31988R2049

Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 2049/88 van de Raad van 24 juni 1988 tot wijziging van het Financieel Reglement van 21 december 1977 van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen

Publicatieblad Nr. L 185 van 15/07/1988 blz. 0003 - 0005
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 1 Deel 4 blz. 0038
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 1 Deel 4 blz. 0038


VERORDENING (EGKS, EEG, EURATOM) Nr. 2049/88 VAN DE RAAD van 24 juni 1988 tot wijziging van het Financieel Reglement van 21 december 1977 van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, inzonderheid op artikel 78 novies,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 209,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, inzonderheid op artikel 183,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van de Rekenkamer (3),

Overwegende dat het in de Gemeenschappelijke Verklaring van het Europese Parlement, de Raad en de Commissie van 4 maart 1975 (4) bedoelde gemeenschappelijke overleg heeft plaatsgevonden in het kader van een overlegcommissie;

Overwegende dat het Financieel Reglement van 21 december 1977 (5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 1600/88 (6), moet worden gewijzigd in het licht van de conclusies van de Europese Raad van Brussel van 11 tot en met 13 februari 1988 met betrekking tot de versterking van het jaarlijkse begrotingsbeheer van de kredieten, de wijze van financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het eventuele gebruik van een "negatieve reserve'' bij de opstelling van de begroting;

Overwegende dat het voor de verbetering van het begrotingsbeheer en de doorzichtigheid van de kredieten nodig is te bepalen dat gesplitste kredieten die aan het einde van het begrotingsjaar niet zijn gebruikt, in de regel komen te vervallen, maar dat de Commissie op basis van specifieke criteria tot overdracht van bepaalde kredieten kan besluiten; dat voorts het weer opvoeren van bepaalde kredieten na het wegvallen van betalingsverplichtingen alleen mag geschieden bij besluit van de Commissie op grond van specifieke criteria;

Overwegende dat de versterking van de beginselen van jaarperiodiciteit de verwezenlijking van de doelstellingen die de Gemeenschappen in het kader van hun beleidsmaatregelen vaststellen, niet in de weg mag staan;

Overwegende dat het Financieel Reglement de financieringsregeling van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie, moet weerspiegelen, ten einde rekening te houden met de wijzigingen die zijn aangebracht in Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad van 21 april 1970 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (7), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2048/88 (8);

Overwegende dat een passende bepaling moet worden ingevoerd om de eventuele opneming in de begroting van een tot een bepaald bedrag beperkte negatieve reserve mogelijk te maken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het Financieel Reglement van 21 december 1977 wordt als volgt gewijzigd:

1. in artikel 1 wordt het volgende lid 3 bis ingevoegd:

"3 bis. Juridische verbintenissen die zijn aangegaan voor maatregelen waarvan de tenuitvoerlegging zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, bevatten een uiterste uitvoeringsdatum die bij het toekennen van steun, tegenover de begunstigde in de juiste vorm moet worden aangegeven.

Bij de bepaling van deze uiterste datum wordt er terdege rekening mee gehouden dat de tenuitvoerlegging van de gefinancierde maatregelen meerdere jaren in beslag neemt en dat er voor de verschillende actieterreinen specifieke uitvoeringsvoorwaarden gelden.

De Commissie kan in uitzonderlijke omstandigheden de uiterste datum voor de uitvoering van deze verplichtingen aanpassen op basis van door de begunstigden geleverde passende bewijzen.'';

2. artikel 6, punt 2, wordt vervangen door:

"2. Voor begrotingsonderdelen ten aanzien waarvan het onderscheid tussen vastleggingskredieten en betalingskredieten is gemaakt: vastleggingskredieten en betalingskredieten die aan het einde van het begrotingsjaar waarvoor zij op de begroting zijn opgenomen, niet zijn gebruikt, komen in de regel te vervallen. Zij mogen evenwel worden overgedragen, zulks uitsluitend naar het volgende begrotingsjaar bij een uiterlijk op 15 februari te nemen besluit van de Commissie, overeenkomstig de onderstaande criteria:

a) met betrekking tot vastleggingskredieten:

