lid 3, onder b ), wordt beschreven, te verhelpen . Wat de in artikel 92, lid 3, onder c ), van het Verdrag bedoelde afwijking ( " steun om de ontwikkeling van bepaalde economische activiteiten te vergemakkelijken ") betreft, moet worden opgemerkt dat er in de sector synthetische vezels en garens in het algemeen en voor polyamide - en polypropyleengarens in het bijzonder een intensief handelsverkeer tussen de Lid-Staten bestaat en dat de concurrentie, ten gevolge van de permanente - en ook niet betwiste - reeds aangetoonde overcapaciteit, zeer fel is . Synthetische vezels en garens, waaronder polyamide en polypropyleen, zijn daarom onderworpen aan de kaderregeling voor synthetische vezels . In haar brieven van 7 juli 1987 en 6 juli 1989, waarbij zij dit systeem van toezicht op steunmaatregelen voor nog eens twee perioden van elk twee jaar, die op 19 juli 1991 aflopen, verlengde en uitbreidde, waaronder bijgevolg ook de voor dit geval van overheidssteun relevante periode valt, wees de Commissie de Lid-Staten erop dat zij "a priori" een afwijzend oordeel zal blijven uitspreken over sectoriële, regionale of algemene steunvoornemens die tot gevolg hebben dat de nettoproduktiecapaciteit van bedrijven in deze sector wordt vergroot . Voorts herinnerde zij de Lid-Staten eraan dat zij welwillende aandacht zal blijven schenken aan steunvoornemens voor bespoediging of vergemakkelijking van het proces van omschakeling op andere produkten dan synthetische vezels of herstructurering, indien dit tot capaciteitsvermindering leidt . In deze brieven wees de Commissie de Lid-Staten voorts erop dat zij van alle steunvoornemens in de synthetische vezel - en garensector aanmelding vooraf verlangt . Met de investering in het onderhavige geval wordt hoofdzakelijk beoogd de produktiecapaciteit van de onderneming met 50 % te vergroten door toevoeging van een derde produktielijn aan de twee reeds geïnstalleerde produktielijnen, om aldus een totale produktie ( polyamide - en polypropyleengaren ) van 6 000 ton te bereiken. Bovendien zal de geringe uitbreiding van de personeelssterkte ( 14 personen ) die voor deze derde produktielijn vereist is, een aanzienlijke stijging in de totale produktiviteit en het algemene concurrentievermogen van de onderneming mogelijk maken . Gelet op het voornaamste doel van het investeringsproject van Reinhold vormen de bewuste steunmaatregelen een inbreuk op de steuncode betreffende synthetische vezels en garens . Terzelfder tijd mag geen enkel specifiek element van de investering voor de Commissie een rechtvaardiging vormen om voor die steunmaatregelen af te wijken van de in de steuncode vastgelegde bepalingen volgens welke iedere vorm van Staatssteun moet worden vermeden, aangezien iedere nieuwe verhoging van de produktiecapaciteit in strijd is met het belang van de Gemeenschap ( dat erin bestaat deze te verminderen ) en de positie van de concurrerende ondernemingen die alle te lijden hebben van een te groot aanbod op de markt, nog verslechtert . In haar in het kader van de procedure gemaakte opmerkingen stelt de Duitse Regering dat de door Reinhold geproduceerde typen garens specifieke kenmerken hebben ( ruwe vezels ) en speciale behandelingen ondergaan ( verschillende verfprocédés ) waardoor zij bijzonder in trek zijn bij klanten met speciale wensen en veilig zijn voor andere concurrenten . Dienaangaande moet worden opgemerkt dat voor polyamide - en polypropyleengarens in de Gemeenschap in haar geheel een overschot bestaat en dat het soort vezels dat door Reinhold wordt geproduceerd geen enkel speciaal nieuw kenmerk heeft en in grote hoeveelheden door een aantal ondernemingen kan worden geproduceerd . Bovendien moet erop worden gewezen dat de begunstigde onderneming voortdurend gunstige resultaten heeft geboekt, zodat zonder overheidssteun de marktkrachten alleen al zouden hebben volstaan om de onderneming een normale ontwikkeling te waarborgen en de betrokken investering voor haar mogelijk te maken . In de afgelopen jaren heeft de Commissie de Lid-Staten strikt verboden financiële bijstand te verlenen aan producenten van synthetische vezels of garens in soortgelijke of in feite identieke situaties, namelijk wanneer de betrokken onderneming louter haar produktie wilde verhogen en moderniseren zonder ook maar tot enige van de ingevolge de steuncode voor synthetische vezels vereiste veranderingen over te gaan . Mede gezien alle bovenstaande overwegingen met betrekking tot de afwijking bedoeld in artikel 92, lid 3, onder c ), van het Verdrag voor "steun om de ontwikkeling van bepaalde economische activiteiten te vergemakkelijken", moet dan ook worden opgemerkt dat de betrokken steunmaatregelen door kunstmatige verlaging van de kosten van de betrokken onderneming de mededingingspositie van andere producenten in de Gemeenschap hebben verzwakt en bovendien tot gevolg hebben gehad dat de totale bezettingsgraad nog meer afnam ten nadele van producenten die dank zij herstructurering, produktiviteits - en kwaliteitsverbeteringen uit eigen middelen tot dusver konden voortbestaan en nu wellicht van de markt worden verdreven. Derhalve kunnen de steunmaatregelen ten behoeve van de betrokken onderneming, welker marktpositie niet langer alleen door