31990D0449

90/449/EEG: Besluit van de Commissie van 30 juli 1990 tot oprichting van een Paritair Comité voor de burgerluchtvaart

Publicatieblad Nr. L 230 van 24/08/1990 blz. 0022 - 0024
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 5 Deel 4 blz. 0215
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 5 Deel 4 blz. 0215


*****

BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 30 juli 1990

tot oprichting van een Paritair Comité voor de burgerluchtvaart

(90/449/EEG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Overwegende dat de Staatshoofden en Regeringsleiders in hun verklaring van 21 oktober 1972 hebben verklaard dat de economische expansie bij voorrang de mogelijkheid moet scheppen om de verschillen in levensomstandigheden te verkleinen en dat deze tot uitdrukking moet komen door een verbetering zowel van de kwaliteit van het bestaan als van de levensstandaard;

Overwegende dat zij het in dit verband onontbeerlijk hebben geacht zowel werkgevers als werknemers in toenemende mate te betrekken bij de economische en sociale besluiten van de Gemeenschap;

Overwegende dat de Commissie in het kader van de in het Sociaal Actieprogramma van de Gemeenschap genoemde prioriteiten heeft aanbevolen de dialoog en het overleg tussen werkgevers en werknemers op communautair niveau te bevorderen;

Overwegende dat de Raad in zijn resolutie van 21 januari 1974 betreffende een sociaal actieprogramma (1) als een van de bij voorrang uit te voeren acties de toenemende inschakeling van de sociale partners bij de economische en sociale besluitvorming van de Gemeenschap heeft genoemd;

Overwegende dat het Europese Parlement in zijn resolutie van 13 juni 1972 (2) heeft verklaard dat de actieve inschakeling van de sociale partners bij de verwezenlijking van het gemeenschappelijk sociaal beleid tijdens de eerste etappe van de economische en monetaire unie moet worden bereikt;

Overwegende dat het Economisch en Sociaal Comité zich in zijn advies van 24 november 1971 in dezelfde zin heeft uitgelaten;

Overwegende dat in de conclusies van de Raad van 22 juni 1984 betreffende een sociaal actieprogramma van de Gemeenschap op middellange termijn (3) wordt gesteld dat de Europese sociale dialoog moet worden geïntensiveerd en qua procedures moet worden aangepast om de sociale partners nauwer te betrekken bij de economische en sociale besluitvorming in de Gemeenschap;

Overwegende dat in artikel 118 B van het Verdrag wordt verklaard dat de Commissie zich beijvert de dialoog tussen de sociale partners op communautair niveau te ontwikkelen en dat als deze laatsten zulks wenselijk achten dit tot contractuele betrekkingen kan leiden;

Overwegende dat ten volle rekening dient te worden gehouden met de prioritaire doelstellingen van de luchtvervoerindustrie voor het bereiken van de mate van kostenbeheersing en produktiviteit die vereist is om haar economische levensvatbaarheid te garanderen, niet alleen in de context van de liberalisatiemaatregelen van de Gemeenschap, maar ook in het kader van de wereldwijde concurrentie in het internationale luchtvervoer;

Overwegende dat ten volle rekening dient te worden gehouden met de complexiteit van de sector van het burgerluchtvervoer en met de acties die nodig zijn om te komen tot een economisch en concurrerend produkt en die niet onder de directe invloed van de betrokkenen staan;

Overwegende dat rekening dient te worden gehouden met de sociale gevolgen van het economisch beleid op het gebied van de burgerluchtvaart;

Overwegende dat de oprichting van een paritair comité bij de Commissie een passend forum op communautair niveau is voor de betrokken sociaal-economische belangengroepen om zowel de economische en concurrentiedoelstellingen van de burgerluchtvaart als de verbetering van de levensomstandigheden en arbeidsvoorwaarden te bespreken,

BESLUIT:

Artikel 1

Er wordt een Paritair Comité voor de burgerluchtvaart opgericht, hierna »het Comité" genoemd.

Artikel 2

Het Comité staat de Commissie bij bij het uitstippelen en uitvoeren van het communautair sociaal beleid dat gericht is op:

- versteviging van de economische en concurrentiepositie van de communautaire burgerluchtvaart, zowel binnen de Gemeenschap als in ruimer internationaal verband,

- en daardoor op verbetering van de levensomstandigheden en arbeidsvoorwaarden in de context van de desbetreffende artikelen van het Verdrag.