- de bedragen van dossiers die op 31 december vrijwel zijn afgesloten, maar die nog niet in boekhoudige verbintenissen konden worden omgezet, waarvoor in principe vóór 31 maart van het volgende jaar betalingsverplichtingen moeten worden aangegaan;

- de bedragen die nodig zijn wanneer de Raad tegen het einde van het begrotingsjaar het basisbesluit heeft vastgesteld, zonder dat de Commissie vóór 31 december de daartoe in de begroting uitgetrokken kredieten heeft kunnen besteden;

b) met betrekking tot betalingskredieten:

- de bedragen die nodig zijn ter dekking van verplichtingen van voorgaande begrotingsjaren of die betrekking hebben op overgedragen vastleggingskredieten, wanneer de kredieten van de betrokken begrotingslijnen in de begroting van het volgende begrotingsjaar niet toereikend zijn. De Commissie zal in het kader van haar uitvoeringsbevoegdheden, overeenkomstig de vereisten van goed beheer, bij voorrang de voor het lopende begrotingsjaar toegestane kredieten en pas na de besteding daarvan de overgedragen kredieten gebruiken.

De Commissie stelt de begrotingsautoriteit uiterlijk op 15 maart in kennis van het genomen besluit en geeft aan op welke wijze de overeengekomen criteria voor elke overdracht zijn toegepast.'';

3. artikel 6, punt 6, wordt vervangen door:

"6.

De kredieten op begrotingslijnen waar het onderscheid wordt gemaakt tussen vastleggingskredieten en betalingskredieten, die als gevolg van het onvolledig of in het geheel niet uitvoeren van de projecten waarvoor de kredieten bestemd waren, in latere begrotingsjaren ten opzichte van het begrotingsjaar waarvoor deze kredieten in de begroting zijn opgenomen, vrijkomen, komen in de regel te vervallen.

Het vastleggingskrediet dat overeenkomt met het vrijgekomen krediet mag evenwel bij wijze van uitzondering weder worden opgevoerd als het aanvankelijk geplande programma absoluut moet worden uitgevoerd, behalve indien daarvoor in de begroting van het lopende begrotingsjaar middelen zijn uitgetrokken.

Met het oog daarop gaat de Commissie aan het begin van elk begrotingsjaar na welke kredieten er in het vorige begrotingsjaar zijn vrijgekomen en beoordeelt zij, op grond van de behoeften, of de desbetreffende kredieten weder moeten worden opgevoerd.

Vóór 15 februari van elk begrotingsjaar neemt de Commissie ter zake een besluit.

De Commissie stelt de Begrotingsautoriteit uiterlijk op 15 maart in kennis van het genomen besluit onder vermelding van de redenen van elke wederopvoering van kredieten.'';

4. in artikel 15 wordt het volgende lid ingevoegd:

"4 bis. De Afdeling "Commissie'' mag een "negatieve reserve'' bevatten van ten hoogste 200 miljoen Ecu. Deze reserve, die wordt opgenomen in een apart hoofdstuk, kan zowel betrekking hebben op kredieten voor vastleggingen als op kredieten voor betalingen.

Deze reserve moet vóór het einde van het begrotingsjaar worden gebruikt door middel van overschrijvingen volgens de procedure van artikel 21.'';

5. artikel 73, punt 2, laatste streepje, wordt vervangen door:

"- de krachtens artikel 6 overgedragen kredieten,'';

6. artikel 73, punt 3, vierde en vijfde streepje, wordt vervangen door:

"- de krachtens artikel 6 overgedragen vastleggingskredieten en betalingskredieten,'';

7. artikel 73, punt 4, eerste streepje, wordt vervangen door:

