31988R3905

Verordening (EEG) Nr. 3905/88 van de Raad van 12 december 1988 houdende instelling van een definitief anti-dumpingrecht op de invoer van polyestergaren van oorsprong uit de Republiek Korea, Mexico, Taiwan en Turkije

Publicatieblad Nr. L 347 van 16/12/1988 blz. 0010 - 0015


*****

VERORDENING (EEG) Nr. 3905/88 VAN DE RAAD

van 12 december 1988

houdende instelling van een definitief anti-dumpingrecht op de invoer van polyestergaren van oorsprong uit de Republiek Korea, Mexico, Taiwan en Turkije

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2423/88 van de Raad van 11 juli 1988 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap (1), inzonderheid op artikel 12,

Na kennisgeving aan de Associatieraad EEG-Turkije, overeenkomstig artikel 47, lid 2, van het Aanvullend Protocol bij de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije (2), en bij ontstentenis van een besluit van genoemde Raad,

Gezien het voorstel dat is ingediend door de Commissie, na overleg in het bij genoemde verordening ingestelde Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A. VOORLOPIGE MAATREGELEN

(1) De Commissie heeft bij Verordening (EEG) nr. 1695/88 (3), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2871/88 (4), een voorlopig anti-dumpingrecht ingesteld op de invoer van gedeeltelijk verstrekt polyestergaren (POY) en getextureerd polyestergaren (PTY), van oorsprong uit Korea, Mexico, Taiwan en Turkije. Het zogenaamde POY-garen is een voedingsgaren dat hoofdzakelijk bestemd is voor de produktie van getextureerd garen (PTY), op zijn beurt gebruikt voor de vervaardiging van weefsels van polyester of van katoen en polyester. Dit recht is bij Verordening (EEG) nr. 3171/88 (5) voor een tijdvak van ten hoogste twee maanden verlengd.

B. VERDERE PROCEDURE

(2) Na de instelling van het voorlopige anti-dumpingrecht zijn de producenten van de Gemeenschap en verschillende exporteurs van het betrokken produkt desgevraagd in de gelegenheid gesteld door de Commissie te worden gehoord.

De producenten uit de Gemeenschap en enkele exporteurs hebben hun standpunt over de verordening waarbij het voorlopige recht is ingesteld bovendien schriftelijk naar voren gebracht.

Enkele exporteurs hebben verzocht in kennis te worden gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens was definitieve maatregelen aan te bevelen. Deze verzoeken zijn ingewilligd.

C. DUMPING

1. Normale waarde

a) Korea - Taiwan - Mexico

(3) De definitieve berekening van de normale waarde heeft globaliter plaatsgevonden overeenkomstig de bij de voorlopige berekening van de genoemde waarde gebruikte methode, en wel op basis van de prijzen die op de binnenlandse markt worden gehanteerd door de producenten die naar de Gemeenschap hebben uitgevoerd en voldoende inlichtingen hebben verstrekt. De waarde is per soort produkt op maandelijkse grondslag vastgesteld.

Voor de maanden waarin van een bepaald soort uitgevoerd produkt geen enkele verkoop op de binnenlandse markt heeft plaatsgevonden, is het gewogen gemiddelde van de binnenlandse verkopen in de andere maanden gebruikt.

Ingeval er geen binnenlandse verkopen voor een naar de Gemeenschap uitgevoerd produkt bestonden, of wanneer deze in ontoereikende hoeveelheden voorkwamen, zijn de prijzen op de binnenlandse markt genomen van het soort produkt dat er het dichtst bij stond of is bij wijze van alternatief de samengestelde waarde genomen. In gevallen waarin de binnenlandse verkopen van een bepaald produkt in aanzienlijke hoeveelheden met verlies hadden plaatsgevonden, is de samengestelde waarde als normale waarde aangewend. De samengestelde waarde is berekend door bij de produktiekosten een redelijke winstmarge te voegen, vastgesteld door uit te gaan van de winsten op de binnenlandse verkopen van het betrokken produkt, POY of PTY, dan wel op alle verkopen van polyestergaren van de betrokken exporteur.