Artikel 3

1. Ter verwezenlijking van het in artikel 2 genoemde doel voert het Comité de volgende taken uit:

a) het uitbrengen van adviezen en verslagen aan de Commissie, hetzij op verzoek van de Commissie, hetzij op eigen initiatief;

en

b) in verband met aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de in artikel 4, lid 3, genoemde luchtvaartmaatschappijen, verenigingen van luchthavens en vakorganisaties vallen

- bevordert het de dialoog en de samenwerking;

- bereidt het studies voor;

- neemt het deel aan colloquia en studiebijeenkomsten.

2. Het Comité draagt er zorg voor dat alle betrokken partijen op de hoogte worden gesteld van zijn activiteiten.

3. Wanneer de Commissie het Comité krachtens lid 1, onder a), om een advies of verslag verzoekt, kan zij een tijdslimiet vaststellen waarbinnen dit advies of verslag moet worden uitgebracht.

Artikel 4

1. Het Comité telt 54 leden, onderdanen van de Lid-Staten.

2. De zetels worden als volgt toegewezen:

- 27 aan vertegenwoordigers van de luchtvaartmaatschappijen en verenigingen van luchthavens;

- 27 aan vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties.

3. De leden van het Comité worden door de Commissie als volgt benoemd:

a) 48 op voordracht van onderstaande werknemers- en werkgeversorganisaties van luchtvaartmaatschappijen en luchthavens:

1. luchtvaartmaatschappijen en verenigingen van luchthavens:

- Association of European Airlines (AEA) (Vereniging van Europese luchtvaartmaatschappijen): 13 leden,

- European Regional Airlines Organisation (ERA) (Organisatie van Europese regionale luchtvaartmaatschappijen): drie leden,

- The European Communities Independent Airlines Associations (ACE) (Onafhankelijke luchtvrachtvervoermaatschappijen van de Europese Gemeenschap): drie leden,

- Air Chartered Carrier Association (ACCA) Vereniging van chartermaatschappijen): twee leden,

- International Civil Airports Association (ICAA) - Europe (Internationale vereniging van de civiele luchthavens): drie leden;

2. vakorganisaties:

- Comité van de vervoersvakvereniging van de Europese Gemeenschap: 24 leden;

b) zes rechtstreeks door de Commissie, in overleg met de onder a) genoemde organisaties, uit de vertegenwoordigende organisaties van luchtvaartmaatschappijen en luchthavens en de vakorganisaties. Zo nodig zijn deze afkomstig uit andere dan de onder a), punt 2, genoemde lichamen.

Artikel 5

1. Voor elk van de leden van het Comité wordt onder dezelfde voorwaarden als die in artikel 4, lid 3, een plaatsvervanger aangewezen.

2. Onverminderd het bepaalde in artikel 9 mag een plaatsvervanger geen vergaderingen van het Comité of van een werkgroep als bedoeld in artikel 9 bijwonen, noch deelnemen aan de werkzaamheden daarvan, tenzij het lid voor wie hij plaatsvervanger is verhinderd is zulks zelf te doen.

Artikel 6

1. De leden van het Comité en hun plaatsvervangers worden benoemd voor vier jaar. Deze benoemingen kunnen worden hernieuwd.

2. De leden en hun plaatsvervangers wier mandaat is verstreken blijven in functie totdat zij zijn vervangen of totdat hun mandaat is verlengd.

3. Het mandaat van een lid of een plaatsvervanger eindigt vóór het verstrijken van het tijdvak van vier jaar indien hij aftreedt of overlijdt of indien de organisatie of vereniging die hem had voorgedragen om zijn vervanging verzoekt. De opvolger wordt benoemd voor het resterende deel van het mandaat overeenkomstig de in artikel 4, lid 3, bedoelde procedure.

4. De werkzaamheden worden niet bezoldigd.

Artikel 7

1. Het Comité kiest met een meerderheid van twee derde van de aanwezige leden en met een eenvoudige meerderheid van stemmen in iedere groep uit zijn midden een voorzitter en een vice-voorzitter, wier ambtstermijn twee jaar bedraagt. De voorzitter en de vice-voorzitter worden beurtelings gekozen uit de vertegenwoordigers van de twee in artikel 4, lid 3, onder a), genoemde groepen organisaties en verenigingen.

