31990H0437

90/437/EEG: Aanbeveling van de Commissie van 27 juni 1990 inzake de beperking van het gebruik van chloorfluorkoolwaterstoffen door de communautaire schuimplasticindustrie

Publicatieblad Nr. L 227 van 21/08/1990 blz. 0026 - 0029


*****

AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 27 juni 1990

inzake de beperking van het gebruik van chloorfluorkoolwaterstoffen door de communautaire schuimplasticindustrie

(90/437/EEG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 155,

Overwegende dat de Gemeenschap en al haar Lid-Staten het Verdrag van Wenen ter bescherming van de ozonlaag hebben ondertekend;

Overwegende dat de Gemeenschap en al haar Lid-Staten het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken hebben ondertekend;

Overwegende dat de Raad op 14 oktober 1988 zijn goedkeuring heeft gehecht aan Beschikking 88/540/EEG (1) met betrekking tot de sluiting en ratificatie van het Verdrag van Wenen en het Protocol van Montreal;

Overwegende dat de Raad op 14 oktober 1988 zijn goedkeuring heeft gehecht aan Verordening (EEG) nr. 3322/88 (2) ten einde het Protocol van Montreal op communautair niveau ten uitvoer te leggen;

Overwegende dat door recente wetenschappelijke studies is bevestigd dat de ozonlaag reeds enigermate is aangetast en de waargenomen veranderingen mogelijk geheel of gedeeltelijk door de toegenomen concentratie van sporengassen, met name chloorfluorkoolwaterstoffen (CFK's), in de atmosfeer zijn veroorzaakt;

Overwegende dat het van belang is de in bijlage I genoemde CFK's en halonen op alle toepassingsgebieden zoveel mogelijk te vervangen;

Overwegende dat een aantal Lid-Staten met de fabrikanten van schuimplastics vrijwillige overeenkomsten heeft gesloten over de geleidelijke vermindering met het oog op een mogelijke verwijdering van de in bijlage I genoemde chloorfluorkoolwaterstoffen uit deze produkten;

Overwegende dat de Commissie in de resolutie van de Raad van 14 oktober 1988 inzake de beperking van het gebruik van chloorfluorkoolwaterstoffen en halonen (3) wordt verzocht om in samenwerking met de Lid-Staten met alle betrokken industrieën besprekingen aan te knopen over vrijwillige overeenkomsten op communautair niveau om, waar mogelijk, de in bijlage I bedoelde CFK's en halonen in produkten, uitrustingen of procédés waarbij deze stoffen worden gebruikt, te vervangen;

Overwegende dat de in bijlage II genoemde beperkingen, in afwachting van de beschikbaarheid van nieuwe stoffen, afhankelijk zijn van de mate waarin alternatieve stoffen met een positief maar relatief gering ozonafbrekend vermogen (ODP) die ook in andere opzichten uit milieukundig oogpunt aanvaardbaar zijn in de handel verkrijgbaar zijn of worden gebruikt;

Overwegende dat de Raad van Ministers op 2 maart 1989 heeft vastgesteld dat het huidige produktie- en verbruiksniveau van de onder het Protocol van Montreal vallende CFK's zo snel mogelijk met ten minste 85 % moet worden verminderd met het oog op de afschaffing ervan tegen het einde van de eeuw en dat het betreffende Protocol dienovereenkomstig moet worden uitgebreid,

DOET DE VOLGENDE AANBEVELING:

I. De fabrikanten van schuimplastics in de Gemeenschap moeten ernaar streven:

1. het gebruik van de in bijlage I genoemde volledig gehalogeneerde chloorfluorkoolwaterstoffen in schuimplastics te beperken en via een geleidelijke vermindering van het gebruik van deze stoffen te komen tot afschaffing ervan tegen het einde van de eeuw;

2. het gebruik van volledig gehalogeneerde chloorfluorkoolwaterstoffen ten opzichte van het verbruik in 1986 tegen eind 1991 met ten minste 35 % en tegen eind 1993 met ten minste 65 % te verminderen. In 1986 beliep het verbruik van de in bijlage I genoemde chloorfluorkoolwaterstoffen bij de vervaardiging van schuimplastics in de Gemeenschap 85 400 ton, gewogen naar het ozonafbrekend vermogen. De verdeling van bovengenoemde beperkingen voor elke sector van de schuimplasticindustrie is aangegeven in bijlage II. De bij de vermindering van het gebruik geboekte vooruitgang wordt gecontroleerd aan de hand van door de producenten in de Gemeenschap gepubliceerde jaarlijkse verkoopstatistieken van de stoffen van bijlage I.

II. De in bijlage II genoemde bedrijfsorganisaties moeten:

1. zich zoveel mogelijk inspannen om ervoor te zorgen dat de schuimplasticindustrie in de Gemeenschap haar verbruik van de gereglementeerde stoffen minimaliseert en de in punt I.2 genoemde beperkingen tot stand brengt;

2. zich zoveel mogelijk inspannen om ervoor te zorgen dat de industriesectoren die zij vertegenwoordigen het gebruik van de gereglementeerde stoffen minimaliseren en de in bijlage II genoemde beperkingen tot stand brengen;

3. de Commissie met ingang van 1989 een jaarverslag voorleggen over de vooruitgang die is geboekt met betrekking tot de in bijlage II genoemde beperkingen, inclusief waar mogelijk statistieken.