Ten aanzien van een Koreaanse exporteur en bepaalde Mexicaanse exporteurs is op hun verzoek de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 3, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2423/88 vastgesteld op basis van de binnenlandse prijzen, vrij van alle kortingen en terugbetalingen die rechtstreeks in verband staan met de betrokken verkopen, wanneer overtuigend bewijsmateriaal werd aangevoerd.

Eveneens is het verzoek ingewilligd van een Taiwanese exporteur om voor de samengestelde waarde niet de winstmarge te gebruiken die voor het geheel der verkopen van zogenaamd PTY-garen van polyester was gebruikt doch slechts de winstmarge op de verkopen van zogenaamd POY-garen, in casu vastgesteld bij een andere exporteur.

b) Turkije

(4) De normale waarde werd definitief berekend volgens de in overweging 3, eerste en tweede alinea, van deze verordening uiteengezette methode.

Desondanks heeft met betrekking tot zogenaamd POY-garen, waarvoor de normale waarde werd berekend op basis van de samengestelde waarde, een exporteur het bedrag betwist van de aangehouden winstmarge die was vastgesteld op basis van de winsten die over het geheel van de verkopen van polyestergaren waren gemaakt. Deze exporteur hield namelijk staande dat alleen een marge die was berekend op basis van de winsten die waren gemaakt over de verkopen van zogenaamde POY-garens, aanvaardbaar was. Aangezien de Commissie in geen enkele boekhouding van de bij de procedure betrokken Turkse ondernemingen een winstmarge heeft kunnen vinden die alleen op de zogenaamde POY-garens betrekking heeft, was de Raad met de Commissie van mening dat de voor de berekening van de voorlopige maatregelen gebruikte methode diende te worden gehandhaafd.

2. Prijs bij uitvoer

(5) De prijzen bij uitvoer werden, algemeen gesproken, bepaald op basis van de werkelijk betaalde of te betalen prijzen voor de produkten die voor uitvoer naar de Gemeenschap werden verkocht.

Wanneer de uitvoer is verricht via in de Gemeenschap gevestigde dochterondernemingen, zijn de prijzen bij uitvoer berekend op de grondslag van de wederverkoopprijzen aan de eerste onafhankelijke koper, naar behoren aangepast om rekening te houden met alle kosten tussen de invoer en de wederverkoop van de betrokken produkten, zonodig met inbegrip van de kosten voor vervoer, verzekering en douanerechten, alsmede een redelijk geachte marge voor algemene kosten en winsten, rekening houdende met de marges die door de onafhankelijke importeurs van het betrokken produkt werden gehanteerd.

Er zijn wijzigingen aangebracht in de wisselkoersen van de prijzen van de Taiwanese exporteurs bij uitvoer naar de Gemeenschap, aangezien het ingediende bewijsmateriaal bevredigend werd geacht.

Voor een Mexicaanse producent werd na een voldoende onderbouwd verzoekschrift van genoemde producent, een wijziging verricht met betrekking tot de vreemde valuta die voor de berekening van de prijs bij uitvoer in aanmerking was genomen.

3. Vergelijking

(6) In algemene zin werd de maandelijkse normale waarde per soort produkt en per transactie vergeleken met de prijzen bij uitvoer van het overeenkomstige soort produkt in het stadium af fabriek. De correcties die krachtens artikel 2, lid 10, onder c) en d), van Verordening (EEG) nr. 2423/88 naar gelang van de omstandigheden op voorlopige basis zijn toegekend om rekening te houden met de verschillen die rechtstreeks van invloed zijn op de vergelijkbaarheid van de prijzen, werden gehandhaafd onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de overwegingen 10, 14, 18 en 22 van Verordening (EEG) nr. 1695/88.

a) Korea

(7) De herhaalde verzoeken van een bepaalde exporteur om aanpassingen in verband met verschillen ten aanzien van de verkoopvoorwaarden, op basis van artikel 2, lid 10, onder c), v), van Verordening (EEG) nr. 2423/88, die niet voldoende waren gestaafd door bewijsmateriaal waaruit het rechtstreekse verband met de betrokken verkopen bleek, zijn niet aanvaard.

b) Mexico

(8) Een aanpassing van bepaalde kredietvoorwaarden op grond van artikel 2, lid 10, onder c), iii), van Verordening (EEG) nr. 2423/88 werd in overweging genomen aangezien het overgelegde bewijsmateriaal voldoende geacht werd.