"- het bedrag van de overgedragen kredieten, met onderscheid tussen vastleggingskredieten, betalingskredieten en niet-gesplitste kredieten,'';

8. artikel 73, punt 4, vijfde streepje, wordt geschrapt;

9. artikel 88, lid 3, laatste alinea, wordt vervangen door:

"De betalingskredieten vormen het maximum van de uitgaven die in de loop van elk begrotingsjaar kunnen worden betaald of waarvoor betalingsopdrachten kunnen worden verstrekt ter dekking van in het begrotingsjaar of in voorafgaande begrotingsjaren aangegane betalingsverplichtingen.'';

10. artikel 88, lid 4, wordt geschrapt;

11. artikel 98 wordt vervangen door:

"Artikel 98

De uitgaven worden in de rekening van een begrotingsjaar verantwoord op basis van de overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 729/70 door de Commissie in het begrotingsjaar aan de Lid-Staten betaalde voorschotten, voor zover de betalingsverplichting en de betalingsopdracht uiterlijk op 31 januari van het volgende jaar de rekenplichtige hebben bereikt.'';

12. artikel 99 wordt vervangen door;

"Artikel 99

1. De in artikel 5, lid 2, onder b), van Verordening (EEG) nr. 729/70 bedoelde goedkeuring van de rekeningen, heeft tot doel het bedrag te bepalen van de in elke Lid-Staat in de loop van het betrokken begrotingsjaar gedane uitgaven dat als ten laste van het EOGFL komende moet worden aangemerkt.

2. Het tijdschema voor de goedkeuring van de rekeningen is vermeld in Verordening (EEG) nr. 729/70.

3. Het resultaat van het goedkeuringsbesluit, dat het eventuele verschil is tussen het totaal van de uitgaven die ingevolge de artikelen 97 en 98 uit hoofde van het betrokken begrotingsjaar zijn geboekt en het totaal van de door de Commissie bij de goedkeuring aanvaarde uitgaven, wordt op één artikel als positieve of negatieve uitgave aangerekend.'';

13. in artikel 100, lid 1, wordt "1 april van het volgende begrotingsjaar'' vervangen door "1 februari van het volgende begrotingsjaar'';

14. in artikel 101, lid 1, tweede alinea, en lid 2, eerste alinea, wordt "31 maart'' vervangen door "31 januari'';

15. in artikel 101 wordt het volgende lid 3 ingevoegd:

"3. Het besluit tot overschrijvingen betreffende de "monetaire reserve'', die in het begrotingshoofdstuk "Voorzieningen'' wordt opgenomen en waarvan de voorwaarden voor opvoering, gebruik en financiering zijn bepaald bij Beschikking 88/377/EEG van de Raad van 24 juni 1988 betreffende de begrotingsdiscipline (*) respectievelijk bij Besluit 88/376/EEG, Euratom van de Raad van 24 juni 1988 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen (**) alsmede de toepassingsbepalingen daarvan, wordt door de Begrotingsautoriteit genomen overeenkomstig het bepaalde in artikel 21, lid 2, tweede alinea, van dit Reglement.

(*) PB nr. L 185 van 15. 7. 1988, blz. 29.

(**) PB nr. L 185 van 15. 7. 1988, blz. 24.''.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Luxemburg, 24 juni 1988.

Voor de Raad

De Voorzitter

M. BANGEMANN

(1) PB nr. C 99 van 14. 4. 1988, blz. 9.

(2) Advies uitgebracht op 16 juni 1988 (nog niet verschenen in het Publikatieblad).

(3) PB nr. C 166 van 25. 6. 1988, blz. 3.

(4) PB nr. C 89 van 22. 4. 1975, blz. 1.

(5) PB nr. L 356 van 31. 12. 1977, blz. 1.

(6) PB nr. L 143 van 10. 6. 1988, blz. 1.

(7) PB nr. L 94 van 28. 4. 1970, blz. 13.

(8) Zie bladzijde 1 van dit Publikatieblad.