90/217/EEG: Beschikking van de Raad van 25 april 1990 betreffende financiële steun van de Gemeenschap voor de uitroeiing van de Afrikaanse varkenspest op Sardinië
Publicatieblad Nr. L 116 van 08/05/1990 blz. 0024 - 0026
***** BESCHIKKING VAN DE RAAD van 25 april 1990 betreffende financiële steun van de Gemeenschap voor de uitroeiing van de Afrikaanse varkenspest op Sardinië (90/217/EEG) DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43, Gezien het voorstel van de Commissie (1), Gezien het advies van het Europese Parlement (2), Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3), Overwegende dat in 1978 op Sardinië Afrikaanse varkenspest is uitgebroken; dat de Gemeenschap aan Italië reeds financiële bijstand heeft verleend in het kader van Beschikking 80/1097/EEG van de Raad van 11 november 1980 betreffende een financiële actie van de Gemeenschap voor de uitroeiing van de Afrikaanse varkenspest in Sardinië (4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3768/85 (5); Overwegende dat de blijvende aanwezigheid van deze ziekte een hinderpaal vormt voor het vrije verkeer van levende varkens, vers varkensvlees en bepaalde varkensvleesprodukten; Overwegende dat de definitieve uitroeiing van deze ziekte een essentiële voorwaarde vormt voor de totstandbrenging - voor wat de handel in levende varkens en varkensvlees betreft - van de interne markt in de varkenssector en voor de verhoging van de produktiviteit in de varkenshouderij en, bijgevolg, van de levensstandaard van de personen die werkzaam zijn in deze sector; Overwegende dat de Italiaanse Republiek binnen vijf jaar een nieuw programma voor de uitroeiing van de Afrikaanse varkenspest moet indienen; Overwegende dat dit uitroeiingsprogramma bepaalde maatregelen moet bevatten die de doeltreffendheid van de actie en een wijziging van de aanpak waarborgen; dat deze maatregelen enerzijds moeten kunnen worden vastgesteld en anderzijds moeten kunnen worden aangepast aan de ontwikkeling van de situatie volgens een procedure waarbij de Lid-Staten en de Commissie nauw samenwerken; Overwegende dat de Lid-Staten regelmatig op de hoogte moeten worden gehouden van het verloop van de maatregelen, HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD: Artikel 1 De Italiaanse Republiek stelt een nieuw programma op voor de uitroeiing van de Afrikaanse varkenspest op Sardinië. Artikel 2 Het in artikel 1 bedoelde programma moet, naast de aanwijzing van de instantie die met de uitvoering en de cooerdinatie ervan wordt belast, voorzien in: 1. maatregelen om haarden van Afrikaanse varkenspest te verwijderen, met name: a) onmiddellijk afmaken en destructie van alle varkens op bedrijven: - waar een klinisch geval van Afrikaanse varkenspest wordt geconstateerd; - die, op grond van een epizooetiologisch onderzoek, als besmet kunnen worden beschouwd. Bij het afmaken en de destructie van de dieren dient erop te worden toegezien dat verspreiding van het virus wordt voorkomen; b) reiniging en ontsmetting van de in onder a), eerste streepje, bedoelde bedrijven waar de varkens zijn verwijderd, met verdelging van schadelijke insekten en knaagdieren; c) onmiddellijke en toereikende schadeloosstelling van de eigenaars van bedrijven waar de varkens overeenkomstig het bepaalde onder a) zijn afgemaakt; d) inachtneming na het afmaken van de dieren en het uitvoeren van de onder b) bedoelde handelingen, van een periode van leegstand voordat met herbevolking van het bedrijf wordt begonnen, van ten minste één maand op bedrijven waar de dieren in afgesloten ruimten verblijven, en ten minste drie maanden op andere bedrijven; e) geleidelijke herbevolking van de bedrijven, waarbij eerst verklikkervarkens op het bedrijf worden binnengebracht, die zowel vooraf als één maand nadat zij op het bedrijf zijn gearriveerd op aanwezigheid van antistoffen tegen Afrikaanse varkenspest worden gecontroleerd; f) voortdurend toezicht op de bedrijven aan de hand van serologische tests, totdat de herbevolking is beëindigd; g) instelling van een beschermingszone met een straal