Een Mexicaanse exporteur voor wie uit hoofde van »bankkosten" voor de voorlopige berekening van de dumpingmarge een correctie op de prijzen bij uitvoer was aangebracht, heeft aanvullend bewijsmateriaal voorgelegd waarin aangetoond wordt dat het in dit geval eigenlijk niet om bankkosten gaat waardoor de Commissie tot heroverweging van deze correctie is overgegaan.

Bovendien zijn de verzoeken met betrekking tot de toekenning van aanvullende correcties voor aan verkopers te betalen commissies, voor bepaalde kosten van kredieten en binnenlandse vrachten niet aanvaard, aangezien het voorgelegde bewijsmateriaal, hetzij volstrekt in tegenspraak was met de gedurende het onderzoek naar voren gekomen gegevens, hetzij onvoldoende was.

c) Taiwan

(9) Een nieuw verzoek om correctie uit hoofde van dekking tegen wisselkoersrisico's (hedging) is ingediend zonder dat daarbij nieuwe argumenten zijn voorgelegd. De Raad bevestigt derhalve de gevolgtrekkingen van de Commissie zoals deze zijn neergelegd in overweging 18, derde alinea, van Verordening (EEG) nr. 1695/88 ten aanzien van de uitsluiting van een dergelijke correctie. d) Turkije

(10) Aan een exporteur werd niet het recht toegekend om een hernieuwd verzoek om een aanpassing in te dienen met betrekking tot de herfinanciering van zijn schulden in het buitenland bij internationale banken, hoewel hij reeds in aanmerking was gekomen voor aanpassingen welke verband hielden met de kosten van het krediet voor de verkoop bij uitvoer. Zijn verzoek uit hoofde van artikel 2, lid 10, onder c), iii), van Verordening (EEG) nr. 2423/88 werd niet aanvaard omdat dit artikel niet voorziet in een desbetreffende aanpassing.

Er werd ook geen aanpassing toegekend uit hoofde van artikel 2, lid 10, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2423/88 met betrekking tot de terugbetaling van belastingen bij invoer op een produkt uitgevoerd naar de Gemeenschap, aangezien de firma's die hierom hebben verzocht dit ofwel te laat hebben gedaan ofwel niet voldoende bewijsmateriaal hebben voorgelegd.

4. Marge van dumping

(11) De voor elke exporteur berekende dumpingmarge is gelijk aan het verschil tussen de normale waarde en de prijs bij uitvoer naar de Gemeenschap, naar behoren gecorrigeerd.

Op basis van de prijs franco grens Gemeenschap ziet de gewogen gemiddelde marge voor elke betrokken exporteur er als volgt uit:

a) Korea

- Kohap Ltd, Seoel: PTY 8,13 %

- Kolon Industries Inc.,

Seoel: PTY 5,71 %

POY 0,02 %

- Sam Yang Co. Ltd, Seoel: PTY 3,38 %

- Tong Yang Polyester Co.

Ltd, Seoel: PTY 4,09 %;

b) Mexico

- Celanese Mexicana SA,

Mexico: PTY 15,85 %

POY 4,43 %

- Fibras Sintéticas SA

de CV, Mexico: PTY 26,74 %

- Fibras Químicas SA,

Monterrey: PTY 5,79 %

- Nylon de Mexico SA,

Monterrey: POY 15,80 %

- Kimex SA, Mexico: PTY 18,72 %;

c) Taiwan

- Chung Shing Textile

Company Ltd, Taipei: PTY 1,67 %

- Far Eastern Textile Ltd,

Taipei: PTY 6,21 %

POY 0,09 %

- Nan Ya Plastics Corp.,

Taipei: PTY 4,92 %

POY 0,52 %

- Shin Kong Synthetic

Fibres Corp., Taipei: PTY 4,96 %

POY 22,11 %

- Tuntex Distinct Corp.,

Taipei: PTY 0,31 %

POY 0,00 %;