III. De fabrikanten van grondstoffen voor schuimplastics in de Gemeenschap die een van de in bijlage I genoemde volledig gehalogeneerde chloorfluorkoolwaterstoffen als blaasgassen gebruiken alsmede de fabrikanten van deze blaasgassen en de in bijlage IV genoemde verenigingen voor deze twee sectoren van de industrie dienen:

1. te streven naar de ontwikkeling van materialen, formules en technieken voor de commerciële produktie van schuimplastics waarbij minder van de in bijlage I genoemde stoffen worden gebruikt en het gebruik van dergelijke materialen, formules en technieken voor de vervaardiging van schuimplastics te bevorderen;

2. onderzoek- en ontwikkelingsprogramma's na te streven die zijn gericht op het ontwerpen van uit milieukundig oogpunt aanvaardbare materialen en technieken waarmee op commerciële basis schuimplastics kunnen worden geproduceerd zonder dat gebruik hoeft te worden gemaakt van een van de in bijlage I genoemde stoffen;

3. met ingang van 1989 de Commissie een jaarverslag voor te leggen over de met betrekking tot de punten III.1 en III.2 geboekte technische vooruitgang, inclusief waar mogelijk statistieken.

IV. De Lid-Staten dienen zich zoveel mogelijk in te spannen om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van de aanbeveling door bijdragen van hun respectieve grondgebieden worden bereikt.

Gedaan te Brussel, 27 juni 1990.

Voor de Commissie

Carlo RIPA DI MEANA

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 297 van 31. 10. 1988, blz. 8.

(2) PB nr. L 297 van 31. 10. 1988, blz. 1.

(3) PB nr. C 285 van 9. 11. 1988, blz. 1.

BIJLAGE I

Stoffen waarop de aanbeveling betrekking heeft

1.2 // // // Stof // Ozonafbrekend vermogen (ODP) // // // CFK 11 // 1,0 // CFK 12 // 1,0 // CFK 113 // 0,8 // CFK 114 // 1,0 // CFK 115 // 0,6 // //

BIJLAGE II

De schuimplasticindustrie

1.2.3.4 // // // // // (1) // (2) // (3) // (4) // // // // // 1. Polyurethaanschuimen // // // // 1.1. Flexibel-schuimblokken // 9 692 // - 50 % // - 50 % (*) // 1.2. Flexibel-vormen // 6 550 // - 50 % // - 80 % // 1.3. Star-huishoudelijke toepassingen/apparatuur // 9 250 // - 45 % // - 50 % // 1.4. Star-bouw/industrie // 27 950 // - 10 % // - 50 % // 1.5. Overige // 6 950 // -25 % // - 65 % // 2. Geëxtrudeerde polystyreenschuimen // // // // 2.1. Geëxtrudeerd polystyreenschuimplaten isolatiemateriaal // 7 000 // - 50 % // - 100 % // 2.2. Geëxtrudeerd polystyreenschuim verpakkingsdoeleinden // 6 000 // - 100 % // - 100 % // 3. Polyolefineschuimen // 5 000 // - 50 % // - 100 % // 4. Fenolschuimen // 1 600 // - 10 % // - 50 % // // // //

(1) De verschillende sectoren van de schuimplasticindustrie.

(2) Gemiddelden van ramingen van door elke sector in de Europese Economische Gemeenschap gebruikte CFK's (1986).

(3) Geraamd wijzigingspercentage in het CFK-gebruik tegen het eind van 1991 ten opzichte van het verbruik in 1986.

(4) Geraamd wijzigingspercentage in het CFK-verbruik tegen het eind van 1993 ten opzichte van het verbruik in 1986.

(*) De industrie heeft aangegeven tegen 1993 een veel grotere vermindering te verwachten, maar een exact cijfer kon niet worden vastgesteld.

BIJLAGE III

Europese bedrijfsorganisaties die sectoren in de schuimplasticindustrie vertegenwoordigen

1.2 // 1. BING: // Federation of European Rigid Polyurethane Foam Associations // 2. CECED: // European Committee of Manufacturers of Electrical Domestic Equipment // 3. EPFA: // European Phenolic Foam Association

4. European Quality Assurance Association of Expanded Polystyrene Foam Manufacturers

1.2 // 5. EUROPUR: // European Association of Flexible Polyurethane Foam Blocks Manufacturers // 6. EUTRAPLAST: // Committee of Western European Plastics Converters Associations // 7. EXIBA: // European Extruded Polystyrene Insulation Board Associations // 8. PANAMA INTERNATIONAL: // Panel Manufacturers International Association

BIJLAGE IV

Verenigingen van fabrikanten van grondstoffen voor de schuimplasticindustrie

1.2 // 1. EFCTC: // European Fluorocarbon Technical Committee // 2. ISOPA: // European Isocyanate Producers Association // 3. EPFA: // European Phenolic Foam Association