van ten minste 3 km rond het bedrijf waar een klinisch geval als bedoeld onder a), eerste streepje, is geconstateerd. De zone moet worden ingesteld voor een periode van ten minste 30 dagen. De eerste 15 dagen mogen de varkens de bedrijven waarop zij worden gehouden niet verlaten. Tussen de vijftiende en de dertigste dag mogen de varkens het bedrijf slechts verlaten om onder officieel toezicht rechtstreeks naar een slachthuis te worden vervoerd en daar onmiddellijk te worden geslacht. Dit vervoer kan door de bevoegde autoriteit pas worden toegestaan nadat de officiële dierenarts alle varkens op het bedrijf heeft onderzocht en heeft bevestigd dat geen van die varkens van besmetting met Afrikaanse varkenspest wordt verdacht; 2. maatregelen inzake toezicht op en bescherming van varkenshouderijen, met name: a) serologisch onderzoek van representatieve monsters van alle varkenshouderijen in elke provincie, te beginnen met de provincie Nuoro. In de hierna omschreven speciale gevallen gelden evenwel de volgende bepalingen: - op varkensfokkerijen, vermeerderingsbedrijven of gemengde gesloten bedrijven moeten alle fokzeugen en alle voor de fok bestemde jonge zeugen geregeld serologisch worden onderzocht; - op gemengde bedrijven waar van elders afkomstige varkens worden binnengebracht, moeten, indien de fokkerijafdeling niet duidelijk van de mesterijafdeling is gescheiden, alle varkens op het bedrijf geregeld serologisch worden onderzocht; b) systematisch serologisch onderzoek op alle bedrijven waar één of meer dieren positief hebben gereageerd op de onder a) voorgeschreven serologische test, en voortzetting van dat onderzoek totdat alle positieve dieren zijn opgespoord en verwijderd; c) een epizooetiologisch onderzoek ter identificatie van de bedrijven waarvan de varkens die positief op een serologische test hebben gereageerd, afkomstig zijn en systematisch serologisch onderzoek op die bedrijven; d) een serologische screening (aan het vervoer voorafgaande test) van alle te vervoeren varkens voor de fok en de mesterij; e) steekproefgewijs serologisch onderzoek van de varkens bij het slachten; f) verwijdering, door afmaken en destructie, van alle dieren die in het kader van de onder a) tot en met d) vastgestelde maatregelen positief hebben gereageerd op een serologische test; g) onmiddellijke en toereikende vergoeding van de eigenaars van overeenkomstig punt f) afgemaakte en gedestrueerde varkens; h) laboratoriumonderzoek van representatieve monsters van geslachte everzwijnen; 3. maatregelen inzake identificatie van de varkens en registratie van de varkenshouderijen, met name: a) vaststelling van een regeling voor de identificatie van alle varkens op Sardinië, zodat voor een dier op elk ogenblik de provincie en het bedrijf van oorsprong kunnen worden bepaald; b) registratie van alle varkenshouderijen op Sardinië, met vermelding van de aard van de produktie, de grootte van het varkensbeslag, het aantal dieren dat op een bedrijf wordt binnengebracht en de oorsprong ervan, het aantal dieren dat het bedrijf verlaat en hun bestemming; 4. maatregelen voor de bouw van voorzieningen voor veterinaire controle en identificatie (bloedafname daarbij inbegrepen) van varkens die in hoofdzaak op gemeenschappelijk grasland worden gehouden. Artikel 3 Het door de Italiaanse autoriteiten opgestelde programma wordt onderzocht door de Commissie ten einde te bepalen of het aan de voorwaarden voor goedkeuring voldoet, dan wel moet worden aangepast. Het programma, met inbegrip van eventuele wijzigingen, wordt goedgekeurd volgens de procedure van artikel 9. Artikel 4 De bij deze beschikking ingestelde actie komt in aanmerking voor financiële steun van de Gemeenschap. Artikel 5 1. De Gemeenschap verleent financiële steun gedurende vijf jaar, te rekenen vanaf de door de Commissie in haar beschikking tot goedkeuring van het in artikel 1 bedoelde programma vastgestelde datum. 