d) Turkije

- Nergis AS, Bursa: PTY 38,50 %

- Polyien AS, Bursa: PTY 27,60 %

- Sasa Artificial & Synthetic

Fibres Inc., Adana PTY 11,13 %

POY 2,67 %

- Sifas Sentetik Iplik

Fabrikalari AS, Bursa: PTY 17,34 %

- Soenmez Filament AS,

Bursa: PTY 13,18 %.

D. SCHADE

(12) De Commissie heeft in haar Verordening (EEG) nr. 1695/88 gewezen op de weerslag van de invoer tegen dumpingprijzen op de communautaire industrie, met name wat betreft het volume, de prijs, het marktaandeel en de rentabiliteit. Hiertoe heeft zij gewezen op de noodzaak om de invoer van de verschillende bij de procedure betrokken landen te cumuleren.

In dit verband werd aangevoerd dat de in overweging 26 van genoemde verordening vermelde cijfers niet juist waren, aangezien hieruit niet duidelijk bleek dat het zogenaamde POY-garen bij de vervaardiging van het zogenaamde PTY-garen wordt gebruikt.

Bij gebrek aan de nodige informatie om bij de vervaardiging en het verbruik in de Gemeenschap het aandeel vast te stellen van het zogenaamde POY-garen, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 4, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 2423/88 gebruik gemaakt van produktie- en verbruikscijfers die zijn geëvalueerd op basis van gegevens met betrekking tot het zogenaamde PTY-garen alleen, waarbij rekening wordt gehouden met de interne transfer van het zogenaamde POY-garen naar het zogenaamde PTY-garen.

Onder deze voorwaarden en bij gebrek aan nieuw bewijsmateriaal bevestigd de Raad de in de overwegingen 24 tot en met 32 van Verordening (EEG) nr. 1695/88 uiteengezette feiten.

Voorts heeft de Commissie, met het oog op de vaststelling van de schade, nagegaan of uit hoofde van artikel 4, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 2423/88 de Gemeenschapsproducenten die bindingen hebben met Mexicaanse exporteurs, moeten worden uitgesloten.

Aangezien dit artikel tot doel heeft de Gemeenschapsproducenten uit te sluiten die klachten zouden hebben ten aanzien van ondernemingen waaruit zij voordeel hebben gehaald, wijst de Raad erop dat geen enkele Gemeenschapsproducent polyestergaren van deze uitvoerende ondernemingen invoert, dat er slechts een beperkte uitvoer is naar de Gemeenschap, dat deze uitvoerende ondernemingen zich in ruime mate als autonome economische subjecten gedragen, slechts minderheidsparticipaties hebben in de betrokken ondernemingen, dat voor één van de Gemeenschapsproducenten de banden met de uitvoerende ondernemingen indirecte banden zijn en dat tenslotte deze Gemeenschapsproducenten niet beschermd zijn tegen praktijken van andere uitvoerende ondernemingen.

Om al deze redenen en rekening houdend met het feit dat »banden tussen bepaalde Gemeenschapsproducenten en uitvoerende ondernemingen" niet betekent dat deze producenten niet behoeven te worden beschermd tegen oneerlijke praktijken, meent de Raad dat de betrokken Gemeenschapsproducenten niet van deze procedure moeten worden uitgesloten.

1. Vergelijkbaarheid van het produkt

(13) Een aantal exporteurs hebben de geldigheid betwist van de vergelijking tussen door hun onderneming geproduceerd polyestergaren en polyestergaren van Gemeenschapsproducenten, waarbij zij aanvoerden dat het geen soortgelijke produkten zijn, met name wat betreft de kwaliteit, dat hun produkten niet voor hetzelfde doel worden gebruikt en dat deze niet onderling uitwisselbaar zijn met de communautaire produkten. Deze argumenten werden niet aanvaard omdat de Commissie van mening is dat de eis dat een produkt gelijksoortig moet zijn aan een ingevoerd produkt, niet strikt moet worden geïnterpreteerd en dat alleen fundamentele verschillen inzake kwaliteit of gebruik kunnen rechtvaardigen dat een produkt niet wordt beschouwd als zijnde gelijksoortig aan een ander produkt.

