88/324/EEG: Beschikking van de Commissie van 17 mei 1988 houdende vaststelling van de wijzigingen die voor aardappelen moeten worden aangebracht in de maatregelen die Denemarken heeft vastgesteld om zich te beschermen tegen het binnenbrengen van Corynebacterium sepedonicum (Slechts de tekst in de Deense taal is authentiek)
Publicatieblad Nr. L 147 van 14/06/1988 blz. 0084 - 0085
***** BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 17 mei 1988 houdende vaststelling van de wijzigingen die voor aardappelen moeten worden aangebracht in de maatregelen die Denemarken heeft vastgesteld om zich te beschermen tegen het binnenbrengen van Corynebacterium sepedonicum (Slechts de tekst in de Deense taal is authentiek) (88/324/EEG) DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, Gelet op Richtlijn 80/665/EEG van de Raad van 24 juni 1980 betreffende de bestrijding van ringrot bij aardappelen (1), en met name op artikel 9, lid 2, Gelet op de op 15 november 1985 door Denemarken gedane kennisgeving, Overwegende dat Denemarken een programma ten uitvoer heeft gelegd voor de uitroeiing van Corynebacterium sepedonicum, het agens dat aardappelringrot veroorzaakt en waarvan bekend is dat het in Denemarken voorkomt; Overwegende dat Denemarken in het kader van dat programma op 28 september 1984 »Landbrugsministeriets bekendtgoerelse nr. 499 om laeggekartofler" (Besluit nr. 499 van het Ministerie van Landbouw betreffende pootaardappelen), zoals vervangen op 11 december 1987 door »Landbrugsministeriets bekendtgoerelse nr. 795 om laeggekartofler" (Besluit nr. 795 van het Ministerie van Landbouw betreffende pootaardappelen), op 29 augustus 1985 »Landbrugsministeriets bekendtgoerelse nr. 395 om konsumkartofler" (Besluit nr. 395 van het Ministerie van Landbouw betreffende consumptieaardappelen), en op 11 december 1987 »Landbrugsministeriets bekendtgoerelse nr. 820 om indfoersel og udfoersel af planter m.m." (Besluit nr. 820 van het Ministerie van Landbouw inzake in- en uitvoer van plantgoed enz.) waarbij de desbetreffende bepalingen in de vorige besluiten worden aangevuld, heeft vastgesteld; Overwegende dat in deze voorschriften in hoofdzaak wordt bepaald dat in Denemarken ingevoerde aardappelen, met uitzondering van aardappelen die voor consumptie worden ingevoerd tussen 15 april en 30 juni van het jaar van produktie: - in rechte lijn moeten afstammen van pootgoed dat afkomstig is van ziektevrije aardappelmeristemen, en - tijdens de produktie, het oogsten, de opslag, het sorteren en het transport niet in contact mogen zijn geweest met knollen van een andere oorsprong; Overwegende dat pootaardappelen uit andere Lid-Staten krachtens die besluiten voortaan in Denemarken alleen nog mogen worden ingevoerd indien zij aan bovengenoemde eisen voldoen; Overwegende dat Denemarken deze maatregelen heeft gemotiveerd door te wijzen op het feit dat het ervoor moet zorgen dat zijn uitroeiingsprogramma niet in het gedrang wordt gebracht door een eventuele nieuwe aantasting van zijn aardappelproduktie via contact met aardappelen waarvan niet vaststaat dat zij van gezonde oorsprong zijn; Overwegende dat Denemarken bij de Beschikkingen 86/250/EEG (2) en 86/318/EEG (3) van de Commissie is opgedragen de besluiten van 28 september 1984 en 29 augustus 1985 te wijzigen; Overwegende dat in die beschikkingen werd bepaald dat Denemarken voorzichtigheidshalve moest worden gemachtigd om gedurende een beperkte periode een aantal bijkomende beschermende maatregelen te nemen, aangezien het technisch onderzoek om de