31990R3600

Verordening (EEG) nr. 3600/90 van de Commissie van 13 december 1990 inzake het compenseren van het nadeel dat is veroorzaakt door de stopzetting in 1989 van de visserij op kabeljauw door de vaartuigen die de vlag van een Lid-Staat voeren

Publicatieblad Nr. L 350 van 14/12/1990 blz. 0052 - 0053


VERORDENING (EEG) Nr. 3600/90 VAN DE COMMISSIE van 13 december 1990 inzake het compenseren van het nadeel dat is veroorzaakt door de stopzetting in 1989 van de visserij op kabeljauw door de vaartuigen die de vlag van een Lid-Staat voeren

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2241/87 van de Raad van 23 juli 1987 houdende vaststelling van bepaalde maatregelen voor controle op de visserijactiviteiten (1), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3483/88 (2), en met name op artikel 11, lid 4, derde alinea,

Overwegende dat de visserij op kabeljauw door vaartuigen die de vlag van een Lid-Staat voeren of in een Lid-Staat zijn geregistreerd, in de wateren van de ICES-gebieden I en II (Noorse wateren ten noorden van 62° 00' NB) in 1989 is stopgezet bij Verordening (EEG) nr. 3860/89 van de Commissie (3) ; dat op het tijdstip van stopzetting van de visserij bepaalde Lid-Staten hun quotum nog niet volledig hadden gebruikt en dat het door deze Lid-Staten geleden nadeel niet geheel door een uitwisseling van quota of op een andere manier is gecompenseerd;

Overwegende dat overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 493/87 van de Commissie van 18 februari 1987 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor het compenseren van een nadeel dat wordt veroorzaakt wanneer bepaalde visserijen worden stopgezet (4) moet worden bepaald, op grond van zowel cijfergegevens als alle andere informatie waarover de Commissie beschikt: a) welke Lid-Staten nadeel hebben geleden als gevolg van de stopzetting van de visserij op deze vissoort, dat niet geheel door uitwisseling van quota of anderszins is gecompenseerd en hoe groot het nadeel is,

b) welke Lid-Staten hun quotum hebben overschreden en de hoeveelheid waarmee het quotum is overschreden,

c) in welke mate de quota van de Lid-Staten die hun quotum hebben overschreden, moeten worden verlaagd,

d) in welke mate de quota van de benadeelde Lid-Staten moeten worden verhoogd,

e) op welke datum of data de verhogingen en verlagingen van kracht worden;

Overwegende dat het Comité van beheer voor de visbestanden geen advies heeft uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In de bijlage bij deze verordening worden bepaald: a) de Lid-Staten die nadeel hebben geleden ten gevolge van de stopzetting van de visserij op kabeljauw in de wateren van de ICES-gebieden I en II (Noorse wateren ten noorden van 62° 00' NB) in 1989, alsook de omvang van het geleden nadeel;

b) de Lid-Staten die hun kabeljauwquotum in de wateren van de ICES-gebieden I en II (Noorse wateren ten noorden van 62° 00' NB) in 1989 hebben overschreden en de hoeveelheid waarmee het quotum is overschreden;

c) de hoeveelheden waarmee de quota van de onder a) bedoelde Lid-Staten moeten worden verhoogd, de hoeveelheden waarmee de quota van de onder b) bedoelde Lid-Staten moeten worden verlaagd en de data waarop deze verhogingen en verlagingen van kracht worden.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 13 december 1990.

Voor de Commissie

Manuel MARÍN

Vice- Voorzitter

(1) PB nr. L 207 van 29.7.1987, blz. 1. (2) PB nr. L 306 van 11.11.1988, blz. 2. (3) PB nr. L 374 van 22.12.1989, blz. 41. (4) PB nr. L 50 van 19.2.1987, blz. 13.

BIJLAGE

>PIC FILE= "T0048096">