In dit geval lijken de fysieke kenmerken van de produkten sterk op elkaar en het gebruik van het polyestergaren van minder goede kwaliteit is niet helemaal verschillend van dat van polyestergaren van een zogenaamd betere kwaliteit.

Bijgevolg meent de Raad dat de beweerde verschillen inzake kwaliteit en gebruik niet volstaan om een onderscheid tussen deze produkten te rechtvaardigen.

2. Oorzakelijkheid

(14) De Commissie heeft in Verordening (EEG) nr. 1695/88 in overweging 33 het oorzakelijk verband vastgesteld tussen de door de Gemeenschapsproducenten geleden schade en de invoer tegen dumpingprijzen.

Verscheidene exporteurs hebben er echter op gewezen dat hun uitvoer van polyestergaren naar de Gemeenschap ofwel zeer gering was ofwel achteruit liep en dat zij derhalve geen schade hebben kunnen veroorzaken.

Uit Verordening (EEG) nr. 2423/88 blijkt dat de schade kan worden vastgesteld, zelfs indien de hoeveelheid van elke exporteur afzonderlijk zeer gering is. Dit argument volstaat dus niet om de uitsluiting van deze exporteurs van de lopende procedure te rechtvaardigen.

In deze omstandigheden en bij gebrek aan nieuw bewijsmateriaal met betrekking tot de in overweging 33 van Verordening (EEG) nr. 1695/88 naar voren gebrachte argumenten bevestigt de Raad de feiten en de door de Commissie in die overweging uiteengezette conclusies.

E. KWANTITATIEVE BEPERKINGEN

EN ANTI-DUMPINGMAATREGELEN

(15) Ten aanzien van de kwantitatieve beperkingen op de invoer in Spanje en Italië van polyestergaren van oorsprong uit Korea en de invoer in Spanje van polyestergaren van oorsprong uit Taiwan werd aangevoerd dat het instellen - naast deze kwantitatieve beperkingen - van een anti-dumpingrecht op de invoer van polyestergaren van oorsprong uit de genoemde landen onverenigbaar was met het bepaalde in artikel XIX van de GATT en in punt 6 van Multivezelovereenkomst IV (MVO).

De Raad is wat dit betreft van mening dat, in tegenstelling tot de naar voren gebrachte argumenten, noch het communautaire recht, noch de internationale bepalingen, inzonderheid de MVO, het instellen van anti-dumpingrechten, douanerechten of om het even welke andere maatregelen met betrekking tot de invoer verbieden wanneer kwantitatieve beperkingen van toepassing zijn, op voorwaarde dat, niettegenstaande deze beperkingen, schade is vastgesteld.

Wat de wenselijkheid van dergelijke maatregelen in het onderhavige geval betreft, constateert de Raad met betrekking tot de gehele communautaire industrie dat, zelfs indien de invoer van polyestergaren van oorsprong uit Korea en Taiwan gering van omvang is, deze plaatsvindt met aanzienlijke prijsonderbiedingen die tot 30 % kunnen bedragen voor het polyestergaren van oorsprong uit Korea en tot 38 % voor het polyestergaren van oorsprong uit Taiwan.

De Raad is derhalve van mening dat de communautaire industrie nog steeds met oneerlijke concurrentie uit deze landen wordt geconfronteerd.

Met betrekking tot Spanje en Italië constateert de Raad dat deze invoer plaatsvindt met aanzienlijke prijsonderbiedingen, die in Italië 35 % en in Spanje 41 % bedragen voor het polyestergaren uit Korea en 33 % in Spanje voor polyestergaren uit Taiwan. De voor deze Lid-Staten ingestelde kwantitatieve beperkingen hebben derhalve niet belet dat in deze landen oneerlijke praktijken op het gebied van de prijzen plaatsvinden en zij hebben de geleden schade niet opgeheven. Voorts zij opgemerkt dat de producenten in deze landen gedurende de referentieperiode aanzienlijke financiële verliezen hebben geleden. Om deze redenen acht de Raad het instellen van anti-dumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer uit Korea en Taiwan noodzakelijk.

F. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

(16) Bepaalde importeurs en verbruikers hebben het argument gebruikt dat de Gemeenschapsproducenten van polyestergaren zich gedroegen alsof ze deel uitmaakten van een kartel, in de mate waarin zij hoge prijzen hanteerden, bevoorradingsmoeilijkheden werden geconstateerd en een zekere segmentering van de Gemeenschapsmarkt werd georganiseerd. Echter, geen enkel bewijs werd voorgelegd ter ondersteuning van deze argumenten waardoor de Commissie een onderzoek op grond van de communautaire concurrentievoorschriften zou kunnen beginnen.

Bijgevolg is de Commissie, gezien de ernstige moeilijkheden waarmee de betrokken bedrijfstak van de Gemeenschap wordt geconfronteerd, tot de slotsom gekomen dat het in het belang van de Gemeenschap was maatregelen te nemen waardoor de schade wordt opgeheven die de communautaire producenten van polyestergaren wordt berokkend. Deze maatregelen, die vrij onbeduidende gevolgen zouden hebben voor de produktiekosten van de verwerkende industrie en die geen merkbare consequenties zouden hebben voor de consument, dienen de vorm van een definitief anti-dumpingrecht te krijgen.

De Raad bevestigt derhalve dat het in deze gevallen in het belang van de Gemeenschap is dat definitieve anti-dumpingmaatregelen worden genomen ten aanzien van de invoer van oorsprong uit de vier exporterende landen waarop deze procedure van toepassing is.

G. DEFINITIEF RECHT

(17) Er werden argumenten aangevoerd in verband met het in aanmerking nemen van verschillen in de produktieprocédés van zogenaamde POY- en PTY-garens. Bevestigd wordt dat de Commissie in zoverre mogelijk rekening heeft gehouden met deze verschillen, met name wat de produktiekosten, de vergelijking van de prijzen en het vaststellen van de schadedrempel betreft.

Met het oog hierop bevestigt de Raad de bevindingen van de Commissie met betrekking tot, enerzijds, de voor de vaststelling van het toe te passen recht gebruikte methode, en, anderzijds, de vorm van dit recht, zoals deze zijn neergelegd in de overwegingen 35 en 36 van Verordening (EEG) nr. 1695/88.

H. INNING VAN HET VOORLOPIGE RECHT

(18) Met het oog op de vastgestelde marges van dumping en de veroorzaakte schade acht de Raad het noodzakelijk dat de door het voorlopige anti-dumpingrecht gewaarborgde bedragen definitief worden ingevorderd, hetzij in hun geheel, hetzij tot het niveau van het definitief opgelegde recht, indien dit laatste lager is dan het voorlopige recht. Het gedeelte van de als waarborg gestorte bedragen dat het bedrag van het definitieve recht overschrijdt, wordt vrijgegeven,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Er wordt een definitief anti-dumpingrecht ingesteld op de invoer van niet-getextureerd, gedeeltelijk verstrekt polyestergaren (POY) van GN-code 5402 42 00, van oorsprong uit Mexico, Taiwan en Turkije.

2. Het recht, dat wordt berekend op basis van de nettoprijs franco grens Gemeenschap van het niet-ingeklaarde produkt, bedraagt:

- 15,8 % voor zogenaamde POY-garens van oorsprong uit Mexico, met uitzondering van die welke worden vervaardigd en verkocht voor uitvoer naar de Gemeenschap door de onderneming Celanese Mexicana SA, Mexico, die van het recht wordt vrijgesteld;

- 8,7 % voor zogenaamde POY-garens van oorsprong uit Taiwan, met uitzondering van die welke worden vervaardigd en verkocht voor uitvoer naar de Gemeenschap door de hierna volgende ondernemingen, die van het recht worden vrijgesteld:

- Far Eastern Textile Ltd, Taipei,

- Nan Ya Plastics Corp., Taipei,

- Tuntex Distinct Corp., Taipei;

- 2,7 % voor zogenaamde POY-garens van oorsprong uit Turkije.

