31988R3893

Verordening (EEG) nr. 3893/88 van de Commissie van 14 december 1988 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2290/83 houdende uitvoeringsbepalingen van de artikelen 50 tot en met 59 van Verordening (EEG) nr. 918/83 van de Raad betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen

Publicatieblad Nr. L 346 van 15/12/1988 blz. 0032 - 0033
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 2 Deel 6 blz. 0247
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 2 Deel 6 blz. 0247


*****

VERORDENING (EEG) Nr. 3893/88 VAN DE COMMISSIE

van 14 december 1988

tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2290/83 houdende uitvoeringsbepalingen van de artikelen 50 tot en met 59 van Verordening (EEG) nr. 918/83 van de Raad betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 918/83 van de Raad van 28 maart 1983 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1315/88 (2), in het bijzonder op artikel 143,

Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 918/83 in haar artikelen 63 bis en 63 ter de tot dat ogenblik facultatieve bepalingen van de artikelen 137 en 138 van Verordening (EEG) nr. 918/83 over de invoer van voor medisch onderzoek, medische diagnose of behandeling gebruikte instrumenten en apparaten definitief heeft ingevoerd binnen de communautaire regeling inzake douanevrijstellingen;

Overwegende dat men zich bij het vaststellen van de uitvoeringsbepalingen tot op zekere hoogte kan laten leiden door die welke zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 2290/83 van de Commissie (3), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1745/85 (4); dat het dan ook passend schijnt alle betrokken gevallen in een zelfde verordening te behandelen, door middel van een wijziging van genoemde verordening, met het doel daarvan de draagwijdte uit te breiden;

Overwegende dat het eveneens nuttig schijnt over te gaan tot de aanpassing van bepaalde procedurevoorschriften, die noodzakelijk is gebleken in het licht van de met de tenuitvoerlegging van de huidige bepalingen opgedane ervaring;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité douanevrijstellingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 2290/83 wordt als volgt gewijzigd:

1. De titel komt te luiden als volgt:

»Verordening (EEG) nr. 2290/83 van de Commissie van 29 juli 1983 houdende uitvoeringsbepalingen van de artikelen 50 tot en met 59 en van de artikelen 63 bis en 63 ter van Verordening (EEG) nr. 918/83 van de Raad betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen".

2. Artikel 1 wordt als volgt gelezen:

»Artikel 1

Deze verordening stelt de uitvoeringsbepalingen vast voor de artikelen 50 tot en met 59, 63 bis en 63 ter van Verordening (EEG) nr. 918/83, hierna »basisverordening" genoemd.".

3. Artikel 7, lid 2, tweede alinea, wordt als volgt gelezen:

»In afwachting van een beslissing met toepassing van dit artikel over het verzoek tot invoer met vrijstelling, kan de bevoegde autoriteit de invoer van het instrument of apparaat waarvoor het verzoek werd ingediend, toestaan met voorlopige vrijstelling van rechten bij invoer, mits de instelling of organisatie van bestemming zich ertoe verbindt de rechten te betalen indien de vrijstelling niet zou worden verleend.".

4. Aan artikel 7, lid 7, wordt het volgende toegevoegd:

»Deze termijn kan echter worden verlengd, zonder dat de totale termijn meer dan negen maanden mag bedragen, wanneer de Commissie de Lid-Staat om aanvullende inlichtingen heeft moeten verzoeken om een beslissing te kunnen nemen. In dit geval dient de Commissie de bevoegde autoriteit die het verzoek heeft ingediend binnen de eerste termijn van zes maanden op de hoogte te stellen.".

5. De volgende titel V bis wordt ingevoegd:

»TITEL V bis

BIJZONDERE BEPALINGEN BETREFFENDE DE INVOER MET VRIJSTELLING VAN MEDISCHE INSTRUMENTEN OF APPARATEN OP GROND VAN DE ARTIKELEN 63 bis EN 63 ter VAN DE BASISVERORDENING

Artikel 15 bis

1. Om medische instrumenten of apparaten op grond van de artikelen 63 bis en 63 ter van de basisverordening met vrijstelling te kunnen invoeren, dient het hoofd van de instelling of organisatie van bestemming, of diens gevolmachtigde, een daartoe strekkend verzoek in te dienen bij de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat waar deze instelling of organisatie is gevestigd.