2. a) De voorzitter of vice-voorzitter wiens mandaat is verstreken blijft in functie totdat hij is vervangen.

b) Ingeval het mandaat van een voorzitter of vice-voorzitter voortijdig wordt beëindigd, wordt deze op voorstel van de groep waartoe zijn organisatie of vereniging behoort voor de rest van zijn ambtstermijn vervangen door een overeenkomstig de in lid 1 vervatte procedure aangewezen persoon.

Artikel 8

Het Comité richt voor het plannen en cooerdineren van zijn werkzaamheden een bureau op dat bestaat uit de voorzitter en de vice-voorzitter alsmede vier aanvullende vertegenwoordigers van elk van de twee in artikel 4, lid 3, onder a), genoemde groepen; elke groep klest zelf haar eigen aanvullende vertegenwoordigers. Artikel 9

Het Comité of zijn bureau kan:

a) werkgroepen oprichten om zijn werk te verlichten. Het kan een lid machtigen zich in een werkgroep te laten vervangen door een met name te noemen andere vertegenwoordiger van zijn organisatie of vereniging; de plaatsvervanger geniet op vergaderingen van de werkgroep dezelfde rechten als het lid dat hij vervangt;

b) de Commissie verzoeken deskundigen uit te nodigen om het in bepaalde werkzaamheden bij te staan.

Elke in artikel 4, lid 3, genoemde groep leden kan zich laten vergezellen door een of meer deskundigen die bijzondere kennis bezitten van bepaalde punten op de agenda. De deskundige is alleen aanwezig voor de discussie over het bijzondere agendapunt waarvoor zijn aanwezigheid is vereist.

Artikel 10

Het Comité wordt bijeengeroepen door zijn secretariaat en wel op verzoek van de Commissie in overleg met de voorzitter en de vice-voorzitter. Het Comité kan ook, met toestemming van de Commissie, op initiatief van het bureau bijeenkomen; het wordt ook dan bijeengeroepen door zijn secretariaat. Op de agenda van zijn vergaderingen worden punten geplaatst waarover de Commissie het advies van het Comité vraagt en punten die de eenstemmige goedkeuring van het bureau hebben.

De vergaderingen van het bureau worden door het secretariaat bijeengeroepen in overleg met de voorzitter en de vice-voorzitter.

Artikel 11

1. Het quorum van het Comité is bereikt wanneer twee derde van de leden aanwezig is.

2. Het Comité brengt zijn adviezen of verslagen uit aan de Commissie. Indien een advies of verslag niet eenstemmig tot stand is gekomen, legt het Comité de afwijkende meningen eveneens aan de Commissie voor.

Artikel 12

1. De diensten van de Commissie nemen het secretariaat voor het Comité, het bureau en de werkgroepen waar.

2. De Commissie zorgt ervoor dat op alle vergaderingen van het Comité, het bureau en de werkgroepen vertegenwoordigers van voldoende niveau uit de desbetreffende diensten aanwezig zijn.

3. Een vertegenwoordiger van het secretariaat van elk van de in artikel 4, lid 3, genoemde organisaties of verenigingen kan de vergaderingen van het Comité bijwonen als waarnemer.

4. De Commissie kan in overleg met het bureau andere organisaties dan de in artikel 4, lid 3, genoemde organisaties uitnodigen als waarnemer hun medewerking te verlenen aan het werk van het Comité.

5. De in artikel 4, lid 3, genoemde organisaties en verenigingen kunnen hoogstens twee onderdanen van andere landen dan de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen als waarnemers aanwijzen.

Artikel 13

Onverminderd het bepaalde in artikel 214 van het Verdrag zijn de deelnemers, in alle gevallen waarin de Commissie hun heeft medegedeeld dat het gevraagde advies betrekking heeft op een materie van vertrouwelijke aard, verplicht tot geheimhouding van de gegevens waarvan zij kennis hebben gekregen in het kader van de werkzaamheden van het Comité, de werkgroepen of het bureau.

Artikel 14

De Commissie kan, na het Comité gehoord te hebben, dit statuut in het licht van de opgedane ervaring herzien.

Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 augustus 1990.

Gedaan te Brussel, 30 juli 1990.

Voor de Commissie

Vasso PAPANDREOU

Lid van de Commissie

(1) PB nr. C 13 van 12. 2. 1974, blz. 1.

(2) PB nr. C 70 van 1. 7. 1972, blz. 11.

(3) PB nr. C 175 van 4. 7. 1984, blz. 1.