3. De vigerende bepalingen ter zake van de douanerechten zijn van toepassing.

Artikel 2

1. Er wordt een definitief anti-dumpingrecht ingesteld op de invoer van getextureerd polyestergaren (PTY) van de GN-codes 5402 33 10 en 5402 33 90, van oorsprong uit de Republiek Korea, Mexico, Taiwan en Turkije.

2. Het recht, dat wordt berekend op basis van de nettoprijs franco grens Gemeenschap van het niet-ingeklaarde produkt, bedraagt:

- 8,1 % voor zogenaamd PTY-garen van oorsprong uit de Republiek Korea. De hierna volgende rechten zijn van toepassing op zogenaamd PTY-garen dat wordt vervaardigd en verkocht voor uitvoer naar de Gemeenschap door de onderstaande ondernemingen:

- Kohap Ltd, Seoel: 8,1 %

- Kolon Industries Inc., Seoel: 5,7 %

- Sam Yang Co. Ltd, Seoel: 3,4 %

- Tong Yang Polyester Co. Ltd, Seoel: 4,1 %;

- 26,7 % voor zogenaamd PTY-garen van oorsprong uit Mexico. De hierna volgende rechten zijn van toepassing op zogenaamd PTY-garen dat wordt vervaardigd en verkocht voor uitvoer naar de Gemeenschap door de onderstaande ondernemingen: - Celanese Mexicana SA, Mexico: 15,9 %

- Fibras Químicas SA, Monterrey: 5,8 %

- Kimex SA, Mexico: 18,7 %;

- 6,2 % voor zogenaamd PTY-garen van oorsprong uit Taiwan. De hierna volgende rechten zijn van toepassing op zogenaamd PTY-garen dat wordt vervaardigd en verkocht voor uitvoer naar de Gemeenschap door de hierna volgende ondernemingen:

- Chung Shing Textile Company Ltd,

Taipei: 1,7 %

- Nan Ya Plastics Corp., Taipei: 4,9 %

- Shinkong Synthetic Fibres Corp., Taipei: 5,0 %.

De onderneming Tuntex Distinct Corp., Taipei, wordt vrijgesteld van het voornoemde recht;

- 13,2 % voor zogenaamd PTY-garen van oorsprong uit Turkije. De hierna volgende rechten zijn van toepassing op zogenaamd PTY-garen dat wordt vervaardigd en verkocht voor uitvoer naar de Gemeenschap door de onderstaande ondernemingen:

- Sasa Artificial & Synthetic Fibres Inc.,

Adana: 11,1 %

- Nergis AS, Bursa: 8,6 %

- Sifas Sentetik Iplik Fabrikalari AS,

Bursa: 7,2 %

- Polyien AS, Bursa: 7,2 %.

3. De vigerende bepalingen ter zake van de douanerechten zijn van toepassing.

Artikel 3

De bedragen die krachtens Verordening (EEG) nr. 1695/88 gewaarborgd zijn door het voorlopige anti-dumpingrecht worden definitief ingevorderd, hetzij in hun geheel, hetzij tot het niveau van de bedragen welke de bij deze verordening vastgestelde percentages niet overschrijden. Het gedeelte van de als waarborg gestorte bedragen waarmee het definitieve anti-dumpingrecht wordt overschreden, wordt vrijgegeven.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 12 december 1988.

Voor de Raad

De Voorzitter

P. ROUMELIOTIS

(1) PB nr. L 209 van 2. 8. 1988, blz. 1.

(2) PB nr. L 293 van 29. 12. 1972, blz. 3.

(3) PB nr. L 151 van 17. 6. 1988, blz. 39.

(4) PB nr. L 257 van 17. 9. 1988, blz. 24.

(5) PB nr. L 282 van 15. 10. 1988, blz. 28.