2. Het in lid 1 bedoelde verzoek moet inzake het betrokken instrument of apparaat de volgende gegevens bevatten:

a) de door de fabrikant gebruikte nauwkeurige handelsbenaming van dat instrument of apparaat en de vermoedelijke indeling ervan in de tariefnomenclatuur;

b) de naam of firmanaam en het adres van de fabrikant en, in voorkomend geval, van de leverancier;

c) het land van oorsprong van het instrument of apparaat;

d) de plaats waar het instrument of apparaat zal worden gebruikt;

e) het gebruik waarvoor het instrument of apparaat is bestemd.

3. Indien het een schenking betreft dienen in het verzoek eveneens te worden vermeld:

a) de naam of firmanaam en het adres van de schenker;

b) de verklaring van de aanvrager dat:

- de schenking van de betrokken instrumenten of apparaten geenszins met commerciële bijbedoelingen bij de schenker geschiedt, en dat

- de schenker op geen enkele wijze is verbonden met de fabrikant van de instrumenten of apparaten waarvoor vrijstelling wordt gevraagd.

Artikel 15 ter

1. Wanneer de bevoegde autoriteit van een Lid-Staat overweegt de invoer met vrijstelling van apparaten of instrumenten zoals omschreven in artikel 63 bis van de basisverordening toe te staan, raadpleegt zij de andere Lid-Staten over het eventuele bestaan van een produktie van gelijkwaardige instrumenten of apparaten in de Gemeenschap.

2. Indien binnen een termijn van vier maanden geen antwoord is gegeven aan de raadplegende autoriteit, gaat deze ervan uit dat er in de geraadpleegde Lid-Staten geen instrumenten of apparaten worden vervaardigd, die gelijkwaardig zijn aan die waarvoor vrijstelling is gevraagd.

3. Indien de termijn van vier maanden ontoereikend blijkt voor de geraadpleegde instantie, stelt zij de raadplegende autoriteit hiervan op de hoogte en geeft zij de termijn aan waarbinnen zij waarschijnlijk een definitief antwoord zal kunnen geven. Deze termijn mag echter niet langer zijn dan twee extra maanden.

4. Indien na beëindiging van de in de leden 1 tot en met 3 bedoelde raadplegingsprocedure de raadplegende autoriteit constateert dat de in artikel 63 bis, lid 1, sub a), b) en c), van de basisverordening bedoelde voorwaarden zijn vervuld, staat zij de vrijstelling toe; in het tegenovergestelde geval weigert zij de vrijstelling.

Artikel 15 quater

Wanneer de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat waar de instelling of organisatie van bestemming is gevestigd, niet in staat is de in artikel 15 ter bedoelde beslissing te nemen, zijn de bepalingen van de procedure van artikel 7, leden 2 tot en met 7, met betrekking tot de invoer met vrijstelling van wetenschappelijke instrumenten en apparaten, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15 quinquies

De bepalingen van de artikelen 15 bis tot en met 15 quater zijn van overeenkomstige toepassing op de reserveonderdelen, onderdelen en specifieke hulpstukken en op het gereedschap voor het onderhoud, de controle, het kalibreren of het herstellen van de op grond van artikel 63 bis, lid 2, sub a) en b), van de basisverordening met vrijstelling ingevoerde instrumenten of apparaten.

Artikel 15 sexies

De bepalingen van artikel 8 zijn van overeenkomstige toepassing.".

6. Artikel 16, lid 1, eerste alinea, wordt als volgt gelezen:

»1. Elke Lid-Staat geeft aan de Commissie de lijst op van de instrumenten, apparaten, reserveonderdelen, onderdelen, toebehoren en gereedschap waarvan de prijs of de douanewaarde hoger is dan 5 000 Ecu en waarvan hij met toepassing van artikel 7, lid 1, artikel 14, lid 1, of artikel 15 ter, lid 4, de invoer met vrijstelling heeft toegestaan.".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1989.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 14 december 1988.

Voor de Commissie

COCKFIELD

Vice-Voorzitter

(1) PB nr. L 105 van 23. 4. 1983, blz. 1.

(2) PB nr. L 123 van 17. 5. 1988, blz. 2.

(3) PB nr. L 220 van 11. 8. 1983, blz. 20.

(4) PB nr. L 167 van 27. 6. 1985, blz. 21.