31990R0137

VERORDENING (EEG) Nr. 137/90 VAN DE COMMISSIE van 4 januari 1990 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3665/87 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwprodukten ten aanzien van het bewijs dat de produkten in het derde land van bestemming zijn aangekomen

Publicatieblad Nr. L 016 van 20/01/1990 blz. 0009 - 0010


*****

VERORDENING (EEG) Nr. 137/90 VAN DE COMMISSIE

van 4 januari 1990

tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3665/87 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwprodukten ten aanzien van het bewijs dat de produkten in het derde land van bestemming zijn aangekomen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2727/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3707/89 (2), en met name op artikel 16, lid 6, alsmede op de overeenkomstige bepalingen van de overige verordeningen houdende een gemeenschappelijke ordening der markten voor landbouwprodukten,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2746/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende algemene regels voor de toekenning van restituties bij de uitvoer en criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag in de sector granen (3), en met name op artikel 8, lid 2, tweede alinea, en lid 3, alsmede op de overeenkomstige bepalingen van de verordeningen houdende algemene regels voor de toekenning van restituties bij de uitvoer die zijn vastgesteld voor andere landbouwprodukten;

Overwegende dat bij differentiëring van de restitutie naar bestemming de restitutie slechts wordt betaald tegen overlegging van het bewijs dat de douaneformaliteiten voor invoer tot verbruik in het derde land zijn vervuld; dat de ervaring leert dat de in de punten b) en c) van artikel 18, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3665/87 van de Commissie (4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3947/89 (5), voorgeschreven documenten niet de nodige waarborgen inzake betrouwbaarheid bieden omdat voor de documenten geen rekening is gehouden met de administratieve en douaneprocedures van het derde land; dat er daardoor een groot gevaar is voor fraude ten nadele van Gemeenschapsbegroting, zodat de mogelijkheid om aan de hand van die documenten te bewijzen dat een produkt daadwerkelijk in een bepaald derde land is ingevoerd, moet worden afgeschaft;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van de betrokken Comités van beheer; dat deze maatregelen derhalve krachtens artikel 26, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2727/75 en krachtens de overeenkomstige bepalingen van de overige verordeningen houdende een gemeenschappelijke ordening der markten voor landbouwprodukten, na hun vaststelling onverwijld ter kennis van de Raad moeten worden gebracht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 3665/87 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 18, lid 1, worden de punten b) en c) van lid 1 geschrapt.

2. In artikel 18, lid 2, wordt de aanhef als volgt gelezen:

»Indien evenwel door omstandigheden buiten de wil van de exporteur het in lid 1 genoemde document niet kan worden overgelegd of indien dit document onvoldoende wordt geacht, kan het bewijs dat de douaneformaliteiten voor invoer tot verbruik zijn vervuld, worden geacht te zijn geleverd door overlegging van een of meer van de volgende documenten:".

3. Bijlage II vervalt.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 10 februari 1990.

Zij is van toepassing op transacties waarvoor de aangifte ten uitvoer met ingang van 1 februari 1990 is aanvaard.

Voor transacties waarvoor de aangifte ten uitvoer vóór 1 maart 1990 is aanvaard, mogen de bevoegde instanties de bewijzen accepteren die zijn toegelaten op grond van de tot en met 31 januari 1990 geldende voorschriften.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 4 januari 1990.

Voor de Commissie

Ray MAC SHARRY

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 281 van 1. 11. 1975, blz. 1.

(2) PB nr. L 363 van 13. 12. 1989, blz. 1.

(3) PB nr. L 281 van 1. 11. 1975, blz. 78.

(4) PB nr. L 351 van 14. 12. 1987, blz. 1.

(5) PB nr. L 379 van 28. 12. 1989, blz. 29.