eigen efficiency, verdiensten en capaciteiten wordt bepaald, niet worden geacht bij te dragen tot een ontwikkeling die uit communautair oogpunt voldoende zou zijn om de concurrentiebeperkende gevolgen van de steun te compenseren . De in artikel 92, lid 3, onder c ), bedoelde afwijking is eveneens van toepassing op steun die de ontwikkeling van bepaalde regionale economieën vergemakkelijkt, doch de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt, niet zodanig verandert dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad . Gelet op de ongunstige situatie in de sector synthetische vezels dienen de sectoriële gevolgen van regionale steun zelfs voor de meest onderontwikkelde gebieden - waartoe Selbitz niet behoort - te worden gecontroleerd . Meer in het bijzonder maakt de Commissie uit een analyse van de economische en sociale situatie op dat het belang van de Gemeenschap een vermindering van de produktiecapaciteit in deze sector vereist . De geringe gevolgen van de investeringen van Reinhold voor de arbeidsmarkt - er zullen slechts 14 nieuwe arbeidsplaatsen worden gecreëerd - kunnen beslist niet opwegen tegen het in de kaderregeling bedoelde "a priori" negatieve oordeel van de Commissie ten aanzien van steun in de synthetische vezelsector. Om alle bovengenoemde redenen is de in artikel 92, lid 3, onder c ), bedoelde uitzondering op dit geval niet van toepassing. V Gelet op de bovenstaande overwegingen is de in het voorjaar 1989 uit hoofde van het "Bayerisches regionales Foerderprogramm" uitgekeerde zachte lening van 1,8 miljoen DM onrechtmatig omdat de Duitse Regering de krachtens artikel 93, lid 3, van het Verdrag op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen . Bovendien voldeed deze maatregel niet aan de voorwaarden die moeten worden vervuld om een van de afwijkingen van artikel 92, leden 2 en 3, van het Verdrag toepassing te kunnen doen vinden . De steun moet derhalve door terugvordering ongedaan worden gemaakt . Om de steun te kunnen kwantificeren heeft de Commissie het verschil berekend tussen de referentierentevoet op de markt op het tijdstip waarop de lening werd toegekend ( uitgaande van de veronderstelling dat dit 1 april 1989 was ), namelijk 7,8 %, en de aan de lening verbonden rentevoet, namelijk 4 %; de rentesubsidie bedraagt derhalve 3,86 percentpunten . Op het tijdstip waarop deze beschikking wordt gegeven, heeft de rentesubsidie op de lening reeds een voordeel van 53 044 DM opgeleverd . Bovendien voldoet de subsidie van 10 % ( 344 000 DM ) die nog uit hoofde van het "Investitionszulagengesetz" moet worden uitbetaald, aan geen van de voorwaarden om voor de in artikel 92, leden 2 en 3, voorziene afwijkingen in aanmerking te komen en dient derhalve niet te worden uitgekeerd . Dit bedrag dient, indien nodig, te worden verhoogd met een eventueel door Reinhold na de dagtekening van de beschikking ontvangen rentesubsidie . Deze rentesubsidie komt overeen met 2 588 DM per maand, HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN : Artikel 1 1 . De door de Bondsrepubliek Duitsland aan Heinrich Reinhold KG in april 1988 in de vorm van een rentesubsidie op een lening van 1,8 miljoen DM - welke rentesubsidie gerekend tot de datum waarop de onderhavige beschikking wordt gegeven, 53 044 DM beloopt - verleende steun is onrechtmatig, aangezien hij in strijd met de bepalingen van artikel 93, lid 3, van het Verdrag werd verleend . Hij is bovendien onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 92 van het Verdrag . 2 . De aan de in lid 1 genoemde onderneming in de vorm van een subsidie ten bedrage van 344 000 DM verleende steun is onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 92 en mag derhalve niet worden toegekend . Artikel 2 1 . De Duitse Regering dient onverwijld van Heinrich Reinhold KG terugbetaling te eisen van de in artikel 1, lid 1, van deze beschikking bedoelde rentesubsidie van 53 044 DM . 2 . De Duitse Regering dient voorts onverwijld de uit de in artikel 1, lid 1, bedoelde lening voortvloeiende steun van 1,8 miljoen DM ongedaan te maken door terugbetaling van de lening te vorderen of door aan de lening een rentevoet te verbinden die overeenkomt met de marktrente van 7,86 %, welke gelijk staat aan die welke geldt voor de door de Kreditanstalt fuer Wiederaufbau ( programma's M1 en M2 ) verstrekte leningen . Voor iedere maand waarin aan deze verplichtingen niet wordt voldaan, dient de Duitse Regering van Heinrich Reinhold KG terugbetaling van de rentesubsidie van 2 588 DM te eisen . Artikel 3 De Duitse Regering dient de Commissie binnen twee maanden na datum van kennisgeving van deze beschikking van de ter voldoening daaraan getroffen maatregelen in kennis te stellen . Artikel 4 Deze beschikking is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland . Gedaan te Brussel, 17 december 1990 . Voor de Commissie Leon BRITTAN Vice-Voorzitter ( 1 ) PB nr . C 158 van 28 . 6 . 1990, blz . 3 . ( 2 ) Jurisprudentie 1973, blz . 813 . ( 3 ) Jurisprudentie 1990, blz . 959 . ( 4 ) Nog niet gepubliceerd . ( 5 ) PB nr . L 181 van 13 . 7 . 1985, blz . 42 . ( 6 ) PB nr . L 300 van 24 . 10 . 1986, blz . 34 . ( 7 ) PB nr . C 212 van 12 . 8 . 1988, blz . 2 . ( 8 ) PB nr . C 212 van 12 . 8 . 1988, blz . 6 .