2. De steun ten laste van de begroting van de Gemeenschap, aan te rekenen op het hoofdstuk betreffende de uitgaven op landbouwgebied wordt, voor de in lid 1 bedoelde periode, op 9 miljoen ecu geraamd. Artikel 6 1. Voor zover alle vastgestelde maatregelen worden toegepast en zij met het door de Commissie overeenkomstig artikel 3 goedgekeurde programma in overeenstemming zijn, wordt binnen de in artikel 5 gestelde grenzen, door de Gemeenschap financiële steun verleend voor de uitgaven van Italië: - uit hoofde van artikel 2, punt 1, onder a), b), c), e) en f), en punt 2, - uit hoofde van artikel 2, punt 3 en punt 4. 2. De Gemeenschap vergoedt 50 % van de in lid 1, eerste streepje, bedoelde uitgaven en 30 % van de in lid 1, tweede streepje, bedoelde uitgaven. 3. De bepalingen ter uitvoering van dit artikel worden, voor zover nodig, vastgesteld volgens de procedure van artikel 9. Artikel 7 1. Betalingsaanvragen hebben betrekking op de uitgaven die Italië in de loop van een kalenderjaar heeft gedaan en worden bij de Commissie ingediend vóór 1 juli van het daaropvolgende jaar. 2. Besluiten betreffende het verlenen van de in deze beschikking bedoelde steun worden door de Commissie genomen na raadpleging van het in artikel 9 bedoelde Comité. 3. De bepalingen ter uitvoering van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 9. Artikel 8 De artikelen 8 en 9 van Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad van 21 april 1970 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2048/88 (2), zijn van overeenkomstige toepassing. Artikel 9 1. In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure, leidt de voorzitter deze procedure hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van een vertegenwoordiger van een Lid-Staat onverwijld in bij het bij Besluit 68/361/EEG (3) ingestelde Permanent Veterinair Comité, hierna het »Comité" genoemd. 2. In het Comité worden de stemmen van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig artikel 148, lid 2, van het Verdrag. De voorzitter neemt geen deel aan de stemming. 3. De vertegenwoordiger van de Commissie dient een ontwerp van de te nemen maatregelen in. Het Comité brengt over deze maatregelen advies uit binnen een termijn die de voorzitter kan bepalen naar gelang van de urgentie van de aangelegenheid. Het Comité spreekt zich uit met een meerderheid van 54 stemmen. 4. De Commissie stelt de maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité. 5. Wanneer de voorgestelde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité of indien het Comité geen advies heeft uitgebracht, legt de Commissie onverwijld een voorstel voor aan de Raad betreffende de te nemen maatregelen. De Raad stelt de maatregelen vast met gekwalificeerde meerderheid van stemmen. Indien de Raad binnen drie maanden na indiening van het voorstel geen maatregelen heeft vastgesteld, stelt de Commissie de voorgestelde maatregelen vast. Artikel 10 1. De Commissie voert in samenwerking met de bevoegde nationale instanties regelmatig controles ter plaatse uit om de uitvoering van het uitroeiingsprogramma te volgen. De Commissie brengt de Lid-Staten in het Comité regelmatig, en ten minste eenmaal per jaar, op de hoogte van de stand van zaken, aan de hand van de informatie die wordt verstrekt door de Italiaanse autoriteiten, die bij de Commissie een voortgangsrapport indienen, dat de betalingsaanvragen en de verslagen van deskundigen die door de Commissie zijn aangewezen en die zich voor rekening van de Gemeenschap ter plaatse hebben begeven, vergezelt. 2. Indien het uitroeiingsprogramma tijdens de uitvoering ervan moet worden gewijzigd, wordt een nieuw goedkeuringsbesluit vastgesteld volgens de procedure van artikel 9. Artikel 11 Deze beschikking is gericht tot de Italiaanse Republiek. Gedaan te Brussel, 25 april 1990. Voor de Raad De Voorzitter M. O'KENNEDY (1) PB nr. C 327 van 30. 12. 1989, blz. 54. (2) PB nr. C 113 van 7. 5. 1990. (3) PB nr. C 62 van 12. 3. 1990, blz. 43. (4) PB nr. L 325 van 1. 12. 1980, blz. 8. (5) PB nr. L 362 van 31. 12. 1985, blz. 8. (1) PB nr. L 94 van 28. 4. 1970, blz. 13. (2) PB nr. L 185 van 15. 7. 1988, blz. 1. (3) PB nr. L 255 van 18. 10. 1968, blz. 23.