door Denemarken gegeven motivering te kunnen beoordelen op dat ogenblik nog niet was afgesloten; Overwegende dat met name onvoldoende gegevens beschikbaar waren om te kunnen beoordelen of pootaardappelen, afkomstig uit gebieden van de Gemeenschap waar Corynebacterium sepedonicum voor zover bekend is, niet voorkomt, en officieel gecertificeerd overeenkomstig Richtlijn 66/403/EEG van de Raad (4), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 87/374/EEG (5), het Deense uitroeiingsprogramma in het gedrang konden brengen; Overwegende dat dit mogelijke gevaar nog steeds niet volledig kan worden geëvalueerd, evenmin als het eventuele gevaar dat consumptieaardappelen kunnen opleveren; Overwegende dat Denemarken derhalve moet worden gemachtigd om, zowel voor pootaardappelen als voor consumptieaardappelen, voor een nieuwe periode bepaalde bijkomende beschermende maatregelen te treffen; Overwegende dat evenwel reeds was bepaald dat de eis inzake ziektevrije aardappelmeristemen te specifiek en derhalve te stringent is in verhouding tot het weliswaar gerechtvaardigde doel dat evenwel wordt nagestreefd, namelijk de insleep of verspreiding van Corynebacterium sepedonicum in Denemarken voorkomen; Overwegende dat Denemarken adequate alternatieven moet aanvaarden indien die gelijkwaardige waarborgen bieden; Overwegende dat de bijkomende beschermende maatregelen aan het einde van bovengenoemde beperkte periode opnieuw zullen worden bekeken, ten einde voor alle Lid-Staten geldende uniforme normen en voorschriften vast te stellen om de insleep of verspreiding van Corynebacterium sepedonicum te voorkomen; Overwegende dat aan deze beschikking geen conclusies mogen worden verbonden ten aanzien van eventuele verdere maatregelen waartoe kan worden besloten op grond van het verdere technische onderzoek van de Deense maatregelen; Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Planteziektenkundig Comité, HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN: Artikel 1 1. Denemarken dient »Landbrugsministeriets bekendtgoerelse nr. 395 om konsumkartofler" van 29 augustus 1985, »Landbrugsministeriets bekendtgoerelse nr. 795 om laeggekartofler" van 11 december 1987 en »Landbrugsministeriets bekendtgoerelse nr. 820 om indfoersel og udfoersel af planter m.m." van 11 december 1987 in die zin aan te passen dat de eis dat ingevoerde aardappelen in rechte lijn moeten afstammen van pootgoed dat afkomstig is van ziektevrije aardappelmeristemen zo wordt versoepeld dat - pootaardappelen ook uit andere Lid-Staten kunnen worden ingevoerd indien de betrokken partij in rechte lijn afstamt van voortgebracht ander pootgoed dat vrij van aardappelringrot is bevonden bij tests die officieel of onder officiële controle en met toepassing van adequate methoden zijn uitgevoerd, - hetzij bij planten van de oorspronkelijke klonale selectie, - hetzij bij de representatieve monsters van basispootgoed of van vermeerderingsmateriaal uit een eerder stadium, - consumptieaardappelen uit andere Lid-Staten ook kunnen worden ingevoerd indien zij zijn voortgebracht met het bovenbedoelde pootgoed. 2. De in lid 1 vastgestelde eis loopt af op 30 juni 1989. Artikel 2 Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk Denemarken. Gedaan te Brussel, 17 mei 1988. Voor de Commissie Frans ANDRIESSEN Vice-Voorzitter (1) PB nr. L 180 van 14. 7. 1980, blz. 30. (2) PB nr. L 165 van 21. 6. 1986, blz. 36. (3) PB nr. L 200 van 23. 7. 1986, blz. 34. (4) PB nr. 125 van 11. 7. 1966, blz. 2320/66. (5) PB nr. L 197 van 18. 7. 1987, blz. 36.